[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag Eurogroep en Ecofin Raad 11-12 april 2025

Raad voor Economische en Financiële Zaken

Brief regering

Nummer: 2025D19676, datum: 2025-04-29, bijgewerkt: 2025-05-26 10:44, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-07-2110).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 07-2110 Raad voor Economische en Financiële Zaken.

Onderdeel van zaak 2025Z08578:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 2110 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2025

Hierbij ontvangt u het verslag van de Eurogroep en de informele bijeenkomst van de Ecofin-Ministers van 11 en 12 april 2025 in Warschau, Polen.

In het verslag ga ik ook in op een aantal andere onderwerpen. Deze behelzen de voortgang ten aanzien van de digitale euro, een toelichting bij het Carbon Border Adjustment Mechanism naar aanleiding van een toezegging in het Commissiedebat Eurogroep/Ecofin van 2 april jl., de ontwikkelingen ten aanzien van de eurotoetreding van Bulgarije, de stand van zaken ten aanzien van het indienen van de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn door lidstaten en de onderhandelingen over Omnibus I.

Daarnaast reageer ik ook op de motie Van Baarle1 die in het kader van het ReArm Europe Plan/Readiness 2030 van de Commissie de regering verzoekt als standpunt te hanteren dat ook extra Europese investeringen in defensie geen verhoging van de EU-afdracht mogen veroorzaken. De inzet van het kabinet is dat deze extra Europese investeringen in defensie niet resulteren in een verhoging van de EU-afdrachten, conform deze motie.

Verder informeer ik uw Kamer mede namens de Minister van Klimaat en Groene Groei over de reactie op een consultatie van de Europese Commissie (de Commissie) over de werking van de financiële markten voor grondstoffenderivaten en bepaalde aspecten van de spotmarkten voor energie. In de reactie (zie bijlage 1) geeft Nederland aan dat het regelgevend en toezichtraamwerk wat Nederland betreft in algemene zin goed functioneert en grote wijzigingen niet wenselijk zijn, mede vanwege mogelijke impact op lastendruk en het belang van een internationaal aantrekkelijke EU-markt voor grondstoffenderivaten en energie. Nederland pleit daarom voor enkele gerichte verbeteringen en voor behoud van de elementen die goed werken.

Tot slot informeer ik uw Kamer over de reactie op een consultatie van de Europese Commissie over de implementatie van het prudentiële marktrisicoraamwerk voor banken (FRTB, fundamental review of the trading book). FRTB is onderdeel van de Bazelstandaarden en bevat regels om risico’s te adresseren die voortkomen uit handelsactiviteiten van banken. De Europese Commissie heeft gedelegeerde bevoegdheden ontvangen om implementatie van dit raamwerk vanwege het internationale speelveld tijdelijk uit te stellen of tijdelijk aanpassingen voor te stellen. De Nederlandse consultatiereactie (zie Bijlage 4) laat ruimte voor meerdere (combinaties van) opties die onze eerste of tweede voorkeur hebben en spreekt zich uit tegen generiek uitstel. Alle gesteunde opties gaan uit van commitment aan de Bazelstandaarden, het voorkomen van onnodige lasten voor banken en het waarborgen van een gelijk speelveld, zowel internationaal als binnen Europa. Uitstel van FRTB brengt operationele kosten met zich mee voor veel Europese en Nederlandse banken en straalt geen commitment aan de Bazelstandaarden uit.

De Minister van Financiën,
E. Heinen

Verslag van de Eurogroep en de informele bijeenkomst van Ecofin-Ministers 11–12 april 2025 te Warschau

Eurogroep in reguliere samenstelling

Voorbereiding van internationale bijeenkomsten en wisselkoersontwikkelingen

De Eurogroep blikte vooruit naar de Voorjaarsvergadering van het IMF, die plaatsvindt van 21 tot 26 april 2025. De Eurogroep benadrukte dat het belangrijk is dat de EU gezamenlijk optrekt in de internationale discussies, op basis van de voorbereide Terms of Reference (ToR) met de EU-inzet. De Europese Centrale Bank (ECB) gaf een toelichting bij de wisselkoersontwikkelingen. De afgelopen weken werden was er sprake van hoge volatiliteit op de financiële markten en verloor de dollar aan waarde.

Eurogroep in inclusieve samenstelling

Economische ontwikkelingen en beleidscoördinatie van de eurozone

De Eurogroep sprak over economische ontwikkelingen en beleidscoördinatie van de eurozone. De voorzitter van de Commissie economische en monetaire zaken (ECON) van het Europees Parlement (EP) was uitgenodigd om bij de bespreking aan te sluiten. De discussie richtte zich voornamelijk op de recente ontwikkelingen in de voorgenomen handelstarieven van de VS en het budgettair beleid van Europese overheden in het licht van de verhoging van defensieuitgaven.

De Commissie lichtte de turbulente situatie op de financiële markten van de afgelopen weken toe. De handelstarieven zoals begin april aangekondigd door President Trump hebben dalende beurskoersen en schommelingen in energieprijzen veroorzaakt. De Lenteraming, die de Commissie op 16 mei zal presenteren, zal gekenmerkt worden door een hoge mate van onzekerheid. Bovendien voorziet de Commissie de komende jaren een lichte stijging van publieke schulden, mede door hogere defensie-uitgaven. De ECB en het ESM constateerden dat, ondanks de sterke marktreactie, de financiële sector zich weerbaar heeft getoond. De positie van banken en het huidige toezichtsraamwerk beoordeelt de ECB als robuust. Het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) en de voorzitter van het ECON-comité gaven aan dat de EU zijn eigen fundamenten moet versterken, waaronder het verder brengen van de digitale euro, de Spaar- en Investeringsunie (SIU) en het regelgevend kader voor Bankencrisisbeheer en Depositoverzekering (CMDI).

In de interventieronde benadrukten landen het belang van eenheid en samenwerking, zeker in deze tijd van toegenomen economische en geopolitieke onzekerheid. Veel lidstaten spraken het belang uit van eenheid en stabiliteit, met de mogelijkheid om ferm te reageren op handelstarieven indien dit noodzakelijk is. Meerdere Ministers wezen op het feit dat, hoewel het goed nieuws is dat een deel van de heffingen door de VS zijn uitgesteld, een algeheel tarief van 10% nog steeds gepaard zal gaan met economische kosten voor Europa. Meerdere landen, waaronder Nederland, riepen op tot diversificatie van handelsbetrekkingen om de positie van de EU ten aanzien van andere landen te versterken. Enkele landen riepen in die context op om het MERCOSUR-verdrag zo snel mogelijk te ratificeren. Meerdere landen onderschreven de oproep om stappen te zetten op de digitale euro en de spaar- en investeringsunie; de voorzitter van de Eurogroep gaf aan dat deze onderwerpen de komende maanden in de Eurogroep zullen worden besproken, evenals de internationale rol van de euro. Enkele Ministers benadrukten het belang van een open communicatielijn met de VS. Een deel van de landen wees op de noodzaak tot het verhogen van de defensie-uitgaven en lichtte hun nationale plannen om dat te bewerkstelligen toe.

Informele bijeenkomst van Ecofin-Ministers

Werklunch geopolitieke ontwikkelingen en handelstarieven

De werklunch over geopolitieke ontwikkelingen en de handelstarieven van de VS bouwde voort op de voorgaande discussie. Ten eerste zal de EU bereidheid tonen om tegenmaatregelen op te leggen, wanneer dat nodig is voor het versterken van de onderhandelingspositie. Ten tweede zal worden ingezet op het verbreden van handelspartnerschappen met andere landen en handelsblokken. Ten derde wordt het belang om de interne markt verder te verdiepen nog pregnanter. De Commissie zal daartoe eind mei de Single Market Strategy publiceren met voorstellen. De Commissie constateerde verder dat hoewel de tarieven die de VS heeft opgelegd aan de EU na het inroepen van de pauzetermijn van 90 dagen door President Trump nu 10 procent zijn, de heffingen op staal en aluminium hoger liggen en dat nog onduidelijk is wat er gebeurt na het aflopen van pauzetermijn. Het is daarom belangrijk dat de EU waakzaam blijft en na blijft denken over de juiste respons. De Commissie verwacht dat nadelige gevolgen van het tariefbeleid vooral voelbaar zullen zijn voor de VS zelf, maar dat ook de EU economisch geraakt zal worden door het verlies aan handel.

Lidstaten uitten hun tevredenheid over de beheerste wijze waarop de Europese Commissie de afgelopen periode op de ontwikkelingen heeft gereageerd. Daarbij herhaalden lidstaten in grote lijnen de interventies van de Eurogroepbespreking, waarin werd gewezen op het belang van het versterken van de Europese interne markt en het aangaan van handelsrelaties buiten de VS. De ECB noemde daarnaast ook het belang van een Europese betaalinfrastructuur, om ook op dit aspect minder afhankelijk te worden van de VS. Deze afhankelijkheden gelden ook in grote mate op het gebied van ICT, waaronder Cloud-toepassingen. Enkele Ministers opperden dat er nagedacht moet worden over het verlenen van begrotingssteun aan industrieën en burgers die geraakt worden door het wegvallen van handel met de VS. Andere Ministers waarschuwden hier juist tegen, omdat de economie zich moet aanpassen aan de nieuwe situatie en het van belang is om robuust begrotingsbeleid te voeren in deze onzekere tijden.

Werksessie I – Concurrentievermogen van Europese financiële markten en de rol in het ondersteunen van investeringen in een onzekere omgeving

De eerste werksessie van de informele Ecofinraad was een gezamenlijke bespreking van Ecofinministers en de presidenten van de nationale centrale banken en richtte zich op het versterken van het concurrentievermogen van Europese financiële markten. De Ministers van Financiën van Noorwegen en Zwitserland en de voorzitter van het ECON-comité in het EP waren uitgenodigd om deel te nemen aan deze sessie.

De Commissie gaf aan dat hoewel de huidige situatie wordt gekenmerkt door een hoge mate van volatiliteit en onzekerheid er ook kansen voor Europa liggen. De EU zal zijn fundamenten versterken. De in maart gepubliceerde Commissiemededeling voor een Spaar- Investeringsunie zal bijdragen aan strategische autonomie en de interne markt voor financiële dienstverlening versterken. Het vervolmaken van de Bankenunie zal volgens de Commissie bijdragen aan verdere stabiliteit van het Europese bankensysteem en het grensoverschrijdend aanhouden van deposito’s bevorderen.

De voorzitter van het gezamenlijk comité van Europees toezichthouders (ESA’s) ging in een presentatie in op de reactie van de financiële markten op de aankondiging van president Trump om handelstarieven op te leggen aan de EU en andere landen. De voorzitter stelde dat de financiële sector deze episode van marktvolatiliteit goed heeft doorstaan. Er was een aanzienlijke daling in de waardering van verschillende type activa, waarbij vooral de aandelenkoersen en high-yield bedrijfsobligaties werden getroffen. Vooral de technologiesector kreeg zware verliezen te verduren. Tegelijkertijd herstelden de markten nadat sommige aangekondigde invoertarieven werden gepauzeerd. De kortetermijnrentes daalden als gevolg van verwachtingen rondom het monetair beleid, terwijl er sprake was van een stijging van de langetermijnrentes gedreven door de verwachting van verruimend begrotingsbeleid. De volatiliteit van de Amerikaanse staatsobligatierente nam toe. Door blootstelling hieraan werd ook de Europese financiële sector geraakt. Er was sprake van een depreciatie van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro en andere grote valuta en een toename in margin calls. Entiteiten met blootstellingen aan derivaten ondervonden hier last van. Bij Europese geldmarktfondsen was er echter geen sprake van grote uitstroombewegingen.

De ESA’s constateerden dat de Europese bancaire sector er goed voor staat, wat ook werd onderschreven door de voorzitter van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme van de ECB. De voornaamste risico’s voor de banken komen voort uit een mogelijke afzwakking van de economische groei en een verlaging van de monetaire beleidsrente, wat de winstgevendheid van banken kan verminderen. Ondanks deze uitdagingen houden banken een solide kapitaal- en liquiditeitspositie. De ESA’s wezen op beleidsonzekerheid en een verdere escalatie van de handelsspanningen als mogelijke risico’s. Ook is er minder bekend over de positie van hedgefondsen en private kredietverstrekkers, door het gebruik van hefbomen (leverage), mismatch in looptijden en de verwevenheden met andere sectoren. Dit brengt volgens de ESA’s het risico op besmetting met zich mee: ontwikkelingen in deze sector kunnen onvoorziene gevolgen hebben voor andere delen van de financiële sector.

De ECB stelde dat de EU over moet gaan tot actie, met name door de SIU uit te rollen en een digitale euro te ontwikkelen. Ten aanzien van de SIU lichtte de ECB twee prioriteiten uit. Ten eerste moet er worden toegewerkt naar een geïntegreerd EU-toezicht om complexiteit en fragmentatie te reduceren. Ten tweede moet de kapitaalmarktinfrastructuur in Europa verder geïntegreerd worden. De clearing en settlement (afwikkeling) van handel in financiële instrumenten op de vele beurzen in de EU vindt nog vaak plaats bij lokale, kleine clearing- en afwikkelingspartijen. Een meer geïntegreerde kapitaalmarktinfrastructuur zal de EU aantrekkelijker maken voor investeerders die op zoek zijn naar alternatieven voor de dollar en de VS.

In de interventieronde werd het belang van diepe en geïntegreerde kapitaalmarkten unaniem benadrukt. De Mededeling van de Commissie over de SIU werd in die context door landen breed verwelkomd om de concurrentiepositie van Europese financiële markten te versterken. Meerdere landen wezen erop dat bestaande belemmeringen in grensoverschrijdende handel diensten kunnen worden vergeleken met interne handelstarieven, die volgens onderzoek van het IMF in de EU vergelijkbaar zijn met importtarieven van 45 tot 110 procent. Landen en centrale banken maanden tot snelheid met de publicatie van wetgevende voorstellen en behandeling van de voorstellen in de Raad. Een aantal landen wees op het belang van het verbeteren van de werking van de securitisatiemarkt, integratie van kapitaalmarktinfrastructuur en het ontwikkelen van een eigen Europese betaalmarkt zodat kapitaal makkelijker kan stromen in Europa. Daarnaast werd ook de inzet ten aanzien van de vereenvoudiging van wet- en regelgeving in de EU door veel landen verwelkomd, waarbij een aantal het streven steunden om rapportageverplichtingen voor het bedrijfsleven te verlichten. Verschillende centrale banken sloten zich op dit punt aan bij de ECB en pleitten voor standaardisatie of harmonisatie van het toezicht. Een deel van de centrale banken waarschuwde evenwel tegen afzwakking van het prudentiële raamwerk en constateerde dat er geen afruil bestaat tussen financiële stabiliteit en economische groei. Meerdere landen deelden de observatie dat de dollar voor investeerders minder aantrekkelijk is geworden en dat de euro het potentieel heeft om taken van de dollar als reservevaluta over te nemen. Een geïntegreerde Europese kapitaalmarkt werd daarvoor als voorwaarde genoemd. De Commissie en de voorzitter van het ECON-comité spraken tot slot de wens uit tot een spoedig akkoord op CMDI, dat zich momenteel in de triloogfase bevindt.

Werksessie II – Veiligheid en defensiefinanciering

In de tweede werksessie werd gesproken over defensiefinanciering. De Commissie benadrukte dat met de huidige dreigende verminderde betrokkenheid van de Verenigde Staten het van belang is dat de EU haar defensiecapaciteiten versterkt. De Commissie gaf vervolgens een stand van zaken bij de uitvoering van haar ReARM Europe Plan/Readiness 2030 dat op 19 maart jl. is gepubliceerd. Als onderdeel van dit plan wordt lidstaten de gelegenheid geboden om een aanvraag in te dienen voor activatie van de nationale ontsnappingsclausule binnen het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Gedurende activatie van de nationale ontsnappingsclausule mogen lidstaten tijdelijk afwijken van hun vastgestelde (correctief) uitgavenpad, wanneer dit het gevolg is van een toename van defensie-uitgaven tot 1,5% bbp ten opzichte van 2021. Het niveau van defensieuitgaven in 2021, het jaar voor de Russische invasie, wordt daarbij als basisjaar genomen. De Commissie stelt voor om de nationale ontsnappingsclausule te activeren voor vier jaar. Uw Kamer is op 28 maart reeds geïnformeerd over de nationale ontsnappingsclausule, de besluitvorming, het vervolgproces en de kabinetsinzet hieromtrent2.

Daarnaast heeft de Commissie met de SAFE-verordening3 voorgesteld om op EU-niveau leningen aan te gaan die vervolgens onder voorwaarden kunnen worden doorgeleend aan lidstaten voor het financieren van gezamenlijke defensie-aanbestedingen. De Commissie verduidelijkte dat ook SAFE-leningen onder de ontsnappingsclausule kunnen vallen. Het Poolse voorzitterschap lichtte toe dat de onderhandelingen over de SAFE-verordening in de (hoog)ambtelijke voorportalen van de Raad spoedig verlopen, en dat wordt gestreefd naar besluitvorming in de Ecofinraad van 13 mei aanstaande. Vanwege de gebruikte rechtsbasis, artikel 122 van het Vedrag betreffende de werking van de EU (VWEU), is het EP geen medewetgever van deze verordening. Dat betekent dat na een akkoord van de Raad de verordening op korte termijn in werking kan treden.

Het Poolse voorzitterschap had Bruegel, een Brusselse denktank, uitgenodigd om een paper te presenteren over Europese defensie financiering.4 Bruegel wijst in haar paper een aantal punten voor vergaande Europese defensiesamenwerking aan, waaronder dat defensie een Europees publiek goed is, waardoor samenwerking tussen lidstaten en op EU-niveau volgens de denktank voor de hand ligt. Bovendien is er volgens Bruegel sprake van het meeliften (free riders) op lidstaten die zich aan de frontlinie bevinden, en die daardoor hogere bestedingen aan defensie hebben waarmee ook bijdragen aan de veiligheid van Europa. Ook constateert Bruegel dat de defensiemarkt zich kenmerkt door nationale tradities en materieelstandaarden, waardoor veel lidstaten hun defensiematerieel vooral nationaal inkopen.

Bruegel presenteerde twee oplossingsrichtingen. Een incrementele oplossing bestaat volgens Bruegel uit het versterken van bestaande instellingen zoals de Europese Defensieagentschap (EDA), PESCO (Permanent Structured Cooperation), en EU-financieringsinstrumenten. Deze benadering zou lidstaten moeten aanmoedigen zich te verbinden aan centrale aanbestedingen. Dit zou volgens Bruegel gestimuleerd kunnen worden door financiële prikkels.

Een transformatieve oplossing behelst volgens Bruegel het oprichten van een nieuwe intergouvernementele organisatie, door Bruegel een European Defence Mechanism (EDM) genoemd. De financiering van het EDM zou, net als bij het ESM, kunnen worden georganiseerd met zowel ingelegd als oproepbaar kapitaal. De organisatie zou zich bezig kunnen houden met de planning, financiering, aanbesteding en eigendom van zogenoemde Europese strategic enablers, zoals satelliet- en luchtafweersystemen. Ook zou gezamenlijke inkoop van materieel via het EDM kunnen plaatsvinden. Het intergouvernementele karakter (een samenwerkingsverband van landen onderling, buiten EU-wetgeving om) betekent dat landen op vrijwillige basis deel kunnen nemen en dat de organisatie ook open worden gesteld kan worden voor landen buiten de EU (zoals Noorwegen of het VK).

De president van de Europese Investeringsbank (EIB) benadrukte de rol van de bank in het ondersteunen van defensieprojecten. De EIB heeft in 2024 en 2025 de toegang tot financiering voor defensieuitgaven uitgebreid, waarmee de bank nu ook ontwikkeling van defensiematerieel kan financieren. Momenteel zijn er 22 grote defensieprojecten waar de EIB een bijdrage aan levert. De EIB ziet verder een toegevoegde waarde van de bank in het samenbrengen van national promotional agencies.

De directeur van het ESM stelde dat het mechanisme een rol kan spelen in financieren van defensie-uitgaven, omdat een bedreiging van de veiligheid volgens het ESM ook kan leiden tot verminderde schuldhoudbaarheid van overheden. Hierbij opperde het ESM dat een deel van de financieringscapaciteit en preventieve kredietlijnen van het mechanisme ingezet kunnen worden. Het mechanisme zou daarmee volgens het ESM binnen het mandaat blijven.

In de interventieronde werd de noodzaak voor het versterken van de defensie van Europa breed onderkend. Een groot deel van de lidstaten sprak steun uit voor het ReARM-pakket van de Commissie, waaronder de SAFE-verordening en de activatie van de nationale ontsnappingsclausule. Daarbij riepen meerdere lidstaten op tot coördinatie van de aanvragen van de ontsnappingsclausule, zodat de Raad mogelijk op korte termijn in samenhang hierover kan besluiten. Het Pools voorzitterschap lichtte toe dat dat de aanvragen voor activatie van de nationale ontsnappingsclausule bij voorkeur in april worden ingediend, waarna de Commissie aanbevelingen doet aan de Raad voor activatie van de clausules voor kunnen liggen in de Ecofinraad van juni.

Een grote groep lidstaten gaf aan zich te herkennen in de analyse van Bruegel dat de Europese defensiemarkt momenteel wordt gekenmerkt door fragmentatie, en dat door beter samen te werken efficiëntieslagen te behalen zijn waardoor ook de prijs zal worden gedrukt. Contracten die op langere termijn worden afgesloten en het samenbrengen van de vraag naar defensiematerieel kunnen hieraan bijdragen.

Een deel van de lidstaten toonde openheid voor een organisatie op intergouvernementele basis en welwillendheid om deze vorm verder te onderzoeken. Enkele andere lidstaten stelden daar tegenover dat hoewel het voorstel van Bruegel nuttige elementen bevat, gesprekken over nieuwe financieringsvormen op dit moment te vroeg komen. Deze lidstaten riepen op om eerst de onderhandelingen over de SAFE-verordening af te ronden binnen het verband van de EU.

Meerdere lidstaten met nabijheid van de Russische grens spraken hun steun uit voor het voorstel van Bruegel. Daarbij maakten zij de kanttekening dat zij voldoende leencapaciteit hebben, en dat het SAFE-voorstel – dat leningen verschaft tegen potentieel rentevoordeel – mogelijk beperkte toegevoegde waarde zal hebben.

Een lidstaat stelde voor om op korte termijn een zogenaamd Special Purpose Vehicle (doelvennootschap) op te richten voor defensiefinanciering, waar zowel nationale als Europese middelen aan toegevoegd kunnen worden. Een dergelijk fonds zou tijdelijk zijn, totdat het volgend Meerjarig Financieel Kader in 2028 in zal gaan. Andere lidstaten lieten zich niet over dit voorstel uit.

Nederland benadrukte het belang van bespreking van defensiefinanciering. Daarbij noemde Nederland dat fragmentatie van de defensiemarkt moeten worden tegengegaan, door het samenbrengen van vraag naar defensiematerieel en gemeenschappelijke contracten en aankoop. Dit kan er ook aan bijdragen dat er tegen lagere prijzen kan worden ingekocht. Nederland benoemde daarnaast open te staan voor de verkenning van een intergouvernementeel samenwerkingsverband, waar ook landen buiten de EU zoals het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen aan mee kunnen doen. Verder stelde Nederland dat naast publieke middelen ook naar de mobilisatie van private financiering moet worden gekeken, en een structurele verhoging van defensieuitgaven van lidstaten ook structureel moet worden ingepast in de begroting.

Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan sceptisch tegenover de suggestie te staan om het ESM een grotere rol toe te kennen in het financieren van defensie-uitgaven. Deze lidstaten onderstreepten dat het ESM zich moet blijven richten op het waarborgen van financiële stabiliteit, en dat het beschikbare kapitaal daartoe beschikbaar moet blijven. Er waren geen lidstaten die zich uitspraken voor het gebruik van het ESM in deze context.

Overig

Onderstaand wordt ingegaan op enkele andere onderwerpen.

Voortgang digitale euro

Op verzoek van uw Kamer5 wordt u maandelijks geïnformeerd over relevante ontwikkelingen in de onderhandelingen rondom de digitale euro. Bij deze informeer ik u over de raadswerkgroep Working Party on Financial Services and Banking Union van 31 maart en 1 april jl. De raadswerkgroep ging in op de volgende onderwerpen: de digitale euro als wettig betaalmiddel, internationaal gebruik, en privacy.

Het voorstel voor een digitale euro is onderdeel van het Single Currency pakket van de Europese Commissie. Het andere voorstel betreft de verordening contant geld als wettig betaalmiddel (Legal Tender of Cash Regulation, hierna: LTCR), met daarin onder meer bepalingen over de status van contant geld als wettig betaalmiddel en de daaruit voortvloeiende acceptatieplicht. Tijdens de raadswerkgroep zijn beide voorstellen met elkaar vergeleken om ze, waar noodzakelijk en passend, te stroomlijnen. Dat neemt niet weg dat het gaat om verschillende betaalmiddelen, waardoor verschillen in de wetgeving bij bepaalde artikelen gepast is. Zoals eerder met de Kamer is gedeeld, is het kabinet voorstander van een acceptatieplicht voor contant geld en de digitale euro, mits die proportioneel en uitvoerbaar is.6 Er blijft in de Raad discussie over de uitzonderingen voor de acceptatieplicht voor contant geld. Daarnaast vindt het kabinet dat het aan lidstaten zelf is om te bepalen of en hoe de eventuele acceptatieplicht voor de digitale euro of voor contant geld gehandhaafd wordt.7 Er is ook verder gesproken over vraagstukken rond de digitale euro als wettig betaalmiddel die los stonden van de LTCR, zoals de geografische reikwijdte van de acceptatieplicht bij online betalingen met digitale euro’s.

Daarnaast werd tijdens de raadswerkgroep gesproken over het internationale gebruik van de digitale euro, bijvoorbeeld in EU-lidstaten buiten de eurozone. Zo kwam de vraag aan bod in hoeverre banken en betaaldienstverleners die binnen de Europese Unie opereren maar in een niet-eurozone land gevestigd zijn, de digitale euro moeten aanbieden aan hun klanten in de Eurozone. Hoewel het kabinet het belang van proportionaliteit op dit gebied erkent, heeft Nederland ook aandacht gevraagd voor het belang van een gelijk speelveld tussen betaaldienstverleners binnen en buiten de eurozone. De verwachting is dat hier nog verder over zal worden gesproken.

Aangaande privacy heeft de ECB op 6 maart jl. een technisch seminar gegeven over de privacyaspecten van de digitale euro. Naar aanleiding hiervan is tijdens de raadswerkgroep ingegaan op artikelen over dataverzameling voor de digitale euro. Het kabinet is van mening dat er stappen in de goede richting worden gezet op dit onderwerp, gezien de aandacht voor de beperking van dataverzameling en een hoog niveau van privacy. Er zijn echter ook nog enkele kwesties op dit onderwerp die verder uitgedacht moeten worden, bijvoorbeeld bij offline digitale euro betalingen. Het kabinet zal blijven inzetten op stevige privacy-waarborgen.

Er wordt onder het Poolse voorzitterschap voortgang geboekt in de onderhandelingen. Er zijn nog aandachtspunten en vraagstukken, zoals de bevoegdheden rond de aanhoudingslimieten en een proportioneel compensatiemodel. Desalniettemin ontstaat enige overeenstemming over verschillende andere artikelen in het wetsvoorstel.

Toezegging CBAM

Tijdens het commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 2 april jl. is de toezegging gedaan om in dit verslag nader in te gaan op ontwikkelingen rondom het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM), naar aanleiding van de door het lid de Vries (VVD) gestelde vraag over het bieden van lange-termijnzekerheid aan het bedrijfsleven.

Op 26 februari heeft de Europese Commissie het eerste Omnibuspakket gepubliceerd. Onderdeel van dit pakket betreft een voorstel met vereenvoudigingen van CBAM. De grootste vereenvoudiging uit dit voorstel betreft een aanpassing van de drempelwaarde van 150 euro per zending naar 50 ton massa (gewicht) per jaar. Hierdoor zal volgens de Commissie 90 procent van de importeurs niet langer onder CBAM vallen, terwijl 99 procent van de emissies nog wordt ondervangen. Om het bedrijfsleven zekerheid te bieden is het van belang dat het voor bedrijven duidelijk is wat de drempelwaarde is en dat deze drempelwaarde niet ieder jaar wijzigt. Op deze manier weten bedrijven waar ze nu en in de toekomst aan toe zijn. Om deze zekerheid te bieden heeft het Poolse voorzitterschap voorgesteld dat de Commissie de drempelwaarde van 50 ton massa pas aanpast als de benodigde aanpassing groter is dan 15 ton massa. In dit scenario volgt er dus alleen een aanpassing van de drempelwaarde als de benodigde massa om 99 procent van de emissies te ondervangen groter is dan 65 ton massa of kleiner dan 35 ton massa. De benodigde aanpassing van minimaal 15 ton massa zorgt ervoor dat de drempelwaarde niet te snel wordt aangepast en een aantal jaar hetzelfde kan blijven. Dit geeft het bedrijfsleven meer zekerheid. Het kabinet is positief over dit voorstel en zal zich tijdens de onderhandelingen blijven inzetten voor lange-termijnzekerheid voor het bedrijfsleven.

Stand van zaken eurotoetreding Bulgarije

Bulgarije heeft eind februari 2025 (buitengewone) convergentierapporten aangevraagd bij de ECB en de Commissie met oog op de wens om toe te treden tot de eurozone. Deze aanvraag werd tijdens de Eurogroep/Ecofin van februari aangekondigd8. De convergentierapporten zullen beoordelen in hoeverre Bulgarije voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld aan eurozonetoetreding. Bulgarije voldeed op basis van de convergentierapporten van juni 2024 aan drie van de vier convergentiecriteria, namelijk op het gebied van wisselkoersstabiliteit, overheidsfinanciën en convergentie van de rente. Aan het prijsstabiliteitscriterium werd nog niet voldaan omdat de inflatie te hoog lag. De Commissie en de ECB hebben aangegeven dat de inflatie van Bulgarije binnenkort mogelijk voldoende is gedaald om ook te kunnen voldoen aan het prijsstabiliteitscriterium. Met oog op het convergentiecriterium op gebied van overheidsfinanciën is van belang dat Bulgarije naar eigen verwachting een tekort van net onder de 3% zal hebben in 2025.

Naast de convergentiecriteria wordt aan toetredende landen de voorwaarde gesteld dat zij de onafhankelijkheid van de centrale bank waarborgen. Om die reden heeft het Bulgaarse parlement onlangs een begrotingswet aangenomen, met een amendement dat vereist dat de gouverneur van de Bulgaarse centrale Bank aftreedt als hij wordt benoemd tot interim-premier.

De Commissie en de ECB zullen begin juni de convergentierapporten publiceren, gelijktijdig met publicatie van de lenteraming. Indien hieruit een positief oordeel volgt dan zal Bulgarije mogelijk per 1 januari 2026 kunnen toetreden tot de eurozone.

Stand van zaken indiening budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn

Bulgarije en België hebben op respectievelijk 27 februari en 19 maart 2025 hun budgettair-structurele plannen (hierna: plannen) voor de middellange termijn ingediend in het kader van de herziene Europese begrotingsregels. Deze plannen bevatten het voorgenomen begrotingsbeleid, hervormingen en investeringen. Eind 2024 dienden 22 lidstaten hun plan al in. Bulgarije en België maakten (net als Duitsland, Litouwen en Oostenrijk) gebruik van de mogelijkheid om het plan later in te dienen onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld (aanstaande) nationale verkiezingen. De kabinetsappreciatie van de Raadsaanbevelingen voor deze lidstaten ontvangt uw Kamer nadat de aanbevelingen beschikbaar zijn gekomen.

Stand van zaken onderhandelingen Omnibus I

Met uw Kamer zijn informatieafspraken vastgelegd rond het behandelvoorbehoud met betrekking tot ontwikkelingen op het Omnibus I-voorstel, voor zover betrekking hebbend op de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Aan uw Kamer heb ik in dat kader op 11 april jl. bevestigd dat ik uw Kamer gedurende de onderhandelingen over het wetsvoorstel Omnibus I in Brussel zal informeren over de voortgang van de onderhandelingen, middels de reguliere geannoteerde agenda's bij, of verslagen van, de Eurogroep/Ecofinraad. Alhoewel het Omnibus I-voorstel zelf niet expliciet is besproken op de Eurogroep en de informele bijeenkomst van Ecofin-Ministers 11–12 april, breng ik uw Kamer via deze route graag op de hoogte van de voortgang op dit dossier. Zoals in de geannoteerde agenda van 26 maart jl. reeds aangekondigd heeft Nederland ingestemd met het akkoord op de «Stop-de-klok»-richtlijn. Doordat de bij de onderhandelingen betrokken partijen doordrongen zijn van het belang om ondernemingen die onder het uitstel vallen hier op tijd zekerheid over te bieden, is er snel een akkoord bereikt over deze Richtlijn. De richtlijn is op 16 april jl. gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het «Stop-de-klok»-voorstel bevat geen uitstel voor de groep ondernemingen die over boekjaar 2024 nog wel moest rapporteren, maar straks niet meer. Met het afronden van de onderhandelingen over de «Stop-de-klok»-richtlijn zijn recent de onderhandelingen over de inhoudelijke wijzigingen in Omnibus I gestart, inclusief over de voorgestelde wijzigingen die betrekking hebben op de CSRD. Deze vinden op dit moment plaats in Raadswerkgroepen. De inzet van het kabinet voor deze onderhandelingen zijn conform het BNC Fiche: Omnibus I, dat op 24 maart jl. aan uw Kamer is gestuurd. Daarbij blijft Nederland aandacht vragen voor de groep ondernemingen die over boekjaar 2024 voor het eerst moesten rapporteren, maar straks niet meer hoeven te rapporteren. Daarnaast zet Nederland in op een voortvarend onderhandelingsproces, zodat ondernemingen zich tijdig kunnen voorbereiden op de wijzigingen. Tijdens de onderhandelingen zal ik uw Kamer conform de informatieafspraken steeds op de hoogte houden van de voortgang.


  1. Kamerstuk 21 501-20, nr. 2225↩︎

  2. Kamerstuk 21 501-07 nr. 2103↩︎

  3. Zie het BNC-fiche, Kamerstuk 22 112, nr. 4026↩︎

  4. Dit paper is beschikbaar op de website van Bruegel en tevens op 10 april jl. als nazending op de Geannoteerde Agenda naar de Kamer gezonden. Zie: Kamerstuk 21 501-07, nr. 2105↩︎

  5. Conform een brief van de Commissie Financiën van 23 juni 2023 (2023Z11757).↩︎

  6. Zie het BNC-fiche over digitale euro (Kamerstuk 22 112, nr. 3747); zie ook het BNC-fiche bij het Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake eurobankbiljetten en -munten als wettig betaalmiddel (Kamerstuk 22 112, nr. 3765).↩︎

  7. Kamerstuk 22 112, nr. 3768↩︎

  8. Kamerstuk 21 501-07, nr. 2097↩︎