Reactie op het verzoek van het lid Baudet over toezending van relevante documenten m.b.t. de ministeriële stikstofcommissie en een reactie op de motie van het lid De Vos over empirische natuurgegevens als juridisch houdbaar alternatief voor de kritische depositiewaarde (Kamerstuk 30252-199)
Brief regering
Nummer: 2025D19932, datum: 2025-05-02, bijgewerkt: 2025-05-06 12:54, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Onderdeel van kamerstukdossier 35334 -363 Problematiek rondom stikstof en PFAS.
Onderdeel van zaak 2025Z08656:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-05-21 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 363 Brief van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 mei 2025
Op 30 april 2025 heeft het lid Baudet (FvD) verzocht om alle relevante informatie die in de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel (MCEN) geagendeerd is geweest te ontvangen en vraagt om een reactie op de aangenomen motie-De Vos over empirische natuurgegevens als juridisch houdbaar alternatief voor de kritische depositiewaarde1.
De Ministeriële Commissie werkt momenteel aan een nadere uitwerking van maatregelen om Nederland van het slot te halen. Het kabinet acht een goede informatievoorziening aan de Kamer van belang en hecht eraan daarin een zorgvuldige afweging te maken. Het verzoek dat uw Kamer heeft gedaan is omvangrijk en vraagt om nadere weging binnen het kabinet. Dit alles binnen de kaders van artikel 68 van de Grondwet, waarbij ook betrokkenheid van andere partijen, eenheid van kabinetsbeleid en de procespositie van de Staat dient te worden betrokken. Dat betekent dat daarmee het kabinet nog niet positief kan reageren op het informatieverzoek, binnen de termijn die u daarvoor heeft gegeven.
Het Kabinet hecht eraan op korte termijn een zorgvuldig besluitvormingsproces af te ronden, zodat uw Kamer ruim voorafgaand aan het plenaire debat over de uitkomsten van de MCEN nader wordt geïnformeerd over de manier waarop opvolging gegeven wordt aan dit verzoek.
Met betrekking tot het tweede punt – een reactie op de aangenomen motie-De Vos2 – wijs ik erop dat de kritische depositiewaarde (KDW) op dit moment in de wet is opgenomen als onderdeel van de omgevingswaarden waarmee gestuurd wordt op stikstofreductie (sturing op doelbereik). De omgevingswaarden hebben echter geen directe doorwerking voor vergunningverlening. In de aangenomen motie worden de KDW in de wet en de KDW bij vergunningverlening wel met elkaar in verband gebracht. Omdat de omgevingswaarden in de wet geen directe betekenis hebben voor vergunningverlening, zal ik op beide aspecten afzonderlijk kort ingaan.
Wat betreft sturing op doelbereik via de wet is sturing op basis van de staat van de natuur, waar typische soorten een onderdeel zijn van habitatkwaliteit, in beeld. Ik verwijs daarbij ook naar de eerder uitgevoerde verkenning naar alternatieven voor de KDW in de wet (Kamerstuk 33 576, nr. 367). Zoals aangegeven in mijn appreciatie van de motie heeft het Kabinet in het kader van spoor 1 van de Ministeriële Commissie geken naar een alternatief voor de KDW. In de Kamerbrief van 25 april 20253 heb ik aangekondigd dat het Kabinet van plan is om de omslag van depositie- naar emissiesturing te maken. Hiervoor wordt rond de zomer een voorstel gepresenteerd om de kritische depositiewaarde uit de wet te halen en te vervangen door een juridisch houdbaar alternatief, in de vorm van emissiedoelen.
Wat betreft vergunningverlening is het al zo dat typische soorten, als onderdeel van (en dus niet in de plaats van andere aspecten van) habitatkwaliteit een rol moeten spelen bij vergunningverlening en in een passende beoordeling. Het is dus niet zo dat bij besluiten over vergunningverlening op dit moment alleen naar de KDW wordt gekeken.
Tenslotte geef ik aan dat de motie wordt betrokken bij de bredere vormgeving van ons beleid, waarvan de contouren zijn geschetst in de Kamerbrief van 25 april. Dit gaat dan bijvoorbeeld om het uitwerken van de daadwerkelijke staat van de natuur en de inzet op de systematiek en werkwijze van de natuurdoelanalyses.
De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
F.M. Wiersma