Lijst van vragen en antwoorden over het Fiche: Voorstel Omnibus I (CSRD & CSDDD) (Kamerstuk 22112-4012)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2025D20359, datum: 2025-05-08, bijgewerkt: 2025-05-12 16:22, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (VVD)
- Mede ondertekenaar: E.A.M. Meijers, griffier
- Beslisnota bij Lijst van vragen en antwoorden over het Fiche: Voorstel Omnibus I (CSRD & CSDDD) (Kamerstuk 22112-4012)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -4048 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.
Onderdeel van zaak 2025Z08865:
- Indiener: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-05-13 16:30: Raad Buitenlandse Zaken Handel op 15 mei 2025 (Commissiedebat), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-05-22 13:30: Procedurevergadering (nieuwe datum) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Preview document (🔗 origineel)
22112-4012 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
nr. Lijst van vragen en antwoorden
Vastgesteld (wordt door griffie ingevuld als antwoorden er zijn)
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp over het Fiche: Voorstel Omnibus I (voor wat betreft CSDDD) (22112, nr. 4012).
De daarop door de minister gegeven antwoorden zijn hierbij afgedrukt.
Voorzitter van de commissie,
Aukje de Vries
Griffier van de commissie,
Meijers
Nr | Vraag | Bijlage | Blz. (van) | t/m |
1 | Welke Amerikaanse bedrijven vallen onder de reikwijdte van de CSDDD? | |||
Antwoord De Europese Commissie heeft toegezegd een lijst met niet-EU ondernemingen op te stellen die aan de omzetcriteria (meer dan EUR 450 miljoen netto omzet binnen de Europese markt) voldoen en zodoende onder de verplichtingen van de CSDDD vallen. Het kabinet beschikt nog niet over deze gegevens. |
||||
2 | Waarom beschouwen Amerikaanse politici de CSDDD als strijdig met Amerikaanse rechtsprincipes? | |||
Antwoord Het is niet aan het kabinet om te speculeren over de standpunten van Amerikaanse politici en de achtergrond daarvan. |
||||
3 | Welke elementen van CSDDD worden genoemd als strijdig met de fiduciary duty van bestuurders? | |||
Antwoord De gangbare definitie van het begrip fiduciaire plicht roept het bestuur van een onderneming op om te handelen in het belang van de onderneming en niet in het eigen belang van de bestuurders. Het Nederlandse ondernemingsrecht hanteert het Rijnlands model: het bestuur moet handelen in het belang van de vennootschap, de door de vennootschap gedreven onderneming en al haar belanghebbenden. De CSDDD past in dat kader, omdat het grote ondernemingen oproept om zich juist rekenschap te geven van de mensenrechten en het milieu in hun activiteitenketens. Het kabinet ziet vanuit deze benadering geen elementen waar de CSDDD strijdig zou zijn met een fiduciaire plicht of het Rijnlands model. |
||||
4 | Wat is de kritiek van de Verenigde Staten op de verplichting tot klimaattransitieplannen? | |||
Antwoord Twee in het oog springende initiatieven die een beeld geven van de kritiek vanuit de Verenigde Staten zijn de voorgestelde Protect USA Act, ingediend door Senator Hagerty, om Amerikaanse bedrijven te beschermen tegen buitenlandse regelgeving, omdat hij stelt dat de klimaat- en duurzaamheidswetgeving van de EU een ideologisch gedreven inmenging in de Amerikaanse soevereiniteit is.1 Het wetsvoorstel zou: 1) helpen voorkomen dat bepaalde entiteiten uit de Verenigde Staten worden gedwongen om te voldoen aan buitenlandse regelgeving omtrent gepaste zorgvuldigheid; 2) verbieden dat negatieve maatregelen worden ingesteld tegen zo een entiteit wegens handelen of nalaten dat verband houdt met buitenlands regelgeving omtrent gepaste zorgvuldigheid; en 3) instellen dat dergelijke entiteiten civiele rechtszaken mogen instellen wanneer zij benadeeld worden. Het wetsvoorstel richt zich niet alleen op de CSDDD, maar ook op eventuele opvolgers, en nationale IMVO-wetten van lidstaten die voor de CSDDD zijn aangenomen. Daarnaast heeft een aantal Congresleden de VS-regering opgeroepen om te verduidelijken dat Amerikaanse bedrijven niet gebonden zouden moeten zijn aan klimaattransitieplannen zoals ze vereist worden door de CSDDD.2 |
||||
5 | Welke juridische risico’s voorzien Amerikaanse bedrijven als gevolg van CSDDD? | |||
Antwoord Het kabinet kan niet spreken voor het Amerikaanse bedrijfsleven. Wel hebben Esso Nederland B.V. (onderdeel van ExxonMobil) en de American Chamber of Commerce in the Netherlands gereageerd op de stakeholderconsultatie voor de Wet Internationaal Verantwoord Ondernemen. Zij noemen onder andere het risico voor bedrijven op overlappende en mogelijk conflicterende regelgeving binnen en buiten de EU, en waarschuwen voor rechtszaken die kunnen worden gestart door derden. |
||||
6 | Zijn er mogelijkheden opgenomen om de richtlijnen buitenwerking te stellen of bedrijven uit te zonderen als er de nationale veiligheid of de economische veiligheid in het geding is? | |||
Antwoord De CSDDD bevat geen algemene bepaling om de richtlijn buiten werking te stellen of ondernemingen uit te zonderen, ook niet als de nationale veiligheid of de economische veiligheid in het geding is. Wel bieden de EU-Verdragen in nauw omschreven gevallen mogelijkheden om met een beroep op de nationale veiligheid van het EU-recht af te wijken. Het kabinet verwacht op basis van het Impact Assessment van de originele CSDDD overigens geen substantiële effecten op de nationale veiligheid of economische veiligheid. |
||||
7 | Klopt het dat Nederland de positie van Frankrijk deelt en zich verzet tegen het schrappen van geharmoniseerde bepalingen over civiele aansprakelijkheid? | |||
Antwoord Dat klopt. Zoals aangegeven in het BNC-fiche vindt het kabinet dat het schrappen van de bepalingen over EU-brede civiele aansprakelijkheid harmonisatie binnen de EU, en daarmee een gelijk speelveld voor ons bedrijfsleven, ondermijnt. Frankrijk heeft zich hier ook kritisch over uitgesproken. |
||||
8 | Over de beslisnota (p.6-7): Klopt het dat Nederland de Franse positie deelt? | |||
Antwoord Het kabinet staat net als Frankrijk in het algemeen positief tegenover voorstellen die simplificatie bevorderen en regeldruk terugdringen. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 7 verzet Frankrijk zich net als dit kabinet tegen het schrappen van de EU-brede civiele aansprakelijkheid. |
||||
9 | Hoe gaat u ervoor zorgen dat Nederlandse bedrijven die een Amerikaanse moeder hebben en mogelijk conflicterende verplichtingen hebben door de Protect USA Act toch aan de CSDDD-wetgeving voldoen? Is dit betrokken bij het onderdeel ‘Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten’? Zo ja, op welke wijze en zo nee, waarom niet | |||
Antwoord De Protect USA Act is momenteel nog in voorbereiding (zie details in beantwoording vraag 4). Omdat de Protect USA Act nog een voorstel is, zijn de eventuele gevolgen voor bedrijven die ook aan de CSDDD moeten voldoen en de impact op concurrentiekracht en geopolitieke aspecten momenteel nog niet goed in te schatten. |
||||
10 | Het doel van het voorstel is om het midden- en kleinbedrijf (MKB) te ontzien, hoe wordt dat vormgegeven? Hoe moet het feit dat ondernemingen contractuele garanties moeten vragen van zakenpartners verderop in de keten in dat kader gezien worden? Hoe raakt dit het MKB uiteindelijk toch nog? | |||
Antwoord In het voorstel is een bepaling opgenomen om te waarborgen dat ondernemingen, bij het in kaart brengen van de keten, van directe zakenpartners met minder dan 500 werknemers in principe niet meer informatie opvragen dan is gespecificeerd in de CSRD richtlijn bedoelde standaarden voor vrijwillig gebruik. Dat vermindert de regeldruk voor het midden- en kleinbedrijf (mkb). Deze beperking is echter niet absoluut. In sommige gevallen mogen bedrijven meer informatie opvragen. Dit is het geval wanneer de informatie noodzakelijk is voor de diepgaande beoordeling van de activiteitenketen, als er indicaties van negatieve effecten zijn of omdat de standaarden de betrokken effecten niet bestrijken, en de informatie niet op andere wijze verkregen kan worden. Het voorstel introduceert daarnaast een verplichting voor ondernemingen om contractuele garanties te vragen van directe zakenpartners, die overeenkomstige garanties moeten vragen van hun zakenpartners (‘contractual cascading’). Contractuele garanties kunnen ook aan het mkb worden gevraagd, wat het mogelijke risico op afwenteling op hen kan vergroten. De Europese Commissie signaleert in het Staff Working Document dit risico op afwenteling op het mkb die vaak directe zakenpartners zijn, ook als daar geen risico’s zitten. Zoals opgenomen in het BNC fiche zal het kabinet aandacht vragen voor deze aandachtspunten bij de Commissie en waar nodig voorstellen doen die regeldrukvermindering behouden en bijdragen aan de effectiviteit van de CSDDD, duidelijkheid scheppen voor ondernemingen en het mogelijke risico op afwenteling van risico’s op (kleinere) ondernemingen verkleint |
||||
11 | Hoe breed is de toegankelijkheid tot het klachtenmechanisme van het Duitse Lieferkettengesetz? Lijkt dat meer op de bredere of de nauwere/simpele versie van de stakeholders die misstanden kunnen melden? | |||
Antwoord Het klachtenmechanisme van het Lieferkettengesetz valt niet onder verantwoordelijkheid van het kabinet. Uit de FAQ over het Lieferkettengezetz3 uit 2021 staat over de toegankelijkheid van het klachtenmechanisme het volgende: “Companies should, however, form as comprehensive an overview as possible concerning their supply chains, in order to insure that all persons potentially impacted by their business activities have access to the complaints procedure.” Volgens artikel 14 lid 2 van de CSDDD mogen de volgende partijen misstanden melden onder de klachtenprocedure:
Dit is een brede groep en lijkt daarmee op de brede groep die onder het Lieferkettengesetz een klacht mogen indienen. Volgens artikel 26 lid 1 van de CSDDD mogen ‘natuurlijke en rechtspersonen’ bij een toezichthoudende autoriteit gemotiveerde bezwaren indienen. Dit is ook een manier voor stakeholders om misstanden te melden waar de vraagsteller naar vraagt. Het Omnibus I voorstel past wel de definitie van stakeholders aan, maar dit zorgt niet voor verandering in artikel 14 of 26 over welke partijen een klacht mogen indienen bij de onderneming of een melding bij een toezichthouder mogen doen. Het Omnibus I voorstel brengt dus geen verschil in welke stakeholders misstanden kunnen melden via de klachtenprocedure of bij de toezichthouder. |
||||
12 | Is de evaluatie van de werking van het Duitse Lieferkettengesetz en andere nationale wetgeving op het gebied van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) meegenomen bij het maken van de CSDDD en/of bij het maken van de Omnibus? | |||
Antwoord Het kabinet is er niet mee bekend of de evaluatie van het Duitse Lieferkettengesetz en andere nationale wetgeving op het gebied van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) door de Commissie is meegenomen bij het opstellen van de voorstellen voor de CSDDD of de Omnibus I. In het Staff Working Document bij de Omnibus I en de overwegingen bij de CSDDD is hier geen melding van gemaakt. |
||||
13 | Hoe lang duurt het uitvoeren van een impact assessment op een voorstel als de Omnibus doorgaans? | |||
Antwoord De duur van dit proces is afhankelijk van de omvang en complexiteit van het voorstel. |
||||
14 | Heeft de Europese Commissie de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) of het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Mensenrechten (OHCHR) geconsulteerd over hun wijzigingsvoorstellen? | |||
Antwoord De Europese Commissie onderhoudt contacten met verschillende stakeholders. Het is het kabinet niet bekend in hoeverre de OESO en de OHCHR zijn geconsulteerd bij de wijzigingsvoorstellen. In het begeleidende Staff Working Document wordt hier geen melding van gemaakt. |
||||
15 | Wat is de impact van het beperken van gepaste zorgvuldigheid tot directe zakenrelaties (tier-1) op de effectiviteit van de richtlijn - dat wil zeggen, de mate waarin de wet zijn doel nog kan bereiken? | |||
Antwoord Zoals in het BNC-fiche weergegeven zorgt de beperking tot tier 1 voor regeldrukvermindering. Dat kan in beginsel gesteund worden. In het Staff Working Document staat ook dat een strikte beperking tot tier 1 negatieve gevolgen zou hebben op de effectiviteit van de richtlijn, en bij bedrijven kan leiden tot verminderde weerbaarheid, reputatierisico’s, en minder synergiën en efficiëntie in de waardeketen. Het begrip plausibele informatie (waarover uitgebreider in antwoord op vraag 40) wordt door de Commissie geïntroduceerd met als doel om deze negatieve gevolgen te corrigeren. Zoals weergegeven in het BNC fiche heeft het kabinet vragen en aandachtspunten bij dit voorstel, onder meer op het gebied van de effectiviteit hiervan. Zo kan het begrip ‘plausibele informatie’ onvoldoende duidelijk zijn voor bedrijven (zie ook antwoorden op vraag 23, 62 en 100). Ook kan er afwenteling plaatsvinden naar het Europese mkb, wat negatieve gevolgen heeft voor het gelijke speelveld en de regeldruk. Om deze aandachtspunten te adresseren, zal het kabinet waar nodig aanpassingen voorstellen die regeldrukvermindering behouden, maar bijdragen aan de effectiviteit van de CSDDD, duidelijkheid scheppen voor ondernemingen en het mogelijke risico op afwenteling van risico’s op (kleinere)ondernemingen verkleint. |
||||
16 | Uit de beslisnota blijkt dat de inbreng van VNO NCW een centrale rol speelde bij het bepalen van het kabinetsstandpunt - is bij de besluitvorming ook rekening gehouden met de standpunten van andere bedrijvenorganisaties, bedrijven, vakbonden en maatschappelijke organisaties? Zo ja, welke, en op welke manier? | |||
Antwoord Gedurende het implementatietraject van de CSDDD zijn zowel stakeholders uit het bedrijfsleven als stakeholders uit het maatschappelijk middenveld regelmatig betrokken. Ook bij het besluitvormingstraject over de inzet tijdens de onderhandelingen over het omnibusvoorstel zijn verschillende partijen (VNO-NCW/MKB-NL, MVO Nederland, MVO Platform, Milieudefensie en de vakbonden FNV en CNV) informeel geconsulteerd. Daarnaast is schriftelijke input ontvangen van De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), Evofenedex, Techniek Nederland, een aantal bedrijven, Fair Wear Foundation en VNO-NCW/MKB-NL. Deze input is deels openbaar gemaakt door de betrokken organisaties. Daarnaast is een publicatie van UN Global Compact Nederland geraadpleegd.4 |
||||
17 | Klopt het dat in de besluitvorming alleen de input van VNO NCW is meegenomen en niet de andere input vanuit het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties? | |||
Antwoord Dat klopt niet. Zie ook de beantwoording van vraag 16. |
||||
18 | Hoe vaak is er met VNO NCW overlegd over de CSDDD, graag te splitsen in de tijd vooraf aan het besluiten over de CSDDD en sindsdien? | |||
Antwoord Gezien het onderwerp van deze feitelijke vragen wordt dit antwoord afgebakend tot de besluitvorming over de onderhandelingsinzet voor de CSDDD-aanpassingen in het Omnibus I-voorstel. Voorafgaand aan het bepalen van het kabinetsstandpunt over het voorstel is naast de informele bijeenkomst (zie beantwoording vraag 16) één keer afzonderlijk gesproken met VNO-NCW/MKB-NL, op ambtelijk niveau. Sinds de publicatie van het BNC-fiche is ook één keer afzonderlijk met VNO-NCW/MKB-NL gesproken. Daarnaast is er na besluitvorming nog een informele stakeholderbijeenkomst georganiseerd op 24 april met aanwezigheid van VNO-NCW/MKB-NL. |
||||
19 | Is het kabinet bekend met het standpunt van VNO NCW over de aangenomen CSDDD? Zo ja, kan zij dat noemen? Is dit verschillend van het standpunt dat VNO NCW heeft ingenomen in de onderhandelingen voor het Omnibuspakket? | |||
Antwoord VNO-NCW heeft zich gedurende de onderhandelingen over de CSDDD in algemene zin uitgesproken voor IMVO-wetgeving op Europees niveau. Volgens VNO-NCW was dit essentieel om te voorkomen dat er een lappendeken aan nationale wetgeving kwam. Het standpunt van VNO-NCW over de aangenomen CSDDD verschilt op een aantal specifieke punten van het standpunt over het omnibusvoorstel, mede omdat het omnibusvoorstel de aangenomen CSDDD wijzigt en deze voorstellen dus van elkaar verschillen. |
||||
20 | Kunnen wij het paper van VNO NCW, waarop u een groot gedeelte van uw overweging baseert, ontvangen? | |||
Antwoord Ja, die kunt u ontvangen. Bij de standpuntbepaling over het omnibusvoorstel is een breed spectrum aan bronnen geconsulteerd. Er is geen specifieke bron geweest die bepalend was voor de overwegingen. |
1 | |||
21 | Hoeveel EU landen hebben hun eigen nationale IMVO-wet? | |||
Antwoord Frankrijk (sinds 2017) en Duitsland (sinds 2021) zijn de EU-lidstaten met nationale IMVO-wetgeving. Daarnaast hebben ook Noorwegen, een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, en Zwitserland in 2021 een nationale IMVO-wet aangenomen. In Nederland is de Wet zorgplicht kinderarbeid (Wzk) in 2019 in het Staatsblad gepubliceerd. De wet is echter niet in werking getreden. Het is de bedoeling dat de Wzk zal worden vervangen door de implementatiewet van de CSDDD. |
||||
22 | Wat zijn de gevolgen van het schrappen van de uitvoeringsplicht van het klimaattransitieplan voor het behalen van de beleidsdoelen van dit kabinet op het gebied van klimaat en groene groei? | |||
Antwoord Het is op basis van het Impact Assessment van de Europese Commissie van de oorspronkelijke CSDDD niet bekend wat de gevolgen zouden zijn voor de emissiereductie van bedrijven van specifiek de uitvoeringsplicht daarin, en het is ook nog niet bekend wat de gevolgen zullen zijn van het omnibusvoorstel hiervoor. |
||||
23 | Klopt het dat het beperken van de zorgplicht tot directe zakenrelaties ertoe kan leiden dat bedrijven vaak zullen handelen bij risico's verderop in de keten pas als gevolg van berichten in de media en informatie die is verzameld via klachten? Hoe helpt dit bedrijven om te komen tot een gestructureerde risicoanalyse, preventie van risico's, en een goed risicobeheer? | |||
Antwoord Het kabinet heeft vragen en aandachtspunten bij het voorstel van de Commissie, waarbij de zorgplicht van bedrijven in principe tot directe zakenrelaties wordt beperkt en bedrijven alleen bij ‘plausibele informatie’ risico’s dieper in de keten moeten adresseren. De gevolgen hiervan zijn nog niet geheel duidelijk, maar onder andere kan afwenteling plaatsvinden naar het Europese mkb, wat negatieve gevolgen zou hebben voor het gelijke speelveld en de regeldruk. Om deze aandachtspunten te adresseren, zal het kabinet waar nodig aanpassingen voorstellen die regeldrukvermindering behouden, maar bijdragen aan de effectiviteit van de CSDDD, duidelijkheid scheppen voor ondernemingen en het mogelijke risico op afwenteling van risico’s op (kleinere) ondernemingen verkleint. |
||||
24 | Klopt het dat de jaarlijkse kostenbesparing voor de grootste 300 EU-ondernemingen die onder het toepassingsgebied vallen, geraamd worden op 480 000 euro per onderneming? Hoe verhoudt dit zich tot de winst van deze 300 grootste bedrijven? | |||
Antwoord Zoals aangegeven in het BNC-fiche heeft de Europese Commissie geen impact assessment uitgevoerd voor het Omnibus I voorstel. In het Staff Working Document5 gaat de Commissie voor de huidige CSDDD uit van EUR 320 miljoen aan jaarlijkse kostenbesparingen (totaal, voor alle ondernemingen die onder de CSDDD vallen gecombineerd) en EUR 90 miljoen eenmalige kostenbesparing. In de tabel op pagina 42 van het Staff Working Document is een schatting gegeven van een jaarlijkse kostenbesparing van EUR 480.000 voor de 300 grootste EU-ondernemingen. De Commissie zet dit niet af tegen de winst van deze groep bedrijven. Het kabinet beschikt niet over de winstgegevens van de genoemde 300 grootste EU-ondernemingen om deze jaarlijkse kostenbesparing verder in perspectief te plaatsen. |
||||
25 | Zijn er berekeningen gemaakt van de financiële schade van het niet doen van gepaste zorgvuldigheid in de gehele keten? Klopt het dat het niet doen van gepaste zorgvuldigheid in de gehele keten ertoe kan leiden dat risico's - zoals onvoorziene juridische problemen of aansprakelijkheid, logistieke en operationele problemen, en reputatieschade - niet goed worden voorzien? Zijn dit risico's die hoge kosten met zich kunnen meebrengen? Zou het wel doen van gepaste zorgvuldigheid in de gehele keten ertoe leiden dat deze kosten voorkomen worden? | |||
Antwoord De Europese Commissie heeft bij het omnibusvoorstel voor zover het kabinet bekend geen onderzoek laten uitvoeren naar de financiële schade van het niet doen van gepaste zorgvuldigheid. Onderzoek uit 2010 laat zien dat risico’s als gevolg van ‘slechte leverancierspraktijken’ en verstoringen in de toeleveringsketen ondernemingen gemiddeld 0,7% van hun omzet kunnen kosten. Dit is onderzoek op basis van drie gevallen en moet dan ook met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.6 Tegelijkertijd kan ook niet categorisch gesteld worden dat het toepassen van gepaste zorgvuldigheid door een onderneming zulke kosten volledig kan voorkomen. |
||||
26 | Voorziet het kabinet mogelijke negatieve gevolgen voor het MKB van de Tier 1-benadering? | |||
Antwoord Ja. In het BNC-fiche wordt naast potentiële regeldrukvermindering ook gewezen op het mogelijke risico op afwenteling van lasten op kleine(re) bedrijven die directe zakenrelaties zijn. Zie ook de beantwoording van vraag 10 en 15. |
||||
27 | Kunt u aangeven of er in de aanloop naar dit nieuwe Commissievoorstel sprake is geweest van lobby vanuit het bedrijfsleven richting de Europese Commissie? Kan de Kamer een overzicht ontvangen van contacten die er, zowel fysiek als schriftelijk, tussen de Commissie en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zijn geweest over dit voorstel? Kan de Kamer ook stukken ontvangen over de inhoud van deze contacten? | |||
Antwoord Het kabinet heeft geen overzicht van lobby vanuit het bedrijfsleven richting de Europese Commissie afgezien van de informatie over stakeholderconsultatie die is weergegeven in het begeleidende Staff Working Document7. Hierin zijn geen individuele stakeholders benoemd. |
||||
28 | Kunt u aangeven of er in de aanloop naar dit BNC-Fiche sprake is geweest van lobby vanuit het bedrijfsleven richting de Nederlandse regering? Kan de Kamer een overzicht ontvangen van contacten die er, zowel fysiek als schriftelijk, tussen de regering en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zijn geweest over dit voorstel? Kan de Kamer ook stukken ontvangen over de inhoud van deze contacten? | |||
Antwoord Ja, er is sprake geweest van lobby over de CSDDD-delen van het Omnibusvoorstel vanuit het bedrijfsleven richting de Nederlandse regering. Ook vanuit andere partijen is er gelobbyd. Zie de beantwoording van vraag 16 en de beslisnota (p.5-6) bij het BNC-fiche voor een overzicht van de betrokken partijen en de input die is ontvangen. |
||||
29 | Over de beslisnota (p.1): Wat is handelingsoptie 1? | |||
Antwoord Handelingsoptie 1 was inzet op behoud van de oorspronkelijke richtlijntekst van de CSDDD. |
||||
30 | Over de beslisnota (p.5-6): Kunnen wij de input vanuit bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, waar in de nota naar wordt verwezen, ontvangen? | |||
Antwoord Deze input is weergegeven in de beslisnota (p.5-6). |
||||
31 | Zijn de risico's die ACM signaleert ten aanzien van de effectiviteit en uitvoerbaarheid van de voorgestelde beperking tot tier-1 meegenomen bij de standpuntbepaling? Zo ja, op welke manier? | |||
Antwoord Ja. ACM is actief om input gevraagd. De ACM heeft geen uitvoerige analyse van de effectiviteit en uitvoerbaarheid van deze beperking kunnen uitvoeren, maar wel eerste bespiegelingen gedeeld. Die zijn meegewogen in de standpuntbepaling. Zie ook de beslisnota op p.4. |
||||
32 | Sluit de voorgestelde beperking tot tier-1 aan op internationale standaarden zoals de OESO-richtlijnen en UNGP's? | |||
Antwoord De voorgestelde beperking wijkt deels af van de internationale standaarden zoals de OESO-richtlijnen en de UNGP’s, die geen inperking tot tier 1 bevatten maar aan bedrijven vragen om hun inspanningen te richten op de ernstigste risico’s in hun waardeketen. De inperking tot tier 1 is niet absoluut, want als een onderneming over plausibele informatie beschikt moet deze wel verderop in de keten kijken, zoals uitgebreider beschreven in antwoord op vraag 40. |
||||
33 | Op welke rechtsgrondslagen zijn de wijzigingen in CSRD en CSDDD gebaseerd? | 2 | ||
Antwoord De rechtsbasis van de voorgestelde wijzigingen in de CSRD en CSDDD zijn de artikelen 50 en 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). |
||||
34 | De Europese Commissie bundelt in het voorstel Omnibus I aanpassingen van meerdere richtlijnen en verordeningen in één wetgevingsinitiatief. Hoe wordt in deze aanpak de parlementaire controle – zowel nationaal als Europees – op afzonderlijke onderdelen geborgd? | 2 | ||
Antwoord Gelet op de rechtsgrondslagen van de voorstellen onder het Omnibus I-pakket wordt de voorgestelde wetgeving volgens de gewone wetgevingsprocedure vastgesteld. In het kader van die procedure is het Europees Parlement betrokken bij de onderhandelingen en dient het uiteindelijk in te stemmen met de vaststelling van de wetgeving. Op nationaal niveau wordt die parlementaire controle geborgd door het eerder naar de Tweede Kamer toegezonden BNC-fiche en het schriftelijke en/of mondelinge debat over dat fiche. Ook wordt uw Kamer op de hoogte gehouden van belangrijke stappen in het wetgevingsproces voor herziening van de CSDDD, onder meer via de geannoteerde agenda’s voor de RBZ Handel. Na aanvaarding van de (al dan niet gewijzigde) Omnibusvoorstellen op Europees niveau zal het Nederlandse parlement nog moeten instemmen met het wetsvoorstel voor de implementatie van de CSDDD. |
||||
35 | Klopt het dat het ‘stop the clock’-voorstel reeds is geagendeerd voor onderhandeling met het Europees Parlement en dus feitelijk onomkeerbaar is? Kan het kabinet ruimte creëren voor een paar weken uitstel zodat de Tweede Kamer nog een behandelvoorbehoud kan maken, zoals eerder verzocht door de Commissie Financiën? | 2 | ||
Antwoord Ik verwijs u naar mijn brief van 7 april jl. (Kamerstuk 36712-2), waarin ik de Kamer heb geïnformeerd dat het Poolse EU-voorzitterschap voornemens was om op korte termijn tot definitieve besluitvorming over te gaan voor een gedeelte van het Omnibus I-pakket, het “stop-the-clock”-voorstel en het voornemen van het kabinet om daarmee in te stemmen. Over het formele behandelvoorbehoud van de Commissie Financiën bent u door de Minister van Financiën geïnformeerd via de geannoteerde agenda van de Eurogroep en informele Ecofinraad van 11–12 april 2025 over het voornemen om wat de CSRD betreft in te stemmen met het “stop-the-clock”-voorstel en ook tijdens het Commissiedebat op 2 april jl. heeft u hierover van gedachten gewisseld. Met mijn brief wilde ik uw Kamer ook tijdig informeren over besluitvorming op het CSDDD deel van het voorstel, zodat de Kamer het indien gewenst kan bespreken. Het Europees Parlement (EP) heeft eerder op 3 april jl. zonder wijzigingen ingestemd met het “stop-the-clock”-voorstel. Op 14 april jl. werd het voorstel in de Raad als hamerstuk aangenomen. Nu de posities van het EP en de Raad overeenkomen met het voorstel van de Europese Commissie, zijn er voor dit onderdeel van het eerste omnibuspakket geen onderhandelingen nodig via trilogen. |
||||
36 | Wat is de nieuwe toepassingstermijn van CSDDD voor bedrijven? | 3 | ||
Antwoord De CSDDD wordt, ook al in de oorspronkelijke richtlijn, gefaseerd toegepast. Als het Commissievoorstel op dit punt ongewijzigd wordt overgenomen worden de verplichtingen, afhankelijk van de omvang van de onderneming, toegepast vanaf juli 2028 of 2029. |
||||
37 | Hoe wordt het MKB meegenomen met deze veranderingen? | 3 | ||
Antwoord Het Nederlandse mkb wordt geïnformeerd en geconsulteerd over de voorgestelde veranderingen via gesprekken op ambtelijk niveau met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, zoals VNO-NCW/MKB-NL en MVO Nederland. Ook zal het MVO Steunpunt de ontwikkelingen rondom de omnibus meenemen in de voorlichting. |
||||
38 | Hoeveel capaciteit in FTE verwachten bedrijven boven de 1000 mensen gemiddeld voor onderzoek en rapportageverplichting nodig te hebben? | 3 | ||
Antwoord Als de vraag vanwege de nadruk op rapportageverplichting mag worden opgevat als verwijzend naar de CSRD: het kabinet heeft na publicatie van het Omnibus I voorstel geen bedrijfseffectentoets laten uitvoeren voor de wijzigingen in de CSRD waaruit blijkt hoeveel capaciteit in fte ondernemingen met meer dan 1.000 medewerkers gemiddeld nodig hebben voor onderzoek en rapportageverplichting. Ook de Commissie heeft de lasten voor de ondernemingen niet in fte’s onderzocht. Het is ook in grote mate afhankelijk van de aard van de onderneming hoeveel fte’s nodig zijn. |
||||
39 | Kan een overzicht worden gegeven van de verschillen tussen het nieuwe CSDDD voorstel, het oude CSDDD voorstel en de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake IMVO? | 3 | 6 | |
Antwoord Er is geen volledig overzicht of analyse beschikbaar. De door de Commissie BHO gevraagde input aan de OESO zal mogelijk meer inzicht kunnen geven. Zoals het kabinet u op 12 april 2024 informeerde , is in de oorspronkelijk vastgestelde CSDDD de conformiteit met de OESO-richtlijnen ten opzichte van het CSDDD-voorstel versterkt. Daarbij moet aangetekend worden dat de vrijwillige normen van de OESO-richtlijnen in veel opzichten opener zijn dan in het geval van wetgeving. Van volledige conformiteit is dus geen sprake. Het Omnibus I-voorstel past de CSDDD slechts op een aantal punten aan. De CSDDD blijft ook na aanpassing voorschriften bevatten op elk van de zes stappen van de OESO-richtlijnen. De punten waarop het omnibus I-voorstel de CSDDD aanpast zorgen wel voor meer verschillen met de OESO-richtlijnen. Op de volgende onderwerpen wijkt het omnibusvoorstel volgens het kabinet meer af van de OESO-richtlijnen dan de oorspronkelijke CSDDD: - De inperking van de risicoanalyse tot directe zakenrelaties. De OESO-richtlijnen bevelen bedrijven aan om naar de gehele keten te kijken en op basis daarvan de belangrijkste risicogebieden te prioriteren; - Het voorstel om de monitoringcyclus aan te passen naar één keer in de vijf jaar in plaats van jaarlijks. Volgens de OESO-richtlijnen is gepaste zorgvuldigheid een continu proces; - De definitie van stakeholders en wanneer zij betrokken moeten worden. De OESO-richtlijnen gaan uit van mensen of groepen met belangen die geschaad (kunnen) worden door de activiteiten van een onderneming. Dat is opener geformuleerd dan de definitie in het omnibusvoorstel (zie vraag 91 en 92). Waar betekenisvolle betrokkenheid van stakeholders volgens de OESO-richtlijnen een essentieel onderdeel van het gepaste zorgvuldigheidsproces is, is dit met het omnibusvoorstel niet voor alle stappen een vereiste. |
||||
40 | Wanneer moeten bedrijven verder dan tier-1 kijken? | 4 | ||
Antwoord Wanneer zij over “plausibele informatie” beschikken die wijst op een negatief effect dat optreedt bij of door een indirecte zakelijke partner moeten ondernemingen verder dan de tier 1 zakenrelaties kijken. |
||||
41 | Welke definitie voor tier-1 wordt gehanteerd? | 4 | ||
Antwoord Het omnibusvoorstel spreekt van ‘directe zakenpartners’ in het voorstel tot wijziging van artikel 8 van de CSDDD. De definitie van ‘directe zakenpartners’ in de CSDDD wordt niet gewijzigd door het omnibusvoorstel en luidt (artikel 3 sub f onder i): “een entiteit waarmee de onderneming een commerciële overeenkomst heeft met betrekking tot de activiteiten, producten of diensten van de onderneming of waaraan de onderneming diensten verleent op grond van punt g) (“directe zakenpartner”) |
||||
42 | Kunt u het juridische criterium “plausibele informatie” nader toelichten en daarbij meenemen wie het hoe moet toetsen? | 4 | ||
Antwoord Plausibele informatie wordt in overweging 21 (een overweging is niet juridisch bindend) van het omnibusvoorstel als volgt uitgelegd: Met “plausibele informatie” wordt informatie met een objectief karakter bedoeld aan de hand waarvan de onderneming kan concluderen dat er een redelijke mate van waarschijnlijkheid is dat die informatie waar is. Dit kan het geval zijn wanneer de betrokken onderneming een klacht heeft ontvangen of in het bezit is van informatie – door bijvoorbeeld geloofwaardige berichten in de media of van ngo’s, meldingen van recente incidenten, of via recurrente problemen op bepaalde locaties – over waarschijnlijke of daadwerkelijke schadelijke activiteiten op het niveau van een indirecte zakelijke partner. De onderneming is als eerste verantwoordelijk om te bepalen of zij over plausibele informatie beschikt. Uiteindelijk zal de toezichthouder dit ook kunnen toetsen, als zij onderzoek doet naar de uitvoering van de verplichtingen door de onderneming. |
||||
43 | Bij het niet verder mogen vragen dan de vrijwillige standaarden, maakt men dan niet van een voormalig minimum nu een maximum? | 4 | ||
Antwoord Het is niet duidelijk wat wordt bedoeld met ‘voormalig minimum’. De beperking tot deze vrijwillige standaarden kan inderdaad gezien worden als een maximum aan informatie die mag worden opgevraagd bij kleinere bedrijven. Dit is echter geen absoluut maximum omdat er ook uitzonderingen in het voorstel zijn opgenomen (zie ook de beantwoording op vraag 10). |
||||
44 | Welke voorwaarden zijn verbonden aan het hervatten van een opgeschorte zakenrelatie nu het beëindigen voor opschorten is vervangen? | 4 | ||
Antwoord In overweging 23 bij het omnibusvoorstel (een overweging is niet juridisch bindend) staat hierover het volgende uitgelegd: Ondernemingen kunnen zich in situaties bevinden waarin hun productie sterk afhankelijk is van inputs van een of meer specifieke leveranciers. Tegelijkertijd is het zo dat een onderneming, wanneer aan de bedrijfsactiviteiten van dit soort leveranciers ernstige negatieve effecten verbonden zijn (met inbegrip van kinderarbeid of aanzienlijke milieuschade) en de onderneming zonder succes alle due diligencemaatregelen heeft uitgeput om deze effecten tegen te gaan, als uiterste maatregel de zakelijke relatie moet opschorten terwijl zij met die leverancier aan een oplossing werkt, zo mogelijk door deze opschorting als extra drukkingsmiddel te gebruiken. Hieruit maakt het kabinet op dat een opgeschorte relatie mag worden hervat wanneer er een oplossing is gevonden voor de (ernstige) negatieve gevolgen die ten grondslag lagen aan het opschorten van de relatie. |
||||
45 | Klopt het dat bedrijven nog steeds een klimaattransitieplan moeten opstellen, maar in de gewijzigde wet niet langer een inspanningsverplichting hebben om te proberen dit plan uit te voeren? Hoe draagt het maken van een plan, dat zij niet verplicht worden uit te voeren, bij aan effectiviteit voor bedrijven? | 4 | ||
Antwoord Het klopt dat ondernemingen onder het voorstel nog steeds verplicht zijn om een klimaattransitieplan op te stellen, maar de verplichting om deze naar beste vermogen uit te voeren wordt inderdaad geschrapt. Dat neemt niet weg dat ondernemingen in het klimaattransitieplan uitvoeringsmaatregelen moeten opnemen die blijk moeten geven van de inspanning om bij te dragen aan de bestrijding van klimaatverandering. Het kabinet zal de Commissie vragen te verduidelijken hoe van ondernemingen verwacht wordt dat zij hun transitieplan naar beste vermogen uitvoeren, ondanks dat het omnibusvoorstel dit niet verplicht. De verplichtingen om een klimaatplan op te stellen, jaarlijks te actualiseren en om er acties in op te nemen behelzen een verantwoordelijkheid van bedrijven om een bijdrage te leveren aan het tegengaan van klimaatverandering. Dit bevordert bovendien transparantie voor consumenten en beleggers, wat ondernemingen kan stimuleren om het plan daadwerkelijk uit te voeren. Het kabinet zal in lijn hiermee de Commissie vragen om te verduidelijken hoe ondernemingen moeten onderbouwen dat sprake is van in lijn zijn met de gestelde klimaatdoelen. |
||||
46 | Wanneer is er sprake van dat verderop in de keten negatieve gevolgen plaatsvinden en een onderneming dus verder dan tier-1 moet kijken? Kunt u een concreet voorbeeld geven? | 4 | ||
Antwoord Zoals ook genoemd in het antwoord op vraag 40 dient een onderneming verder te kijken dan de directe zakenrelaties wanneer zij over plausibele informatie beschikt die wijst op een negatief effect dat optreedt bij of door een indirecte zakenrelatie. Het kabinet vraagt aan de Europese Commissie om duidelijkheid te scheppen over wat onder ‘plausibele informatie’ verstaan moet worden om daarbij een voorbeeld te kunnen geven. |
||||
47 | Op wat voor manier komt het regeldruk voor bedrijven ten goede om de ketenzorgplicht te beperken tot tier-1? Vraagt het voorstel bedrijven op deze manier om allerlei werk te verzetten, juist daar waar helemaal geen risico’s zitten? | 4 | ||
Antwoord Volgens de Commissie worden de mogelijke lasten voor bedrijven onder de wetgeving significant verminderd door deze aanpassingen, doordat er minder due diligence verplichtingen zijn voorbij tier 1. Voornamelijk doordat leveringsketens voorbij tier 1 steeds complexer worden. Tegelijkertijd is de daadwerkelijke lastenverlichting volgens de Commissie waarschijnlijk beperkt, onder meer omdat de Commissie ervan uitgaat dat ondernemingen waarschijnlijk al vrijwillig gepaste zorgvuldigheid uitvoeren voorbij tier 1 in lijn met de internationale standaarden, en dat ook zullen blijven doen (Staff Working Document p. 36). Een strikte beperking tot tier 1 zou volgens de Commissie negatieve gevolgen hebben voor de effectiviteit van de gepaste zorgvuldigheid aangezien de voornaamste risico’s voor mensenrechten en het milieu voornamelijk verder upstream en downstream in de waardeketen plaatsvinden (zie hierover ook het onderzoek genoemd in antwoord op vraag 48). Het voorstel beoogt dit te corrigeren door toe te voegen dat een onderneming wél verder in de waardeketen moet kijken als deze over plausibele informatie van (mogelijke) misstanden beschikt. De Commissie geeft aan in het Staff Working Document dat het vaak Europese mkb-bedrijven zijn die tier 1 leveranciers zijn van ondernemingen die onder de wetgeving vallen, terwijl zij vaak laagrisico zijn. |
||||
48 | Wat betekent het als de wet zich alleen richt op directe leveranciers (tier-1) voor ambitieuze bedrijven die directe zakelijke relaties hebben dieper in de toeleveringsketen? Bijvoorbeeld bedrijven die werken met leveranciers van halffabricaten of grondstoffen? Zullen zij benadeeld worden vergeleken met bedrijven die alleen werken met leveranciers van eersterangs- of eindproducten? | 4 | ||
Antwoord Bedrijven met directe zakenrelaties dieper in de toeleveringsketens lopen mogelijk een hoger risico op het ontdekken van misstanden, net als bedrijven die in risicovollere sectoren opereren. |
||||
49 | Hoeveel gevallen van misstanden rapporteren rond IMVO komen vanuit de bredere groep stakeholders die nu buiten de versimpeling vallen? | 4 | ||
Antwoord Op basis van het omnibusvoorstel en de begeleidende informatie is van sommige organisaties niet duidelijk of zij binnen of buiten de reikwijdte van het begrip stakeholder vallen. Het gaat dan bijvoorbeeld om internationale vakbondskoepels, of inheemse organisaties. Het is op voorhand niet te zeggen in hoeveel gevallen mogelijke misstanden rondom IMVO aan het licht komen door groepen of individuen die buiten het begrip stakeholder uit het Omnibus-voorstel vallen. Overigens blijft het bedrijven vrij staan ook relevante stakeholders te betrekken die buiten de definitie vallen. Verder blijft op grond van artikel 26 lid 1 – dat ook in het Omnibusvoorstel ongewijzigd blijft – het recht bestaan voor natuurlijke personen en rechtspersonen om bij een toezichthouder gemotiveerde bezwaren in te dienen wanneer zij op basis van objectieve omstandigheden redenen hebben om aan te nemen dat een onderneming de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationaalrechtelijke bepalingen niet naleeft. |
||||
50 | Tot welk niveau in de keten is gepaste zorgvuldigheid nog verplicht? | 4 | 5 | |
Antwoord De gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen staan uitgewerkt in artikelen 5 en 7 tot en met 16 van de CSDDD. Het omnibusvoorstel wijzigt alleen voor de risicoanalyse in artikel 8 iets op het ‘niveau van de keten’, namelijk dat bedrijven alleen op het niveau van hun eigen activiteiten, die van hun dochterondernemingen en die van hun directe zakenrelaties een diepgaande beoordeling van de risico’s moeten doen. Wanneer bedrijven over ‘plausibele informatie” beschikken die wijst op een negatief effect dat optreedt bij of door een indirecte zakelijke partner moeten zij verder dan de tier 1 zakenrelaties kijken (zie ook het antwoord op vraag 40). |
||||
51 | Hoe wordt het MKB meegenomen met deze veranderingen? | 4 | 5 | |
Antwoord Zie het antwoord op vraag 37. |
||||
52 | Wat is de nieuwe monitoringfrequentie van gepaste zorgvuldigheid? | 5 | ||
Antwoord De Commissie stelt voor om één keer in de vijf jaar de activiteiten en genomen maatregelen inzake gepaste zorgvuldigheid te beoordelen. In de huidige CSDDD moet deze beoordeling jaarlijks worden gedaan. |
||||
53 | Wanneer moeten bedrijven alsnog tussentijds monitoren? | 5 | ||
Antwoord Ondernemingen moeten in sommige gevallen nog wel tussentijds monitoren. Monitoring dient direct plaats te vinden zodra zich een significante wijziging heeft voorgedaan en steeds wanneer er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat zich nieuwe risico’s op nadelige gevolgen kunnen voordoen (artikel 15 CSDDD). |
||||
54 | Welke wijzigingen worden voorgesteld voor het klimaattransitieplan? | 5 | ||
Antwoord Zie het antwoord op vraag 45. |
||||
55 | Wat vervalt in de uitvoering van het klimaattransitieplan? | 5 | ||
Antwoord Zie het antwoord op vraag 45 en 54. |
||||
56 | Wat verandert er aan de boeteregeling in de CSDDD? | 5 | ||
Antwoord In het voorstel wordt de bepaling over de vaststelling van de boetehoogte gewijzigd. In de eerste plaats worden de koppelingen met de omzet en de bepaling over een maximumboete van minimaal 5% geschrapt. Daarmee is er geen sprake meer van een geharmoniseerde boetepaling. De Commissie zal, in samenwerking met de lidstaten, toezichthoudende autoriteiten van handvatten voorzien voor het bepalen van de hoogte van de geldboeten. Ook is het niet toegestaan om als lidstaat een maximumlimiet voor geldboetes op te nemen in de nationale implementatiewetgeving, wanneer dit toezichthouders kan belemmeren om rekening te houden met specifieke verzachtende of verzwarende omstandigheden. Wat dit in de praktijk betekent is voor het kabinet niet duidelijk. Hierover zal bij de Commissie om opheldering worden gevraagd. Om een gelijk speelveld op de interne markt te waarborgen en bevorderen, heeft uniforme handhaving en sanctionering in de lidstaten de voorkeur van het kabinet. Het kabinet zal tijdens de onderhandelingen dan ook inzetten op harmonisatie, bijvoorbeeld door een EU-breed (maximum-/minimum)percentage op te nemen in de richtlijn of door harmonisering via de richtsnoeren. Zie ook het antwoord op vraag 131. |
5 | |||
57 | Wat is de status van de verplichting tot collectieve vertegenwoordiging van benadeelden? | 5 | ||
Antwoord In de huidige CSDDD is een verplichting opgenomen voor lidstaten om te voorzien in de mogelijkheid voor benadeelden om zich te laten vertegenwoordigen door een vakbond of een NGO. Deze organisatie kan vervolgens vorderingen bij de civiele rechter namens hen instellen. De Commissie stelt voor om deze verplichting voor lidstaten te schrappen. In Nederland is deze mogelijkheid sinds 1 januari 2020 geregeld in de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA). Voor de Nederlandse situatie verandert er dus niets met deze voorgestelde wijziging, behalve dat het niet langer Europees geharmoniseerd is. Het kabinet is voorstander van het behoud van de EU-brede civielrechtelijke aansprakelijkheid, omdat dit harmonisatie en het gelijke speelveld bevordert. |
||||
58 | Wat is de nieuwe deadline voor richtsnoeren gepaste zorgvuldigheid? | 5 | ||
Antwoord De deadline voor oplevering door de Europese Commissie van de algemene richtsnoeren over het uitvoeren van gepaste zorgvuldigheid wordt in het voorstel met een halfjaar vervroegd, naar 26 juli 2026. |
||||
59 | Wat gebeurt er met het rapport over aanvullende regels voor de financiële sector? | 5 | ||
Antwoord Artikel 36 van de huidige CSDDD stelt dat de Europese Commissie uiterlijk 26 juli 2026 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indient over de noodzaak om aanvullende vereisten inzake passende zorgvuldigheid vast te stellen voor gereglementeerde financiële ondernemingen. Dit verslag moet melding maken van de verschillende opties voor dergelijke vereisten inzake gepaste zorgvuldigheid en de gevolgen daarvan, in overeenstemming met de doelstellingen van deze richtlijn. Deze bepaling is geschrapt. |
||||
60 | Wat is de herzieningsfrequentie van risicoanalyses in waardeketens? | 5 | ||
Antwoord Zie de antwoorden op vragen 52 en 53. |
||||
61 | Wat is de verwachte administratieve lastendaling in euro’s en FTE’s voor de overheid en toezichthouders als gevolg van de voorgestelde wijzigingen in de CSDDD? | 5 | ||
Antwoord Hierover valt op dit moment geen eenduidig beeld te schetsen. Pas na definitieve vaststelling van de aangepaste CSDDD is het opportuun om de balans op te maken wat dit betekent voor de verwachte administratieve lasten voor de overheid en toezichthouders. |
||||
62 | Verschuift met het voorstel om alleen na plausibele informatie verder in de keten te kijken, de wet naar een reactieve aanpak, waarbij grondige evaluaties pas plaatsvinden nadat potentiële schade is gesignaleerd? Kan dit leiden tot hogere herstelkosten in vergelijking met een proactieve, op preventie gerichte, risicogebaseerde aanpak, gebaseerd op de UNGP's en de OESO-richtlijnen? | 5 | ||
Antwoord Het doel van gepaste zorgvuldigheid zoals vastgelegd in de OESO-richtlijnen is in de eerste plaats preventief. Door risico’s voor mens en milieu te voorkomen of tijdig te beperken kunnen herstelkosten en lange termijn schade afgewend of geminimaliseerd worden Het is nog onduidelijk wat precies de gevolgen van de nieuwe aanpak van de Commissie zijn waarbij bedrijven alleen bij ‘ plausibele informatie’ risico’s dieper in de keten moeten adresseren. Daarom zal het kabinet bij de Commissie hierop doorvragen en waar nodig aanpassingen voorstellen die regeldrukvermindering behouden, maar bijdragen aan de effectiviteit van de CSDDD, duidelijkheid scheppen voor ondernemingen en het mogelijke risico op afwenteling van risico’s op (kleinere) ondernemingen verkleint. |
||||
63 | Hoe ziet het kabinet de voorgestelde wijziging over het verwijderen van de regels voor civiele aansprakelijkheid die toegang tot het recht voor benadeelden in productielanden kan verslechteren t.o.v. de verplichting in VN-richtlijnen voor bedrijfsleven en mensenrechten (UNGPs) waarin staat dat staten, dus ook Nederland en de EU27, belemmeringen voor toegang tot recht moeten verminderen? | 5 | ||
Antwoord Het voorstel schrapt de geharmoniseerde EU-brede civiele aansprakelijkheid (artikel 29 lid 1 CSDDD). De Europese Commissie geeft hierbij in het Staff Working Document aan dat dit de lasten voor bedrijven kan verlichten, aangezien ze mogelijk worden onderworpen aan rechtszaken van een minder grote groep eisers. Anderzijds kunnen rechtszaken volgens de Commissie ook meer gefragmenteerd worden, met verschillende slachtoffers die bedrijven individueel aanklagen in plaats van via gebundelde procedures middels vakbonden of maatschappelijke organisaties. Het kabinet heeft geen zicht op hoe dit in andere lidstaten nationaalrechtelijk is geregeld. Desalniettemin hecht het kabinet waarde aan harmonisatie, ook op dit punt in het voorstel. Verschillende nationale aansprakelijkheidsegels tussen lidstaten vergroten het risico op fragmentatie en dragen niet bij aan geharmoniseerde toegang tot het recht. |
||||
64 | Op grond van welke redenen wordt de urgentie voor deze voorstellen door de Commissie zo hoog geacht dat er geen ruimte is voor een impact assessment? | 5 | ||
Antwoord De Europese Commissie onderbouwt de keuze om geen nieuw impact assessment uit te voeren door te wijzen op urgentie van het voorstel in het licht van de concurrentiepositie van de Unie. Daarnaast benoemt de Commissie dat er al uitgebreide impact assessments zijn gedaan voor de wetgevende voorstellen van de CSRD en de CSDDD. In het kader van de betere regelgeving-agenda van de Commissie is volgens het Staff Working Document een derogatie verleend om geen impact assessment te doen, maar de analyse op te nemen in het Staff Working Document van de Commissie. Zie ook het antwoord op vraag 71. |
||||
65 | Op grond van welke redenen wordt de urgentie voor deze voorstellen door de Commissie zo hoog geacht dat er geen ruimte is voor een gedegen beraadslaging door de Europese lidstaten in de Raad, waar door het Poolse voorzitterschap wordt gestuurd om al in mei tot een positie te komen? | 5 | ||
Antwoord Het Poolse voorzitterschap bepaalt tijdens zijn termijn de agenda van de Raad. De Europese Commissie heeft daarover geen zeggenschap. Het Poolse voorzitterschap richt zich onder andere op het versterken van het concurrentievermogen van de EU via het terugdringen van overregulering.8 De behandeling van het stop-the-clock-voorstel is met de hoogste prioriteit door het voorzitterschap behandeld om bedrijven de nodige rechtszekerheid te bieden met betrekking tot hun rapportage- en due diligence-verplichtingen.9 Hier is een breed draagvlak voor. Of de planning van het Poolse voorzitterschap haalbaar is hangt ervan af of het er tijdig in slaagt voldoende draagvlak te vinden voor een Raadspositie. |
||||
66 | Hoeveel tijd kost het de Commissie om een impact assessment uit te voeren? | 5 | ||
Antwoord Zie de beantwoording van vraag 13. |
||||
67 | Kan het kabinet voorbeelden geven van economische, sociale en ecologische gevolgen, en gevolgen voor het klimaat van het Omnibusvoorstel die door het ontbreken van een impact assessment niet in kaart zijn gebracht? | 5 | ||
Antwoord Bij het oorspronkelijke CSDDD voorstel is een grondige impact assessment uitgevoerd.10 Het kabinet kan niet speculeren over hypothetische gevolgen van de voorgestelde wijzigingen in het omnibusvoorstel. |
||||
68 | Zijn er andere impact assessments voorhanden, zoals van organisaties als de OESO of de OHCHR? Kunt u een overzicht van de bestaande impact assessments geven van de wijzigingsvoorstellen? | 5 | ||
Antwoord Het kabinet heeft geen overzicht van eventuele impact assessments opgesteld door derden. |
||||
69 | Wat zijn de uitgangspunten van de betere regelgeving-agenda van de Commissie? | 5 | ||
Antwoord Onder de naam Betere Regelgeving voert de Europese Commissie beleid dat streeft naar duidelijke en effectieve regelgeving, het voorkomen en verminderen van regeldruk en het verbeteren van de uitvoering en handhaving. Centraal staat dat via goede consultaties van belanghebbenden en het uitvoeren van impact assessments de te verwachten effecten van voorgenomen regelgeving worden meegewogen bij de besluitvorming over nieuwe regelgeving en dat bestaande regelgeving regelmatig tegen het licht wordt gehouden. Daarbij krijgt het bedrijfsleven -en dan vooral het mkb- extra aandacht vanwege het grote belang dat de Commissie toekent aan Betere Regelgeving en met name het verminderen van regeldruk, voor het versterken van het verdien- en concurrentievermogen van de EU. Belangrijk element van het beleid is dat bij het ontwerp van regelgeving die bepaalde lasten met zich meebrengt, wordt overwogen of het mkb kan worden vrijgesteld of dat er voor het mkb een afwijkend regime zou kunnen gelden. |
||||
70 | Op welke wijze zijn de uitgangspunten van de betere regelgeving-agenda van de Commissie wel en/of niet gevolgd in de totstandkoming van de CSDDD? | 5 | ||
Antwoord De Commissie heeft voor het oorspronkelijke CSDDD-voorstel een impact assessment opgesteld en daarin een inschatting gegeven van de lasten voor het bedrijfsleven. De Commissie ging daarin ook in op mogelijke gevolgen voor het mkb. Dit zijn belangrijke onderdelen van het Betere Regelgeving-beleid. Zie ook het BNC-fiche bij het oorspronkelijke CSDDD-voorstel.11 |
||||
71 | Op welke wijze zijn de uitgangspunten van de betere regelgeving-agenda van de Commissie wel en/of niet gevolgd in de totstandkoming van de voorstellen voor Omnibus I? | 5 | ||
Antwoord Er is geen impact assessment uitgevoerd door de Europese Commissie. De Commissie onderbouwt deze keuze met verwijzing naar de urgentie van het voorstel in het licht van de concurrentiepositie van de Unie. Daarnaast benoemt de Commissie dat er al uitgebreide impact assessments zijn gedaan voor de wetgevende voorstellen van de CSRD en de CSDDD. In het kader van de betere regelgeving-agenda van de Commissie is volgens het Staff Working Document een derogatie verleend om geen impact assessment te doen, maar de analyse op te nemen in het Staff Working Document van de Commissie. In het Staff Working Document staat wat er is gedaan op het gebied van stakeholderconsultaties (p. 10). |
||||
72 | Kunt u het genoemde werkdocument dat de besparingskosten van de Omnibus uitrekent met de Kamer delen of naar het document verwijzen? | 5 | ||
Antwoord Het gaat om het document genaamd Staff Working Document Accompanying the documents COM(2025) 80 – COM(2025) 81. |
||||
73 | Is er een kosten-batenanalyse gemaakt van de veranderingen in de CSDDD? | 5 | 6 | |
Antwoord Voor zover bekend heeft de Europese Commissie geen algehele financiële kosten- en batenanalyse gemaakt. Wel bevat het Staff Working Document een analyse op hoofdlijnen. Daarnaast geeft het BNC-fiche een weging van de verwachte gevolgen van het Omnibus-voorstel. |
||||
74 | Kunt een overzicht geven van de uitkomsten van de kosten-batenanalyse? | 5 | 6 | |
Antwoord Zie het antwoord op vraag 73. |
||||
75 | Wat is de verwachte kostenbesparing per bedrijf van de wijzigingen aan de CSDDD in het Omnibusvoorstel? Hoe verhoudt die zich tot de omzet van deze bedrijven? | 6 | ||
Antwoord Zie het antwoord op vraag 24. Het kabinet beschikt niet over de omzetgegevens van alle betrokken ondernemingen. |
||||
76 | Hoe heeft de Commissie de 320 miljoen euro (totaal, voor alle ondernemingen die onder de CSDDD vallen gecombineerd) aan jaarlijkse kostenbesparingen en de 60 miljoen euro eenmalige kostenbesparing die door de wijzigingen aan de CSDDD in het Omnibusvoorstel volgen berekend? | 6 | ||
Antwoord Ik verwijs hiervoor naar het Staff Working Document waarin de Commissie voor de CSDDD uitgaat van EUR 320 miljoen aan jaarlijkse kostenbesparingen (totaal, voor alle ondernemingen die onder de CSDDD vallen gecombineerd) en EUR 60 miljoen eenmalige kostenbesparing. Hiervoor presenteert de Commissie in de tabel op pagina 43 een geschatte kostenbesparing door de voorgestelde wijzigingen aan de verplichtingen te relateren aan drie verschillende categorieën ondernemingen onder de geschatte 6.000 EU-ondernemingen die onder de reikwijdte van de CSDDD vallen. |
||||
77 | Hoe is de berekening gemaakt om te komen tot de schatting van een jaarlijkse kostenbesparing van 320 miljoen euro voor alle ondernemingen die onder de CSDDD vallen? Hoeveel ondernemingen vallen onder de CSDDD? Hoe staat deze kostenbesparing in verhouding tot hun totale jaarlijkse winst? | 6 | ||
Antwoord Zie de beantwoording van vragen 24 en 76. |
||||
78 | Wat is u bekend over de ervaringen van bedrijven met de Noorse IMVO-wet, die een risico gebaseerde benadering kent en positief wordt geëvalueerd? | 6 | ||
Antwoord De KPMG-evaluatie van de Noorse Transparancy Act stelt dat Noorse bedrijven de doelen van de wet steunen en de verplichtingen helder en passend vinden. De wet zou hebben bijgedragen aan een aantal tastbare verbeteringen, zowel binnen bedrijven als in hun waardeketens. Uitdagingen die Noorse bedrijven signaleren betreffen vooral de druk van rapportageverplichtingen en bijbehorende informatieuitvragen, en de samenloop met Europese wetgeving die ook Noorse bedrijven zal treffen. Voor meer details wordt verwezen naar de evaluatie.12 |
||||
79 | Zijn de ervaringen van bedrijven met de vergelijkbare constructie omtrent de tier-1-beperking in de Duitse IMVO-wet meegenomen bij de standpuntbepaling rondom de wijzigingsvoorstellen? Zo ja, op welke manier? Bent u op de hoogte van het feit dat deze beperking in de praktijk vaak leidt tot onnodige vragenlijsten voor directe zakenrelaties? | 6 | ||
Antwoord Dit is op anekdotisch niveau bekend en die ervaringen, evenals andere ervaringen, bronnen en kennis hebben bijgedragen aan de standpuntbepaling rondom de wijzigingsvoorstellen en worden meegenomen in de vragen en voorstellen die het kabinet doet op het gebied van de tier-1-beperking. |
||||
80 | De Europese Commissie stelt een vrijwillige standaard voor om rapportage over keteninformatie door kleinere bedrijven te verlichten. Hoe beoordeelt het kabinet het risico dat deze vrijwillige standaard in de praktijk alsnog leidt tot informele verplichtingen, bijvoorbeeld via eisen van grote afnemers in de keten? | 7 | ||
Antwoord Het voorstel van de Commissie stelt een beperking voor van wat maximaal aan informatie mag worden opgevraagd aan het mkb. Met dit voorstel beoogt de Europese Commissie om lasten voor het mkb te voorkomen. Het kabinet ziet op dit moment geen specifiek risico dat deze beperking in de praktijk alsnog leidt tot “informele verplichtingen”. |
||||
81 | Hoe hoog is volgens de OESO de regeldruk voor bedrijven in de EU, afgezet tegenover de regeldruk in de Verenigde Staten, en is deze regeldruk voor bedrijven in de EU in de afgelopen jaren afgenomen? | 7 | ||
Antwoord Internationaal vergelijken is lastig, want er zijn geen allesomvattende internationale vergelijkingen voor regeldruk. De OESO hanteert voor regeldruk de Product Market Regulation (PMR) Index. Deze geeft een algemeen beeld van de regeldruk per land. Uit de meest recente publicatie van de PMR Index13 kan opgemaakt worden dat de regeldruk in de Verenigde Staten per saldo hoger ligt dan in de EU. De OESO noemt geen EU gemiddelde, maar slechts 4 EU-lidstaten (Cyprus, Hongarije, Luxemburg en Malta) scoren hoger dan de Verenigde Staten. Alle andere 22 EU-lidstaten onder de OESO scoren lager. Het rapport laat daarnaast zien dat ten opzichte van 2018 de PMR score van de Verenigde Staten onveranderd is, terwijl 23 van de 26 EU-lidstaten in 2024 een daling laten zien van de PMR-score ten opzichte van 2018. |
||||
82 | Kan regelgeving, ondanks de bijbehorende regeldruk, ook een positieve uitwerking hebben op de economie? | 7 | ||
Antwoord Regelgeving kan een positieve uitwerking hebben op de economie. Zo noemt de impact assessment van de CSDDD dat uit verschillende metastudies over de relatie tussen duurzaamheid van bedrijven en financiële prestaties blijkt dat er een positieve correlatie is tussen het feit dat bedrijven aandacht besteden aan de belangen van hun stakeholders, duurzaamheidsrisico’s, impact en kansen aan de ene kant, en financiële prestaties aan de andere kant. De impact assessment verwacht dat op de midden- tot lange termijn de voordelen voor bedrijven zullen opwegen tegen de nadelen, en de economie competitiever zal worden.14 Sinds het aannemen van de CSDDD is de wereld echter veranderd en is ook op korte termijn een impuls aan de concurrentiekracht van Nederland en de EU nodig. De Commissie is net als het kabinet van mening dat te veel regelgeving verstikkend kan werken voor bedrijven en het investeringsklimaat. Daarom is regeldrukvermindering een prioriteit van het kabinet. |
||||
83 | Wat zegt de Europese Investeringsbank over de belemmeringen van regeldruk om investeringen te doen in de EU, afgezet tegenover de Verenigde Staten? | 7 | ||
Antwoord De Europese Investeringsbank publiceert jaarlijks een uitvraag aan ondernemers over het investeringsklimaat. Uit het onderzoek over 2024 blijkt dat Amerikaanse bedrijven meer regeldruk ondervinden bij de handel op de Amerikaanse markt, dan Europese bedrijven die exporteren naar andere Europese landen. Waar het aankomt op regels omtrent de arbeidsmarkt noemt 61% van de Europese ondernemers dit een obstakel ten opzichte van 70% van de Amerikaanse ondernemers. Op het gebied van regelgeving voor het bedrijfsleven is dit 66% van de Europese ondernemers tegenover 75% van de Amerikaanse.15 Tegelijkertijd wijst de Europese Investeringsbank in haar analyses ook op structurele belemmeringen binnen de EU, zoals de complexiteit van regelgeving en de lange doorlooptijden bij besluitvorming. Daarom is het van belang dat Europa blijft inzetten op regeldrukreductie, betere regelgeving en snellere procedures. |
||||
84 | Wat vraagt het kabinet aan de Commissie over de gekozen drempelwaarden? | 10 | ||
Antwoord In de beantwoording van deze vraag wordt aangenomen dat deze vraag de CSRD betreft. Het kabinet vraagt de Commissie naar de onderbouwing voor de gekozen drempelwaarden voor de reikwijdte van de CSRD. Ook vraagt het kabinet naar de mogelijke gevolgen voor de beschikbaarheid van data over duurzame investeringen die investeerders nodig hebben. |
||||
85 | Wat zijn de risico’s voor duurzame investeringen volgens het kabinet? | 10 | ||
Antwoord In het BNC-fiche noemt het kabinet dat de Omnibusvoorstellen mogelijke gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van data over duurzame investeringen die investeerders gebruiken. Het kabinet ondersteunt het terugdringen van rapportagelasten en heeft tegelijkertijd oog voor het belang van voldoende databeschikbaarheid voor investeerders. Het is daarom onder andere van belang bij de aangekondigde simplificatie van de ESRS-standaarden te bezien welke datapunten voor investeerders de meest waardevolle zijn, zodat simplificatie gericht is. Hier zal het kabinet aandacht voor vragen. |
||||
86 | Wat houdt de uitbreiding van maximumharmonisatie in? | 11 | ||
Antwoord Het voorstel van de Commissie voorziet in een uitbreiding van het aantal bepalingen waarvoor maximumharmonisatie geldt. Het gaat om bepalingen die de kernaspecten van het due diligence-proces regelen. Op basis van de huidige CSDDD mogen lidstaten geen verdergaande nationale regels introduceren ten aanzien van het identificeren en beoordelen van feitelijke en potentiële negatieve effecten, en de preventie en beëindiging van negatieve effecten. In het Commissievoorstel wordt dit uitgebreid met de bepalingen over het toepassen van due diligence op groepsniveau en het kennisgevingsmechanisme en de klachtenprocedure. Tegelijkertijd biedt het voorstel de lidstaten de mogelijkheid om op bepaalde onderwerpen in het nationale recht strengere of meer specifieke regels vast te stellen, waaronder maatregelen om risico’s in verband met nieuwe producten of diensten aan te pakken. Het kabinet is conform Regeerprogramma voornemens de CSDDD lastenluw te implementeren, zonder nationale koppen. |
||||
87 | Welke beperkingen gelden voor informatie-uitvragen aan bedrijven met <500 werknemers? | 11 | ||
Antwoord Zie de beantwoording van vraag 10. |
||||
88 | Hoeveel bedrijven in Nederland passen al vrijwillig gepaste zorgvuldigheid toe voorbij tier-1 en welke impact heeft het voorstel op deze koplopers? | 11 | ||
Antwoord Er zijn geen data beschikbaar over hoeveel bedrijven in Nederland al vrijwillig gepaste zorgvuldigheid toepassen voorbij tier-1. |
||||
89 | Wordt momenteel van bedrijven verwacht dat ze mensenrechten respecteren in hun waardeketens en daarom op risico gebaseerde gepaste zorgvuldigheid uitvoeren zoals uiteengezet in de VN-richtlijnen voor bedrijfsleven en mensenrechten (UNGPs) en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen? Klopt het dat de wijziging in de Omnibus 1 waarbij gepaste zorgvuldigheid wordt beperkt tot alleen directe zakenrelaties (tier- 1) deze verwachting feitelijk verlaagd? | 11 | ||
Antwoord Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen toepassen. Dit houdt in dat bedrijven volgens het proces van gepaste zorgvuldigheid risico’s voor mens en milieu identificeren en negatieve gevolgen tegengaan of aanpakken door middel van herstelmaatregelen. Bedrijven worden aangemoedigd om dit zowel upstream als downstream in de waardeketen te doen. De OESO-richtlijnen erkennen dat het voor de meeste ondernemingen niet haalbaar is om alle individuele entiteiten waarmee zij een zakelijke relatie hebben, te beoordelen of met hen samen te werken. Op basis van een risicoanalyse kunnen zij thema’s waarbij het risico op negatieve gevolgen het hoogst is prioriteren. In het Omnibus I voorstel wordt getracht dit op een andere wijze behapbaar te houden voor bedrijven die binnen de reikwijdte vallen. |
||||
90 | Welke vragen en aandachtspunten heeft het kabinet met betrekking tot de beperking van gepaste zorgvuldigheid tot tier-1? Kan zij die uitvoeriger met ons delen? | 11 | 12 | |
Antwoord Zoals in het BNC-fiche weergegeven zien die aandachtspunten met name op de gevolgen voor het gelijke speelveld binnen Nederland en de EU, de duidelijkheid voor het bedrijfsleven, de mogelijke afwenteling van lasten op kleine(re) bedrijven die directe zakenrelaties zijn, en de effectiviteit van een benadering gericht op ‘plausibele informatie’. Zie verder ook de antwoorden op vragen 10, 15, 47 en 48 hierover. |
||||
91 | Wat verandert er aan de rol van stakeholders in het gepaste zorgvuldigheidsproces? | 12 | ||
Antwoord Het voorstel beperkt het aantal stadia van het due diligence-proces waarbij ondernemingen stakeholders moeten betrekken. Ondernemingen hoeven dit niet meer te doen bij: i) het nemen van een besluit om een zakelijke relatie op te schorten of te beëindigen, en bij ii) het ontwikkelen van kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren ten behoeve van de monitoring vereist in artikel 15 CSDDD. Daarnaast verduidelijkt het voorstel dat de onderneming alleen ‘relevante’ stakeholders moet raadplegen. Ook de definitie van stakeholders wordt aangepast. Zie de beantwoording van vraag 92. |
||||
92 | Wat is de nieuwe definitie van relevante stakeholders? | 12 | ||
Antwoord Het voorstel definieert niet het begrip “relevante stakeholders”. Wel wordt de definitie van “stakeholders” aangepast. De definitie in het Commissievoorstel luidt: “de werknemers van de onderneming, de werknemers van haar dochterondernemingen en van haar zakenpartners, en hun vakbonden en werknemersvertegenwoordigers, en of gemeenschappen consumenten wier rechten of belangen rechtstreeks worden of kunnen worden beïnvloed door de producten, diensten en activiteiten van de onderneming, haar dochterondernemingen en haar zakenpartners, en de wettelijke vertegenwoordigers van die personen of gemeenschappen.” |
||||
93 | Hoe waarborgt het kabinet dat de duurzaamheidsdoelen van de CSDDD – waaronder het doel van klimaatneutraliteit – in Nederland alsnog worden bereikt, nu het voorstel onder meer de uitvoeringsplicht van het klimaattransitieplan laat vervallen? | 12 | ||
Antwoord Zie het antwoord op vraag 22. |
||||
94 | Hoe is de steun van het kabinet aan de voorgestelde versoepelingen in het klimaattransitieplan binnen de CSDDD verenigbaar met het wettelijk vastgelegde klimaatdoel voor 2030 uit de Nederlandse Klimaatwet? | 12 | ||
Antwoord Het is belangrijk om de juiste balans te vinden tussen het beperken van lasten voor ondernemingen en het blijven nastreven van de onderliggende doelen van wetgeving. Ook in het omnibusvoorstel behoudt de CSDDD een verantwoordelijkheid van ondernemingen om een bijdrage te leveren aan het tegengaan van klimaatverandering. Zie verder het antwoord op vraag 22. |
||||
95 | Hoe gaat het kabinet meer duidelijkheid scheppen voor ondernemingen en het risico op afwenteling van risico’s op (kleinere) ondernemingen verkleinen? | 12 | ||
Antwoord Het kabinet verwelkomt het voorstel van de Commissie om informatie-uitvragen aan het mkb te beperken. Dit voorkomt dat het mkb te veel belast wordt. De beperking van informatie-uitvragen is echter niet absoluut. In sommige gevallen mogen ondernemingen toch meer informatie opvragen. Het kabinet zet zich tijdens de onderhandelingen daarom in om waar nodig aanpassingen voor te stellen die regeldruk beperken en dit risico op afwenteling beperken. Bijvoorbeeld door op te nemen dat bedrijven eerst op andere wijze moeten proberen aan deze informatie te komen, bijvoorbeeld via multi-stakeholder initiatieven, stakeholder consultaties of in gezamenlijkheid met andere ketenpartners. |
||||
96 | Hoe bent u voornemens om te voorkomen dat MKB'ers te veel verantwoordelijkheid dragen voor de achterliggende waardeketen? | 12 | ||
Antwoord Zie het antwoord op vraag 10 en 15 en 95. |
||||
97 | Kunt u nader toelichten welke criteria worden gehanteerd bij het bepalen wanneer zij “reden hebben” en wiens verantwoordelijkheid dat is? | 12 | ||
Antwoord Het omnibusvoorstel zegt hierover het volgende (zie met name onderstreepte passage): “Deze beoordelingen zijn, in voorkomend geval, gebaseerd op kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren en vinden onverwijld nadat zich een significante wijziging heeft voorgedaan, doch ten minste om de vijf jaar plaats en telkens wanneer er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de maatregelen niet langer afdoende of doeltreffend zijn of dat er zich nieuwe risico’s op deze negatieve effecten kunnen voordoen.” De verantwoordelijkheid om dit te bepalen ligt bij de onderneming. Deze afweging van de onderneming kan op termijn na nationale implementatie ook getoetst worden door de toezichthouder. |
||||
98 | Kan het kabinet verduidelijken hoe het voorstel om slechts één keer in de vijf jaar activiteiten en effectiviteit van genomen maatregelen te monitoren voorkomt dat ondernemingen risico’s in hun productieketens en activiteiten over het hoofd zien? Wat zijn ‘genoeg redenen' voor een onderneming om vast te stellen dat hun maatregelen niet langer effectief zijn? | 12 | ||
Antwoord In afwijking van de vijfjaarlijkse monitoringverplichting dient monitoring wel direct plaats te vinden zodra zich een significante wijziging heeft voorgedaan en steeds wanneer er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat zich nieuwe risico’s op nadelige gevolgen kunnen voordoen. De Commissie zegt hierover in het Staff Working Document16 (p.38) dat het voorstel erkent dat zakelijke relaties, en de daaraan verbonden risico’s en negatieve effecten, in de loop van de tijd kunnen veranderen, zoals bij het openen van nieuwe bedrijfsonderdelen of productielocaties, wanneer nieuwe producten of diensten worden geïntroduceerd, nieuwe zakenrelaties worden aangegaan of overnames plaatsvinden, ook binnen een kort tijdsbestek. De genomen maatregelen om negatieve effecten aan te pakken kunnen onvoldoende effectief blijken, ook voor de volgende vijfjaarlijkse beoordeling. In dergelijke situaties moet een onderneming het beleid al direct herzien. |
||||
99 | Kan het kabinet verduidelijken waarom, gezien de vele misstanden die dieper in waardeketens plaatsvinden, slechts in sommige gevallen het (lokaal) maatschappelijk middenveld moet worden betrokken bij de gepaste zorgvuldigheid? | 12 | ||
Antwoord Zoals aangegeven in het BNC-fiche kan het kabinet zich vinden in de aanpassing dat alleen relevante stakeholders worden betrokken bij de gepaste zorgvuldigheid, en ook in een versimpeling van de definitie van stakeholders. Het is wel van belang dat ondernemingen stakeholders betrekken die over de juiste kennis en informatie beschikken. In sommige gevallen is dit het (lokaal) maatschappelijk middenveld. Het betrekken van deze partijen kan juridische, financiële of reputatierisico’s voor ondernemingen voorkomen. Dit wordt ook erkend door de Commissie in het Staff Working Document17 (p.38). Het kabinet zal bij de Europese Commissie vragen om verduidelijking of deze groep stakeholders nog onder de definitie valt. |
||||
100 | Welk effect heeft het Omnibusvoorstel op de controle over datastromen van bedrijven over de risico’s in hun keten als gepaste zorgvuldigheid in beginsel wordt beperkt tot directe zakenrelaties? | 12 | ||
Antwoord Het is mogelijk dat de inperking van de diepgaande risicoanalyse in combinatie met het concept plausibele informatie ertoe kan leiden dat informatie over risico’s verderop in de keten minder snel bij bedrijven terecht komt. Het kabinet zal hierop doorvragen bij de Commissie. Het staat bedrijven overigens nog steeds vrij om, in overeenstemming met de OESO-richtlijnen, verder in de keten te kijken dan directe zakenrelaties. |
||||
101 | Bij de monitoring van actieplannen wordt de stakeholderconsultatie geschrapt. Hoe verhoudt zich dit tot de OESO-richtlijnen, waarin is afgesproken dat stakeholders bij alle zes de stappen betrokken moeten worden? | 12 | ||
Antwoord Volgens de OESO-richtlijnen behoren ondernemingen in betekenisvolle dialoog te treden met relevante belanghebbenden of hun wettelijke vertegenwoordigers als onderdeel van de uitvoering van gepaste zorgvuldigheid. Betekenisvolle stakeholderbetrokkenheid is volgens de bijbehorende handreiking tijdens het gehele proces van belang. Volgens het Omnibus I-voorstel hoeven stakeholders niet meer betrokken te worden bij het nemen van een besluit een zakelijke relatie te beëindigen of op te schorten, en ook niet bij de ontwikkeling van indicatoren voor de monitoring van de effectiviteit van de gepaste zorgvuldigheid. Het omnibusvoorstel wijkt op deze onderdelen af van de OESO-richtlijnen. Het staat bedrijven overigens vrij stakeholders ook in deze fasen te blijven betrekken. |
||||
102 | Hoe zijn belanghebbenden zoals maatschappelijke organisaties, vakbonden en bedrijven uit productielanden geconsulteerd over het voorstel? | 12 | ||
Antwoord Zoals ook genoemd in antwoord op vraag 27 heeft het kabinet geen overzicht van lobby vanuit het bedrijfsleven richting de Europese Commissie afgezien van de informatie over stakeholderconsultatie die is weergegeven in het begeleidende Staff Working Document18. Hierin zijn geen individuele stakeholders benoemd. Zie voor meer informatie over consultatie met betrekking tot het Nederlandse besluitvormingstraject het antwoord op vraag 16. |
||||
103 | Hoe definieert de CSDDD en de Omnibus de reden om aan te nemen dat getroffen maatregelen niet langer effectief zijn? Kan het kabinet toelichten hoe dat onder andere blijkt? | 12 | ||
Antwoord Zie de beantwoording van vragen 97 en 98. |
||||
104 | Waarom is gekozen voor artikel 50 en 114 VWEU als rechtsgrondslag? | 13 | ||
Antwoord Artikel 50 VWEU is de rechtsgrondslag voor het vaststellen van EU-maatregelen gericht op het bereiken van de vrijheid van vestiging in de interne markt op het gebied van het vennootschapsrecht. Het is de rechtsgrondslag van de Auditrichtlijn en de Jaarrekeningenrichtlijn, en vormt voor een deel de rechtsgrondslag van de CSDDD en de CSRD. Artikel 114 VWEU is een algemene rechtsgrondslag die tot doel heeft de werking van de interne markt tot stand te brengen of te verzekeren. De CSDDD en de CSRD hebben voor een deel artikel 114 VWEU als rechtsgrondslag. Aangezien de voorstellen de Auditrichtlijn, de Jaarrekeningenrichtlijn, de CSDDD en de CSRD wijzigen, heeft de Commissie voor dezelfde rechtsgrondslagen gekozen voor het Omnibus I-voorstel. |
||||
105 | Wat gebeurt er met de verplichting tot beëindiging van zakenrelaties? | 13 | ||
Antwoord In het omnibusvoorstel wordt de verplichting om een zakelijke relatie te beëindigen als laatste redmiddel geschrapt. Deze is vervangen door een verplichting om de zakenrelaties op te schorten. Zie ook het antwoord op vraag 44. |
||||
106 | Hoe draagt dit voorstel bij aan goed risicomanagement van bedrijven en financiële instellingen zoals banken, verzekeraars en pensioenfondsen? | 13 | ||
Antwoord Financiële instellingen zoals banken, verzekeraars en pensioenfondsen hebben in de CSDDD al een uitzonderingspositie voor wat betreft het doen van gepaste zorgvuldigheid door de gekozen definitie van de keten van activiteiten, waardoor het zogenaamde downstream deel voor financiële instellingen niet hun klantrelaties en financieringsprojecten bevat. Het Omnibus 1 voorstel stelt hier geen wijzigingen in voor. Gepaste zorgvuldigheids- en transparantievereisten leiden er in brede zin toe dat bedrijven beter zicht krijgen op waar duurzaamheidsrisico’s zitten in hun bedrijfsmodel en waardeketen. Dit betekent dat deze risico’s ook beter beheersbaar worden voor bedrijven en de financiers van deze bedrijven. |
||||
107 | Wat is het effect van het schrappen van het klimaatplan op de emissiereductie die bedrijven (moeten) gaan realiseren? | 13 | ||
Antwoord Zie het antwoord op vraag 45. |
||||
108 | Welke effecten heeft het inperken van de harmonisatie op het gebied van civiele aansprakelijkheid op het Nederlandse vestigingsklimaat? | 13 | ||
Antwoord Welke effecten dit zal hebben op het vestigingsklimaat is nog niet volledig te overzien. Bedrijven zullen bij beslissingen over vestiging meerdere overwegingen in beschouwing nemen. Het toepasselijke aansprakelijkheidsregime is daar mogelijk een van. Vaker genoemde overwegingen zijn bijvoorbeeld beschikbaarheid van personeel, infrastructuur en belastingregels.19 Volgens het kabinet is het schrappen van de EU-brede civiele aansprakelijkheid onwenselijk, omdat bedrijven dan te maken krijgen met uiteenlopende aansprakelijkheidsregimes in verschillende EU-lidstaten. Het kabinet geeft daarom de voorkeur aan harmonisatie. Individuele bedrijven kunnen dit verschillend wegen. |
||||
109 | Voorziet het kabinet het ontbreken van een gelijk speelveld door EU-aansprakelijkheidsregime als nadelig voor het Nederlandse bedrijfsleven en een stabiel ondernemingsklimaat? | 13 | ||
Antwoord Zie het antwoord op vraag 108, dat eveneens geldt voor de gevolgen voor het Nederlandse bedrijfsleven en het ondernemingsklimaat. |
||||
110 | Wat is de positie van het kabinet over de subsidiariteit van de voorstellen? | 13 | 14 | |
Antwoord Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van de voorstellen is positief. De Commissie stelt voor om de omzettingstermijn van de CSDDD voor lidstaten, alsmede de toepassingstermijn voor de eerste groep ondernemingen met één jaar uit te stellen. Daarnaast heeft het Voorstel CSDDD tot doel om de zorgvuldigheidsverplichtingen de daarmee samenhangende bepalingen inzake publieke en private handhaving te vereenvoudigen. De voorstellen betreffen derhalve aanpassing van bestaande EU-regelgeving en een wijziging van bestaande EU-regelgeving kan slechts op EU-niveau plaatsvinden. |
||||
111 | Wat is het oordeel van het kabinet over de proportionaliteit van de voorstellen? | 14 | 15 | |
Antwoord Ook het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van de voorstellen is positief. Het ‘Voorstel Aanpassingen CSDDD’ heeft tot doel om de regeldruk voor ondernemingen te verminderen en de zorgvuldigheidsverplichtingen van ondernemingen te versimpelen en te stroomlijnen. Het voorstel is daar geschikt voor, omdat bepaalde dwingende zorgvuldigheidsverplichtingen voor ondernemingen worden vereenvoudigd en beleidsdoelstellingen daarbij zoveel mogelijk intact blijven. De uitbreiding van de bepalingen over maximumharmonisatie naar alle kernaspecten van het gepaste zorgvuldigheidsproces in de context van de CSDDD, draagt bij aan de werkbaarheid voor ondernemingen en het gelijk speelveld binnen de EU. Het voorstel om gepaste zorgvuldigheid te beperken tot directe zakenrelaties werkt regeldrukverminderend. Tegelijkertijd heeft het kabinet vragen en aandachtspunten bij de gevolgen voor het gelijke speelveld, afwenteling op het mkb en de effectiviteit van het voorstel. Om deze aandachtspunten te adresseren, zal het kabinet waar nodig aanpassingen voorstellen die regeldrukvermindering behouden, maar bijdragen aan de effectiviteit van de CSDDD, duidelijkheid scheppen voor ondernemingen en het mogelijke risico op afwenteling van risico’s op (kleinere) ondernemingen verkleinen. |
||||
112 | Wat is de inschatting van het kabinet over het effect van het voorstel op het daadwerkelijke aantal tonnen CO₂ dat wordt bespaard, het aantal geplaatste zonnepanelen of windmolens, en investeringen in netverzwaring? | 15 | ||
Antwoord Het kabinet beschikt niet over informatie over de effecten van het omnibusvoorstel op het aantal tonnen CO2 dat wordt bespaard, het aantal geplaatste zonnepanelen of windmolens, en investeringen in netverzwaring. |
||||
113 | Waarom is de vraag of het Voorstel Aanpassingen CSDDD verder gaat dan noodzakelijk, minder passend, bij een voorstel dat de lasten verlicht? | 15 | ||
Antwoord De vraag of een voorstel verder gaat dan noodzakelijk is, is een vraag die vooral is bedoeld om te bepalen of de maatregelen proportioneel zijn en – gelet op het te behalen doel - niet te ingrijpend voor de doelgroep waarop de maatregelen zijn gericht. Bezien vanuit de lasten voor het bedrijfsleven, is er in de voorstellen geen sprake van maatregelen die voor het bedrijfsleven belastend zijn, want ze zijn juist gericht op verlichting van die lasten. |
||||
114 | Kan een overzicht worden gegeven van de te verwachten budgettaire gevolgen voor Nederland van de aanpassingen door de Omnibus in nationale implementatiebesluiten? | 15 | ||
Antwoord Het is door het voorstel van het verlengen van de omzettingstermijn en implementatiedatum met één jaar mogelijk dat budgetten voor onder andere het toezicht gaan verschuiven. Het kabinet kan pas een volledige analyse maken van de budgettaire gevolgen wanneer de richtlijn definitief is vastgesteld. |
||||
115 | Is er een milieueffectrapportage uitgevoerd over de impact van deze deregulering op klimaatdoelen en milieueffecten, en zo ja, wat waren de uitkomsten? Zo nee, waarom is daarvan afgezien? | 16 | ||
Antwoord De Europese Commissie heeft voor zover bekend geen milieueffectrapportage uitgevoerd. Zie ook de beantwoording van de vragen 64, 65 en 71. |
||||
116 | Zouden regeldruk en/of mogelijke financiële lasten voor burgers, indien zij benadeelde zijn, kunnen toenemen, nu lidstaten niet meer hoeven te regelen dat benadeelden vertegenwoordigd kunnen worden door vakbonden of NGO’s (p5)? | 16 | ||
Antwoord In de huidige CSDDD is een verplichting opgenomen voor lidstaten om te voorzien in de mogelijkheid voor benadeelden om zich te laten vertegenwoordigen door een vakbond of een ngo. Deze organisatie kan vervolgens vorderingen bij de civiele rechter namens hen instellen. De Europese Commissie stelt voor om deze verplichting voor lidstaten te schrappen. Dit zou de situatie in Nederland echter niet wezenlijk veranderen, want deze mogelijkheid is sinds 1 januari 2020 geregeld in de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA). Het kabinet verwacht daarom geen toename in regeldruk en/of financiële lasten voor burgers in Nederland. |
||||
117 | De financiële consequenties van het vervallen van de verplichting tot uitvoering van het klimaattransitieplan zijn niet in beeld gebracht. Kan wel een appreciatie of inschatting worden gegeven van de financiële consequenties hiervan (denk bijvoorbeeld aan de constatering van De Nederlandsche Bank dat klimaatverandering zich kan vertalen naar risico’s voor de langetermijnrendementen en de reputatie van pensioenfondsen en verzekeraars)? | 16 | ||
Antwoord Zie het antwoord op vraag 22. Het is niet bekend wat de gevolgen zouden zijn voor de emissiereductie van bedrijven van de oorspronkelijke CSDDD en het is ook nog niet bekend wat de gevolgen zullen zijn van het omnibusvoorstel hierop. Dit geldt ook voor eventuele financiële consequenties. |
||||
118 | Op pagina 16 schrijft u dat de voorgestelde aanpassingen aan de CSDDD ertoe zullen leiden dat “ondernemingen die zich aan de OESO-richtlijnen houden… een concurrentienadeel ervaren” – krijgen bedrijven door de wijzigingsvoorstellen nu te maken met verschillende benaderingen tussen de CSDDD, CSRD, OESO-richtlijnen, UNGPs en de Nederlandse sectorconvenanten? Hoe is dit in het voordeel van duidelijkheid en zekerheid voor bedrijven? | 16 | ||
Antwoord De OESO-richtlijnen en UNGP’s blijven het uitgangspunt van het Nederlandse IMVO-beleid, inclusief de sectorovereenkomsten. Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij ondernemen in overeenstemming met die standaarden. Dat maakt het voor hen ook gemakkelijker om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen onder de CSDDD, CSRD en andere EU-wetten met gepaste zorgvuldigheidscomponenten. Er zijn vlakken waarop de OESO-richtlijnen verder gaan dan de CSDDD, zoals de reikwijdte van de risicoanalyse en de aanbevolen frequentie van monitoring. Na omnibusaanpassingen worden deze verschillen groter (zie ook het antwoord op vraag 39). Dat kan vanuit kostenperspectief voor sommige bedrijven (op korte termijn) een concurrentienadeel opleveren. Tegelijkertijd zorgt toepassing van gepaste zorgvuldigheid volgens de OESO Richtlijnen ook voor baten voor bedrijven, zie hiervoor antwoord 25. Ook zijn er vlakken waarop de duidelijkheid door aanpassingen in het Omnibus I-voorstel juist wordt vergroot, bijvoorbeeld doordat de reikwijdte en de klimaatverplichtingen van de CSRD en CSDDD beter met elkaar in lijn worden gebracht. Het MVO Steunpunt kan bedrijven voorlichten over gepaste zorgvuldigheid onder de OESO-richtlijnen en eventuele verschillen met de verplichtingen onder verschillende IMVO-wetten. |
||||
119 | Op pagina 16 schrijft u dat de voorgestelde aanpassingen aan de CSDDD ertoe zullen leiden dat “ondernemingen die zich aan de OESO-richtlijnen houden… een concurrentienadeel ervaren?” Kunt u dit nader toelichten? Kan hier uit opgemaakt worden dat de CSDDD niet in lijn is met OESO-richtlijnen? | 16 | ||
Antwoord Zoals beschreven in het antwoord op vraag 118, zijn er vlakken waarop de OESO-richtlijnen verder gaan dan de CSDDD. Via de aanpassingen uit Omnibus I zoals de inperking van de risicoanalyse, het voorstel om de monitoringscyclus aan te passen en de definitie van stakeholders, worden deze verschillen groter. Deze punten kunnen vanuit kostenperspectief voor bedrijven die zich hierop hebben voorbereid (op korte termijn) een concurrentienadeel opleveren. Het kabinet zal waar nodig aanpassingen voorstellen die regeldrukvermindering behouden, maar bijdragen aan de effectiviteit van de CSDDD, duidelijkheid scheppen voor ondernemingen en het mogelijke risico op afwenteling van risico’s op (kleinere) ondernemingen verkleinen. |
||||
120 | Op pagina 16 schrijft u dat de voorgestelde wijzigingen kunnen leiden tot financiële en reputatierisico’s voor ondernemingen – kunt u dit nader toelichten? | 16 | ||
Antwoord Zoals aangegeven in het BNC-fiche kunnen sommige voorgestelde wijzigingen ertoe leiden dat informatie over risico’s en misstanden in de keten de onderneming minder snel bereikt. Dit geldt bijvoorbeeld voor de beperking van de definitie van stakeholders, de tier-1 beperking, en het terugbrengen van de monitoringsfrequentie. Dit kan leiden tot financiële risico’s omdat het bijvoorbeeld makkelijker kan zijn om financiering aan te trekken wanneer een onderneming transparant is over de hele keten. Ook kan dit leiden tot reputatierisico’s wanneer bedrijven publiekelijk geconfronteerd worden met nieuwe informatie over misstanden. Deze risico’s worden deels ondervangen doordat ondernemingen vaker moeten monitoren bij significante wijziging en bij nieuwe risico’s. Ook het feit dat bedrijven bij plausibele informatie wel verder moeten kijken dan directe zakenrelaties , en het feit dat bedrijven ervoor kunnen kiezen om een brede groep stakeholders te betrekken beperken dit risico. |
||||
121 | U schrijft dat de verwachte totale besparing van administratieve lasten als gevolg van de wijzigingen van de CSDDD “beperkt” zijn. Kunt u dit nader toelichten? Hoe verhoudt dit zich tot de belofte dat de wijzigingsvoorstellen regeldruk tegengaan? | 16 | ||
Antwoord De verwachte totale besparingen in administratieve lasten als gevolg van de wijzigingen van de CSDDD (inschatting Commissie EUR 320 miljoen) zijn beperkt ten opzichte van de verwachte besparingen als gevolg van de voorgestelde wijzigingen van de CSRD (inschatting Commissie EUR 4,4 miljard). De wijzigingsvoorstellen in het Omnibus I-pakket zorgen niettemin voor een kostenbesparing voor ondernemingen en vermindering van de regeldruk. |
||||
122 | Zouden regeldruk en/of mogelijke financiële lasten voor burgers, indien zij benadeelde zijn, kunnen toenemen, nu lidstaten niet meer hoeven te regelen dat benadeelden vertegenwoordigd kunnen worden door vakbonden of NGO’s? | 16 | ||
Antwoord Zie de beantwoording van vraag 116. |
||||
123 | Wat is de nieuwe omzettingstermijn voor de CSDDD voor lidstaten? | 17 | ||
Antwoord Met het vaststellen van de ‘stop the clock’ richtlijn20 is de omzettingstermijn van de CSDDD voor lidstaten met één jaar uitgesteld naar 26 juli 2027. U bent over het ‘stop the clock’-voorstel geïnformeerd per kamerbrief van 7 april 2025 (onze referentie: BZ2514941). |
||||
124 | Hoe voorkomt u dat de implementatie van de CSDDD het onderhandelen van EU-handelsakkoorden met derde landen bemoeilijkt? | 17 | ||
Antwoord Wanneer de EU nieuwe wetgeving introduceert die handelsstromen van en naar derde landen kan beïnvloeden, bepleit het kabinet het belang van duidelijke communicatie naar derde landen en het belang van flankerende maatregelen om derde landen te assisteren in het implementeren van de wetgeving. Deze assistentie of verdere toelichting over wetgeving kan in het kader van de onderhandelingen over een handelsakkoord aan bod komen. Wanneer er al een handelsakkoord is, biedt het daarin ingestelde verdragscomité over handel en duurzame ontwikkeling de mogelijkheid voor derde landen om dergelijke wetgeving met de EU te bespreken. In het geval van de CSDDD is het belangrijk op te merken dat deze wetgeving inhoudt dat bepaalde bedrijven aan bepaalde eisen moeten voldoen. Deze eisen zijn niet specifiek gericht op producten. Dat betekent dat er niet direct sprake is van verantwoordelijkheden en implementatieverplichtingen voor derde landen. Dat is anders dan bij bijvoorbeeld de EU Ontbossingsverordening of CBAM. Zorgen van derde landen omtrent EU wetgeving, voor zover die opkomen in lopende onderhandelingen over handelsakkoorden, betreffen dan ook voornamelijk de Ontbossingsverordening, CBAM en ook de Verpakkingsverordening. Hoewel voor EU-wetgeving de primaire verantwoordelijkheid bij de EU ligt, treden we wanneer opportuun in gesprek met de betreffende partner over mogelijke zorgen rondom EU-wetgeving. |
||||
125 | Op welke wijze is de onduidelijkheid die kan ontstaan over de vraag wanneer ondernemingen wel of niet beschikken over ‘plausibele informatie’ over misstanden in hun productieketen meegewogen in de door de Commissie geschatte jaarlijkse kostenbesparing van 320 miljoen euro en eenmalige kostenbesparing van 60 miljoen euro? | 17 | ||
Antwoord Het is voor het kabinet op basis van de door de Europese Commissie gedeelde documenten niet duidelijk in hoeverre de Commissie dit heeft meegewogen in haar geschatte jaarlijkse kostenbesparing. |
||||
126 | Het voorstel bevat diverse bevoegdheden voor de Commissie om via gedelegeerde handelingen uitvoeringsdetails vast te stellen. Welke specifieke bevoegdheden worden gedelegeerd, voor welke termijn en op welke wijze is democratische controle op deze bevoegdheden voorzien? | 18 | ||
Antwoord Het omnibusvoorstel bevat geen nieuwe bevoegdheden voor gedelegeerde handelingen op het gebied van de CSDDD, slechts op het gebied van de CSRD. |
||||
127 | Welke wijziging wordt doorgevoerd aan de civiele aansprakelijkheidsregels in de CSDDD? | 20 | ||
Antwoord Het voorstel schrapt de geharmoniseerde EU-brede civiele aansprakelijkheidsregeling in de huidige CSDDD, en de bepaling die aansprakelijkheid uitsluit indien de schade alleen is veroorzaakt door (een) zakenpartner(s) (artikel 29 lid 1 CSDDD). De laatste bepaling voegde voor de Nederlandse context niets toe, omdat dit op basis van het huidige aansprakelijkheidsrecht al niet mogelijk is. Ook de verplichting voor lidstaten om te regelen dat slachtoffers zich bij de rechter kunnen laten vertegenwoordigen door maatschappelijke organisaties of vakbonden, en de daarbij gestelde voorwaarden, wordt geschrapt. Tot slot wordt ook de voorrangsbepaling in de CSDDD die regelt dat de nationale regels ter omzetting van de CSDDD voorrang hebben op ander nationaal aansprakelijkheidsrecht geschrapt in het voorstel. |
||||
128 | Uit de beslisnota (p. 5) blijkt dat er informeel contact is geweest met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), omdat de NVB nog geen finale positie had. Kan het kabinet aangeven of de NVB, formeel of informeel, kenbaar heeft gemaakt wat het standpunt is op deze wijziging in de evaluatiebepaling? Zo ja, welk standpunt is dit? | 20 | ||
Antwoord De NVB heeft geen standpunt bekend gemaakt over het schrappen van de evaluatiebepaling voor de financiële sector. |
||||
129 | Hoe gaat u ervoor zorgen dat de Europese Commissie zo snel mogelijk een duidelijke en werkbare definitie voor ‘plausibele informatie’ voorlegt, en zo niet welke consequentie wordt hier dan aan verbonden? | 21 | ||
Antwoord Het kabinet heeft hierover vragen gesteld aan de Europese Commissie. In lijn met het BNC-fiche zal het kabinet ook waar nodig aanpassingen voorstellen op artikel 8 die regeldrukvermindering behouden, maar bijdragen aan de effectiviteit van de CSDDD, duidelijkheid scheppen voor ondernemingen en het mogelijke risico op afwenteling van risico’s op (kleinere) ondernemingen verkleinen. Het uiteindelijke resultaat van deze inzet is afhankelijk van onderhandelingen in de Raad en vervolgens van de triloog tussen Europese Commissie, Europees Parlement en de Raad. Het kabinet zal het eindresultaat van de onderhandelingen integraal wegen ten opzichte van de appreciatie en inzet in het BNC-fiche, en uw Kamer hierover te zijner tijd informeren. |
||||
130 | Hoe wil het kabinet voorlichting aan ondernemers gaan bieden over deze vrijwillige rapportagestandaard? | 21 | ||
Antwoord Het MVO-steunpunt biedt al informatie aan ondernemingen die vragen hebben over gepaste zorgvuldigheid. Dit jaar is er ook gestart met voorlichting en informatie over de CSRD en de daaronder beschikbare rapportagestandaarden. De vrijwillige rapportagestandaarden vallen hier ook onder en zijn relevant voor (kleinere) ondernemingen in de toeleveringsketen van CSRD-plichtige ondernemingen die informatieverzoeken hebben voor hun ketenpartners. |
||||
131 | Ziet het kabinet, door afschaffing van minimumboetes, het risico op een gevaarlijke race naar de bodem tussen lidstaten, waarbij sancties tegen bedrijven die de wet overtreden zeer minimaal of louter symbolisch worden? | 21 | ||
Antwoord Door het afschaffen van het minimumpercentage voor maximumboetes ziet het kabinet vooral een risico op uiteenlopende boetes in verschillende lidstaten en daarmee aantasting van het gelijke speelveld. Het risico op zeer minimale of louter symbolische sancties acht het kabinet klein. Sancties moeten op grond van de CSDDD namelijk doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn. Met het omnibusvoorstel wordt dit uitgangspunt niet gewijzigd. Het opleggen van boetes zal plaatsvinden door de nationale toezichthouders, die daarbij de hoogte afstemmen op de ernst van de overtreding. In het voorstel van de Europese Commissie is opgenomen dat zij in samenwerking met lidstaten richtsnoeren oplevert met handvatten voor toezichthouders om de hoogte van de geldboetes te bepalen. |
5 | |||
132 | Hoe draagt het bij aan duidelijkheid voor bedrijven als 27 lidstaten hun eigen sancties kunnen bepalen met het verdwijnen van de minimumboete uit de Europese wet? | 21 | ||
Antwoord Om een gelijk speelveld op de interne markt te waarborgen en bevorderen, heeft uniforme handhaving en sanctionering in de lidstaten de voorkeur van het kabinet. De wijzigingsvoorstellen van de Commissie op het gebied van de boetehoogte ondermijnen de harmonisatie binnen de EU en vergroten het risico op fragmentatie tussen lidstaten. Het kabinet zal tijdens de onderhandelingen dan ook inzetten op harmonisatie, bijvoorbeeld door een EU-breed (maximum-/minimum)percentage op te nemen in de richtlijn of via de nog op te stellen richtsnoeren. |
12 | |||
133 | Kan worden verduidelijkt hoe de toezichthouder toetst wanneer een onderneming over ‘plausibele informatie’ beschikt en beoordeelt of deze informatie plausibel is? Acht het kabinet de capaciteit van de ACM als beoogd toezichthouder toereikend om deze beoordelingen te kunnen handhaven? Zorgt het gewijzigde voorstel voor meer of minder lasten voor de ACM dan het oorspronkelijke voorstel? | 21 | ||
Antwoord De toezichthouder zal dit moeten beoordelen in lijn met de uiteindelijke richtlijntekst en te ontwikkelen richtsnoeren van de Commissie. Op basis van de tekst van de richtlijn nadat deze is vastgesteld, zal het kabinet verder werken aan de implementatiewet en zal de ACM als beoogd toezichthouder een Uitvoerbaarheids- en Handhaafbaarheidstoets uitvoeren. Daaruit zal volgen wat er aan capaciteit nodig is om de wet te kunnen handhaven. |
||||
134 | Zijn de zorgen dat de beperkingen aangaande het betrekken van stakeholders in het omnibusvoorstel er mogelijk toe leidt dat signalen vanuit het maatschappelijk middenveld in productielanden ondernemingen niet meer bereiken, meegenomen bij de standpuntbepaling? Zo ja, op welke manier? | 22 | ||
Antwoord Deze zorgen zijn inderdaad meegenomen bij de standpuntbepaling, namelijk als een van de punten waar het kabinet nog vragen over heeft. Zie ook het antwoord op vraag 99. |
||||
135 | Kan het kabinet verduidelijken in hoeverre gezien de wijzigingen in het Omnibusvoorstel de CSDDD effectief blijft in het voorkomen van mensenrechtenschendingen, klimaat- en milieuschade, zowel in Europa als in productielanden? | 22 | ||
Antwoord Het is aannemelijk dat sommige van de voorgestelde wijzigingen ervoor zorgen dat de positieve gevolgen van de wetgeving in ontwikkelingslanden verminderd worden. Het gaat dan met name om beperking van gepaste zorgvuldigheid tot directe zakenrelaties, wijzigingen bij het betrekken van stakeholders, het minder regulier monitoren van de effectiviteit van gepaste zorgvuldigheid en het schrappen van geharmoniseerde regels over civiele aansprakelijkheid. Op de eerste twee punten zal het kabinet met behoud van regeldrukvermindering de Commissie vragen om verduidelijking en, voor wat betreft het tweede punt, waar nodig voorstellen doen ter verbetering. Het derde punt kan worden ondervangen door het feit dat ondernemingen wél regelmatiger moeten monitoren wanneer zij reden hebben om aan te nemen dat hun maatregelen niet langer effectief zijn. Wat betreft het laatste punt zet het kabinet tijdens de onderhandelingen in op harmonisatie. |
||||
136 | Klopt het dat het minder regulier monitoren van de effectiviteit van de gepaste zorgvuldigheidsprocessen en -maatregelen ertoe kan leiden dat risico’s en misstanden in ontwikkelingslanden (langer) onbekend blijven en niet worden aangepakt? Zou dit probleem worden verholpen door vaker dan vijfjaarlijks te monitoren? | 22 | ||
Antwoord Het klopt dat het minder regulier monitoren van de effectiviteit van gepaste zorgvuldigheidsprocessen en -maatregelen er in beginsel toe kan leiden dat risico’s en misstanden (langer) onbekend blijven en niet worden aangepakt. Dit risico kan echter worden ondervangen door het feit dat ondernemingen wél regelmatiger moeten monitoren wanneer zij reden hebben om aan te nemen dat hun maatregelen niet langer effectief zijn. Hierdoor zal in sommige gevallen vaker dan vijfjaarlijks bijgestuurd worden. Zie ook het antwoord op vraag 98. |
https://www.hagerty.senate.gov/wp-content/uploads/2025/03/HLA25119.pdf↩︎
https://financialservices.house.gov/news/documentsingle.aspx?DocumentID=409482↩︎
Te raadplegen via: Initiative-Lieferkettengesetz_FAQ-English.pdf.↩︎
NVB: Position Paper - Omnibusvoorstel Europese Commissie, UNGC: UN Global Compact herbevestigt zijn steun voor inspanningen gericht op verplichte due diligence op het gebied van mensenrechten en milieu | UN Global Compact NL, Fair Wear: Fair Wear's response to the European Commission's Omnibus package – Fair Wear↩︎
Lefevre, C. et al. (2010), Value of Sustainable Procurement Practices: A quantitative analysis of value drivers associated with Sustainable Procurement Practices. https://sustainable-procurement.org/fileadmin/templates/sp_platform/lib/sp_platform_resources//tools/push_resource_file.php?uid=4d7f2885↩︎
https://polish-presidency.consilium.europa.eu/media/zkcno325/programme-of-the-polish-presidency-of-the-council-of-the-european-union.pdf.↩︎
Simplification: Council agrees position on the ‘Stop-the-clock’ mechanism to enhance EU competitiveness and provide legal certainty to businesses - Consilium.↩︎
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=celex:52022SC0042.↩︎
Fiche 1 - Richtlijn gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor ondernemingen | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎
https://www.regjeringen.no/contentassets/4d85a42174994d23a9580c478dacea06/review-of-the-norwegian-transparency-act-kpmg.pdf↩︎
https://issuu.com/oecd.publishing/docs/key_takeaways_from_the_2023-2024_update_of_the_oec↩︎
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=celex:52022SC0042.↩︎
http://www.eib.org/en/publications/20240238-econ-eibis-2024-usa↩︎
Deze overwegingen worden onder andere genoemd in de Kamerbrief Strategische agenda voor het ondernemersklimaat in Nederland: Kamerstuk 32637-513.↩︎
Richtlijn (EU) 2025/794 van het Europees Parlement en de Raad van 14 april 2025 tot wijziging van de Richtlijnen (EU) 2022/2464 en (EU) 2024/1760 wat betreft de datums waarop lidstaten bepaalde vereisten inzake duurzaamheidsrapportering en passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven moeten toepassen (Voor de EER relevante tekst).↩︎