[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voorstel van de wetgevingsrapporteurs Wet collectieve warmte voor een brief aan de minister t.b.v. het wetgevingsoverleg op 19 mei 2025

Brief lid / fractie

Nummer: 2025D20375, datum: 2025-05-08, bijgewerkt: 2025-05-08 18:06, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2025Z08869:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Inleiding

In de procedurevergadering van 2 juli 2024 de leden Suzanne Kröger (GroenLinks-PvdA), Silvio Erkens (VVD) en Wytske Postma (NSC) benoemd als wetgevingsrapporteurs voor het wetsvoorstel Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte, 36576). In de procedurevergadering van 15 april 2025 heeft de commissie ingestemd met het voorstel van de rapporteurs om een voorstel te doen voor een brief namens de commissie aan de minister met een politiek neutrale inbreng.

In de procedurevergadering van 1 april 2025 heeft de commissie ingestemd met het voorstel van de rapporteurs voor een wetenschapstoets Wet collectieve warmte.

Deze brief beperkt in geen enkel opzicht de mogelijkheid van fracties om een eigen inbreng te leveren tijdens het wetgevingsoverleg en het daarop volgende plenaire behandeling van het wetsvoorstel.

Kernpunten

  • De wetgevingsrapporteurs hebben zich in lijn met de handreiking wetgevingskwaliteit voor Kamerleden (‘Werken aan wetten’) gebogen over een aantal kwaliteitsaspecten: de beleidsonderbouwing, de juridische kwaliteit en het uitvoerings- en het burgerperspectief. Dit heeft geleid tot een voorstel voor een politiek-neutrale brief met vragen over de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei van 17 april 2025 (Kamerstuk 30196, nr. 845), de beantwoording van de vragen van de commissie in de nota naar aanleiding van het verslag, de tweede nota van wijziging en de wetenschapstoets (p. 3 e.v.).

  • Als de commissie instemt met de onderstaande brief, wordt deze verzonden naar de minister van Klimaat en Groene Groei met het verzoek om de vragen uit deze brief te beantwoorden tijdens het Wetgevingsoverleg van 19 mei 2025 over het wetsvoorstel Wet collectieve warmte.

Beslispunt

  • Stemt u in met de door de wetgevingsrapporteurs voorgestelde brief namens de commissie?

Commissie K&GG

Aan de minister voor Klimaat en Groene Groei

Plaats en datum: Den Haag, 13 mei 2025
Betreft: Verzoek om beantwoording van verschillende vragen van de leden van de commissie van Klimaat en Groene Groei tbv WGO 19 mei Wet collectieve warmte
Ons kenmerk: PM

Geachte mevrouw Hermans,

De vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei heeft nog enkele vragen naar aanleiding van de recent ontvangen stukken. De vragen hebben betrekking op (i) uw brief van 17 april 2025, Actualisatie randvoorwaarden collectieve warmte, (ii) uw beantwoording van de vragen in de nota naar aanleiding van het verslag gesteld door de leden van de commissie, (iii) de tweede nota van wijziging en (iv) de op verzoek van de commissie uitgebrachte wetenschapstoets. U treft deze vragen in de bijlage bij deze brief.

Het verzoek aan u is de vragen te beantwoorden tijdens het wetgevingsoverleg op 19 mei 2025.

Hoogachtend,

De griffier van de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei,

D.S. Nava

Bijlage: vragen naar aanleiding van de (i) brief van 17 april 2025, Actualisatie randvoorwaarden collectieve warmte, (ii) beantwoording van de vragen in de nota naar aanleiding van het verslag gesteld door de leden van de commissie, (iii) de tweede nota van wijziging en (iv) de op verzoek van de commissie uitgebrachte wetenschapstoets

  1. De leden van de commissie hebben wetenschappers gevraagd om te reflecteren op het wetsvoorstel in de vorm van een wetenschapstoets. De toets is uitgevoerd door de heer J. Janssen (onderzoeker energiebeleid, TNO), mevrouw F. Alkemade (hoogleraar economie en governance van technische innovaties, TU Eindhoven) en mevrouw A. Huygen (emeritus hoogleraar ordening van energiemarkten, Universiteit Utrecht). Op 13 mei 2025 hebben deze wetenschappers hun bevindingen aan de Kamer aangeboden. De leden van de commissie vragen de minister te reageren op de bevindingen en de afzonderlijke aanbevelingen van de wetenschappers in de wetenschapstoets.

  2. In het verslag hebben de leden van de commissie (vraag 189) gevraagd of er een invoeringstoets zal worden gedaan. Het kabinet geeft aan het uitvoeren van een invoeringstoets te vroeg te achten, omdat de verwachting is dat beoogde doelen van het wetsvoorstel na een jaar nog met onvoldoende zekerheid getoetst kunnen worden. De leden van de commissie hebben daar nog de volgende aanvullende vraag over. De leden begrijpen uit de Rijksbrede handreiking invoeringstoets dat een invoeringstoets niet de doelmatigheid en doeltreffendheid van de wet toets, maar een instrument is om vroegtijdig (onbedoelde) knelpunten te achterhalen en – als mogelijk – bij te sturen. Als dit in het licht van het wetsvoorstel collectieve warmte wordt bekeken, dan achten de leden van de commissie de vraag nog steeds actueel of de regering het instrument van een invoeringstoets nuttig acht, ook gezien de ontwikkelingen die de komende jaren – deels nog voor de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, en deels bij lagere regelgeving - nog gaan plaatsvinden ten aanzien van de tariefregulering, het vergoten van de uitvoeringskracht van gemeenten en de positie van private warmtebedrijven.

  3. Naar aanleiding van de brief van 17 april 2025 van de minister van Klimaat en Groene Groei hebben de leden van de commissie de volgende vragen:

    1. Op blz 4 geeft de minister aan dat: “Pas wanneer de relatieve betaalbaarheid voor eindgebruikers ten opzichte van de gangbare alternatieven (nu gas en later warmtepomp) is geborgd, zal het kabinet overgaan tot invoering van kostengebaseerde tarieven (fase 2)” en vervolgens staat op blz 5 het volgende: “Bovengenoemde bestaande subsidies dragen bij aan de betaalbaarheid van collectieve warmte maar bieden in fase 2 van de tariefregulering nog niet de zekerheid voor eindgebruikers dat ze daadwerkelijk een tarief krijgen dat concurreert met het gangbare alternatief.” Dit lijkt tegenstrijdig met elkaar, kan de regering dit nader duiden?

    2. Kan de regering aangegeven wat de stand van zaken is van het Besluit gemeentelijke instrumenten warmtetransitie?

    3. Ten aanzien van de investeringsbereidheid van private bedrijven staat in de brief: “De gedachte is dat reeds gedurende een overnametraject bestaande private warmtebedrijven weer bereid zijn om nieuwe projecten te gaan ontwikkelen.” Kan de regering nader toelichten wat precies de gedachte inhoudt? Wat is de reden dat bij een overnametraject door een publieke aandeelhouder bestaande private bedrijven weer bereid zijn om nieuwe projecten te gaan ontwikkelen?

    4. Op blz. 7 geeft de minister aan dat het nog lastig is om een robuuste kostenraming te maken van een beleidsinstrument zoals de relatieve prijsgarantie. Is er wel een globale indicatie te maken van de kosten van een relatieve prijsgarantie?

  4. Naar aanleiding van de tweede nota van wijziging hebben de leden van de commissie nog de volgende vragen:

    1. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt aan de ene kant sterk ingezet op het lokale karakter van warmte en de noodzakelijke regie van de gemeente. Tegelijk wordt in de tweede nota van wijziging ingezet op grotere regionale warmtebedrijven. Kan de regering aangeven wat de positie ten aanzien van dit onderdeel was door de VNG? Kunnen grotere regionale warmtebedrijven op draagvlak rekenen bij gemeenten?

    2. In de tweede nota van wijziging worden nieuwe grondslagen opgenomen om zaken nader bij algemene maatregelen van bestuur te regelen. Kan de regering aangeven wat de planning is van deze amvb?

    3. Een van de zaken die nader geregeld wordt bij amvb is wanneer er sprake is van een regionaal warmtebedrijf en wat een redelijke termijn is om dat te vormen. Verschillende stakeholders hebben naar aanleiding van de consultatie van de tweede nota van wijziging hierover vragen gesteld. In de toelichting wordt nu alleen aangegeven dat dit nader wordt uitgewerkt bij amvb. Kan de regering aangeven wat de bouwstenen voor deze uitwerking zijn?

    4. In paragraaf 7 van de toelichting wordt ingegaan op de levering van warmte aan glastuinbouw, industrie en gebouwde omgeving. Er wordt voorgesteld een uitzondering op het verbod om zonder aanwijzing warmte te leveren op te nemen voor deze situatie. De reden om dit op te nemen is dat er anders een risico is dat de maatschappelijk potentie voor gecombineerde warmtenetten niet (volledig) wordt benut. Deze uitzondering zal alleen van toepassing zijn als een bepaald percentage van de warmtelevering aan de gebouwde omgeving wordt geleverd, bijvoorbeeld minder dan 25%. Dit percentage zal worden vastgesteld bij amvb. Kan de regering toelichten wat de overwegingen zijn bij het vaststellen van het percentage? En kan de regering aangeven wat er gebeurt als de warmtelevering uitgroeit boven dat percentage en de eigenaar van het warmtenet de eigendom niet wil overdragen? Kan de regering aangeven hoeveel aansluitingen die 25% kunnen vertegenwoordigen?

    5. Kan de regering aangeven in hoeverre de uitvoerbaarheid van het versneld vaststellen van de GAW samenhangt met de extra claim van 16,9 miljoen euro die de ACM heeft gevraagd maar waarover nog besluitvorming moet plaatsvinden?