[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Blauwtong en overige zaken diergezondheid

Dierziekte blauwtong

Brief regering

Nummer: 2025D20576, datum: 2025-05-12, bijgewerkt: 2025-06-17 11:07, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30669-32).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 30669 -32 Dierziekte blauwtong.

Onderdeel van zaak 2025Z08964:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

30 669 Dierziekte blauwtong

28 286 Dierenwelzijn

Nr. 32 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 2025

Op 20 december jl. heb ik de Tweede Kamer voor het laatst geïnformeerd over de blauwtongsituatie in Nederland (Kamerstuk 28 286, nr. 1376). Met deze brief informeer ik de Kamer omtrent de huidige stand van zaken en relevante ontwikkelingen voor het komende seizoen. Daarnaast informeer ik de Kamer over de ziekte Epizootic Haemorragic Disease (EHD), de pilot vaccinatie vogelgriep, het verplichte bioveiligheidsplan voor de pluimveesector en los ik een toezegging in omtrent het Kennis op Maat project «Kennisverspreiding natuurlijke middelen».

Blauwtong: stand van zaken en onderzoeken

De afgelopen maanden is, behoudens enkele oude besmettingen met blauwtongvirus (BTV), geen actieve virusverspreiding aangetoond. De verwachting is dat BTV-3, en mogelijk ook BTV-12, in 2025 opnieuw zal gaan circuleren. De activiteit van de knutten is in de winter en het vroege voorjaar laag. De knuttenactiviteit zal vanaf mei weer toenemen, waarna de kans op nieuwe infecties toeneemt.

Om een beeld te krijgen bij de besmettingen van afgelopen jaar en om de verwachtingen en handelingsperspectief voor houders voor komend jaar helder te krijgen, heb ik enkele onderzoeken laten uitvoeren. In het commissiedebat zoönosen en dierziekten van 6 februari dit jaar heb ik toegezegd om de Kamer te informeren over deze onderzoeken (TZ202502-149) (Kamerstuk 29 683, nr. 304). In deze brief doe ik die toezegging af.

De Gezondheidsdienst voor Dieren (Royal GD) heeft gekeken naar de impact van BTV-3 op runderen en kleine herkauwers. Daarbij is ook gekeken naar het effect van vaccinatie. Tevens is door Royal GD en Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) een analyse gemaakt van het verloop van BTV-12 besmettingen op enkele bedrijven.

De informatie uit deze onderzoeken laat zien dat vaccinatie nuttig is. Ik hoop dat de resultaten houders helpen in het nemen van het besluit tot vaccinatie dit jaar.

Impact BTV-3

Royal GD heeft voor zowel schapen en geiten als voor runderen de sterfte als gevolg van BTV-3 onderzocht. De rapporten treft u aan als bijlage bij deze brief. Ze zijn ook beschikbaar op de website van Royal GD1.

In 2024 hebben meer schapen en geiten een besmetting met BTV-3 doorgemaakt dan in 2023. Het virus is gedurende een langere periode actief verspreid en over een groter deel van Nederland. Daarmee hebben ook meer bedrijven een besmetting gezien dan in 2023. Het aantal dode schapen in 2024 bedroeg ruim 65.000 meer vergeleken met de jaren 2020–2022 (zonder blauwtong). In 2023 was dit ruim 55.000 dieren meer dan in 2020–2022. Op bedrijfsniveau werd in 2024 bij volwassen dieren echter minder sterfte gezien dan in 2023. Dit komt doordat BTV in 2024 over heel Nederland was verspreid en meer bedrijven besmetting kenden. Bij schapenlammeren was de sterfte vergelijkbaar in beide jaren.

In het voorjaar van 2024 zijn Nederlandse melkveebedrijven via de tankmelk onderzocht op de aanwezigheid van antistoffen tegen blauwtongvirus. Op 64 procent van de melkveebedrijven was daarbij aanwijzing voor besmetting met BTV vanuit de epidemie in 2023. In 2024 zijn wederom op veel rundveebedrijven besmettingen met BTV opgetreden. Op melkveebedrijven zijn ruim 13.500 runderen meer gestorven dan in dezelfde periode zonder blauwtong in 2020–2022. In 2023 was dit ruim 9.500 dieren. Op niet-melk leverende bedrijven bleef de impact van BTV op sterfte in 2024 beperkt en gingen ongeveer 350 volwassen runderen en 271 stuks jongvee meer dood, ten opzichte van de periode van 2020–2022.

Effect vaccinatie tegen BTV-3

In het onderzoek heeft Royal GD ook gekeken naar het effect van vaccinatie tegen BTV-3 voor zowel schapen als runderen. Correcte en tijdige vaccinatie heeft in 2024 significant bijgedragen aan het verlagen van de impact van BTV-3 bij volwassen schapen en runderen. Op bedrijfsniveau was de sterfte op volledig gevaccineerde bedrijven lager dan in 2023, hoewel niet alle sterfte door BTV-3 is voorkomen. In 2024 was de sterfte bij volwassen gevaccineerde schapen 3,3 keer hoger ten opzichte van de jaren 2020–2022 (geen blauwtong). Op bedrijven waar niet gevaccineerd is, was de sterfte 5,1 keer hoger. Voor lammeren was de sterfte respectievelijk 2,9 keer (gevaccineerd) en 3,6 keer (niet gevaccineerd) hoger dan de jaren 2020–2022. Hoewel nog altijd sterfte voorkomt, laten de resultaten zien dat vaccinatie bij schapen effectief is om de impact van BTV-3 te beperken.

Op correct en tijdig gevaccineerde melkveebedrijven werd in 2024 nog een licht verhoogde rundersterfte waargenomen, maar was de sterfte bij het jongvee en de kalveren niet meer verhoogd ten opzichte van blauwtongvrije jaren. Melkveebedrijven die hebben gevaccineerd én waar in het voorjaar van 2024 in de tankmelk een hoog niveau antistoffen tegen BTV is aangetoond (> 50% van de dieren besmet geweest in 2023) hadden in 2024 geen verhoogde sterfte meer.

Van niet melkleverende bedrijven (jongvee-opfok, kleinschalig en vleesvee) was beperkt informatie beschikbaar waardoor geen statistische analyse naar het effect van vaccinatie mogelijk was.

Het onderzoek laat zien dat vaccinatie van toegevoegde waarde is op zowel bedrijfs- als populatieniveau. Hoewel individuele dieren nog ziek werden en er nog altijd hogere sterfte is dan in blauwtongvrije jaren, geven de bevindingen hoop voor de komende jaren. Het is dus van belang om te blijven vaccineren wanneer houders de impact van BTV-3 willen beperken.

BTV-12

Op 11 oktober 2024 werd BTV-12 voor het eerst in Nederland aangetoond. WBVR heeft hierna een retrospectieve screening uitgevoerd. Daaruit bleek dat op drie schapenbedrijven en negen rundveebedrijven ook besmettingen met BTV-12 hadden plaatsgevonden. Op tien van deze bedrijven is nader onderzoek gedaan naar de mate van verspreiding en de ziekteverschijnselen. Het rapport van dit onderzoek vindt u als bijlage bij deze brief.

Het onderzoek laat zien dat slechts een beperkt aantal dieren per bedrijf was besmet met BTV-12, wat een aanwijzing is dat dit serotype niet sterk heeft gespreid in de omgeving. Daarnaast waren acht van de tien bedrijven ook besmet met BTV-3, waardoor het niet mogelijk was om klinische verschijnselen ten gevolge van BTV-12 te onderscheiden van die van de BTV-3 besmettingen. Tegen BTV-12 is geen vaccin beschikbaar.

Verwachting 2025

Het verloop van een epidemie in de toekomst laat zich altijd lastig voorspellen, maar het is, gezien de omvang van de besmettingen in 2024, aannemelijk dat ook in 2025 besmettingen met BTV-3 zullen optreden. Voor BTV-12 is het erg onzeker en zullen de verplichte meldingen van besmettingen en de monitoring hier antwoord op moeten geven. Aangezien BTV-3 in 2024 veel bedrijven en dieren heeft besmet, zal de seroprevalentie (het voorkomen van antistoffen) in 2025 op een hoger niveau liggen dan in 2024. De combinatie van deze hoge seroprevalentie met blijvende vaccinatie in 2025 kan een goed uitgangspunt zijn voor bescherming tegen ziekteverschijnselen en minder sterfte door BTV-3 infecties. Ook heeft vaccinatie invloed op de mate van verspreiding van het virus.

Om ziekte en sterfte ook in 2025 zoveel als mogelijk te beperken is het van belang dieren tijdig, dus voor het volgende knuttenseizoen, en volgens de bijsluiter te vaccineren. Dit blijft echter een besluit van de houder zelf. Het betreft een categorie C-ziekte volgens de EU-diergezondheidsverordening (Vo(EU)2016/429). De rol voor de overheid bij vaccinatie is daarmee beperkt, zolang er geen bestrijdingsprogramma gericht op herkrijgen van de vrijstatus loopt. De blauwtongsituatie in Nederland en de rest van de EU geeft aanleiding om te verwachten dat bestrijden om te proberen volledig vrij te worden niet opportuun is. Vaccineren is wél nuttig om ziekte en sterfte te voorkomen. Er is vaccin beschikbaar en elke houder kan zelf, of samen met de dierenarts, overwegen of vaccinatie voor zijn of haar situatie het beste is. De uitkomsten van de onderzoeken laten zien wat het effect is van vaccinatie. Houders hebben alle informatie om zelf de afweging te maken.

Markttoelating BTV-3 vaccins

In het voorjaar van 2024 zijn drie BTV-3 vaccins «toegestaan voor gebruik» op basis van artikel 110 van de Europese diergeneesmiddelenverordening (Vo (EU)2019/6). Deze verordening geeft lidstaten de ruimte om nationaal het gebruik van een vaccin toe te staan op eigen voorwaarden, indien er geen andere vaccins voor de betreffende dierziekte zijn toegelaten. Eind januari van dit jaar heeft het Europees geneesmiddelenbureau (EMA) een positief advies gegeven voor de toelating van twee van deze drie vaccins en op 20 februari heeft de Europese Commissie het advies overgenomen de officiële Europese toelating verleend. Deze EU-toelating betekent dat alle goedkeuringen voor gebruik op basis van art. 110 komen te vervallen. Vanaf 20 februari geldt een overgangstermijn van 90 dagen. Reeds ingekochte vaccins zonder officiële toelating kunnen worden gebruikt tot uiterlijk 20 mei 2025.

Voor het derde vaccin is op 3 april door het Bureau Diergeneesmiddelen van het agentschap College ter Beoordeling Geneesmiddelen (CBG) een positief besluit genomen, de officiële toelating is op 9 april verleend.

Meldplicht en monitoring blauwtong

Blauwtong is een meldingsplichtige dierziekte, veehouders en dierenartsen moeten vermoedens van een besmetting melden bij de NVWA. Daarnaast bestaat een Europese verplichting om te monitoren op de verspreiding van BTV en eventuele nieuwe serotypen (zoals BTV-12 afgelopen jaar) te detecteren.

In 2023 en 2024 hebben houders bloedmonsters kunnen insturen als onderdeel van de meldplicht. Daarnaast bestond ook de mogelijkheid tot het doen van klinische meldingen via telefonisch contact of de website van de NVWA. Op deze manier werd de verspreiding van BTV-3 over Nederland gemonitord. In de huidige situatie, waarin BTV-3 in heel Nederland voorkomt, geven uitslagen van bloedonderzoek geen aanvullende informatie meer over de verspreiding. Daarnaast is het bloedonderzoek een grote kostenpost voor het diergezondheidsfonds (DGF). Het betreft verdenkingsdiagnostiek, waarbij de kosten ten laste komen van het sectordeel van het DGF. Om deze kosten te drukken en tegelijk te voldoen aan de meldingsplicht én Europese monitoringsverplichting wordt het beleid per 1 juli 2025 gewijzigd.

Meldplicht

Houders die verschijnselen van blauwtong waarnemen bij hun dieren moeten dit melden bij de NVWA. Tot 1 juli kan dit nog op de gebruikelijke wijze via het inzendformulier van WBVR2, waarbij maximaal 3 bloedmonsters kunnen worden ingestuurd, of rechtstreeks bij de NVWA. Ná 1 juli kan het enkel nog telefonisch of via het online formulier op de website van NVWA3. Insturen van bloedmonsters voor verdenkingsdiagnostiek kan dan niet meer. Door de wijze van melden pas na 1 juli te wijzigen kan in bloedmonsters actief bepaald worden wanneer de eerste BTV-3 besmettingen van 2025 optreden. Dit is interessant voor veehouders, en tegelijk nodig om vast te stellen of blauwtong (BTV-3 en BTV-12) inderdaad terugkeert. In 2024 werden voor 1 juli al de eerste nieuwe besmettingen vastgesteld.

Bij de meldingen na 1 juli wordt houders gevraagd aanvullende informatie, zoals verschijnselen en vaccinatiestatus, te registreren. De NVWA kan op basis van deze gegevens inschatten of aanvullende diagnostiek naar andere serotypen of andere dierziekten nodig is. Wanneer houders voor zichzelf willen weten of sprake is van blauwtong staat het hen vrij om bloedmonsters in te sturen voor diagnostiek. De kosten zijn in dat geval voor de houder zelf. Deze vereenvoudigde wijze van melden geeft op een kostenefficiënte wijze invulling aan de meldplicht en draagt bij aan de monitoring.

Monitoring

Naast het beeld uit de meldingen is aanvullende monitoring nodig om eventuele nieuwe BTV-serotypen, zoals BTV-12, te detecteren. Royal GD is aangewezen voor het uitvoeren van de blauwtongmonitoring. Ik heb GD daarom opdracht gegeven om, samen met WBVR, een monitoringsprogramma op te stellen. Dit programma wordt, conform afspraken met sectoren in het DGF-convenant, mede gefinancierd door houders van runderen en kleine herkauwers. De doelstellingen en uiteindelijke vorm van de monitoring zal ik in samenspraak met de sectoren vaststellen.

Epizootic Haemorragic Disease (EHD)

EHD wordt veroorzaakt door een virus dat, net zoals het blauwtongvirus, wordt overgedragen door knutten. EHD veroorzaakt met name ziekte bij herten en runderen en kan ook tot sterfte leiden. Kleine herkauwers kunnen wel besmet worden en spelen daardoor een rol in de ziekteverspreiding, maar vertonen geen of nauwelijks ziekteverschijnselen. Er zijn grote overeenkomsten in de verschijnselen van EHD- en BTV-infecties bij runderen. EHD is in de EU-diergezondheidsverordening (Vo (EU)2016/429) geclassificeerd als categorie D, wat betekent dat er op grond van EU-regelgeving extra beperkingen gelden voor de verplaatsing van dieren om verspreiding naar andere lidstaten te voorkomen. Voor EHD geldt een meldingsplicht, er is geen bestrijdingsplicht.

In 2022 werd EHD voor het eerst in Italië en Spanje aangetoond. Sindsdien heeft het virus zich verder noordwaarts verspreid tot halverwege Frankrijk. Ik vind het belangrijk om waakzaam te zijn op introductie van EHD in Nederland. Daartoe is het belangrijk dat houders verdenkingen melden bij de NVWA. Daarnaast bespreek ik met de sector op welke wijze EHD ook in het monitoringsprogramma voor blauwtong kan worden meegenomen.

Vaccinatie is ook bij EHD het belangrijkste instrument om ziekteverschijnselen en verdere verspreiding te voorkomen. Op 31 januari 2025 heb ik een vaccin tegen EHD toegestaan voor gebruik, volgens dezelfde artikel 110 procedure als eerder bij blauwtongvaccins. Dat heb ik gedaan op basis van een positieve beoordeling van het Bureau Diergeneesmiddelen van het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen en de Commissie toelating diergeneesmiddelen. Deze partijen hebben het vaccin beoordeeld op werkzaamheid en veiligheid. Ik heb sectoren gewezen op de mogelijkheid van vaccinatie. Het is aan de houders zelf om, in overleg met hun dierenarts, te bepalen of zij hun dieren laten vaccineren of niet.

Pilot vaccinatie vogelgriep

In het kader van het intensiveringsplan preventie vogelgriep werk ik stapsgewijs toe naar grootschalige vaccinatie van gehouden pluimvee tegen vogelgriep. Onderdeel van dit stappenplan is de pilot vaccinatie vogelgriep (Kamerstuk 28 807, nr. 306). Op 10 maart jl. is deze pilot gestart met de vaccinatie van eendagskuikens op een broederij. Het doel van de pilot is enerzijds om ervaring op te doen met vaccinatie en de implementatie van het surveillanceprogramma en anderzijds te kijken wat de effecten van vaccinatie op commerciële bedrijven zijn op de handel. De eieren worden uitsluitend in Nederland afgezet. Het gebruikte vaccin is door het Europees geneesmiddelenbureau EMA beoordeeld en er is een Europese toelating voor het vaccin. EMA heeft aangegeven dat het vaccin veilig is voor dier en mens. Eieren van gevaccineerde kippen kunnen zonder risico worden geconsumeerd.

Na ruim twee jaar voorbereiding is de pilot een feit. De vaccinatie van de kuikens en het toezicht daarop zijn goed verlopen en handelspartners hebben tot nu toe geen negatieve reacties gegeven. Met deze vaccinatie kunnen we ervaring opdoen zodat we in de toekomst de risico’s van een vogelgriepbesmetting voor de dier- en volksgezondheid kunnen verlagen omdat het aantal uitbraken naar verwachting lager wordt. Op basis van de eerste resultaten van de pilot zet ik samen met de sector vervolgstappen richting grootschalige vaccinatie van pluimvee tegen vogelgriep. Ik blijf me daarbij nationaal en internationaal inzetten om het draagvlak voor vaccinatie tegen vogelgriep te vergroten om zo de kans op uitbraken en de gevolgen ervan te verkleinen.

Verplicht bioveiligheidsplan pluimveesector

In het intensiveringsplan preventie vogelgriep is aangekondigd te komen tot een verplicht bioveiligheidsplan voor de commerciële pluimveesector, op basis van de hygiënescan van brancheorganisatie AVINED. Een goede bioveiligheid is belangrijk om de kans op de insleep en verspreiding van dierziekten en zoönosen, waaronder vogelgriep, te verkleinen. De regeling is gepubliceerd en is van kracht vanaf 1 april 20254. Pluimveehouders moeten voor 31 december dit jaar een plan hebben opgesteld met hun dierenarts. Met het bioveiligheidsplan wordt de aandacht voor dit thema voor zowel de pluimveehouder als de dierenarts in de toekomst doorlopend en structureel geborgd.

Kennis op Maat project «Kennisverspreiding natuurlijke middelen»

In het commissiedebat zoönosen en dierziekten van 6 februari dit jaar heb ik toegezegd om de resultaten van het Kennis op Maat project «Kennisverspreiding natuurlijke middelen» met de Kamer te delen (TZ202502-153). Via deze brief doe ik deze toezegging af. Het project is afgerond in 2023 en heeft geleid tot verschillende publicaties, zowel wetenschappelijk als meer gericht op de praktijk, zoals lesmateriaal voor MBO en HBO en stalboekjes voor dierhouders en dierenartsen. Het zijn teveel publicaties om als bijlagen mee te kunnen sturen. Op de website www.natuurlijke-middelen-veehouderij.nl is een overzicht vindbaar van de publicaties vanuit dit project.

Tot slot

Door de aanwezigheid van BTV in Nederland en de dreiging van EHD in Europa wordt het belang benadrukt van voortdurende waakzaamheid en samenwerking tussen veehouders, dierenartsen en de overheid om de gezondheid van de Nederlandse veestapel te waarborgen. Ik vind het belangrijk om de sector met deze brief alle informatie te verschaffen die nodig is om zich voor te kunnen bereiden voor het knuttenseizoen van 2025. Ik heb daarover nauw contact met de sector.

Ik blijf de situatie in Nederland en de rest van Europa monitoren en zal de Kamer indien daar aanleiding voor is opnieuw informeren.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
F.M. Wiersma


  1. https://www.gddiergezondheid.nl/Actueel/Dossiers/Blauwtong↩︎

  2. https://www.wur.nl/nl/artikel/blauwtong-early-warning.htm↩︎

  3. https://www.nvwa.nl/onderwerpen/blauwtong↩︎

  4. https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-6633.html↩︎