Beter betrekken en informeren van deelnemers bij invaren
Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
Brief regering
Nummer: 2025D20999, datum: 2025-05-13, bijgewerkt: 2025-06-25 08:32, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36578-28).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36578 -28 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel.
Onderdeel van zaak 2025Z09131:
- Indiener: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-05-15 14:12: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-05-20 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-06-18 17:30: Extra procedurevergadering commissie SZW (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-09-04 10:00: Pensioenonderwerpen (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 578 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
Nr. 28 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 mei 2025
Tijdens het plenaire debat over het wetsvoorstel verlenging pensioentransitie heb ik toegezegd om uw Kamer voorafgaand aan het commissiedebat Pensioenonderwerpen van 13 mei te informeren over het betrekken en informeren van de deelnemers, om zo het draagvlak voor de pensioentransitie te vergroten. Tevens heeft de motie van het lid Ceder c.s. verzocht om de zorgen rond communicatie en transparantie rond het invaarbesluit weg te nemen.1 In deze brief geef ik aan hoe ik invulling kan geven aan deze motie.
Het is belangrijk dat deelnemers goed worden meegenomen in deze belangrijke pensioentransitie. Het politieke en maatschappelijke debat rond het amendement Joseph c.s. bevestigt dat werken aan draagvlak en vertrouwen een permanente opdracht is. Ik zie dat een aantal partijen kritisch is ten aanzien van de pensioentransitie en zorgen heeft dat deelnemers niet voldoende worden meegenomen bij de overgang naar het nieuwe stelsel. Fondsen hebben de taak om hun deelnemers actief te betrekken bij de transitie. Dit geldt in het bijzonder bij de keuzes die zij hebben gemaakt rondom het overgaan naar het nieuwe stelsel en welke overwegingen daarbij vanuit het collectief zijn gemaakt. Transparantie richting de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden draagt daarbij bij aan het vertrouwen in het pensioenstelsel in het algemeen en in de transitie in het bijzonder. Daarbij gaat het zowel om goed invulling te geven aan de bestaande wet- en regelgeving, maar ook expliciet het opzoeken van de dialoog met (gewezen) deelnemers en gepensioneerden gedurende deze periode van transitie. Ik verwacht dan ook brede inzet van de pensioensector hiervoor en zal daar met hen aanvullende gesprekken over voeren. Daarnaast wil ik, zoals ik tijdens het plenaire debat over het wetsvoorstel verlenging pensioentransitie heb toegezegd daarom de volgende drie aanvullende maatregelen nemen:
1. In de regelgeving verplichten dat een kwalitatieve toelichting door pensioenfondsen wordt gegeven waarom niet is afgezien van invaren, op het niveau van de regeling en op leeftijdscohortniveau, beschikbaar voor alle deelnemers op de website van de pensioenuitvoerder.
2. Een aanscherping van de regelgeving die ervoor zorgt dat de pensioenuitvoerder zich inspant om ervoor te zorgen dat de getoonde transitie-informatie leidt tot realistische verwachtingen bij de deelnemer.
3. Het delen van good practices, in samenspraak met de sector, over de invulling van de informatievoorziening aan en dialoog met deelnemers.
De verbeteringen rondom het betrekken en informeren van deelnemers dienen, gezien de onderlinge samenhang en het beoogde doel, in samenhang en als totaalpakket te worden bezien. Ik ben ervan overtuigd dat deze drie maatregelen daadwerkelijk gaan bijdragen aan een groter draagvlak onder de transitie van de nieuwe Pensioenwet. In het vervolg van deze brief ga ik nader in op de toezeggingen rond het betrekken van de deelnemers.
Eerder heb ik uw Kamer al toegezegd om in aanvulling op bestaande koopkrachtinstrumenten te onderzoeken of het denkbaar en praktisch uitvoerbaar binnen de kaders van het Pensioenakkoord is om additionele koopkrachtinstrumenten vorm te geven. Ik ben ik hier in mijn brief d.d. 17 april nader op ingegaan.2 Om er zorg voor te dragen dat in een vroegtijdig stadium ook aspecten rond het toezicht en de praktische uitvoering goed in beeld kunnen worden gebracht voor de verschillende mogelijke koopkrachtinstrumenten, zal een werkgroep worden samengesteld met daarin experts, de Pensioenfederatie, DNB, AFM en sociale partners, om additionele koopkrachtinstrumenten uit te werken. In dat kader wil ik, zoals ik heb aangegeven in mijn appreciatie op de motie van het lid Joseph (NSC)3, de toegevoegde waarde nagaan van het formuleren van een koopkrachtambitie door sociale partners en pensioenfondsen. Voor de pensioenambitie/-doelstelling is al in de wet geregeld dat, bij de solidaire premieregeling, ten minste iedere vijf jaar moet worden berekend wat de kans is dat de beoogde pensioendoelstelling wordt behaald. Omwille van de voortgang zal in eerste instantie de analyse een kwalitatief karakter hebben. Ik zal uw Kamer rond de zomer informeren over de stand van zaken. In aanvulling hierop zal in de doelstellingmonitor, onderdeel van de monitor wet toekomst pensioenen, worden gemonitord hoe de doelstelling van meer perspectief op een koopkrachtig pensioen wordt vormgegeven en in hoeverre zicht is op het behalen hiervan.
Vergroten draagvlak/betrekken deelnemers
Kwalitatieve toelichting waarom niet is afgezien van invaren
In de Wtp is invaren de default. Het bij elkaar houden van het collectief draagt immers bij om de doelen van de Wtp het snelst te kunnen bereiken, omdat daarmee in de regel de voordelen van het nieuwe pensioenstelsel neerslaan op het gehele pensioenvermogen in plaats van alleen op de nieuwe pensioenopbouw. Het is vervolgens aan sociale partners en pensioenfondsbesturen om daadwerkelijk te beoordelen of invaren evenwichtig uitpakt. Redenen om niet in te varen kunnen zijn dat het tot onevenwichtig nadeel leidt voor (groepen) (gewezen) deelnemers en gepensioneerden, onuitvoerbaar is, of in strijd is met de wet. Indien de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten van (gewezen) deelnemers en gepensioneerden worden ingevaren in de gewijzigde pensioenregeling, ontvangt de (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde de wettelijk voorgeschreven transitie-informatie. De transitie-informatie biedt inzicht in de gevolgen van invaren voor de (verwachte) pensioenuitkering in vergelijking met de (verwachte) pensioenuitkering in het oude pensioenstelsel (als de Wtp niet zou hebben gegolden). Tegelijkertijd is het goed dat een pensioenfonds laat zien dat de afweging om af te zien van niet-invaren ook expliciet wordt gemaakt.
Dat geeft (gewezen) deelnemers en gepensioneerden ook het inzicht en vertrouwen dat deze afweging welbewust is gemaakt. Om deze reden wil ik, in aanvulling op de bovengenoemde informatie, verplichten dat het pensioenfonds kwalitatief, na overleg met de organen van het fonds, inzichtelijk maakt wat, voor de pensioenregeling als geheel en voor de verschillende leeftijdscohorten, de gevolgen zouden zijn van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel als alle bestaande pensioenaanspraken en -rechten zouden achterblijven in een niet-ingevaren gesloten deel van het pensioenfonds (en er voor hen dus niet gekozen wordt voor invaren) en de gevolgen daarvan voor de nieuwe pensioenregeling. Op die manier maakt dit inzicht onderdeel uit van de totale afweging binnen het pensioenfonds.
Ik ga hiertoe een uitbreiding uitwerken van de opdrachtbevestiging in het «Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling». Beoogde inwerkingtreding van deze AMvB is 1 januari 2026. Het pensioenfonds geeft nu in de opdrachtbevestiging aan sociale partners aan hoe het de nieuwe pensioenregeling inclusief invaren gaat uitvoeren. De afwegingen van het pensioenfonds om af te zien van het alternatief van niet-invaren worden toegevoegd aan de opdrachtbevestiging. Deze nadere motivatie draagt tevens bij aan het vergroten van draagvlak voor de transitie onder deelnemers aangezien geduid wordt dat de invaarbesluitvorming evenwichtig uitpakt voor de verschillende leeftijdscohorten.
Het gaat om een kwalitatieve duiding van de overwegingen die gemaakt zijn voor de pensioenregeling als geheel en wat dit betekent voor de verschillende leeftijdscohorten. De informatie wordt via het openbaar toegankelijke deel van de website van het pensioenfonds beschikbaar gesteld aan de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde. Via de website stelt het fonds op dit moment al het transitieplan en het implementatieplan beschikbaar aan de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde. Daarnaast informeert de pensioenuitvoerder deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden over de inhoud van het communicatieplan, waarin is vastgelegd hoe zij worden meegenomen in de transitie. Ik roep ook de fondsen die invaren voor 1 januari 2026 op deze informatie met hun deelnemers te delen.
Realistische verwachtingen in transitie-informatie
Op basis van de wettelijk voorgeschreven transitie-informatie en de achterliggende berekeningsmethode, zullen prognoses voor pensioenbedragen veelal van elkaar verschillen (verschil tussen de verwachting in het oude stelsel en in het nieuwe stelsel). Bijvoorbeeld voor jongeren kunnen pensioenbedragen in het goed weer scenario flink beter uitpakken in het nieuwe stelsel ten opzichte van hetzelfde scenario in het oude stelsel. In antwoord op Kamervragen heb ik de verklaring voor deze verschillen en het belang van het goed informeren van deelnemers hierover al eerder toegelicht.4 Het is niet gewenst dat informatie onrealistische verwachtingen schept. De AFM wijst de sector ook nu op het belang van doelgroepspecifieke toelichtingen die laten zien hoe deze verschillen kunnen ontstaan. Zij ziet echter dat pensioenuitvoerders hier nog niet altijd goed invulling aan geven.
Gegeven het politieke en maatschappelijke debat over het belang van goede informatie, verwacht ik zoals eerder aangegeven dat de sector zich nog meer zal gaan inspannen om de deelnemer goed te informeren en mee te nemen in de transitie. De pensioensector zet daar nu wel stappen in, onder meer door het aanscherpen van het servicedocument transitiecommunicatie en het opstellen van een handreiking over het geven van toelichtingen. Door deze handreikingen te benutten om de toelichtingen goed vorm te geven, wordt bevorderd dat deelnemers en gepensioneerden realistische verwachtingen hebben van hun (toekomstige) pensioenuitkering. Ik verwacht van de pensioensector dat zij deze handschoen oppakken en hiermee aan de slag gaan.
Tevens zal ik voorbereidingen treffen om in de wet- en regelgeving een aanscherping op te nemen die het bevorderen van realistische verwachtingen zoals dat in de handreikingen van de sector is vormgegeven codificeert. De uitwerking en vormgeving daarvan zal ik ook afstemmen met de sector en toezichthouders. Maar ook zonder deze aanscherping en tot het moment dat deze in werking is getreden, is het op basis van de huidige wet- en regelgeving reeds aan pensioenuitvoerders om hun transitiecommunicatie zo vorm te geven dat deze leidt tot realistische verwachtingen. Die inspanning verwacht ik ook van de sector. Dit geldt zowel voor uitvoerders waarbij de pensioenregeling wordt ingevaren als voor uitvoerders waarbij de regelingen op een andere manier de transitie naar de Wtp doormaken.
Good practices delen
Om bovenstaande toezeggingen in wet- en regelgeving te verankeren, moet een zorgvuldig wetgevingsproces worden doorlopen, en dit kost tijd. Maar ook zonder wettelijke bepalingen is het van belang dat er extra wordt ingezet op het informeren en betrekken van deelnemers bij de transitie. Daarom verwacht ik, zoals ik hierboven heb aangegeven, een inspanning van de pensioensector op het gebied van de wettelijke verplichte transitiecommunicatie. Maar er is meer nodig. In de kabinetsreactie en tijdens het debat met uw Kamer heb ik de pensioenfondsen opgeroepen om meer de dialoog op te zoeken met de deelnemers om zo het draagvlak voor het nieuwe pensioenstelsel te vergroten. De Pensioenfederatie heeft mij laten weten dat zij onder haar leden hiertoe ook een oproep heeft verspreid.
Fondsen besteden veel tijd en aandacht aan het meenemen van deelnemers in de veranderingen. Ik zie in de praktijk dat verschillende fondsen daar reeds al invulling aan geven. Zoals digitale inloopspreekuren voor deelnemers, fysieke deelnemersbijeenkomsten in verschillende regio’s en periodieke gesprekken van fondsbesturen met verenigingen van gepensioneerden en jongeren, aanvullend op de bestaande overleggen met fondsorganen. De Pensioenfederatie heeft toegezegd twee keer per jaar (zomer en winter) een rapportage op te leveren waarmee inzicht wordt geboden in wat pensioenfondsen doen om hun deelnemers mee te nemen in de transitie en om de dialoog met deelnemers te voeren. Deze rapportage zal worden gebaseerd op een analyse van de communicatieplannen en de jaarverslagen van de pensioenfondsen. Daarbij wordt onder andere gevraagd naar verbeteringen in de communicatie op basis van de behoefte van deelnemers. Op basis van deze informatie zal ik regelmatig in overleg treden met de Pensioenfederatie over welke verbeteringen nog nodig zijn, waarbij ik mede teruggrijp op de observaties van AFM. Ik zal hierbij de uitkomsten gebruiken van de deelnemersmonitor die ik zelf uitvoer als onderdeel van de monitoring van de transitie.
Ook acht ik het verstandig dat de Pensioenfederatie, gelet op de observaties van de AFM, hun rapportage ook agendeert op het Platform pensioentransitie.5
Samen met de pensioensector vind ik het belangrijk om kennis en ervaring te delen, zodat voordeel gehaald kan worden uit de goede ervaringen van anderen. Dat gebeurt al vaker: in het kader van communicatie zijn het servicedocument transitiecommunicatie6 en het inspiratiedocument «Onze taal op groen»7 van de Pensioenfederatie een goed voorbeeld. Ik wil op korte termijn concrete afspraken maken met de Pensioenfederatie om de bestaande hulpdocumenten uit de sector nog beter te ontsluiten (onder andere via Werkenaanonspensioen.nl) en op een aantal onderwerpen aanvullende hulpdocumenten op te stellen. Ik denk daarbij in de eerste instantie aan een hulpdocument voor de kwalitatieve toelichting waarom niet is afgezien van invaren (zoals genoemd onder 1); deze zal voor de zomer worden gepubliceerd op Werkenaanonspensioen.nl.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Kamerstuk 36 578, nr. 24↩︎
Kamerstuk 36 578, nr. 15↩︎
Kamerstuk 36 578, nr. 21↩︎
Antwoorden op Kamervragen over berekeningen in transitieplannen en pensioencommunicatie | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl.↩︎
Platform pensioentransitie↩︎
Pensioenfederatie publiceert servicedocument transitiecommunicatie | Nieuwsbericht | Werken aan ons Pensioen↩︎
Inspiratiedocument onze taal op «groen» in begrijpelijke taal↩︎