[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Instellingsbesluit Commissie van onderzoek teruggevonden F16 videobeelden Hawija (Irak)

Bijlage

Nummer: 2025D21309, datum: 2025-05-14, bijgewerkt: 2025-05-14 13:57, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Instellingsbesluit Commissie van onderzoek teruggevonden F- 16 videobeelden Hawija (Irak) (2025D21308)

Preview document (🔗 origineel)


Instelling van de Commissie van onderzoek teruggevonden F-16 videobeelden Hawija (Irak)

(Instellingsbesluit Commissie van onderzoek teruggevonden F-16 videobeelden Hawija (Irak))

nr. MINDEF20250018866

De Minister van Defensie;

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies

Besluit:

tot het instellen van de Commissie van onderzoek teruggevonden F-16 videobeelden Hawija (Irak), zoals vastgelegd in dit instellingsbesluit.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. commissie: de commissie zoals bedoeld in artikel 2;

  2. minister: de Minister van Defensie;

  3. ministerie: Ministerie van Defensie;

  4. secretariaat: de secretaris, het onderzoeksteam, externe deskundigen en andere personen.

Artikel 2. Instelling en taak

  1. Er is een externe onafhankelijke commissie van onderzoek teruggevonden F-16 videobeelden Hawija (Irak), die naar eigen inzicht onderzoek doet.

  2. De commissie heeft als onderwerp van onderzoek:

De teruggevonden videobeelden – de zogenaamde tweede BDA – gemaakt vanuit (een) Nederlands(e) F-16 toestel(len) in de ochtend van 3 juni 2015, gerelateerd aan de daaraan voorafgaande wapeninzet met Nederlandse F-16 toestellen tegen een ISIS-autobommenfabriek in de stad Hawija (Irak) in de nacht van 2 op 3 juni 2015.

  1. De commissie heeft de volgende onderzoekstaak:

  1. Het opstellen en vaststellen van een feitenreconstructie met onderliggende tijdlijn (tijdsperiode: 3 juni 2015 t/m 27 maart 2025) teneinde duidelijkheid te verkrijgen wat er met de teruggevonden F-16 videobeelden is gebeurd nadat deze zijn gemaakt en te verklaren waarom deze videobeelden niet eerder zijn teruggevonden.

Bij de feitenreconstructie worden in elk geval betrokken:

  • De afdoening binnen het Ministerie van Defensie van de verzoeken tot ontvangst van deze videobeelden door de Commissie van onderzoek Wapeninzet Hawija gedurende haar onderzoek;

  • De informatie die is gebruikt en de bronnen daarvan, bij de totstandkoming van het Mission report, het After Action Report en het interne memorandum “Onderzoek CIVCAS melding 2 juni 2015 VBIED Facility” van 30 juni 2016, opgesteld voor de Commandant der Strijdkrachten;

  • Het feitenrelaas als uitkomst van het interne defensieonderzoek naar de vondst van de videobeelden.

  1. Het vaststellen welke beleidsregels, protocollen, standaarden, bestendige gebruiken etc. in genoemde tijdsperiode golden m.b.t. de opslag, het gebruik en de archivering van videobeelden uit het missiegebied in Irak.

  2. Het toetsen van de onder a genoemde feitenreconstructie aan het onder b gestelde.

  3. Oordelen te vellen danwel conclusies te trekken aan de hand van de onderzoeksresultaten en deze desgewenst te vergezellen van aanbevelingen en/of lessen voor de toekomst

  1. De commissie is bevoegd over deelonderwerpen van haar onderzoeksopdracht tussentijds te rapporteren.

  2. De commissie is bevoegd gedurende het onderzoek die aanvullende onderzoeksvragen te formuleren die haar voor de uitoefening van haar taak goeddunkt, daarnaar onderzoek te doen en deze te beantwoorden.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming en ontslag

  1. De commissie bestaat uit twee leden, waaronder een voorzitter:

  1. De heer mr. H. N. (Harm) Brouwer, tevens voorzitter;

  2. De heer A. J. (Aad) Meijboom.

  1. De voorzitter en het tweede lid hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie onafhankelijk en onpartijdig uit.

  2. De voorzitter wordt door de minister benoemd, het tweede lid wordt op voordracht van de voorzitter door de minister benoemd.

  3. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  4. Het lid van de commissie kan (op eigen verzoek, wegens ongeschiktheid of op andere zwaarwegende gronden) op voordracht van de voorzitter worden geschorst en ontslagen door de minister. De voorzitter kan (op eigen verzoek, wegens ongeschiktheid of op andere zwaarwegende gronden) worden geschorst en ontslagen door de minister.

Artikel 4. Instellingsduur

  1. De commissie wordt ingesteld met ingang van 15 april 2025 en wordt opgeheven vier weken nadat het eindrapport is uitgebracht.

  2. De commissie brengt uiterlijk 31 december 2025 of zoveel eerder als mogelijk, haar eindrapport aan de minister uit.

  3. Indien onvoorziene omstandigheden naar het oordeel van de commissie in de weg staan van het tijdig afronden van het onderzoek, dan stelt zij de minister daarvan schriftelijk op de hoogte.


Artikel 5. Secretariaat

  1. De commissie wordt bij haar werkzaamheden ondersteund door een secretariaat, waaronder onderzoekers, met aan het hoofd de secretaris van de commissie. Het secretariaat wordt samengesteld door de voorzitter van de commissie.

  2. Het secretariaat is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.

  3. Het secretariaat maakt geen deel uit van de commissie.

  4. Het secretariaat is tegenover anderen dan de commissie verplicht tot geheimhouding van de informatie die hen in verband met de werkzaamheden van de commissie bekend is geworden.

  5. De minister draagt, in overleg met de voorzitter van de commissie, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.

Artikel 6. Werkwijze

  1. De commissie stelt een onderzoeks- en gespreksprotocol vast over de manier waarop zij het onderzoek uitvoert, dat in ieder geval vermeldt op welke wijze zij personen hoort, daarvan verslag doet en de vertrouwelijkheid van informatie borgt. Het protocol bevat nadere afspraken over de openbaarmaking van het eindrapport.

  2. De commissie draagt zorg voor naleving van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

  3. De commissie kan zich door (externe) deskundigen en andere personen laten bijstaan, voor zover zij dat voor de vervulling van haar taak nodig acht.

Artikel 7. Inwinnen van informatie

  1. De commissie is bevoegd om zich voor het inwinnen van informatie rechtstreeks te wenden tot personen en instellingen en hen te verzoeken alle medewerking te verlenen die naar het oordeel van de commissie nodig is voor de vervulling van de in artikel 2 genoemde taken, daarbij het in artikel 6 bedoelde protocol in acht nemend.

  2. Ambtenaren van het ministerie zijn verplicht om de commissie de verlangde medewerking te verlenen voor zover deze samenhangt met hun (huidige dan wel voormalige) ambtelijke taak, conform hun ambtseed.

  3. Het ministerie verleent de commissie de verlangde medewerking en toegang tot alle informatie die zij nodig heeft voor de vervulling van de in artikel 2 genoemde taken, daarbij het in artikel 6 bedoelde protocol in acht nemend.

  4. De commissie is gerechtigd in het kader van haar onderzoek kennis te nemen van gegevens die berusten bij het ministerie ongeacht de merking of rubricering. Een geheimhoudingsplicht ter zake, rustend op personen in dienst van het ministerie, vindt in dat geval ten overstaan van de commissie geen toepassing.

  5. Op de leden van de commissie en het secretariaat, rust een geheimhoudingsplicht met betrekking tot gemerkte en gerubriceerde gegevens als bedoeld in het vierde lid. De minister kan de commissie aanwijzingen geven hoe met deze gegevens om te gaan.

  6. De commissie zal zich verantwoorden over de aan haar geboden medewerking in het onderzoeksrapport.

  7. De in het vijfde lid genoemde personen dienen hiertoe een veiligheidsonderzoek te ondergaan.

Artikel 8. Vergoeding

Op de werkzaamheden van de voorzitter en het tweede lid is het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies van toepassing.

Artikel 9. Kosten van de onderzoekscommissie

  1. De kosten van de commissie komen, op basis van een door de minister goedgekeurde begroting, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

  1. De kosten voor huisvesting, de faciliteiten van vergaderingen en het secretariaat;

  2. De kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek;

  3. De kosten voor oplevering van het eindrapport;

  4. De reiskosten voor binnenlandse reizen die worden vergoed op basis van voor werknemers in de sector Rijk geldende vergoedingsregelingen; en

  5. Internationale reis- en verblijfkosten, indien die voor het onderzoek noodzakelijk zijn, conform de voor werknemers in de sector Rijk geldende vergoedingsregelingen.

  1. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting aan de minister aan.

  2. De commissie voert een deugdelijke financiële administratie en levert een financieel overzicht op. Bij de beëindiging van haar werkzaamheden legt de commissie over de financiën verantwoording af.

  3. De commissie meldt budgetoverschrijdingen tijdig en met reden schriftelijk bij het ministerie.

Artikel 10. Huisvesting

  1. De commissie verricht haar werkzaamheden op een locatie binnen het ministerie dan wel elders.

  2. Het opslaan danwel bewerken van gerubriceerd materiaal stelt eisen aan de fysieke ruimte, en gebeurt daarom in alle gevallen op het ministerie.

Artikel 11. Eindrapport

Bij de beëindiging van haar werkzaamheden brengt de commissie haar eindrapport uit aan de minister.


Artikel 12. Archiefbescheiden

  1. De commissie draagt uiterlijk binnen vier weken na het uitbrengen van het eindrapport, of zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven zoveel eerder, de bescheiden betreffende hun werkzaamheden over aan het archief van het ministerie. Deze overdracht zal geschieden conform nader te maken afspraken.

  2. Het beheer van het archief van de onderzoekscommissie vindt plaats met inachtneming van de vigerende archiefwet en -regelgeving en door de onderzoekscommissie in haar protocol(len) aangegeven vertrouwelijkheid, waarover de onderzoekscommissie nadere afspraken maakt met het ministerie, Commando Materieel en IT, Joint IV Commando, afdeling InformatieBeheer.

  3. De verplichtingen inzake archivering, opslag, verwerking en vernietiging van gerubriceerde of gemerkte informatie worden opgenomen in het Onderzoeks- en gespreksprotocol.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt ten aanzien van de artikelen 8 en 9 terug tot en met 15 april 2025 voor zover het gaat om voorbereidende werkzaamheden.

Artikel 14. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie van onderzoek teruggevonden F-16 videobeelden Hawija (Irak).

Dit besluit zal met de bijbehorende toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan de betrokkenen.

’s-Gravenhage, 14 mei 2025

DE MINISTER VAN DEFENSIE,

Ruben Brekelmans

TOELICHTING

Op 24 maart 2025 verscheen in de Volkskrant een artikel over de Nederlandse wapeninzet tegen een ISIS-autobommenfabriek in Hawija in de nacht van 2 op 3 juni 2015. Daarin werd gerefereerd aan videobeelden gemaakt in de ochtend na de aanval vanuit een Nederlandse F-16, om de schade van het bombardement in te schatten. Die beelden werden gemaakt naast de videobeelden van een onbemenste Amerikaanse drone die dezelfde ochtend zijn gemaakt. In het artikel werd aangeven dat de beelden van de Nederlandse F-16 niet meer beschikbaar zouden zijn omdat, ondanks zoekpogingen, deze beelden niet meer voor Defensie waren te traceren. Een nadere zoekslag, na vragen van de Volkskrant, leidde echter tot het terugvinden van deze beelden.

Op 27 maart 2025 informeerde de minister de Tweede Kamer over het terugvinden van de videobeelden (Kamerstuk 27925, nr. 986). De minister kondigde twee onderzoeken aan, een intern en een extern onafhankelijk onderzoek, om te verklaren waarom de videobeelden nu pas zijn getraceerd en daarnaast een algemeen onderzoek naar missie-gerelateerde archivering. In de kamerbrief van 11 april 2025 informeerde de minister de Kamer over de invulling van de aangekondigde onderzoeken, en over een extra onderzoek waartoe hij besloot.

Het voorliggende instellingsbesluit ziet op de instelling van de externe onafhankelijke Commissie van onderzoek (CvO) naar het terugvinden van de videobeelden. De commissie is gevraagd te onderzoeken wat er met de videobeelden is gebeurd na het maken ervan, de feiten te reconstrueren en op basis daarvan een oordeel te vellen en conclusies te trekken. Bij dit onderzoek wordt onder meer het intern memorandum ‘Onderzoek CIVCAS melding 2 juni 2015 ‘VBIED Facility’’ van 30 juni 2016 betrokken, dat destijds werd opgesteld voor de Commandant der Strijdkrachten.1 De commissie Sorgdrager concludeerde dat het intern memorandum ‘een onjuiste weergave geeft van de impact van de aanval en de onjuiste beschrijving van de detachementscommandant overneemt in plaats van zich te baseren op videobeelden (…)’. De commissie oordeelt daarop dat ‘het ministerie van Defensie een onjuiste beoordeling heeft gegeven van de impact van het bombardement’. De vraag wat er precies met de videobeelden is gebeurd, en dus ook wanneer deze zijn bekeken en beoordeeld, is mede onderwerp van het onafhankelijk externe onderzoek naar de videobeelden. De commissie Sorgdrager zal voor de precisering van de onderzoeksopdracht worden geconsulteerd.

Naast het voorliggende onderzoek laat de minister drie andere onderzoeken uitvoeren:

  1. Een intern onderzoek naar het terugvinden van de videobeelden. Dit onderzoek is beperkt tot het opstellen van een feitenrelaas. De externe onafhankelijke Commissie van onderzoek zal de feiten vaststellen.

  2. De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed doet algemeen onderzoek naar de huidige stand van de missie-gerelateerde archivering bij Defensie en welke maatregelen noodzakelijk zijn om de nodige verbeteringen te realiseren.

  3. Een intern onderzoek om het handelen van de toenmalig detachementscommandant in relatie tot het invullen van het After Action Report zorgvuldig te kunnen beoordelen.


  1. Dit memo is op 20 februari 2020 per Wob-besluit openbaar gemaakt (Kamerstuk 27925, nr. 705). In de conclusie van het memo wordt vermeld dat er ‘nevenschade is ontstaan aan waarschijnlijk 400 gebouwen in de omgeving’ en wordt geconcludeerd ‘de kans op burgerslachtoffers (…) is aannemelijk, maar niet aanvullend te onderbouwen’.↩︎