Verslag
Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 teneinde gemeenten in staat te stellen voor meer voorzieningen een eigen bijdrage van de cliënt te vragen die afhankelijk is van zijn financiële draagkracht (Wet vervanging abonnementstarief Wmo 2015)
Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)
Nummer: 2025D22658, datum: 2025-05-20, bijgewerkt: 2025-06-19 16:22, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36713-6).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: J.J. Meijerink, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36713 -6 Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 teneinde gemeenten in staat te stellen voor meer voorzieningen een eigen bijdrage van de cliënt te vragen die afhankelijk is van zijn financiële draagkracht (Wet vervanging abonnementstarief Wmo 2015).
Onderdeel van zaak 2025Z05643:
- Indiener: V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-03-27 13:59: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-02 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-04-10 09:30: Procedurevergadering tijdelijke commissie Grondrechten en constitutionele toetsing (Procedurevergadering), tijdelijke commissie Grondrechten en constitutionele toetsing
- 2025-05-14 14:00: Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 teneinde gemeenten in staat te stellen voor meer voorzieningen een eigen bijdrage van de cliënt te vragen die afhankelijk is van zijn financiële draagkracht (Wet vervanging abonnementstarief Wmo 2015) (TK 36713) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-05-22 09:30: Procedurevergadering tijdelijke commissie Grondrechten en constitutionele toetsing (Procedurevergadering), tijdelijke commissie Grondrechten en constitutionele toetsing
- 2025-05-28 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-06-18 16:00: Extra procedurevergadering commissie VWS (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 713 Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 teneinde gemeenten in staat te stellen voor meer voorzieningen een eigen bijdrage van de cliënt te vragen die afhankelijk is van zijn financiële draagkracht (Wet vervanging abonnementstarief Wmo 2015)
Nr. 6 VERSLAG
Vastgesteld op 20 mei 2025
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de initiatiefnemer worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
1.1 | Inleiding | 2 | |
2.1 | Uitdagingen voor houdbaarheid Wmo 2015 | 7 | |
2.2 | Huidige systematiek: abonnementstarief | 7 | |
2.3 | Start en pauzering eigen bijdrage | 8 | |
3.1 | Doelen invoering inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage (ivb) | 8 | |
3.2 | Beoogde vormgeving ivb maatwerkvoorzieningen | 11 | |
3.2.1 | Uitgangspunten vormgeving | 11 | |
3.2.2 | Afstemming eigen bijdrage op financiële draagkracht burger | 12 | |
3.2.3 | Beperking toename stapeling eigen bijdragen | 16 | |
3.2.4 | Onnodige complexiteit vermijden | 17 | |
3.2.5 | Ruimte voor maatwerk en menselijke maat | 18 | |
3.3 | Doelen en beoogde vormgeving eigen bijdrage algemene voorzieningen | 19 | |
3.4 | Doelen en inhoud verheldering start en pauzering eigen bijdrage | 20 | |
3.5.1 | Overwogen alternatieven ivb maatwerkvoorzieningen | 20 | |
3.5.2 | Overwogen alternatieven in relatie tot algemene voorzieningen | 20 | |
4. | Verhouding tot de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) | 20 | |
6.1 | Gevolgen voor burgers | 21 | |
6.2 | Gevolgen voor aanbieders | 21 | |
6.3 | Gevolgen voor gemeenten | 23 | |
6.4 | Gevolgen voor het CAK | 24 | |
7. | Gevolgen voor de regeldruk | 24 | |
7.1 | Effecten op regeldruk burgers | 24 | |
8. | Toezicht, handhaving en rechtsbescherming | 25 | |
8.1 | Toezicht en handhaving | 25 | |
9. | Financiële gevolgen | 25 | |
9.1 | Financiële effecten burgers | 25 | |
9.3 | Financiële effecten gemeenten | 28 | |
9.4 | Financiële effecten CAK | 30 | |
10.1 | Internetconsultatie | 30 | |
10.2 | Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) | 30 | |
10.3 | CAK | 30 | |
10.6 | College voor de Rechten van de Mens | 31 | |
11. | Monitoring en evaluatie | 31 | |
12.1 | Overgangsrecht | 31 | |
II. | Artikelsgewijs | 32 |
I. ALGEMEEN
1.1 Inleiding
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel en hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zouden allereerst voorop willen stellen dat zij in principe voorstander zijn van een inkomensafhankelijke bijdrage. Maar zij maken zich ook ernstige zorgen over het onderhavige voorstel en de gevolgen ervan voor de doelgroep, die vaak al bestaat uit mensen in een kwetsbare positie. Zij zouden er ook graag op willen wijzen dat veel organisaties en personen soortgelijke zorgen hebben geuit en zouden de regering op het hart willen drukken om goed naar deze signalen te luisteren. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat deze wet bijdraagt aan het aanpakken van het verhoogde risico op armoede voor mensen met een beperking?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over het ontbreken van een doorrekening van de inkomenseffecten, zoals gebruikelijk bij impactvolle wetswijziging op het gebied van de portemonnee. De leden merken op dat in dit wetsvoorstel niet uiteen wordt gezet hoe groot de koopkrachteffecten zijn, dat wil zeggen wat de inkomenseffecten van de eigen bijdrage zijn als percentage van het inkomen, bijvoorbeeld voor vaak voorkomende huishoudsituaties. De leden vragen op basis waarvan is gekozen om alleen de hoogte van de eigen bijdrage te laten zien.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat een mogelijk gevolg van het wetsvoorstel zou kunnen zijn dat de prikkel om ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) ten opzichte van de Wet langdurige zorg (Wlz) te krijgen, vervalt. Zij constateren tevens dat het hierbij realistisch is dat de publieke zorgkosten gelijk zullen blijven of zelfs toe zullen nemen, maar dan via de Wlz. Hoe beoordeelt de regering de kans dat het gelijk trekken van de systematiek tussen de Wmo 2015 en de Wlz middels het invoeren van de eigen bijdrage leidt tot een hogere doorstroom naar de Wlz? Wat zijn de voor- en nadelen van een eventuele toename van het aantal Wlz-indicaties ten opzichte van het huidige systeem? Is er in de Wlz-zorg voldoende capaciteit om, indien noodzakelijk, een stijgende zorgvraag op te vangen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie verwachten dat door de inzet op het langer thuis blijven wonen door ouderen met een zorgvraag, er mogelijk ook een toename zou kunnen plaatsvinden in het aantal aanvragen binnen de Wmo 2015. Vinden er ook budgetverschuivingen plaats van Wlz naar Wmo 2015? Hoe kunnen gemeenten de toenemende vraag op de Wmo 2015 opvangen? Wordt dit gemonitord en hoe wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorgenomen wetsvoorstel en de voorgnomen wijzigingen. In de inleiding maakt de regering een aantal opmerkingen over de houdbaarheid van voorzieningen en de rol van eigen bijdragen daarin. De regering stelt: «Om collectief gefinancierde zorg en ondersteuning voor iedereen beschikbaar, betaalbaar en van goede kwaliteit te houden – vooral voor de meest kwetsbaren – is het essentieel dat mensen daar alleen een beroep op doen voor zover dat echt nodig is en dat mensen die er gebruik van maken ook naar (financiële) draagkracht zelf bijdragen. De regering ziet eigen bijdragen als een instrument om dat te (helpen) bereiken.» De leden van de VVD-fractie hebben ook grote zorgen om de houdbaarheid van voorzieningen, in dit geval de Wmo 2015. De leden vragen zich echter af of sturing door middel van de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage (ivb) daarbij het gewenste effect heeft.
De regering heeft ervoor gekozen met dit wetsvoorstel slechts een beperkte wijziging door te voeren door invoering van een andere vorm van eigen bijdragen. De leden van de VVD-fractie vragen zich af waarom de regering niet heeft gekozen voor een veel fundamentelere discussie en uitwerking waarbij ook is gekeken naar de samenstelling van – en aanspraken op – het pakket van zorg en ondersteuning waarvoor een beroep kan worden gedaan op de Wmo 2015. Kan de regering hier een toelichting op geven?
De regering geeft verder aan dat er met name problemen zijn ontstaan bij de toekenning van hulp in de huishouding. De vergrijzing maakt dat er een groter beroep wordt gedaan op deze maatwerkvoorziening en ook het aantal mensen met een hoger inkomen en/of vermogen is groter dan verwacht. Heeft de regering andere maatregelen voor dit specifieke onderdeel overwogen? Is er gekeken naar de wijze waarop andere, ons omringende landen met deze voorziening omgaan? Kan de regering aangeven hoe landen als bijvoorbeeld België, Duitsland, Denemarken et cetera hun beleid hebben vormgegeven met betrekking tot de vergoeding van huishoudelijke hulp?
In aansluiting hierop: de problemen zijn ontstaan bij de toekenning van hulp in de huishouding. Waarom kiest de regering er desondanks toch voor de systematiek van eigen bijdragen voor alle maatwerkvoorzieningen in de gehele Wmo 2015 aan te passen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat, als gevolg van de huidige vormgeving van het abonnementstarief, het beperkt mogelijk is om burgers bewust te maken van de kosten die gemaakt worden voor de inkoop van hulp vanuit de Wmo. Kan de regering er in algemene zin op reflecteren in welke mate zij verwacht dat het onderhavige wetsvoorstel bij zal dragen aan het kostenbewustzijn bij burgers met betrekking tot de betrokken maatschappelijke ondersteuning?
Het oordeel van de Raad van State was Dictum C. Er is derhalve een tweede lezing in de ministerraad geweest. Zijn er naar aanleiding van deze tweede lezing nog wijzigingen aangebracht? Zo ja, welke?
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wet vervanging abonnementstarief Wmo 2015. Deze leden staan voor solidariteit en duurzaamheid bij de organisatie van de zorg in Nederland. In het verleden werd onder het huidige stelsel ook regelmatig gebruik gemaakt van zorg door mensen die dat eenvoudig zelf konden betalen, wat de totale zorgcapaciteit uitput, dit terwijl voor mensen in de knel deze ondersteuning en zorg ook noodzakelijk zijn en zij dit niet zelf kunnen bekostigen. De leden pleitten tevens voor een langetermijnvisie op de organisatie en bekostiging van de zorg en hebben in dit licht een aantal aanvullende vragen over de wetswijziging.
Met interesse hebben de leden van de D66-fractie kennisgenomen van het voorstel Wet vervanging abonnementstarief Wmo 2015. Deze leden onderkennen de wens om het stelsel rechtvaardiger te maken en ruimte te bieden aan gemeenten om doelmatiger te werken. Wel hebben de leden van de D66-fractie verdere vragen.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wmo 2015. Deze leden hebben enkele vragen aan de regering.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet vervanging abonnementstarief Wmo 2015. Het abonnementstarief is ingevoerd om de stapeling aan eigen betalingen in de zorg tegen te gaan. De regering stelt ook klip en klaar dat het doel gehaald is, maar toch wordt er met de regeling gestopt. Kan de regering aangeven wat zij wil doen om de stapeling aan eigen betalingen tegen te gaan?
De regering stelt vervolgens dat de mogelijkheden beperkt zijn om burgers te stimuleren om – waar dat kan – op een andere manier te voorzien in hun ondersteuningsbehoefte (bijvoorbeeld door waar mogelijk een groter beroep te doen op het sociale netwerk en/of de ondersteuning particulier te regelen). Hiermee lijkt de regering de indruk te wekken dat het sociale netwerk of mantelzorgers deze huishoudelijke taken er bij moeten doen. Bedoelt de regering dit? Nu doen mantelzorgers al veel voor hun zieke partner en/of kind. Mantelzorger zijn behelst meer dan huishoudelijke taken. Kan de regering hier op reflecteren?
De leden van de CDA-fractie lezen dat juist de burgers die het meest kwetsbaar zijn hierdoor het hardst geraakt worden: burgers die in financieel opzicht of door andere factoren niet zelf kunnen voorzien in de ondersteuning die zij nodig hebben en hiervoor geen beroep kunnen doen op naasten, zijn hiervoor dus afhankelijk van de Wmo 2015. Enerzijds kunnen de leden hier begrip voor opbrengen, maar anderzijds wordt er alleen naar de financiële situatie gekeken en niet naar wat er nodig is om ouderen en mensen met een handicap zo lang mogelijk zelfstandig te laten functioneren. Kan de regering hier op reflecteren?
Het College voor de Rechten van de Mens benadrukt dat het wetsvoorstel een mogelijke verslechtering van de positie van mensen met een beperking met zich meebrengt. Kan de regering een expliciete toets aan het VN-verdrag handicap opnemen in de Nota naar aanleiding van het verslag?
De leden van de CDA-fractie vragen vervolgens wat deze wet (de afschaffing van het abonnementstarief) en de gevolgen hiervan voor de Wlz betekenen. De leden vermoeden dat de druk hierop groter wordt. De invoering van onderhavig wetsvoorstel zal leiden tot een grotere vraag naar Wlz-zorg. Ziet de regering dit punt ook? Zo ja, waarom wel, of zo nee waarom niet? Denkt de regering dat de wachtlijsten voor intramurale ouderenzorg gaan stijgen? Er wordt immers door deze regering onvoldoende gebouwd voor ouderen, denk bijvoorbeeld aan geclusterd wonen voor ouderen. Dit zal de druk op de Wlz alleen maar vergroten.
De leden begrijpen dat gemeenten bij de inwerkingtreding van deze wet ook voor algemene voorzieningen waarbij sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie een eigen bijdrage mogen vragen. Telt deze eigen bijdrage dan mee bij de ivb of komt die er bovenop? Waarom is hiervoor gekozen? Dat betekent dat een gemeente toch inkomensbeleid mag voeren?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij zijn geen voorstander van de voorgestelde inkomens- en vermogensafhankelijke verhoging van de eigen bijdrage voor Wmo 2015-voorzieningen. Zij zien eigen bijdragen in de zorg (zolang die niet dienen als vergoeding voor woonlasten die mensen zonder hulpvraag ook zouden moeten maken) als onwenselijke niet-inhoudelijk onderbouwde drempels voor de zorg die mensen nodig hebben. Het inkomens- en vermogensafhankelijk maken van deze eigen bijdragen is daar ook geen oplossing voor. Het gaat hier namelijk niet om het organiseren van solidariteit met mensen die zorg nodig hebben naar draagkracht, maar om een inkomens- en vermogensafhankelijke boete voor een hulpvraag. Enkel mensen met een zorgbehoefte moeten deze namelijk betalen. Bovendien wordt er een tweedeling gestimuleerd tussen publieke Wmo-voorzieningen voor lagere inkomens en particuliere voorzieningen voor hogere inkomens, wat ook risico’s heeft voor sociaaleconomische verschillen in de kwaliteit van zorg. In het kader hiervan hebben zij nog een aantal kritische vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie lezen dat dit wetsvoorstel mede gericht is op het waarborgen van de financiële houdbaarheid van de Wmo 2015. Is het niet logischer om dit probleem aan te pakken door gemeenten voldoende te financieren, in plaats van de rekening bij mensen neer te leggen?
De leden van de SP-fractie zien bovendien een ivb niet als een effectieve manier om solidariteit te organiseren bij financiering van de zorg. Voor echte solidariteit zou er namelijk bij de financiering geen onderscheid moeten worden gemaakt tussen mensen die de pech hebben om zorg en ondersteuning nodig te hebben en mensen die het geluk hebben dat niet nodig te hebben. Dat kan door de hoogste inkomens en vermogens een eerlijke bijdrage te laten betalen via de belastingen, bijvoorbeeld via de invoering van een miljonairsbelasting. Een ivb zorgt er daarentegen voor dat er vooral solidariteit wordt georganiseerd tussen mensen met een zorgbehoefte met een hoog inkomen/vermogen en mensen met een zorgbehoefte met een laag inkomen/vermogen. Waarom kiest de regering niet voor het organiseren van echte solidariteit, in plaats van deze onrechtvaardige bezuinigingsmaatregel van 225 miljoen euro op de Wmo 2015?
De leden van de SP-fractie zien een tegenstelling tussen het huidige wetsvoorstel en het standstill-principe uit het VN-Verdrag Handicap, dat stelt dat de positie van mensen met een beperking niet achteruit mag gaan. Hoe kijkt de regering hiernaar? Zorgt dit wetsvoorstel er niet voor dat de voorzieningen die noodzakelijk zijn om mensen met een beperking volwaardig mee te kunnen laten doen aan de maatschappij minder toegankelijk worden voor deze groep? Zorgt het verhogen van de eigen bijdrage bovendien niet voor een groter risico op armoede onder mensen met een beperking?
De leden van de SP-fractie zien bovendien een risico dat dit wetsvoorstel gaat leiden tot meer zorgmijding. Met name de groep die meer zal moeten betalen dan de minimum-bijdrage, maar geen hoog inkomen heeft, zal worden geconfronteerd met moeilijk te betalen bijdragen. Is dat risico niet onverantwoord?
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij steunen het voorstel om het huidige abonnementstarief voor de Wmo 2015 te vervangen door een ivb. De leden van de SGP-fractie hebben bij de invoering van het abonnementstarief reeds hun zorgen geuit over het risico van een aanzuigende werking van een beroep op huishoudelijke hulp. Zij hebben de invoering van het abonnementstarief destijds gesteund onder de voorwaarde dat gemeenten voor een eventuele kostenstijging adequaat zouden worden gecompenseerd. Nu blijkt dat mede door het abonnementstarief de (financiële) houdbaarheid van en de solidariteit binnen de Wmo onder druk komt te staan, vinden de leden van de SGP-fractie het verdedigbaar om opnieuw een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage in te voeren. Over de uitwerking hiervan hebben zij echter nog wel een aantal vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Vervanging abonnementstarief Wmo 2015. Deze leden herkennen de noodzaak om een alternatief te vinden voor het abonnementstarief, zodat de schaarse middelen die gemeenten beschikbaar hebben voor de Wmo besteed worden aan de mensen die dit het meest nodig hebben. Tegelijk vinden deze leden het belangrijk dat een eigen bijdrage niet ten koste gaat van de toegankelijkheid van hulp en ondersteuning aan, met name, chronisch zieken. Ten aanzien van het wetsvoorstel hebben deze leden daarom enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader te onderbouwen waarom niet gekozen is voor het beperken van de eigen bijdrage tot de huishoudelijke hulp. Wegen de uitvoeringsproblemen zoveel zwaarder dan de voordelen van een veel doelmatigere wet?
2.1 Uitdagingen voor houdbaarheid Wmo 2015
De leden van de VVD-fractie lezen dat de houdbaarheid van de Wmo 2015 in de huidige vormgeving vanwege verscheidene factoren beperkt is. De leden van de VVD-fractie delen deze zienswijze, maar zijn benieuwd of de regering dit wetsvoorstel voldoende acht om deze houdbaarheid te vergroten. Zo ja, waarom? Zo nee, welke andere maatregelen acht de regering hiertoe mogelijk of zelfs noodzakelijk, naast dit wetsvoorstel?
De leden van de NSC-fractie constateren dat de memorie van toelichting helder is over financiële doelen van het wetsvoorstel, maar vragen welke aanvullende structurele hervormingen zijn overwogen om de houdbaarheid van de Wmo 2015 te versterken. Is overwogen om ook inhoudelijke hervormingen op het gebied van toegang, samenwerking met informele zorg of domeinoverstijgende financiering mee te nemen?
De leden van de BBB-fractie constateren dat de druk op het Wmo-stelsel toeneemt als gevolg van de dubbele vergrijzing en krapte op de arbeidsmarkt. Kan de regering toelichten welke gevolgen het uitblijven van dit wetsvoorstel heeft voor de personele en financiële houdbaarheid van de Wmo 2015?
De leden van de SGP-fractie lezen een uitgebreide toelichting op demografische ontwikkelingen. Zij vragen of de regering kan reflecteren op de vraag of deze demografische ontwikkelingen ook in 2019 reeds te voorzien waren en of dit bij de invoering van het abonnementstarief wel voldoende gewicht heeft gekregen.
2.2 Huidige systematiek: abonnementstarief
De leden van de VVD-fractie lezen dat onder de huidige vormgeving van het abonnementstarief beleidsruimte bestaat voor gemeenten om het abonnementstarief voor bepaalde categorieën van cliënten op een lager bedrag of nihil vast te stellen. Kan de regering aangeven in hoeverre dit in de praktijk gebeurt en voor welke groepen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de kostentoename door invoering van het abonnementstarief berekend is op 411 miljoen euro. Kan de regering aangeven wat de totale groei aan uitgaven is geweest aan de Wmo 2015 in deze periode? Kan de regering hierbij ook aangeven hoe groot het aandeel hiervan, dat veroorzaakt is door het abonnementstarief, procentueel is? Graag uitgesplitst naar dezelfde categorieën als gehanteerd in tabel 1.
De leden van de BBB-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het abonnementstarief geleid heeft tot een structureel hogere netto-uitgave voor gemeenten. Kan de regering bevestigen dat verder uitstel van de invoering van deze wet leidt tot jaarlijks oplopende financiële verliezen voor gemeenten? En welke gevolgen heeft dit voor de gemeentelijke begrotingen?
Daarnaast nemen deze leden kennis van de gegevens die laten zien dat de aanzuigende werking van het abonnementstarief met name tot extra gebruik door midden- en hoge inkomens heeft geleid. Erkent de regering dat het vervangen van het abonnementstarief bijdraagt aan het vrijwaren van capaciteit voor burgers die deze hulp echt nodig hebben?
De leden van de SGP-fractie lezen dat het bovengenoemde effect van het abonnementstarief op de (netto) uitgaven van gemeenten (à 440 miljoen euro) circa 110 miljoen euro hoger is dan waar bij de invoering van het abonnementstarief van werd uitgegaan. Zij vinden dit eigenlijk nog een relatief beperkte overschrijding van de destijds verwachte kostenstijging. Het overgrote deel van de stijging was voorzien. Tegelijkertijd concluderen zij uit tabel 2 dat de grootste stijging van een beroep op maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp zichtbaar is bij de hoogste inkomenscategorie. Deelt de regering de conclusie dat – met terugwerkende kracht – de invoering van een abonnementstarief een onverstandig idee is geweest?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat de stijging van het gebruik van de Wmo-voorzieningen sinds de invoering van het abonnementstarief vooral zit in de huishoudelijke hulp en vooral bij de hogere inkomensgroepen. Kan de regering in dit licht dragend motiveren hoe het voorliggend wetsvoorstel effectief en proportioneel is nu de voorstellen zich richten op alle Wmo-ondersteuning en ook de lagere en middeninkomens raken?
2.3 Start en pauzering eigen bijdrage
De leden van de BBB-fractie lezen dat gemeenten momenteel verschillend omgaan met het starten en pauzeren van de eigen bijdrage. Hoe draagt dit wetsvoorstel bij aan landelijke uniformiteit en daarmee aan rechtszekerheid en begrijpelijkheid voor burgers?
Daarnaast vragen deze leden in hoeverre binnen het nieuwe systeem ruimte blijft voor maatwerk. Op welke wijze wordt geborgd dat gemeenten voldoende beleidsvrijheid houden om in bijzondere of schrijnende gevallen af te wijken van de standaardbijdrage, bijvoorbeeld bij stapeling van zorgkosten of schuldenproblematiek?
3.1 Doelen invoering inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de arbeidskrapte en het toegenomen beroep op Wmo-voorzieningen veel druk zetten op de huidige systematiek van het abonnementstarief. Het is echter nog niet duidelijk waarom en op welke wijze het invoeren van de ivb een duurzame oplossing wordt geacht voor deze problematiek. Zou de regering hierop kunnen reflecteren? Kan de regering nader onderbouwen waarom zij verwacht dat door het voorgestelde maximumbedrag van € 328 per maand het beroep op de Wmo 2015 landelijk voldoende afneemt waardoor de aanzuigende werking grotendeels ongedaan gemaakt zal worden? Kan de regering tevens nader toelichten waarom zij ervoor heeft gekozen dit maximumbedrag niet in de wet zelf, maar in lagere regelgeving op te nemen? In hoeverre voorziet de regering wijzigingen van de algemene maatregel van bestuur ten opzichte van de versie die in consultatie is gegaan? Indien het concept niet meer actueel is, kan de Kamer inzicht krijgen in een gewijzigde versie? Kan de regering toelichten waarom er voor een bedrag van € 328 per maand is gekozen terwijl uit de maatschappelijke prijslijst blijkt dat het mediaanbedrag voor huishoudelijke hulp basis/midden ligt op een bedrag van € 363 per maand? In hoeveel gemeenten zal het hierdoor alsnog aantrekkelijker zijn om beroep te doen op de Wmo 2015 in plaats van een keuze te maken voor particuliere hulp? Kan de regering de veronderstelling dat het particuliere aanbod zal toenemen nader cijfermatig onderbouwen mede gelet op de huidige krappe arbeidsmarkt? Zijn er bepaalde regio’s waar de regering in het bijzonder risico’s ziet voor de beschikbaarheid van het aanbod voor particuliere hulp? Zo ja, welke regio’s? Is de regering voornemens aanpalend beleid te maken zodat particuliere hulp in alle regio’s beschikbaar wordt? Voor hoeveel jaren maakt de gemeente aanbestedingsafspraken met aanbieders van bijvoorbeeld huishoudelijke hulp? Is er een risico dat de gemeenten in de knel komen indien de vraag afneemt en zo ja, hoe wordt dit ondervangen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de gemaakte keuzes in de parameters van het voorstel. Deze leden vragen welke varianten zijn overwogen bij het vaststellen van de parameters. Ook vragen de leden waarom er is gekozen voor de huidige maximuminkomensgrenzen. Waarom wordt ervoor gekozen het advies van de FNV om de eigen bijdrage in te laten gaan vanaf 150% van het sociaal minimum niet te volgen? Wat zijn hiervan de gevolgen voor mensen met een beperking of chronische ziekte en hun naasten? Is er voldoende rekening gehouden met een opeenstapeling van eigen bijdragen bij mensen met een beperking of chronische ziekte en ouderen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich ook af hoe de doelen van dit wetsvoorstel zich verhouden tot het VN-verdrag waarin staat dat mensen met een levenslange en levensbrede beperking toegang moeten hebben tot zorg en ondersteuning, zonder dat hier onevenredige financiële drempels voor gelden? Waarom is ervoor gekozen af te stappen van een specifieke eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp? Klopt het dat vertegenwoordigende organisaties van cliënten, patiënten en mantelzorgers niet zijn betrokken bij dit besluit? Is overwogen om de inkomensafhankelijke bijdrage alleen in te voeren voor enkelvoudige huishoudelijke hulp? Zijn er alternatieven onderzocht om de groei van de huishoudelijke hulp tegen te gaan, zo ja welke, en zo nee waarom niet?
De leden van de VVD-fractie lezen dat een van de output-doelstellingen van dit wetsvoorstel is dat de ivb burgers stimuleert om zelf in hun ondersteuningsbehoefte te voorzien. Kan de regering reflecteren in welke mate onderhavig wetsvoorstel hierin effectief zal zijn? De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast in welke mate een inkomensafhankelijke bijdrage de meest doeltreffende manier is om de aanzuigende werking ongedaan te maken. Waarom is daarbij niet gekozen voor alternatieven zoals een generieke verhoging van het abonnementstarief of door gemeenten meer handvatten te geven om toegang tot de Wmo selectiever te maken?
De leden van de SP-fractie lezen dat dit wetsvoorstel onder andere het doel heeft om gemeenten de mogelijkheid te geven «om de «aanzuigende werking» die het abonnementstarief heeft gehad op de vraag naar Wmo 2015-voorzieningen weer grotendeels ongedaan te maken [zodat] de schaarse capaciteit die beschikbaar is voor Wmo 2015-voorzieningen (meer) gericht [kan] worden ingezet voor burgers die om financiële of andere redenen niet zelf in hun ondersteuningsbehoefte kunnen voorzien». Deze leden vragen echter in hoeverre dit doel met dit wetsvoorstel wordt bereikt. De zorgbehoefte van mensen die hiermee uit de Wmo worden geduwd verdwijnt immers niet. Zorgt dit voorstel er niet met name voor dat mensen met een hoger inkomen bij niet-Wmo 2015-gecontracteerde private aanbieders terecht komen? Concurreren die aanbieders dan niet om de personeelscapaciteit met de Wmo-voorzieningen, mogelijk met hogere salarissen door het rijkere klantenbestand?
De leden van de SP-fractie lezen dat dit wetsvoorstel daarnaast het doel heeft om gemeenten de mogelijkheid te geven om «burgers zodoende kunnen stimuleren om – indien zij dat kunnen – zelf in hun ondersteuningsbehoefte te voorzien (door indien mogelijk daarvoor een beroep te doen op hun sociale netwerk of deze ondersteuning particulier te betalen)». Zij zien meerdere risico’s bij deze doelstelling. Zo kiest de regering hiermee expliciet voor een tweestromenmodel: de Wmo 2015 wordt hiermee de facto ingericht als vangnet voor mensen die geen particuliere voorzieningen kunnen betalen, terwijl de zorg voor de mensen die dat wel kunnen wordt geprivatiseerd. Daarmee ontstaat het risico dat er sociaaleconomische verschillen in de toegankelijkheid en kwaliteit gaan ontstaan tussen de zorg en ondersteuning voor verschillende inkomensgroepen. Dit risico heeft bovendien meerdere facetten. Enerzijds bestaat er het risico dat hogere inkomens door de afwezigheid van triage in de markt makkelijker toegang krijgen tot meer uren ondersteuning, omdat zij dit simpelweg beter kunnen betalen. Anderzijds bestaat het risico dat zij in de private markt vooral te maken krijgen met huishoudelijke hulp in plaats van huishoudelijke zorg, waardoor de essentiële signaleringsfunctie wegvalt. Hoe kijkt de regering hiernaar?
Bovendien zijn er ook risico’s voor de positie van met name huishoudelijke zorgverleners wanneer de huishoudelijke zorg deels wordt geprivatiseerd. Bij particuliere organisatie hiervan is het risico dat hierbij vaker wordt gekozen voor informele constructies zonder contract (zwart werk). Dit zorgt voor een zwakke positie van de zorgverlener, aangezien die geen aanspraak kan maken op ontslagbescherming, sociale zekerheid of pensioenopbouw. In hoeverre heeft de regering dit aspect meegewogen bij dit wetsvoorstel?
Daarnaast wordt er ook expliciet voor gekozen om een groter beroep te doen op het sociale netwerk van mensen. De leden van de SP-fractie zien hierbij flinke risico’s. Zo dreigt de druk op mantelzorgers nog verder toe te nemen, terwijl zij vaak al op hun tandvlees lopen. Daarnaast moet ook genoemd worden dat er wanneer er een groter beroep wordt gedaan op het sociale netwerk van mensen deze last over het algemeen disproportioneel bij vrouwen komt te liggen en de hoeveelheid onbetaalde arbeid die wordt geleverd door vrouwen toeneemt. Hoe kijkt de regering naar dit risico voor de positie van vrouwen?
De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij een uitputtende opsomming kunnen leveren van alle voorzieningen waarvoor de ivb zou gaan gelden als dit wetsvoorstel wordt aangenomen. Kunnen zij daarbij ook aangeven voor welke algemene voorzieningen waarbij sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie gemeenten zelf een eigen bijdrage kunnen invoeren?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) in haar uitvoeringstoets aangeeft dat het particuliere aanbod van alternatieve oplossingen in veel regio’s beperkt beschikbaar is. Ziet de regering dit risico ook? Deze leden vragen of de regering de veronderstelling dat het particuliere aanbod zal toenemen nader cijfermatig kan onderbouwen, mede gelet op de huidige krappe arbeidsmarkt. Zijn er bepaalde regio’s waar de regering in het bijzonder risico’s ziet voor de beschikbaarheid van het aanbod voor particuliere hulp? Zo ja, welke regio’s? Is de regering voornemens aanpalend beleid op te stellen zodat particuliere hulp in alle regio’s beschikbaar wordt?
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan toelichten waarom er voor een bedrag van € 328 per maand is gekozen terwijl uit de maatschappelijke prijslijst blijkt dat het mediaanbedrag voor huishoudelijke hulp basis/midden ligt op een bedrag van € 363 per maand. In hoeveel gemeenten zal het hierdoor alsnog aantrekkelijker zijn om een beroep te doen op de Wmo 2015 in plaats van een keuze te maken voor particuliere hulp?
Het huidige verschil in de eigen bijdrage van de Wmo 2015 en de Wlz leidt ertoe dat sommige inwoners er bewust voor kiezen in de Wmo te blijven. Een consequentie van het wetsvoorstel zou kunnen zijn dat de prikkel om ondersteuning te krijgen op grond van de Wmo 2015 ten opzichte van de Wlz vervalt, waardoor meer cliënten zullen doorstromen naar de Wlz. Ziet de regering dit risico ook, zo vragen de leden van de SGP-fractie. In dat geval neemt de aanzuigende werking van de Wmo 2015 weliswaar af, maar de publieke kosten doen dat waarschijnlijk niet. Het is denkbaar dat de publieke zorgkosten (via de Wlz) in dat geval gelijk blijven of zelfs toenemen. Hoe beoordeelt de regering de kans dat het gelijk trekken van de systematiek tussen de Wmo 2015 en de Wlz middels het invoeren van de eigen bijdrage leidt tot een hogere doorstroom naar de Wlz? Wat zijn de voor- en nadelen van een eventuele toename van het aantal Wlz-indicaties ten opzichte van het huidige systeem? Is er in de Wlz-zorg voldoende capaciteit om, indien noodzakelijk, een stijgende zorgvraag op te vangen? De leden van de SGP-fractie vragen de regering hierop te reflecteren.
De leden van de SGP-fractie zijn in verwarring wat de regering nu precies wil wijzigen ten aanzien van een eigen bijdrage voor woningaanpassing. In reactie op het advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) geeft de regering aan dat het voorgestelde artikel 2.1.5 Wmo 2015, dat de mogelijkheid zou bieden om van woningeigenaren ouder dan 18 jaar een vergoeding te vragen voor woningaanpassingen, uit het wetsvoorstel geschrapt. Het voorgestelde artikel 2.1.4a, eerste lid lijkt echter alsnog de mogelijkheid te bieden voor een eigen bijdrage te vragen voor woningaanpassing. Kan de regering dit ophelderen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom in artikel 2.1.4 en 2.1.4a beide lid 1 is gekozen voor een kan-bepaling. Is het de intentie van de regering dat gemeenten er ook voor kunnen kiezen geen ivb of eigen bijdrage te vragen? Hoe worden de doelen van de wet gehaald als gemeenten de vrijheid hebben geen ivb te vragen?
3.2 Beoogde vormgeving ivb maatwerkvoorzieningen
De leden van de BBB-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering ervoor kiest om mensen met een inkomen tot 135% van het sociaal minimum te beschermen met een vaste, lagere eigen bijdrage van € 23,60 per maand. Deze inkomensgrens ligt hoger dan de 120%-grens die gemeenten meestal gebruiken in hun minimabeleid. Volgens de regering is deze keuze nodig omdat mensen met een beperking vaker geld tekortkomen, zoals ook blijkt uit onderzoek van het Nibud. De BBB begrijpt deze overweging, maar vraagt zich af of deze maatregel in de praktijk voldoende bescherming biedt. Ook cliënten onder de inkomensgrens betalen straks meer dan nu het geval is, omdat de nieuwe minimum ivb (€ 23,60) vanwege indexatie hoger ligt dan het huidige abonnementstarief (€ 21). Vindt de regering dit verantwoord, gezien de al bestaande financiële druk op deze groep? En hoe wordt gewaarborgd dat mensen met een beperking – ondanks alle goede bedoelingen – niet alsnog zorg mijden of in financiële problemen raken?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe vaak en op welke manier de bedragen van de ivb worden geïndexeerd.
3.2.1 Uitgangspunten vormgeving
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering niet geheel wil terugkeren naar de situatie zoals die was voorafgaand aan de invoering van het abonnementstarief. Kan de regering preciezer aangeven op welke punten de ivb afwijkt van de situatie vóór 2019?
Kunnen gemeenten ervoor kiezen om voor bepaalde maatwerkvoorzieningen wél en voor andere niet een eigen bijdrage te vragen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
3.2.2 Afstemming eigen bijdrage op financiële draagkracht burger
De leden van de VVD-fractie constateren dat de koopkrachteffecten van de voorgestelde maatregelen zeer groot kunnen zijn. De leden van de VVD-fractie vinden dat bij de beoordeling van de effecten van de ivb een heldere berekening ontbreekt van de koopkrachteffecten. Deze leden verzoeken de regering een tabel te verstrekken met de inkomenseffecten per jaar in euro’s en in percentages van het besteedbaar inkomen uitgesplitst naar het huishoudtype (Niet AOW-gerechtigde alleenstaanden, Niet AOW-gerechtigde meerpersoonshuishoudens, AOW-gerechtigde alleenstaanden en AOW-gerechtigde meerpersoonshuishoudens) en het inkomen (Bijstand, WML, 120% WML, Modaal, 2x Modaal en AOW, AOW + € 5.000, AOW + € 10.000, AOW + € 15.000, AOW + € 35.000). Wat vindt de regering een acceptabel koopkrachtverlies als percentage van het inkomen? Is het daarnaast te billijken dat dit percentage koopkrachtverlies voor modale inkomens substantieel hoger is dan voor de inkomens net daaronder?
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat een marginaal tarief van 10% grote koopkrachteffecten heeft voor de groepen die hiermee geconfronteerd zullen worden. Juist voor deze groep is de marginale druk vaak al hoog. Kan verder gekwantificeerd worden hoe hoog de marginale druk voor deze groep kan oplopen? In hoeverre valt de stijgende bijdrage bijvoorbeeld samen met een lagere zorgtoeslag, huurtoeslag, algemene heffingskorting, arbeidskorting, kinderopvangtoeslag en/of ouderenkorting? Wat is daarnaast de ratio om juist te kiezen voor een opbouw van het tarief vanaf het moment dat ook gemeentelijke regelingen wegvallen (120% sociaal minimum)? Wordt hiermee niet juist een armoedeval gecreëerd? De leden van de VVD-fractie vragen de regering daarnaast erop te reflecteren dat deze afbouwpaden in toeslagen en heffingskortingen fundamenteel anders zijn dan voor invoering van het abonnementstarief. In hoeverre is de marginale druk daardoor nu alsnog hoger dan voorafgaand aan de invoering van het abonnementstarief?
De leden van de VVD-fractie lezen eveneens dat bij inkomens tot 135% van het sociaal minimum een eigen bijdrage zal gelden van € 23,60 per maand, oftewel de hoogte van het abonnementstarief zoals het gold in 2019, geïndexeerd tot het prijspeil van 2025. Kan de regering aangeven hoe groot de groep is die hierbuiten valt, waardoor voor hen de kosten dus toe zullen nemen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er gebruik gemaakt zal worden van een vermogensinkomensbijtelling (hierna: VIB) van 4%. Kan de regering aangeven bij welk vermogen er de maximale ivb zal moeten worden afgedragen, zonder dat er sprake is van een aanvullend inkomen? En hoe zit dit voor bijvoorbeeld ouderen die enkel een AOW-uitkering hebben? Welke koopkrachteffecten zullen hiervan uitgaan?
De leden van de VVD-fractie constateren eveneens dat de belasting in Box 3 inmiddels hoger is dan voorafgaand aan de invoering van het abonnementstarief. Er wordt vaak uitgegaan van een hoger verondersteld rendement en daarnaast is het tarief ook hoger. In hoeverre is hier rekening mee gehouden bij de vaststelling van een percentage van 4%?
Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat een peiljaarverlegging mogelijk is, indien het bijdrageplichtig inkomen in het jaar waarin de eigen bijdrage betaald moet worden teruggelopen is in vergelijking met het peiljaar. Kan de regering reflecteren op de bestaande mogelijkheden tot een peiljaarverlegging? Dekt dit de risico’s bij een teruggelopen inkomen voldoende af? Zo nee, welke andere methoden bestaan hiertoe? Kan een peiljaarverlegging ook met terugwerkende kracht worden aangevraagd?
De leden van de NSC-fractie merken op dat de eigen bijdrage boven het minimum-ivb lineair oploopt met het bijdrageplichtig inkomen. Waarom is gekozen voor een lineair marginaaltarief en niet bijvoorbeeld een convex marginaal tarief waarbij het marginale tarief dus oploopt voor de meest vermogende mensen?
De leden van de NSC-fractie vinden het belangrijk dat iemands postcode niet bepalend moet zijn voor de toegang tot zorg. Echter lezen deze leden bij de beleidsruimte voor gemeenten dat het hen vrijstaat per maatwerkvoorziening wel of geen eigen bijdrage te vragen. Hierdoor kunnen verschillen in eigen bijdrage voor dezelfde voorziening ontstaan. Als de regering als speerpunt heeft de toegankelijkheid tot zorg te vergroten, waarom is er dan voor gekozen de beleidsruimte van gemeenten juist op dit punt te vergroten?
De vervanging van het abonnementstarief door een eigen bijdrage afhankelijk van financiële daadkracht is één van de vele aangekondigde verschuivingen in de financiering van het zorgstelsel in Nederland. De leden van de NSC-fractie wijzen onder andere ook op het vervallen van de extra vermogensvrijstelling (EVV) en afbouw van de compensatie vervallen ouderentoeslag (COV). Het wegvallen van deze regelingen kunnen de jaarlijkse kosten tot wel € 1.700 verhogen bij een vermogen van € 40.000, zo staat beschreven in de toelichting van de regering op deze maatregel. Hoe groot is het risico op een gevaar voor de betaalbaarheid en solidariteit binnen het nieuw voorgestelde stelsel binnen de Wmo 2015 wanneer personen door deze verhoogde stapeling van eigen bijdragen besluiten geen gebruik meer te maken van ondersteuning volgens de Wmo 2015?
De leden van de NSC-fractie willen graag weten wat de financiële gevolgen zijn voor verschillende inkomensgroepen en binnen verschillende wetten. We nemen 4 voorbeelden, gebaseerd op dezelfde hulpvraag. Een cliënt met inwonend partner heeft de volgende voorzieningen nodig: een rolstoel, huishoudelijke hulp voor 2 uur per week, woningaanpassing voor een badkamer beneden, vervoer naar het ziekenhuis 2 keer per maand, 4 dagen in de week dagopvang met vervoer. Voorbeeld 1 en 2: wat zijn de zekere en geschatte onzekere eigen bijdragen binnen de Wmo als iemand een inkomen heeft van 120% van het sociaal minimum en iemand met een inkomen van 150% van het sociaal minimum? Voorbeeld 3 en 4: welke zekere en geschatte onzekere eigen bijdragen zijn er voor deze twee inkomensgroepen met dezelfde voorzieningen thuis, waarbij gebruik gemaakt wordt van volledig pakket thuis (VPT) of modulair pakket thuis (MPT) binnen de Wlz? Graag ontvangen we hiervoor per casus de berekeningen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering ervoor kiest de inkomensgrens op het niveau van 135% van het sociaal minimum te leggen en niet op de 120% van het sociaal minimum, wat gemeenten doorgaans hanteren in het kader van hun minimabeleid. Het percentage kan niet hoger worden vastgesteld omdat de doelen van dit wetsvoorstel op het vlak van het verbeteren van de beschikbaarheid van Wmo-voorzieningen en de financiële houdbaarheid daarvan anders niet gehaald kunnen worden. De leden van deze fractie zien dat het hier niet zo zeer gaat om een beleidskeuze, maar om een rekensom. Dit percentage lijkt een arbitraire keuze te zijn. Hoe beziet de regering dit? En kan de regering ook reflecteren op het advies van de Afdeling op dit punt?
Het is het voornemen om de eigen bijdrage te maximeren op € 328 per maand. Dit bedrag is bij benadering gelijk aan de maandelijkse kosten voor gemeenten van twee uur huishoudelijke hulp per week, uitgaande van 4¹⁄₃ weken per maand. Wat bedoelt de regering met «is het voornemen»? Waarop is het bedrag van € 328 per maand gebaseerd? Specifiek vragen de leden van de CDA-fractie dit omdat de CAO van mensen werkzaam in de thuiszorg als hulp in het huishouden hierin ook een rol speelt.
De leden van de CDA-fractie bezien figuur 1 en zien dat vooral middeninkomens zo tussen € 40.000 en € 60.000 snel aan de maximale eigen bijdrage zitten. Klopt dat? Kan de regering eens voorrekenen wat het betekent als iemand 2 uur hulp bij het huishouden ontvangt en een inkomen heeft van € 50.000 en een vermogen van € 70.000? Het Nibud stelt dat boven een inkomen van 135% van het sociaal minimum, mensen van elke € 100 extra € 10 betalen aan de eigen bijdrage (10%) tot een maximum van € 328 per maand (prijspeil 2025). Kan de regering hier eens op reflecteren en meenemen dat deze groep meer zorgkosten heeft dan alleen de eigen bijdrageregeling Wmo 2015. Het Nibud, maar ook Iederin, stelt dat meer mensen zorg zullen gaan mijden. Hoe ziet de regering dit?
De regering stelt in de memorie van toelichting dat gemeenten beleidsvrijheid hebben om wel of geen ivb te vragen. Dit vinden de leden van de CDA-fractie een beetje makkelijk. Het is immers zo dat gemeenten zich door de financiële situatie gedwongen zullen voelen eigen bijdragen op te leggen. Dit is toch immers een van de redenen dat de regering met dit wetsvoorstel komt, de financiële houdbaarheid van de Wmo 2015?
De leden van de SP-fractie vragen de regering of het klopt dat met dit wetsvoorstel voor niemand de eigen bijdrage wordt verlaagd, maar dat deze voor iedereen op zijn minst wordt verhoogd naar € 23,60 per maand. Waarom is er niet op zijn minst voor gekozen om deze bijdrage te verlagen of af te schaffen voor de mensen met de laagste inkomens en vermogens?
De leden van de SP-fractie lezen dat een peiljaarverlegging mogelijk is «indien het bijdrageplichtig inkomen van de cliënt in het lopende jaar naar verwachting ten minste € 3.177,80 (peiljaar 2025) lager zal zijn dan het bijdrageplichtig inkomen van twee kalenderjaren eerder». Waar is dit bedrag op gebaseerd?
De leden van de SP-fractie lezen dat gemeenten ervoor kunnen kiezen «om voor het ene type maatwerkvoorziening wel en voor het andere geen eigen bijdrage te vragen». Zij vragen of dit – in combinatie met de forse verhoging van de eigen bijdrage – niet zal zorgen voor grotere arbitraire verschillen tussen gemeenten.
Het Nibud wijst erop dat vooral huishoudens die langdurig gebruik (zullen) maken van de Wmo te maken hebben met een stapeling van zorgkosten waar deze verhoging van de eigen bijdrage bovenop komt. In het maximale geval kunnen zij dus te maken krijgen met een eigen bijdrage van € 328. De leden van de SGP-fractie vragen de regering om nader toe te lichten waarom de regering een dergelijke hoge eigen bijdrage voor deze kwetsbare doelgroep gerechtvaardigd vindt.
De leden van de SGP-fractie lezen dat met een marginaal tarief van 10% wordt aangesloten bij het marginale tarief zoals dat nu ook van toepassing is bij de eigen bijdragen voor beschermd wonen in het kader van de Wmo 2015 en voor zorg in het kader van de Wlz. Dat draagt bij aan een meer eenduidige en daarmee beter uitlegbare vormgeving van eigenbijdrageregelingen. De leden van de SGP-fractie vinden dit een verstandige keuze. Zij wijzen er evenwel op dat het Nibud een marginaal tarief van 10% voor de Wmo nog steeds de hoog acht. Kan de regering hierop reflecteren?
Indien het inkomen en/of vermogen van de cliënt in de afgelopen twee jaar echter is gedaald, komt deze veronderstelling mogelijk niet overeen met de werkelijkheid. Cliënten kunnen het CAK in die situaties daarom verzoeken om de eigen bijdrage vast te stellen op basis van het bijdrageplichtig inkomen in het lopende jaar. Dit wordt een peiljaarverlegging genoemd. Zonder peiljaarverlegging zou een cliënt een eigen bijdrage opgelegd kunnen krijgen die niet meer past bij zijn actuele financiële draagkracht. De leden van de SGP-fractie vragen: kan de regering aangeven hoe burgers worden inlichting over deze mogelijkheid? Hoe vaak wordt in het kader van eigen bijdrage voor beschermd wonen vanuit de Wmo of voor Wlz-zorg hier al gebruik van gemaakt? Is deze mogelijkheid genoegzaam bekend bij burgers?
Gemeenten behouden enige beleidsruimte wat betreft de vraag aan welke cliënten de ivb zal worden opgelegd. Gemeenten kunnen ervoor kiezen – zoals dat voorafgaand aan de invoering van het abonnementstarief ook het geval was – om voor het ene type maatwerkvoorziening wel en voor het andere geen eigen bijdrage te vragen. Dit roept de vraag op hoe voorkomen gaat worden dat er een onredelijk hoge eigen bijdrage wordt gevraagd voor een relatief beperkte maatwerkvoorziening. De leden van de SGP-fractie lezen dat per AMvB rolstoelen worden uitgezonderd, maar zijn er niet andere maatwerkvoorzieningen denkbaar waarvoor hetzelfde zou kunnen gelden? Welke instrumenten hebben gemeenteraden om erop toe te zien dat de verhouding tussen de gevraagde eigen bijdrage en de geleverde maatwerkvoorziening in balans blijft? Ziet de regering hierin ook een rol voor zichzelf weggelegd?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering het Nibud-onderzoek over de meerkosten van het leven met een beperking heeft betrokken bij de keuze voor de inkomensgrens op het niveau van 135% van het sociaal minimum. Is de regering bekend met de rekenvoorbeelden die het Nibud heeft gemaakt voor de ivb bij verschillende huishoudens van mensen met een beperking? Erkent de regering dat met dit wetsvoorstel veel mensen met een beperking beduidend minder per maand overhouden dan bij een abonnementstarief?
Is de regering ermee bekend dat voor mensen die arbeidsongeschikt zijn het besteedbaar inkomen beduidend lager is dan het verzamelinkomen omdat zij geen gebruik kunnen maken van de arbeidskorting, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
Hoe gaat de wet om met inkomens- en vermogensverandering? Welk maatwerk is er mogelijk als inkomen of vermogen opeens significant daalt, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
Ook vragen deze leden of ook is overwogen het vermogen zwaarder mee te laten tellen in de bepaling van het tarief.
Verder vragen zij welk inkomen telt voor de ivb als een volwassen kind Wmo-ondersteuning nodig heeft en bij zijn ouders woont. Klopt het dat als een kind 18 wordt, opeens wel een eigen bijdrage moet worden betaald en tegelijk de kinderbijslag en het kindgebondenbudget stopt?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een toelichting op de keuze om het maximumbedrag in de wet zelf op te nemen en niet in lagere regelgeving. Deze leden wijzen er ook op dat het mediaanbedrag voor huishoudelijke hulp hoger ligt dan het gekozen maximumbedrag van € 328,–, namelijk op € 363,–. In hoeveel gemeenten zal het alsnog aantrekkelijker zijn om een beroep te doen op de Wmo 2015 in plaats van een keuze te maken voor particuliere hulp?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering de gevolgen van deze maatregel voor de marginale druk gewogen. Kan de regering deze gevolgen in kaart brengen voor een aantal standaardsituaties, waaronder in elk geval het traject € 46.000 tot € 50.000 voor een gepensioneerde (met niet-gepensioneerde partner zonder inkomen), rekening houdend met de algemene heffingskorting, ouderenkorting, zvw-premie, zorgtoeslag, huurtoeslag en Wmo 2015-bijdrage? Klopt het dat de marginale druk in dit geval boven de 100% uitkomt? Zijn er andere huishoudsamenstellingen waarbij dit het geval zou zijn?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de verschillen tussen de bijdragen in de Wlz en in de Wmo 2015. Deze leden zijn bekend met de huidige verschillen, terwijl de zorg soms op hetzelfde neer komt. Worden die verschillen met dit wetsvoorstel volledig opgeheven? Zo nee, op welke punten niet? Waarom is niet gekozen deze verschillen op te heffen? Daarnaast vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of de regering nader in kan gaan op het feit dat de Wlz en de eigen bijdragen die daarvoor betaald moeten worden afgestemd lijken te zijn op ouderen die niet meer hoeven te sparen en niet passen bij jongere, levenslang gehandicapte mensen. Hoe schat de regering het risico in dat dit ook voor jongere levenslang gehandicapten in de Wmo gaat gelden? Hoeveel kunnen zij nog sparen met de invoering van een ivb? Ziet de regering de noodzaak om voor deze mensen, zowel in de Wlz als Wmo 2015, passende wet- en regelgeving en daarbij passende eigen bijdragen vorm te geven?
3.2.3 Beperking toename stapeling eigen bijdragen
De leden van de VVD-fractie juichen toe dat stapeling van eigen bijdragen zoveel mogelijk wordt vermeden. Tegelijkertijd vragen zij in hoeverre dit effect zal hebben op de effectiviteit van onderhavig wetsvoorstel. Kan de regering hierop reflecteren? Ook graag een reflectie op de mate waarin stapeling in de praktijk vermeden zal kunnen worden. Kan de regering aangeven in welke mate sprake kan zijn van koopkrachteffecten, uitgesplitst naar de vier huishoudenscategorieën, uitgaande van een modaal inkomen?
De leden van de CDA-fractie delen de mening van de regering niet dat er een beperking is op de toename van stapeling van eigen betalingen, omdat hier alleen naar de Wmo 2015 en Wlz wordt gekeken. Er zijn ook eigen betalingen in de Zorgverzekeringswet (Zvw). De regering is voornemens om het eigen risico te halveren, maar stelt vervolgens wel voor om vanaf 135% van het sociaal minimum de eigen bijdrage maandelijks te laten stijgen tot maximaal € 328 per maand. Dan kan de conclusie toch alleen maar zijn dat burgers meer eigen betalingen in de zorg krijgen? En het argument om het eigen risico te halveren is zorgmijding. Is de regering hier bij de Wmo niet bang voor? Waarom niet of waarom wel?
De leden van de SGP-fractie vragen of een inschatting kan worden gemaakt van het aantal burgers dat te maken zal krijgen met een maximale stapeling van eigen bijdragen doordat zij komen te vallen in de hoogste categorie (€ 328), maar geen keuze hebben om ondersteuning anders te organiseren.
Wat zijn de meest recente inzichten uit de monitor stapeling eigen bijdragen? Kan reeds worden aangegeven wat de ivb betekent ten opzichte van andere eigen bijdragen? De leden van de SGP-fractie verwijzen hierbij ook naar berekeningen die door het Nibud zijn gemaakt.
3.2.4 Onnodige complexiteit vermijden
De leden van de VVD-fractie delen de bedoeling om regelingen zo min mogelijk complex te maken. Ze hebben echter vragen bij de keuze om de hoogte van de ivb niet afhankelijk te laten zijn van de uren gebruikte zorg. Denkt de regering dat er hierdoor risico bestaat dat men meer uren zorg zal gebruiken dan nodig is? De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het aanleveren van urenadministraties niet wenselijk is, maar heeft de regering een vorm overwogen waarbij deze administratieve lasten niet nodig zijn? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast of verder gekwantificeerd kan worden hoeveel hoger de bijdrage kan zijn dan de kostprijs. Waarom is niet gekozen om de bijdrage standaard te maximeren op de kostprijs?
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast waarom gemeenten wel de ruimte krijgen om de beperkte bijdrage van € 20,60 per maand kwijt te schelden, maar niet om de steile oploop en flink hoge maximumtarieven anders in te vullen. De leden zijn van mening dat maatwerk ten behoeve van middeninkomens in een gemeente eveneens mogelijk zou moeten zijn indien gemeenten dit vanuit eigen middelen willen bekostigen.
De leden van de NSC-fractie vragen of het risico bestaat dat mensen met een persoonsgebonden budget (pgb) en een lichte hulpvraag, zoals wekelijkse begeleiding, geheel afzien van formele hulp door een te hoge ivb. Wordt dit risico gemonitord, en zo ja: hoe?
Voor de invoering van het abonnementstarief bestond er een koppeling tussen de hoogte van de eigen bijdrage en het door de cliënt ontvangen aantal uren ondersteuning, die wordt, zo lezen de leden van de CDA-fractie, in onderhavig wetsvoorstel losgelaten om het niet onnodig complex te maken. Maar voor wie is het dan complex, voor de gemeenten en/of voor de burgers? Denkt de regering dat dit juridisch standhoudt? Vindt de regering dit proportioneel vanuit het perspectief van de burger? Hoe zit het met de rechtsgelijkheid?
De leden van de SP-fractie merken op dat er op verschillende plekken in de memorie van toelichting conflicterende informatie lijkt te staan over de omgang met situaties waarbij de eigen bijdrage die mensen moeten betalen hoger is dan de kostprijs van de desbetreffende voorziening. In hoeverre wordt het met dit wetsvoorstel mogelijk dat mensen een hogere eigen bijdrage betalen voor een voorziening dan de kostprijs? Welke waarborgen worden er ingebouwd om dit te voorkomen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat om onnodige complexiteit te vermijden de keuze gemaakt is om de ivb onafhankelijk te maken van het aantal uren ondersteuning dat aan de cliënt wordt geleverd. Zij vragen of hierdoor in bepaalde situaties niet een spanningsveld kan ontstaan tussen de hoogte van de eigen bijdrage en het aantal uur geleverde zorg. Kan de regering hierop reflecteren? De regering wijst in de toelichting zelf op ggz-cliënten waarbij een gemeente een «waakvlamfunctie» met lichte begeleiding in de beschikking heeft opgenomen. Recentelijk is een motie ingediend (Kamerstuk 25 424, nr. 733) waarin dergelijke constructies lijken te worden aangemoedigd. De leden van de SGP-fractie zouden het onwenselijk vinden als kwetsbare groepen cliënten die nauwelijks gebruik maken van zorg met een hoge eigen bijdrage te maken zouden krijgen. Hoe groot zal deze groep naar verwachting zijn en welke mogelijkheden hebben gemeenten om hier op casusniveau maatwerk toe te passen?
De leden van de ChristenUnie-fractie menen op te maken uit de memorie van toelichting dat het de intentie van de regering is om mensen met een relatief hoog inkomen te laten overwegen om geen Wmo-hulp te vragen maar deze particulier in te kopen. Ook als de kostprijs lager ligt dan de ivb wijst de regering in de memorie van toelichting op de mogelijkheid om zelf de hulp te regelen. De leden van de ChristenUnie-fractie kunnen zich voorstellen dat een particulier alternatief bij huishoudelijke hulp een logische stap is. Geldt dit ook voor andere hulpmiddelen, zoals begeleiding of huisaanpassingen? Is een inschatting te maken van welk aandeel van de zorgvragers uit zal wijken naar een particulier alternatief? Heeft de schaarste in het arbeidsaanbod nog effect op de mogelijkheden van mensen om wel of niet te kiezen voor particuliere alternatieven?
3.2.5 Ruimte voor maatwerk en menselijke maat
De leden van de NSC-fractie constateren dat gemeenten beleidsvrijheid houden bij de invulling van uitzonderingen, maar vragen hoe groot die beleidsvrijheid daadwerkelijk zal zijn in de praktijk gezien de besparing van 390 miljoen euro die de invoering van het ivb zal opleveren. Hebben gemeenten volgens de regering voldoende middelen om überhaupt burgers vrij te kunnen stellen van het ivb?
De leden van de NSC-fractie willen dat er met klem op wordt toegezien dat personen in de Wmo 2015 beschermd worden tegen eventuele vertraging en/of fouten van de overheid. Hoe is de regering van plan de maximale termijn voor het reageren op informatieverzoeken van het CAK te handhaven?
De leden van de NSC-fractie begrijpen dat een algemene voorziening in de plaats kan komen van een Wmo-voorziening in het geval dat de eigen bijdrage de kostprijs overschrijdt. Klopt dit? Gaat het in dit geval dan voorbij aan het feit dat er regels bestaan voor een algemene voorziening en dat veel vormen van ondersteuning daar niet aan kunnen voldoen? Daarnaast merken deze leden op dat wanneer gemeenten ervoor kiezen een eigen bijdrage te berekenen voor een algemene voorziening, zij een inkomenstoets moeten doen op gezinsniveau, terwijl dit volgens de AVG niet mogelijk is. Hoe kijkt de regering tegen deze bezwaren aan? Overweegt de regering ook andere oplossingen voor gevallen waarin de eigen bijdrage de kostprijs overschrijdt?
De leden van de NSC-fractie willen aandacht vragen voor de impact op mensen door de overgang van het abonnementstarief naar de ivb voor mensen die hierin geen keuze meer hebben, bijvoorbeeld omdat een woningaanpassing in het verleden is gerealiseerd of doordat ze een rolstoel van de gemeente hebben waar een aantal jaren abonnementstarief betaald zou moeten worden. Zij hebben hun keuze destijds op andere gronden gebaseerd. Hoe wordt met deze situaties omgegaan? Is er voor hen een overgangsregeling? Erkent de regering dat deze overgang voor deze mensen juridisch onzeker is?
De leden van de SP-fractie lezen dat «bij een verhoging van de eigen bijdrage, de maximumtermijn voor terugwerkende kracht (zoals genoemd in artikel 3.6 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015) door het CAK kan worden verkort naar drie maanden (waar dat nu nog twaalf maanden is)». Wat betekent dit voor de maximale bedragen aan rekeningen waar mensen achteraf nog mee kunnen worden geconfronteerd?
Het wetsvoorstel bevat onder meer een grondslag om bij AMvB regels te stellen over de bevoegdheid van de gemeenteraad om bij verordening groepen aan te wijzen die in aanmerking komen voor een vrijstelling van de eigen bijdrage. De regering is voornemens in bij AMvB reeds enkele groepen in aanmerking te laten komen voor een vrijstelling, namelijk wegens onvoldoende betalingscapaciteit, risico op onttrekking aan de ondersteuning of risico op mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor een minderjarige. Het is onduidelijk welke beleidsruimte gemeenten vervolgens nog hebben en wat zodoende de meerwaarde is van een lokale verordening als de groep waarvoor een vrijstelling kan worden toegepast al zo specifiek wordt geclausuleerd door de regering. De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering de balans tussen lokale beleidsruimte en centrale kaders in het wetsvoorstel heeft gewogen. Behouden gemeenten volgens de regering voldoende ruimte om eigen afwegingen te maken voor de lokale situatie? Zij vragen of de regering de noodzaak kan toelichten om de gemeentelijke bevoegdheid om groepen aan te wijzen voor een ontheffing nader te clausuleren bij algemene maatregel van bestuur. Hoe wordt deze clausulering vormgegeven en in hoeverre blijft er nog ruimte over voor lokaal maatwerk in de vast te stellen verordening? Kunnen gemeenten ook andere cliënten dan de door de regering aangewezen groepen in aanmerking laten komen voor een vrijstelling van de eigen bijdrage? Heeft de regering een beeld van de verwachte omvang van de groepen die reeds op basis van de AMvB in aanmerking komen voor een vrijstelling van de eigen bijdrage?
3.3 Doelen en beoogde vormgeving eigen bijdrage algemene voorzieningen
De leden van de VVD-fractie lezen dat bij algemene voorzieningen met een duurzame hulpverleningsrelatie ivb geheven zal worden. Ze vragen zich af of voor de burger altijd duidelijk is wanneer hier sprake van is. Graag een reflectie hierop. Graag ook een reflectie op de manier waarop dit waar nodig duidelijker gemaakt kan worden.
Hiernaast zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of de regering verwacht dat een eigen bijdrage voor algemene voorzieningen met een duurzame hulpverleningsrelatie ertoe leiden dat het gebruik bevordert van (voor de gemeente duurdere) maatwerkvoorzieningen. Graag een reflectie.
De leden van de NSC-fractie vragen in hoeverre in de gekozen systematiek ook expliciet aandacht is voor preventie. Is overwogen om bij de herziening van het eigenbijdragestelsel ook financiële of beleidsmatige ruimte te creëren voor preventieve voorzieningen, zodat het stelsel van de Wmo 2015 op langere termijn duurzamer zou kunnen worden door een verminderde instroom?
De leden van de SP-fractie lezen dat door dit wetsvoorstel «de regels rond eigen bijdragen voor de algemene voorzieningen ook weer van toepassing [worden] op algemene voorzieningen met een duurzame hulpverleningsrelatie». Wat betekent dit voor de hoogte van deze eigen bijdragen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke variatie tussen gemeenten in hoogte van de bijdrage en de doelgroep voor wie deze eigen bijdrage geldt de regering acceptabel vindt.
De leden van de ChristenUnie-fractie menen dat de drempel tot gebruik van een algemene voorziening lager moet zijn dan de drempel bij een maatwerkvoorziening en dat dit tot uiting dient te komen in de eigen bijdrage. Is de regering het daarmee eens? Hoe komt dit tot uitdrukking in de wet?
Ook vragen deze leden: hoeveel gemeenten scharen huishoudelijke hulp onder een algemene voorziening met een duurzame hulpverleningsrelatie? En hoeveel als maatwerkvoorziening? Wat vindt de regering hierin wenselijk?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering zich ervan bewust is dat het met dit wetsvoorstel niet meer mogelijk is om het CAK de eigen bijdrage bij algemene voorzieningen met een duurzame hulpverleningsrelatie te innen en deze taak bij de gemeenten terecht komt. Is het mogelijk om de wet zo te wijzigen dat als de gemeente ervoor kiest eenzelfde ivb te vragen als bij een maatwerkvoorziening, inning door het CAK wel mogelijk is?
3.4 Doelen en inhoud verheldering start en pauzering eigen bijdrage
De leden van de VVD-fractie lezen dat een delegatiebepaling in de Wmo 2015 wordt opgenomen, teneinde het startmoment van de eigen bijdragen te uniformeren. Kan de regering uitleggen waarvoor dit nodig is? Welke risico’s ziet de regering als deze delegatiebepaling niet in voorliggend wetsvoorstel opgenomen zou zijn?
3.5.1 Overwogen alternatieven ivb maatwerkvoorzieningen
De leden van de VVD-fractie lezen dat vijf alternatieven zijn overwogen voor de vormgeving van de ivb in het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden vragen welke koopkrachteffecten genoemde alternatieven teweeg zouden brengen. Graag een uitsplitsing per eerdergenoemde huishoudenscategorie.
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast waarom niet overwogen is om de vergoeding voor huishoudelijke hulp te maximeren op een bepaald aantal uur per week, of in ieder geval deze optie te bieden aan gemeenten. Was dit niet een veel simpelere oplossing geweest?
3.5.2 Overwogen alternatieven in relatie tot algemene voorzieningen
De leden van de VVD-fractie vragen welke koopkrachteffecten genoemde alternatieven teweeg zouden brengen. Graag een uitsplitsing per eerdergenoemde huishoudenscategorie.
4. Verhouding tot de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)
De leden van de SP-fractie lezen dat het CAK van de Sociale Verzekeringsbank gegevens ontvangt «in verband met de status Duurzaam Gescheiden Leven». Wat betekent deze status voor de hoogte van de ivb?
6.1 Gevolgen voor burgers
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben nog enkele vragen en zorgen met betrekking tot de gevolgen voor burgers. In hoeverre verwacht de regering dat burgers een rationele kosten-batenafweging maken bij de keuze om beroep te doen op de voorzieningen uit de Wmo 2015? Kan de regering dit nader onderbouwen? Op welke wijze wordt centrale informatie verstrekt over het wetsvoorstel? Hoe borgt de regering dat verschillende groepen waarvoor specifieke regels gelden (bijvoorbeeld minderjarigen en hun ouders of burgers met weinig betalingscapaciteit) juist geïnformeerd worden over de gevolgen van het wetsvoorstel voor hun situatie? Op welke wijze wordt erop toegezien dat ook mensen met een verstandelijke beperking of mensen die de Nederlandse taal niet machtig zijn juist worden geïnformeerd? Op welke wijze worden burgers ondersteund als zij willen uitstromen uit de Wmo 2015? Ziet de regering op dit onderwerp een noodzaak voor centrale sturing?
De leden van de VVD-fractie lezen dat een rekentool op de website van het CAK geplaatst gaat worden waarmee burgers hun ivb kunnen berekenen. Hoe groot acht de regering de kans dat dit niet voldoende bekend is? Op welke manier zal de regering zich inzetten om de bekendheid hiervan te vergroten?
De leden van de SP-fractie lezen dat burgers zelf informatie moeten doorgeven «over wijzigingen in de huishoudenssamenstelling, in het bijzonder bij samenwonen zonder huwelijk of zonder geregistreerd partnerschap». Welke effecten heeft het als iemand die gebruik maakt van een maatwerkvoorziening ongehuwd gaat samenwonen? In hoeverre is dit effect vergelijkbaar met dat van de kostendelersnorm?
De leden van de SGP-fractie spreken hun waardering uit voor de uitgebreide doenvermogentoets die is uitgevoerd. Zij hebben hierover nog een enkele vraag. Het Nibud wijst erop dat het baseren van de eigen bijdrage op actuele gegevens veel eigen actie vraagt van mensen die een inkomensdaling door hebben gemaakt. Volgens de nieuwe regeling kunnen huishoudens bij een inkomensdaling van meer dan € 3.177,80 per jaar (prijspeil 2025) het jaar waarop hun bijdrage wordt gebaseerd, veranderen naar het huidige jaar. Op die manier kunnen ze in aanmerking komen voor een lagere eigen bijdrage. Huishoudens die te maken hebben met een plotselinge beperking als gevolg van een ongeluk of ziekte gaan er in bruto-inkomen soms flink op achteruit en deze groep heeft dan ook veel baat bij een peiljaarverlegging. De leden van de SGP-fractie vragen de regering deze regeling actief onder de aandacht te laten brengen om te voorkomen dat mensen een onnodig hoge eigen bijdrage betalen.
6.2 Gevolgen voor aanbieders
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vernomen dat de nieuwe eigenbijdragesystematiek vooral voor aanbieders van huishoudelijke hulp een drukkend effect tot gevolg zal hebben op de vraag naar hun dienstverlening op basis van de Wmo 2015. Zo stelt ActiZ dat het directe arbeidsmarkteffect van een niet-gefaseerde invoering bij 100.000 minder cliënten die een beroep doen op Hulp bij het huishouden tussen de 25.000 en 33.000 medewerkers huishoudelijke ondersteuning betreft. Deelt de regering deze constatering? Zo nee, waarom niet? Hoe beargumenteert de regering dat dit door stijgende zorgvraag en natuurlijk verloop opgevangen kan worden, gegeven de relatief geringe stijging van het aantal cliënten sinds 2023? Daarnaast zou een gefaseerde invoering van de verhoging van de eigen bijdrage over drie jaren in ieder geval potentieel de onnodige negatieve werkgelegenheidseffecten beperken. Is de regering daartoe bereid? Zo nee, waarom niet? Kan de regering bevestigen of de kosten voor sociale plannen en extra afvloeiingskosten vallen onder de kosten als bedoeld in de AMvB reële prijs Wmo 2015? Vindt de regering dat over de kosten van wettelijke verplichtingen ter zake van de arbeid en de overige kosten van wettelijke verplichtingen verbonden aan het leveren van een dienst per gemeente in lokale contractbesprekingen door Wmo-aanbieders onderhandeld moet worden of is de regering bereid daarvoor een tijdelijke landelijke financiële faciliteit te bieden aan zorgaanbieders en gemeenten ter overbrugging van deze transitie? Is de regering zich ervan bewust dat de wettelijke ontslagregels ertoe kunnen leiden dat werknemer A, die werkt bij een cliënt die wegens een gering inkomen niet hoeft af te zien van huishoudelijke ondersteuning, desondanks ontslagen wordt en werknemer B, die werkt voor een cliënt die wegens de hoge bijdrage afziet van hulp bij het huishouden die werkplek van werknemer A inneemt? Dit doet zich voor als werknemer B in dezelfde leeftijdsgroep langer in dienst is dan werknemer A. Vindt de regering dit gewenst? Is de regering bekend met het feit dat veel werknemers huishoudelijke ondersteuning niet het vereiste opleidingsniveau hebben voor herplaatsing naar hogere andere functies, waardoor deze herplaatsing (met name bij aanbieders huishoudelijke ondersteuning zonder ander zorgsoorten) niet of zeer beperkt mogelijk is? Is de regering voor zover herscholing/herplaatsing intern of elders wel mogelijk is, bereid voor de kosten daarvan een tijdelijke landelijke financiële faciliteit te bieden?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben ook nog enkele vragen met betrekking tot de administratieve lasten. Is bij de berekening van de administratieve lasten rekening gehouden met de werkzaamheden van aanbieders bij de inning van de eigen bijdragen bij algemene voorzieningen? Is bij de berekening van de administratieve lasten rekening gehouden met hoofd- en/of onderaannemingsconstructies, waarin het mogelijk werken met het berichtenverkeer, niet mogelijk is? Klopt het dat onderaannemers voor het uitvoeren van de eigen bijdrage straks per cliënt een (beveiligd) bericht moeten sturen naar de hoofdaannemer, die dit vervolgens moet invoeren in het berichtenverkeer en als startbericht naar de gemeente verstuurt? Zo ja, kan de regering een nieuwe berekening maken van de kosten die gepaard gaan met een extra administratieve verwerking van de start en stop van zorgmomenten van onderaannemers naar hoofdaannemers, hierbij rekening houdend met de groei in het gebruik van de taakgerichte uitvoeringsvariant waarbij noodzakelijkerwijs veel gewerkt wordt met hoofd- en onderaannemersconstructies? Onvermijdelijke administratieve lasten, zoals redelijke overheadkosten en kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen, zijn op grond van de AMvB reële prijs onderdeel van het tarief. De gevolgen van de invoering van de ivb voor aanbieders zullen dus in het tarief verwerkt moeten worden. Kan de regering dit bevestigen? Is overwogen om de eigen bijdrage te baseren op declaratieberichten in plaats van start- en stopberichten, vanuit het gegeven dat dit een betrouwbare en minder foutgevoelige informatiestroom is omdat het onderdeel is van de accountantscontrole bij de jaarrekening? Zo nee, waarom niet? Wat is de samenstelling van de ketenbrede stuurgroep? Zijn hier ook zorgaanbieders of zorgbranches bij betrokken? Kan de regering bevestigen dat indien de eigen bijdrage niet (volledig) geïnd kan worden door het verlopen van de driemaandentermijn, dit niet bij zorgaanbieders verhaald kan worden?
ActiZ stelt vast dat het directe arbeidsmarkteffect van een niet-gefaseerde invoering bij 100.000 minder cliënten die een beroep doen huishoudelijke houden tussen de 25.000 en 33.000 medewerkers huishoudelijke ondersteuning betreft. Dit is gebaseerd op een praktijkgemiddelde van 3 tot 4 cliënten per medewerker. De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering wil voorkomen dat deze zorgmedewerkers (gedwongen) op straat komen te staan terwijl de personeelstekorten in de zorg gigantisch zijn.
6.3 Gevolgen voor gemeenten
De leden van de PVV-fractie lezen in het voorstel van de wet dat er door gemeentes regels opgesteld moeten worden over mogelijke vrijstellingen of kortingen voor bepaalde groepen cliënten. Welke marges mogen gemeenten hierin hanteren? Hoe ver mogen zij afwijken van de richtlijn van de regering? De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd of door het hanteren van kortingen of vrijstellingen, die kunnen verschillen per gemeente, grote verschillen kunnen ontstaan in het aanbod van de Wmo per gemeente. Wat is de verwachting van de regering hiervan? Zouden deze verschillen in het aanbod ertoe kunnen leiden dat mensen wensen te verhuizen naar een andere gemeente omdat zij daar meer vrijstellingen vanuit de Wmo 2015 krijgen dan de gemeente waar zij nu woonachtig zijn?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben nog enkele vragen met betrekking tot de beleidsruimte voor gemeenten bij het onderhavige voorstek. Welke uitgangspunten hanteert de regering bij de afweging tussen lokale beleidsruimte en centrale kaders in het wetsvoorstel? Behouden gemeenten volgens de regering voldoende ruimte om eigen afwegingen te maken voor de lokale situatie? Kan de regering de noodzaak toelichten om de gemeentelijke bevoegdheid om groepen aan te wijzen voor een ontheffing nader te clausuleren bij algemene maatregel van bestuur? Hoe wordt deze clausulering vormgegeven en in hoeverre blijft er nog ruimte over voor lokaal maatwerk in de vast te stellen verordening? Kunnen gemeenten ook andere cliënten dan de door de regering aangewezen groepen in aanmerking laten komen voor een vrijstelling van de eigen bijdrage? Heeft de regering een beeld van de verwachte omvang van de groepen die in aanmerking komen voor een vrijstelling van de eigen bijdrage wegens onvoldoende betalingscapaciteit, risico op onttrekking aan de ondersteuning of risico op mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor een minderjarige?
De leden van de CDA-fractie vragen: kan de regering eens reflecteren op de kritiek van de Afdeling betreffende de woningaanpassingen? En hoeveel gemeenten passen dit nu toe?
De leden van de SGP-fractie lezen dat gemeenten op dit moment al wettelijk verplicht zijn om bij het zogenoemde keukentafelgesprek te onderzoeken en met de burger te bespreken welke eigen bijdragen de burger ongeveer verschuldigd zal zijn (artikel 2.3.2, vierde lid, onderdeel g, Wmo 2015). Blijkt uit de praktijk dat gemeenten dit nu inderdaad in keukentafelgesprekken aan de orde stellen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de opsomming in artikel 2.1.4 onder 4 en artikel 2.1.4a onder 5 van het voorstel niet limitatief is. Is de regering voornemens om over nog meer onderwerpen dan genoemd regels te stellen? Zo ja, waaraan denkt de regering dan? Hoe schat de regering de risico’s voor versnippering van regelgeving in?
6.4 Gevolgen voor het CAK
Het valt de leden van de SGP-fractie op dat de toelichting relatief summier is over de gevolgen voor het CAK terwijl vereenvoudiging van de uitvoering bij het CAK destijds één van de belangrijkste argumenten was om het abonnementstarief in te voeren. De leden van de SGP-fractie vragen of de regering denkt dat het CAK tijdig voldoende personeel zal kunnen werven en opleiden voor een goede invoering van de ivb, met name personeel dat nodig is om de verwachte toename van bezwaar- en beroepszaken af te handelen. Ziet de regering hier risico’s en zo ja, op welke wijze is de regering voornemens deze te ondervangen? Kan dit er bijvoorbeeld toe leiden dat de invoeringsdatum wordt uitgesteld? Of zal het CAK naar verwachting een prioritering gaan aanbrengen in de behandeling van bezwaar- en beroepzaken? Hoe komt deze prioritering tot stand? Verder vragen de leden van de SGP-fractie of er sprake zal zijn van een stijging van de doorlooptijden van bezwaar- en beroepzaken als gevolg van dit wetsvoorstel.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen: op welke manier wil de regering het CAK tegemoet komen, dat aangeeft moties en amendementen vanuit de Kamer wil toetsen op uitvoerbaarheid voordat deze in stemming worden gebracht? Welke werkwijze stelt de regering voor?
Zijn er andere beleidsvoornemens van de regering die door invoering van de ivb vertraagd worden ingevoerd? Zo ja, welke? Hoe lang zal het CAK naar verwachting geen andere beleidswijzigingen door kunnen voeren, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
Hoe weegt de regering de opmerking van het CAK dat een randvoorwaarde voor het uitvoeren van het wetsvoorstel is dat een wettelijke grondslag voor het uitwisselen van gegevens in het kader van schuldpreventie geborgd is, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Hoe gaat de regering zorgen voor deze borging?
7. Gevolgen voor de regeldruk
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regeldruk voor iedereen, dus ook voor gemeenten en aanbieders, gaat toenemen. Enkele miljoen voor eenmalige kosten en de structurele jaarlijkse kosten. Vindt de regering dit in verhouding staan tot de «opbrengsten» van dit wetsvoorstel? Is bij de berekening van de administratieve lasten rekening gehouden met de werkzaamheden van aanbieders bij de inning van de eigen bijdragen bij algemene voorzieningen?
7.1 Effecten op regeldruk burgers
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen: in hoeverre verwacht de regering dat burgers een rationele kosten-batenafweging maken bij de keuze om een beroep te doen op de voorzieningen uit de Wmo 2015? Kan de regering dit nader onderbouwen?
Op welke manier, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie, wordt centrale informatie verstrekt over het wetsvoorstel? Hoe borgt de regering dat verschillende groepen waarvoor specifieke regels gelden, zoals minderjarigen en hun ouders of burgers met een laag inkomen, juist geïnformeerd worden over de gevolgen van het wetsvoorstel voor hun situatie?
8. Toezicht, handhaving en rechtsbescherming
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben nog een enkele vraag met betrekking tot de capaciteit van de uitvoeringsorganisatie, de rechterlijke macht en gemeenten. Kan de regering concreet aangeven of het CAK, de rechterlijke macht en gemeenten voldoende capaciteit hebben om de toename van bezwaar- en beroepzaken op te vangen? Zo nee, zullen deze organisaties een prioritering gaan aanbrengen in de behandeling van bezwaar- en beroepzaken? Hoe komt deze prioritering dan tot stand? Verwacht de regering een toename van de doorlooptijden van bezwaar- en beroepzaken als gevolg van het wetsvoorstel? Ziet de regering risico’s dat het CAK niet tijdig genoeg personeel zal kunnen werven en opleiden voor een goede invoering van de ivb? Zo ja, op welke wijze is de regering voornemens deze te ondervangen? Kan dat er bijvoorbeeld toe leiden dat de invoeringsdatum wordt uitgesteld?
8.1 Toezicht en handhaving
De leden van de VVD-fractie lezen dat het toezicht op de inning van de ivb aan lijkt te sluiten bij de huidige praktijk. Kan de regering toelichten wat de huidige ervaringen hiermee zijn? Loopt het toezicht tegen problemen aan? Zo ja, welke?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de gemeenteraad moet toezien op toezicht en handhaving. Het is begrijpelijk dat de regering dit zo stelt, maar de leden van de CDA-fractie hebben hier zorgen over. Specifiek omdat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd al jaren achtereen vast moet stellen dat het intern toezicht op de Wmo 2015 ver onder de maat is. Hier zijn door de leden van de CDA-fractie ook diverse verbetervoorstellen voor gedaan. Denkt de regering dat het intern toezicht nu op orde is? Welke verbetervoorstellen heeft de regering doorgevoerd?
9. Financiële gevolgen
Hoeveel kan deze wet structureel besparen naar verwachting, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Waarop is deze verwachting gebaseerd?
9.1 Financiële effecten burgers
De leden van de PVV-fractie lezen opgelucht dat de eigen bijdrage gelimiteerd is tot de kostprijs van de voorziening. Toch zijn de leden van de PVV-fractie benieuwd of het voor zou kunnen komen dat gezinnen meer dan 50% van hun maandinkomen kwijt zouden raken aan de eigen bijdrage in de Wmo. Is dat mogelijk? En zo ja, hoe kunnen deze onwenselijke situaties voorkomen worden? Zo nee, wat is dan het maximale percentage van het inkomen dat men kwijt zou kunnen zijn aan de kosten voor de Wmo?
Cliënten onder de 18 jaar zullen bij invoering van de wijziging geen eigen bijdrage verschuldigd zijn, lezen de leden van de PVV-fractie. Het kan een grote financiële klap zijn voor jongeren vanaf 18 jaar die de kosten moeten dragen voor hun Wmo-voorzieningen. Kunnen deze jongeren voorbereid worden op deze overgang? De leden van de PVV-fractie lezen dat de eigen bijdrage voor maatwerk afhankelijk kan zijn van het inkomen en vermogen van de cliënt, en in het geval van een echtgenoot, van hun gezamenlijke financiële situatie. Is het huwelijk hiervoor de voorwaarde om de eigen bijdrage te laten berekenen op basis van inkomen en vermogen? Zo nee, hoe wordt dan voorkomen dat mensen die niet binnen de relatie horen, maar wel op hetzelfde adres wonen, worden buitengesloten van de berekening van de kosten voor de Wmo?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering kan toelichten op welke manier zij beoordeelt of de inkomenseffecten voor burgers te dragen zijn, en hoe de regering verwacht dat de Kamer deze afweging kan maken. Ook vragen de leden welk kader de regering hanteert bij de beoordeling van toelaatbare inkomenseffecten. De leden vragen welke effecten de regering dragelijk en passend vindt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zouden graag doorgerekende inkomenseffecten zien. Deze leden vragen van de regering een overzicht van de inkomenseffecten, waarbij rekening wordt gehouden met de financiële positie van mensen met een beperking of chronische ziekte en hun naasten en mantelzorgers. Ook vragen de leden of de regering daarbij gebruik wil maken van de gebruikelijke voorbeeldhuishoudens en boxplotfiguren. Tevens vragen de leden of ook expliciet aangegeven kan worden welke groepen door dit wetsvoorstel worden geraakt. Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of de regering inzicht kan geven in alle varianten die bij de besluitvorming zijn betrokken.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of de regering kan doorrekenen wat de inkomenseffecten zouden zijn als de eigen bijdrage voor hogere inkomens niet wordt gemaximeerd op € 328 per maand, maar zou doorgroeien. De leden vragen specifiek om daarbij drie budgetneutrale varianten te presenteren waarbij de eigen bijdrage voor lagere inkomens lager uitvalt, door het inkomen waarbij de eigen bijdrage haar maximum bereikt te verleggen met 20 duizend euro, 40 duizend euro en 60 duizend euro.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben daarnaast twee vragen over het gebruikte inkomensbegrip. De leden vragen waarom gekozen is voor het bijdrageplichtig inkomen. Ook vragen de leden of overwogen is om een ander inkomensbegrip te hanteren.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering kan uitsluiten dat groepen in de knel komen door dit voorstel. De leden vragen bijvoorbeeld welke effecten het wetsvoorstel heeft voor gezinnen met een inkomen rond het sociaal minimum, die wel een (beperkt of illiquide) vermogen hebben en daardoor een positieve vermogensbijtelling kennen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben ook een vraag over de peiljaarverlegging. Deze leden vragen wat er gebeurt als de verwachte inkomensdaling achteraf niet groot genoeg blijkt te zijn.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben tevens kennisgenomen van de doorrekening van het Nibud. Heeft de regering kennisgenomen van de doorrekening van het Nibud? Kan de regering een reactie geven op deze doorrekening en de inbreng van organisaties van cliënten, patiënten en mantelzorgers op de internetconsultatie? Hoe ziet de regering de toename van meerkosten voor mensen met een beperking door het afschaffen van het abonnementstarief Wmo 2015 in relatie tot het VN-Verdrag Handicap, dat ervan uitgaat dat de positie van mensen met een beperking niet achteruit mag gaan (het zogenaamde standstill-beginsel)? Hoe wordt de toename van de stapeling van zorgkosten, specifiek voor mensen met een beperking of chronische ziekte, hun naasten en mantelzorgers, voorkomen of in ieder geval gecompenseerd? Kan de regering aangeven hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de doelstellingen uit de Nationale strategie voor de implementatie van het VN-verdrag handicap, meer specifiek de doelstelling dat mensen met een beperking de zorg en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben, zonder dat de kosten van deze ondersteuning de behoorlijke levensstandaard in gevaar brengen? Kan de regering een expliciete toets aan het VN-verdrag handicap opnemen in de Nota naar aanleiding van het verslag? Kan de regering tevens de Kamer informeren over de uitkomsten van het onderzoek naar hoe bestaande wet- en regelgeving uitwerkt in het leven van mensen met een beperking, en hoe deze uitkomsten worden meegenomen in nieuwe wetsvoorstellen, zoals het onderhavige wetsvoorstel?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich tevens zorgen om zorgmijding. Hoe wordt zorgmijding onder mensen met een beperking of chronische ziekte en ouderen tegengegaan?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de te verwachten inkomenseffecten per huishoudenscategorie nader zullen worden toegelicht in de nota van toelichting bij de AMvB die op basis van dit wetsvoorstel wordt uitgewerkt. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat deze inkomenseffecten van belang zijn voor de beoordeling van het wetsvoorstel. Graag zouden zij hier meer duidelijkheid over ontvangen. Kan de regering een overzicht hiervan geven, met hierbij inbegrepen de te verwachten inkomenseffecten per huishoudenscategorie ingevolge het onderhavige wetsvoorstel én de genoemde AMvB?
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering heeft onderzocht hoeveel mensen met een midden- of hoger inkomen vanwege de invoering van de ivb zullen uitwijken naar particuliere ondersteuning. Wat betekent dit voor de solidariteit binnen het stelsel bij de vervanging van het abonnementstarief? Blijft de Wmo nog betaalbaar wanneer een dusdanig grote groep mensen die anders het maximale ivb-tarief zouden betalen afziet van ondersteuning vanuit de Wmo 2015 door de ivb?
De leden van de NSC-fractie merken op dat door de gekozen systematiek het kan voorkomen dat de eigen bijdrage hoger is dan de kostprijs van de voorziening. Vooral voor lichtere vormen van ondersteuning is dit risico aannemelijk. Hierbij kunnen gemeenten kiezen om toch de hogere eigen bijdrage op te leggen. Daarbij is een risico op juridische consequenties. Deze zijn nog niet in kaart gebracht. Kan dit alsnog worden gedaan? Hoe loopt de voorlichting aan de burger mocht dit het geval zijn?
De leden van de SP-fractie benadrukken dat het Nibud heeft gewaarschuwd voor de grote effecten die dit wetsvoorstel zou hebben voor mensen en stelt dat de ivb te snel en te steil zou gaan stijgen en dat dit bovenop de sowieso al hogere uitgaven van de doelgroep zou komen. Hoe reageert de regering hierop? Is zij bereid enigszins te luisteren naar deze kritiek vanuit het Nibud?
De leden van de SP-fractie stellen dat dit wetsvoorstel leidt tot een verdere stapeling van zorgkosten voor mensen met een beperking of een chronische ziekte. Deze verhoogde bijdrage komt immers bovenop de hogere kosten die deze mensen al moeten betalen voor onder andere zorgpremies, niet-vergoede zorgkosten en hogere kosten voor zaken als vervoer en een passende woning. Waarom kiest de regering hier alsnog voor?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering of er een inschatting kan worden gemaakt van hoe groot de groep burgers is die het zwaarst door deze wetsaanpassing wordt geraakt doordat zij geen andere keuze hebben dan om de maximale eigen bijdrage van € 328 (prijspeil 2025) te gaan betalen. Te denken valt aan huishoudens waarvan ten minste één van beide partners de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt. Deze groep cliënten is nu geen abonnementstarief verschuldigd, maar zal straks wel de ivb verschuldigd zijn. De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering ervoor kiest dat in alle huishoudenscategorieën cliënten met een bijdrageplichtig inkomen tot 135% van het sociaal minimum nooit meer dan de minimum-ivb verschuldigd zullen zijn. Kan een inschatting gemaakt worden hoe groot het aantal huishoudens is dat hiermee aanspraak zal kunnen maken op de minimum-ivb?
9.3 Financiële effecten gemeenten
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering nader kan toelichten waarom de genoemde zorgen door de gemeenten waardoor zij een lager uitstroomeffect verwachten, niet hebben geleid tot een aanpassing van de raming. Kan de regering nader toelichten waarom zij verwacht dat de omvang van het financieringseffect van de invoering van de ivb vergelijkbaar zal zijn met de invoering van het abonnementstarief destijds, ondanks de demografische ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden en in de toekomst plaats zullen vinden, zoals de dubbele vergrijzing, toename hogere ziektelast, sociaaleconomische gezondheidsverschillen en stagnatie van de groei van de beroepsbevolking?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen tevens dat door middel van rapportages van een monitor de beleidseffecten van het voorstel gemonitord en geëvalueerd zullen worden. Kan de regering concreet aangeven wat zij zal doen met de jaarlijkse uitkomsten van de monitor? Is de verwachting dat gemeenten zullen worden gecompenseerd indien blijkt dat de geraamde financiële effecten zich niet goed verhouden tot de uitname uit het Gemeentefonds? Heeft de regering overwogen om de (geraamde) opbrengsten van de ivb volgens een vaste sleutel te verdelen tussen het Rijk en de gemeenten in plaats van een structurele uitname van 225 miljoen per jaar uit het gemeentefonds? Kan de regering hierbij nader toelichten wat haar afwegingen hierbij waren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat vanuit gemeenten twijfels geuit zijn of de geraamde kostendaling bij gemeenten (á 390 miljoen euro) ook daadwerkelijk zal optreden. De leden van de VVD-fractie zien, op basis van tabel 2 op pagina 11 van de memorie van toelichting dat de vermindering van vraag en kosten voor een belangrijk deel terecht komt bij de, qua volume, kleinste groepen gebruikers. De verwachting is immers dat de opbrengst ivb en de daling van gebruik (uitstroomeffect) met name gericht is op de inkomens boven de € 30.000.
Bij het totaal aantal cliënten met maatwerkvoorziening (totaal, exclusief verblijf en opvang) betreft dat ruim 37% van de gebruikers. Bij aantal cliënten met maatwerkvoorziening met huishoudelijke hulp is dat percentage slechts 29%. Indien de inkomens tot € 40.000 ook worden meegenomen dan dalen deze percentages nog veel verder.
Aantal cliënten met maatwerkvoorziening (totaal, exclusief verblijf en opvang) | |||||||||
0–10.000 | 24.245 | 2,03 | % | 2,03 | % | 2,03 | % | ||
10.000–20.000 | 393.480 | 32,93 | % | 32,93 | % | 32,93 | % | ||
20.000–30.000 | 330.155 | 27,63 | % | 27,63 | % | 27,63 | % | ||
30.000–40.000 | 167.765 | 14,04 | % | 62,59 | % | 14,04 | % | ||
40.000–50.000 | 94.350 | 7,90 | % | 76,63 | % | ||||
50.000–100.000 | 151.505 | 12,68 | % | ||||||
> 100.000 | 33.345 | 2,79 | % | ||||||
Totaal | 1.194.845 | 100,00 | % | ||||||
Aantal cliënten met maatwerkvoorziening met huishoudelijke hulp | |||||||||
0–10.000 | 4.425 | 0,87 | % | 0,87 | % | 0,87 | % | ||
10.000–20.000 | 189.590 | 37,25 | % | 37,25 | % | 37,25 | % | ||
20.000–30.000 | 167.020 | 32,81 | % | 32,81 | % | 32,81 | % | ||
30.000–40.000 | 70.955 | 13,94 | % | 70,93 | % | 13,94 | % | ||
40.000–50.000 | 33.860 | 6,65 | % | 84,87 | % | ||||
50.000–100.000 | 37.855 | 7,44 | % | ||||||
> 100.000 | 5.290 | 1,04 | % | ||||||
Totaal | 508.995 | 100,00 | % |
De leden van de VVD-fractie merken hierbij op dat de meeste recente gegevens in tabel 2 gaan over het jaar 2021. Op basis daarvan komende deze leden tot bovenstaande tabel. Kan de regering deze gegevens nader actualiseren? Kan de regering vervolgens nader toelichten waarom de genoemde zorgen door de gemeenten waardoor zij een lager uitstroomeffect verwachten niet hebben geleid tot een aanpassing van de raming?
De leden van de NSC-fractie constateren dat in het algemeen de administratieve lasten voor gemeenten enorm zullen toenemen. Veel gemeenten geven zelf aan dat het CAK in veel gevallen beter geëquipeerd is om het merendeel van deze administratieve taken uit te voeren. Destijds is hier al een administratiekantoor voor opgezet. Waarom heeft de regering gekozen voor deze verdeling van de administratieve lasten? Is de regering bereid te kijken hoe de administratieve last efficiënter verdeeld zou kunnen worden tussen de gemeenten en het CAK?
De kosten van het abonnementstarief zijn geraamd op 440 miljoen euro, zo lezen de leden van de CDA-fractie. De verwachting is dat met de vervanging van het abonnementstarief door de ivb, deze structurele kosten – op 50 miljoen euro na – zullen wegvallen. Waar is deze verwachting op gebaseerd? Hoe wordt hier omgegaan als de verwachting niet blijkt te kloppen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering een structurele kostendaling verwacht van ongeveer 390 miljoen euro. Dit bedrag zal gedeeltelijk worden uitgenomen uit het gemeentefonds. De structurele uitname betreft volgens de toelichting 225 miljoen euro per jaar met ingang van 2027. Gemeenten verwachten echter een lager uitstroomeffect. Kan de regering toelichten waarom zij hier niet in mee is gegaan? Kan de regering nader toelichten waarom zij verwacht dat de omvang van het financieringseffect van de invoering van de ivb vergelijkbaar zal zijn met de invoering van het abonnementstarief destijds, ondanks de demografische ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden en in de toekomst plaats zullen vinden? Ook vragen de leden van de SGP-fractie of de regering kan concretiseren wat zij zal doen met de jaarlijkse uitkomsten van de monitor. Is de verwachting dat gemeenten zullen worden gecompenseerd indien blijkt dat de geraamde financiële effecten zich niet goed verhouden tot de uitname uit het gemeentefonds? Heeft de regering overwogen om de (geraamde) opbrengsten van de invoering van de ivb volgens een vaste sleutel te verdelen tussen het Rijk en gemeenten in plaats van op basis van een structurele uitname van 225 miljoen euro per jaar uit het gemeentefonds?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering of de verwachting is dat de kostendaling bij gemeenten gepaard zal gaan met een kostenstijging in de Wlz doordat de financiële prikkel om vanuit de Wmo 2015 gefinancierde zorg te ontvangen sterk verlaagd is?
9.4 Financiële effecten CAK
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de financiering van de uitvoeringskosten door het CAK. De leden lezen dat de verwachte kosten voor het CAK worden gedekt uit de financiële middelen die voor de implementatie en uitvoering van de ivb gereserveerd zijn op de begroting van het Ministerie van VWS. Deze leden vragen of de volledige kosten worden gedekt, of dat er elders nog financiering voor nodig is. Ook vragen de leden welke financiële middelen er na dekking van deze kosten nog resteren.
De leden van de CDA-fractie lezen dat voor het CAK de kosten om deze wet uit te voeren structureel zullen stijgen met 7,5 miljoen euro. Kan de regering dit bedrag meer toelichten?
10.1 Internetconsultatie
De leden van de VVD-fractie lezen dat een koepel van aanbieders van maatschappelijke ondersteuning rekening houdt met gedwongen ontslagen van 13 duizend huishoudelijke hulpen. Tegelijkertijd zijn er continu veel berichten over de toegenomen personeelstekorten. Kan de regering aangeven of ze verwacht dat deze personeelstekorten ertoe kunnen leiden dat eventuele werkeloosheid onder deze beroepsgroep voorkomen wordt?
De leden van de SP-fractie merken op dat de regering erg snel over de waarschuwing heen stapt dat dit wetsvoorstel 13.000 banen van huishoudelijke hulpen zou kosten en dat dit waarschijnlijk zou leiden tot gedwongen ontslagen. De regering lijkt te stellen dat zij verwacht dat het zo’n vaart niet zal lopen, doordat de daling van de vraag geleidelijk zal plaatsvinden. Kan de regering echter absolute garanties geven dat deze 13.000 zorgverleners behouden worden voor de zorg? Zo niet, maken we het personeelstekort hier niet alleen maar groter mee?
10.2 Adviescollege toetsing regeldruk (ATR)
De leden van de VVD-fractie lezen dat naar aanleiding van het advies van de ATR gekozen is om klantreizen uit te voeren. Kunnen deze nader inzichtelijk gemaakt worden?
10.3 CAK
De leden van de SGP-fractie lezen dat het CAK aangeeft naast het werk aan de invoering van de ivb geen andere opdrachten meer zal kunnen oppakken met dusdanig significante impact. De regering zal mede daarom nadrukkelijk terughoudend zijn met nieuwe taakwijzigingen voor het CAK. De leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan verduidelijken of nieuwe taakwijzigingen na inwerkingtreding van de ivb in 2027 wel weer mogelijk zijn of dat het CAK dan ook nog enige tijd nodig heeft om deze wetswijziging goed in te kunnen voeren. Vanaf welk moment is de verwachting dat het CAK dergelijke wijzigingen weer aan kan?
De leden van de SP-fractie lezen dat de regering van plan is «om ook voor burgers die voor het eerst inkomen genieten de eigen bijdragen te baseren op het inkomen en vermogen in het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarin zij een maatwerkvoorziening of langdurige zorg ontvangen, conform de hoofdregel voor andere burgers.» Is dit nu al verwerkt in dit wetsvoorstel of komt hier nog een apart voorstel voor?
10.6 College voor de Rechten van de Mens
De leden van de CDA-fractie vragen: kan de regering eens reflecteren op de constatering dat het wetsvoorstel volgens het college kan leiden tot een verslechtering van de (financiële) positie van mensen met een beperking? Bij ouderen is sprake van een tijdelijke situatie maar dat geldt niet voor mensen met een beperking. Er zijn bij de inwerkingtreding van de Wmo 2015 situaties opgetreden die de regering toen onwenselijk vond. Met name bij de algemene voorzieningen, waardoor er een «kop» kan komen op de ivb. Denkt de regering niet dat dit nu ook gaat gebeuren of biedt onderhavig wetsvoorstel hier bescherming tegen?
De leden van de SP-fractie merken op dat het VN-Verdrag Handicap enkel wordt besproken in het kader van het advies van het College voor de Rechten van de Mens. Een echte uitvoeringstoets van het wetsvoorstel aan het verdrag ontbreekt echter. Is de regering bereid om alsnog zo’n toets uit te (laten) voeren en deze naar de Kamer te sturen, zoals de Kamer ook heeft verzocht via de motie-Dobbe/Paulusma?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om een expliciete toets aan het VN-verdrag Handicap uit te voeren op dit wetsvoorstel.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de doelstellingen uit de Nationale strategie voor de implementatie van het VN-verdrag Handicap, meer specifiek de doelstelling dat mensen met een beperking de zorg en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben, zonder dat de kosten van deze ondersteuning de behoorlijke levensstandaard in gevaar brengen.
11. Monitoring en evaluatie
De leden van de NSC-fractie vragen op welke wijze de regering van plan is te monitoren of de nieuwe bijdrage leidt tot zorgmijding of een daling in het aantal aanvragen. Is er een plan om dit te implementeren in de monitor?
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering bereid is de voorgestelde bijdragesystematiek te toetsen op effecten voor gezondheidsverschillen. In hoeverre draagt de ivb bij aan het verkleinen van ongelijkheden in gezondheid en toegang tot ondersteuning, en hoe wordt voorkomen dat kwetsbare groepen disproportioneel geraakt worden?
De leden van de SGP-fractie vinden het verstandig dat de wet binnen vijf jaar wordt geëvalueerd.
12.1 Overgangsrecht
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben nog een vraag met betrekking tot het overgangsrecht woningaanpassingen. Kan de regering bevestigen of een woningaanpassing die op het moment van inwerkingtreding reeds is uitgevoerd valt onder «de levering van een maatwerkvoorziening in de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van het wetsvoorstel» als bedoeld in het overgangsrecht in artikel XV, onderdeel a van het voorstel? Zo ja, hoe verhoudt dit wetsartikel zich tot paragraaf 12.1 van de memorie van toelichting waarin wordt gesteld dat het abonnementstarief voor een woningaanpassing wordt omgezet naar een ivb? Zo nee, kan de regering nader onderbouwen waarom dit niet op gespannen voet staat met het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel, gelet op de omstandigheid dat de burger ten tijde van de woningaanpassing mogelijk een lager maandelijks tarief verwachtte?
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe wordt gewaarborgd dat mensen voor een woningaanpassing niet uiteindelijk meer dan de kostprijs betalen.
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan toelichten of een woningaanpassing die op het moment van inwerkingtreding reeds is uitgevoerd, valt onder «de levering van een maatwerkvoorziening in de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van het wetsvoorstel» als bedoeld in het overgangsrecht in artikel XV, onderdeel a? Zo ja, hoe verhoudt dit wetsartikel zich tot paragraaf 12.1 van de memorie van toelichting waarin wordt gesteld dat het abonnementstarief voor een woningaanpassing wordt omgezet naar een ivb? Zo nee, kan de regering nader onderbouwen waarom dit niet op gespannen voet staat met het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel, gelet op de omstandigheid dat de burger ten tijde van de woningaanpassing mogelijk een lager maandelijks tarief verwachtte?
Kan de regering verduidelijken hoe het overgangsrecht rond woningaanpassingen geregeld is, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Hoe biedt de regering rechtszekerheid aan mensen die voor de wetswijziging een woningaanpassing hebben ontvangen, in de veronderstelling dat hiervoor een laag maandelijks tarief zou moeten worden betaald?
II. Artikelsgewijs
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van artikel 2.1.4, vierde lid, en 2.1.4a, vijfde lid van het voorstel. Zij constateren hierbij dat de opsomming van onderwerpen in de delegatiegrondslag in de voorgenoemde artikelen niet limitatief is geformuleerd. Wat is hiervoor de reden? Is de regering van plan om over nog meer onderwerpen regels te stellen? Ziet de regering risico’s ten aanzien van de versnippering van regelgeving?
Overig
Zoals in het voorstel voor de wetswijziging ook benoemd wordt, heeft het systeem de afgelopen jaren voor steeds hogere kosten en langere wachtlijsten gezorgd, waardoor met name kwetsbare burgers het hardst geraakt worden. De leden van de D66-fractie vinden het van groot belang dat het systeem houdbaar blijft, door eerlijker te verdelen naar draagkracht. Echter hebben de leden van de D66-fractie enkele zorgen omtrent de uitvoeringslasten en onderlinge verschillen tussen gemeenten. Zo vragen deze leden of er voldoende uitvoeringscapaciteit is bij gemeenten. Hoe gaat de regering gemeenten daarbij helpen, vragen de leden. Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie wat het verwachte effect is op de administratieve lasten voor gemeenten. Ook vragen de leden van de D66-fractie op welke wijze de regering wil voorkomen dat er teveel onderlinge verschillen tussen gemeenten ontstaan, waarin gelijke gevallen ongelijk worden behandeld.
De Afdeling plaatst in haar advies kritische kanttekeningen bij de onderbouwing van het wetsvoorstel en heeft een dictum C gegeven. Zij betwijfelt of het voorstel daadwerkelijk zal leiden tot een afname van het beroep op Wmo-voorzieningen en vraagt zich af of de duurzaamheid van het voorstel voldoende geborgd is. Daartoe vragen de leden van de D66-fractie of de regering aanvullende maatregelen overweegt, indien zou blijken dat het gewenste effect uitblijft.
De leden van de BBB-fractie constateren dat het wetsvoorstel een belangrijke stelselwijziging betreft met substantiële financiële en maatschappelijke implicaties. Welke mogelijkheden ziet de regering om het beleid tussentijds bij te stellen indien blijkt dat de beoogde gedragsveranderingen of financiële effecten achterblijven bij de verwachtingen?
Het wetsvoorstel stelt voor een groot deel van de nadere uitwerking te delegeren naar de AMvB. Het betreft onder andere de berekeningswijze van de eigen bijdrage, de periode waarover de bijdrage verschuldigd is, de mogelijkheden voor vrijstelling of ontheffing en de regels voor samenloop met andere eigen bijdragen. In het wetsvoorstel is geen parlementaire betrokkenheid bij vaststelling van de AMvB opgenomen. De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering hier niet voor heeft gekozen. Ook valt op dat de delegatiegrondslagen niet limitatief zijn geformuleerd. Daardoor heeft de regering de mogelijkheid om andere regels te stellen met betrekking tot de eigen bijdrage dan die worden opgesomd in het wetsvoorstel. Hoe wordt de Kamer betrokken indien de regering besluit om andere regels te stellen met betrekking tot de eigen bijdrage die nu nog niet in het wetsvoorstel zijn genoemd?
De voorzitter van de commissie,
Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie,
Meijerink