[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Memorie van toelichting

Wijziging van de Omgevingswet (maatwerkaanpak PAS-projecten)

Memorie van toelichting

Nummer: 2025D24350, datum: 2025-05-26, bijgewerkt: 2025-06-25 09:51, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36755-3).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36755 -3 Wijziging van de Omgevingswet (maatwerkaanpak PAS-projecten).

Onderdeel van zaak 2025Z10611:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

36 755 Wijziging van de Omgevingswet (maatwerkaanpak PAS-projecten)

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

I ALGEMEEN DEEL

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De huidige Omgevingswet geeft het Rijk en de provincies de opdracht tot legalisatie van de projecten waarvoor ten tijde van het programma aanpak stikstof 2015–2021 (PAS) geen natuurvergunning nodig was (hierna ook: PAS-projecten). Dit wetsvoorstel brengt in die opdracht tot uitdrukking dat niet langer alleen wordt ingezet op legalisering, maar ook op andere oplossingen, waarmee wordt aangesloten bij de bredere maatwerkaanpak zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 28 november 2024.1 Ook verlengt dit wetsvoorstel de opdracht tot 1 maart 2028.

1.2 Achtergrond

Tijdens het PAS, dat op 1 juli 2015 in werking trad,2 konden initiatiefnemers van agrarische activiteiten en activiteiten in de industrie en mobiliteit met een beperkte stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden onder voorwaarden volstaan met een melding op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 en later de Wet natuurbescherming. Het programma was bedoeld om in de voor stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden de natuurdoelstellingen te realiseren. Het was daarnaast ook bedoeld om toestemmingverlening te faciliteren voor activiteiten die stikstofdepositie op deze gebieden veroorzaakten, en om de lasten van de initiatiefnemers van die activiteiten te verlichten. Initiatiefnemers (van alle typen activiteiten) die niet meer dan 1 mol stikstofdepositie per hectare per jaar veroorzaakten op stikstofgevoelige natuur hadden daarvoor geen natuurvergunning meer nodig. Initiatiefnemers die meer depositie veroorzaakten, konden een vergunning krijgen met ontwikkelingsruimte uit het PAS. Voor alle stikstofdepositieruimte die voor de vrijstelling en als ontwikkelingsruimte beschikbaar werd gesteld tijdens het PAS was een passende beoordeling gemaakt waaruit bleek dat die depositie de natuur niet aantastte. Door de vrijstelling was een groot deel van de activiteiten niet vergunningplichtig en was het dus niet meer nodig om per individuele activiteit een beoordeling te maken. Van de vergunningplicht vrijgestelde activiteiten die meer dan 0,05 mol stikstofdepositie per hectare per jaar veroorzaakten op stikstofgevoelige natuur waren meldingsplichtig.

1.3 Legalisatieprogramma

De PAS-projecten zijn echter alsnog vergunningplichtig geworden doordat die vrijstelling op 29 mei 2019 door de bestuursrechter onverbindend is verklaard.3 In 2021 is in de wet een opdracht opgenomen voor het legaliseren van deze activiteiten.4 Voor het legaliseren van gemelde PAS-projecten is eind februari 2022 een programma vastgesteld.5 In het programma zijn de bronmaatregelen opgenomen die het Rijk treft om stikstofruimte vrij te maken die wordt ingezet voor het legaliseren van onder andere gemelde PAS-projecten. Dat betreft de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv), de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden (Rpav)6 en de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties voor stikstofreductie (Lbv). In de huidige Omgevingswet is een termijn van drie jaar opgenomen voor het uitvoeren van de in het programma opgenomen maatregelen voor de legalisatie. Die termijn is eind februari 2025 verstreken.

Stikstofruimte die is vrijgemaakt door bronmaatregelen wordt via de nationale stikstofbank (de «SSRS-bank»)7 beschikbaar gesteld voor vergunningverlening. Daartoe worden zij aangewezen in artikel 17a.4, eerste lid, van de Omgevingsregeling. Na het vaststellen van het legalisatieprogramma is de Regeling provinciale maatregelen PAS-melders (Rpmp) opengesteld, inmiddels gevolgd door de Regeling provinciale maatregelen PAS-melders 2024 (Rpmp 2024). Eventuele vrijgemaakte stikstofruimte uit deze regelingen wordt primair door provincies ingezet ten behoeve van het legaliseren van gemelde PAS-projecten. Maar als ruimte niet door provincies kan worden ingezet, wordt ook deze ruimte in de SSRS-bank beschikbaar gesteld. Inmiddels zijn de Srv, de Rpav, de Rpmp en de Rpmp 2024 aangewezen als bronmaatregelen voor de SSRS-bank.

De bronmaatregelen zoals opgenomen in het legalisatieprogramma zijn getroffen en leveren nu deels al stikstofruimte op.8 Deze stikstofruimte kan echter maar in beperkte mate worden ingezet voor het legaliseren van PAS-projecten. Dit heeft meerdere redenen. Zo kan ruimte uitsluitend voor toestemmingverlening worden ingezet daar waar de reductie heeft plaatsgevonden (vereiste ruimtelijke match). Soms komt de ruimte die is vrijgemaakt niet overeen met de locatie waar ruimte gevraagd wordt, of is er onvoldoende ruimte beschikbaar. Als er voldoende ruimte voor een gemeld PAS-project in de SSRS-bank beschikbaar is, is het daarnaast noodzakelijk dat de staat van de natuur op orde is en dat de stikstofreductie verkregen uit bronmaatregelen niet nodig is om natuurbehoud en -herstel te verzekeren (additionaliteitsvereiste). In de afgelopen jaren is gebleken dat de natuur er slechter voorstaat dan werd gedacht. Stikstof is hierbij een belangrijke drukfactor. Daarnaast zijn de maatregelen die het natuurbehoud verzekeren nog niet in alle gebieden al voldoende concreet qua effect in de tijd om aannemelijk te kunnen maken dat de stikstofruimte uit de SSRS-bank daaraan additioneel is en niet nodig is voor de natuur. Dit maakt dat de inzet van stikstofruimte moeilijker is geworden. Het legaliseren van PAS-projecten via stikstofruimte verkregen uit bronmaatregelen zal maar voor een klein gedeelte van de PAS-projecten de oplossing zijn. Voor de meeste PAS-projecten geldt dat er op andere manieren wordt toegewerkt naar een oplossing. Maar daar waar het kan, blijft het Rijk PAS-projecten legaliseren met stikstofruimte uit bronmaatregelen. Bronmaatregelen die nu nog niet in de Omgevingsregeling zijn aangewezen als bronmaatregelen voor de SSRS-bank, kunnen op termijn, nadat zij als zodanig zijn aangewezen, alsnog stikstofruimte opleveren voor vergunningverlening aan PAS-melders. Dat betreft bijvoorbeeld de Lbv, de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus), de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties kleinere sectoren (Lbv kleinere sectoren), de Landelijke verplaatsingsregeling veehouderijen met piekbelasting (Lvvp) en de Regeling provinciale gebiedsgerichte beëindiging veehouderijlocaties (Rpgb). Ook zal er naar verwachting nog ruimte vrijkomen door de toepassing van de al in de Omgevingsregeling aangewezen bronmaatregelen. Toch is de verwachting dat al deze bronmaatregelen onvoldoende stikstofruimte zullen opleveren voor vergunningverlening aan alle PAS-melders.

Het aflopen van de wettelijke termijn van het legalisatieprogramma, het feit dat het huidige programma te weinig heeft opgeleverd en nieuwe handhavingsverzoeken maken een nieuwe termijn nodig. Daarnaast is een wijziging van de aanpak wenselijk, zoals ook aangekondigd in de Kamerbrief van 28 november 2024. Het is niet de insteek van de wetswijziging om iets te wijzigen aan de doelgroep waarvoor een oplossing moet worden gevonden.

1.4 Recente wijziging rechtspraak over intern salderen

In december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna ook: de Afdeling) haar rechtspraak gewijzigd over het wijzigen van een activiteit binnen eerder toegestane ruimte («intern salderen»).9 Die rechtspraakwijziging heeft naar verwachting ook gevolgen voor de beoogde maatwerkaanpak. Maatwerk is nog steeds mogelijk, maar op onderdelen zal de aanpak moeilijker worden, of zal een andere oplossing moeten worden gezocht.

Naar aanleiding van deze uitspraak is de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel (hierna: MCEN) opgericht om Nederland zo snel mogelijk van het slot te halen.10 Het in het kader van de MCEN op te stellen programma van maatregelen dat gericht is op een gegarandeerde vermindering van de stikstofuitstoot en natuurherstel levert een bijdrage aan het aantonen van additionaliteit. Daardoor zullen bepaalde oplossingen die onderdeel zijn van de maatwerkaanpak (zoals intern of extern salderen) beter uitvoerbaar zijn.

2 Verlenging wettelijke termijn maatwerkaanpak PAS-projecten

2.1 Doel en aanleiding

De termijn waarbinnen de in het legalisatieprogramma opgenomen maatregelen moesten zijn uitgevoerd liep af op 28 februari 2025, drie jaar na de vaststelling van het huidige legalisatieprogramma op 28 februari 2022 (op grond van de huidige tekst van artikel 22.21, vierde lid, van de Omgevingswet).11 Het is niet gelukt om alle gemelde PAS-projecten te legaliseren. En ook zijn nog niet alle aanmeldingen voor het legalisatieprogramma bij het aflopen van de wettelijke termijn geverifieerd.

De legalisering van PAS-projecten door daarvoor een natuurvergunning te verlenen met voldoende stikstofruimte biedt helaas voor onvoldoende PAS-projecten een oplossing. Zie ook de aantallen die genoemd zijn in de Kamerbrief van 28 november 2024. Daar waar het kan, blijft het Rijk inzetten op het legaliseren van PAS-melders met stikstofruimte uit de SSRS-bank. Maar ook de stikstofruimte die in de komende jaren nog zal worden toegevoegd aan die bank, is waarschijnlijk onvoldoende om alle PAS-melders van een toereikende natuurvergunning te voorzien. Daarom is een andere aanpak nodig waarbij de focus ligt op maatwerk. Om dat mogelijk te maken, is een realistische termijn nodig voor het opstellen van een aangepast programma en de uitvoering daarvan.

Onderdeel van de maatwerkaanpak is de mogelijkheid voor PAS-melders om samen met een zaakbegeleider een oplossing te vinden die past bij hun situatie. Het verkennen, kiezen en uitvoeren van een oplossing kost tijd. Daarom wordt de wettelijke termijn van het programma eenmalig verlengd met drie jaar, tot 1 maart 2028. Voor deze termijn is gekozen met het oog op de ingeschatte benodigde tijd die de onderstaande werkzaamheden kosten. Ook zijn er afspraken gemaakt met provincies dat het verificatieproces uiterlijk in de zomer van 2025 wordt afgerond en dat aanmelders voor het programma worden geïnformeerd over de uitkomst. Voor het vinden van een oplossing zijn de volgende indicatieve en casusafhankelijke doorlooptijden ingeschat:

• mogelijkheden verkennen met zaakbegeleider (indicatief 9 maanden);

• bedenktijd voor PAS-melder (indicatief 9 maanden);

• voorbereiden, inclusief eventuele schadevergoeding en/of subsidie aanvragen en beoordelen (indicatief 6 maanden).

De implementatie van de gekozen oplossingsrichting kan worden uitgevoerd nadat de benodigde maatregelen zijn getroffen; die is dus niet meegerekend bij de wettelijke termijn.

Dit tijdpad laat zien dat het noodzakelijk is om zo snel mogelijk te onderzoeken welke mogelijkheden er voor maatwerk zijn. Alleen dan kunnen de benodigde maatregelen worden getroffen binnen de voorgestelde nieuwe einddatum. Deze einddatum van 1 maart 2028 wordt haalbaar geacht omdat, in tegenstelling tot bij het huidige legalisatieprogramma, de beoogde maatregelen al tijdens de looptijd van het eerste legalisatieprogramma in gang zijn gezet. Daarnaast is de verwachting dat de komende jaren nog stikstofruimte kan worden toegevoegd aan de SSRS-bank en daarmee beschikbaar komt voor toestemmingverlening. Aanvullend is er bijvoorbeeld reeds in 2023 een schadecommissie ingesteld die adviseert over schade bij PAS-melders. Ook zijn er al subsidieregelingen tot stand gekomen of al in een ver(der) gevorderd stadium die kunnen worden ingezet voor de maatwerkaanpak. En in de praktijk worden ook nu al zaakbegeleiders ingezet om te helpen bij het zoeken naar oplossingen. Sinds december 2024 hebben zaakbegeleiders al vele gesprekken met PAS-melders gevoerd met het oog op een maatwerkoplossing.

Ten slotte is voor de wettelijke termijn die is voorzien met het wetsvoorstel van belang dat de maatregelen die in het kader van de MCEN worden voorzien, zullen bijdragen aan de oplossingen voor PAS-melders en aan de implementatie van de oplossingen, zoals vergunningverlening voor intern en extern salderen.

2.2 Afzien van handhaving

Zolang voor PAS-projecten nog geen oplossing is gevonden, kan ten aanzien van die activiteiten een handhavingsverzoek worden ingediend bij het bevoegd gezag. De wens van het Rijk en de provincies is om die verzoeken af te (blijven) wijzen waar dat binnen de mogelijkheden ligt, omdat PAS-melders buiten hun schuld in deze situatie terecht zijn gekomen. Uit de rechtspraak volgt dat het bevoegd gezag alleen kan afzien van handhaving als handhaving onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Dat kan in de volgende gevallen aan de orde zijn:

«Handhavend optreden is alleen onevenredig als er in het concrete geval omstandigheden zijn waaraan een zodanig zwaar gewicht toekomt dat het algemeen belang dat gediend is met handhaving daarvoor moet wijken. Dan is er een bijzonder geval waarin toch van handhavend optreden moet worden afgezien. Een bijzonder geval kan zich bijvoorbeeld voordoen bij concreet zicht op legalisatie, maar ook andere omstandigheden van het concrete geval kunnen leiden tot het oordeel dat er een bijzonder geval is. Andere redenen om van handhavend optreden af te zien kunnen zich bijvoorbeeld voordoen bij een schending van het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel.»12

In een aantal handhavingsprocedures heeft de Afdeling bestuursrechtspraak op 28 februari 2024 geoordeeld dat provincies tot medio 2025 ruimte hebben om tijdelijk niet te handhaven bij PAS-projecten in gevallen waar dat de uitkomst is van een belangenafweging:

«De Afdeling ziet echter in (1) de individuele belangen van de PAS-melders, (2) de rechtszekerheid die PAS-melders aan het PAS-regime mochten ontlenen, (3) de verschillende uitlatingen van de overheid na de PAS-uitspraak dat PAS-melders zullen worden gelegaliseerd, (4) het legalisatieprogramma dat ervan uitgaat dat medio 2025 alle PAS-melders een natuurvergunning kunnen aanvragen, en (5) het feit dat het legalisatieprogramma in uitvoering is en de bedrijven daarin de mogelijke stappen hebben ondernomen, bijzondere omstandigheden die voor het college aanleiding kunnen zijn om handhavend optreden onevenredig te achten in verhouding tot het natuurbelang en tot medio 2025 af te zien van handhavend optreden. Of daadwerkelijk kan worden afgezien van handhavend optreden, kan het college echter pas beoordelen nadat het de vraag heeft beantwoord of er een redelijk evenwicht is tussen de belangen van de PAS-melders en de belangen die worden gediend met handhavend optreden (het natuurbelang). Hiervoor is nodig dat de gevolgen van het niet handhavend optreden voor de natuur in beeld zijn en zijn afgewogen voor tenminste dezelfde periode, dus tot uiterlijk medio 2025. Aan het natuurbelang kan in die afweging tegemoet worden gekomen door het treffen van maatregelen. Als daarvoor wordt gekozen dan moeten die maatregelen ten minste gelden tot medio 2025. Wanneer die maatregelen inhouden dat bepaalde activiteiten die stikstofdepositie veroorzaken stoppen, moet vaststaan dat in die periode de activiteiten die zijn betrokken in de maatregelen, niet kunnen worden hervat.»13

Het is evident dat de eerste twee aspecten nog niet zijn veranderd. Met betrekking tot het derde aspect geldt dat er nog altijd sprake is van een breed gevoelde plicht van de overheid om PAS-melders te helpen uit hun penibele situatie te komen en daarover worden door zowel het Rijk als provincies en verschillende leden van de Staten-Generaal nog altijd uitlatingen gedaan. Voor wat betreft het vierde en vijfde aspect is relevant dat de wettelijke termijn inmiddels is afgelopen en dat de maatregelen die waren aangekondigd in het legalisatieprogramma, eind februari 2025 nog onvoldoende resultaat hadden. Met het aanpassen van de wettelijke termijn en van het programma kunnen deze aspecten eveneens weer aan de orde zijn. Met het verlengen van de termijn spreekt de wetgever zich opnieuw uit over deze kwestie en geeft daarmee aan dat er nog altijd van het Rijk en provincies gezamenlijk een inzet wordt verwacht om de PAS-melders te helpen omdat zij buiten hun schuld in een penibele situatie zijn gekomen. Ondertussen zal ook het programma worden aangepast, in lijn met de Kamerbrief uit november 2024.

Zoals uit de overwegingen van de Afdeling bestuursrechtspraak ook blijkt is alleen het verlengen van de wettelijke termijn voor het afzien van handhaving niet voldoende. Er moet ook op voldoende wijze aan het natuurbelang tegemoet worden gekomen. Het Rijk pleegt daarnaast extra inzet om de kans zo groot mogelijk te maken dat het afzien van handhaving, ook na medio 2025, slaagt.

Een gedeeld uitgangspunt van Rijk en provincies is om alle mogelijkheden te verkennen om te kunnen afzien van handhaving. Hiervoor wordt onder meer gedacht aan het treffen van aanvullende maatregelen die de mogelijkheden vergroten om stikstofruimte vrij te maken, eventuele aanvullende gebiedsgerichte inspanningen vanuit de aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur14 of aanvullende maatregelen waarmee additionaliteit beter kan worden aangetoond. In paragraaf 3 wordt verder ingegaan op de maatregelen die in het kader van de maatwerkaanpak zullen worden getroffen.

Daarnaast moet worden gewezen op de natuurmaatregelen waar het kabinet aan werkt als onderdeel van het onlangs vastgestelde startpakket om vergunningverlening in Nederland van het slot te krijgen.15 Als inzichtelijk is welke maatregelen zijn en zullen worden getroffen om behoud en verbetering van natuurwaarden in Natura 2000-gebieden te borgen ontstaat er ook meer ruimte voor toestemmingverlening of kan daarmee voldoende gewicht worden gegeven aan het natuurbelang.

Een effectief bewezen manier om handhaving tijdelijk af te houden, is het inzetten van stikstofruimte voor het afzien van handhaving. Deze werkwijze is in de provincie Overijssel succesvol ingezet door het treffen van een bemestingsverbod op pachtgronden en was aan de orde bij de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling.16 Het Rijk is voornemens om die oplossing, daar waar mogelijk, verder uit te bouwen. Door het (al dan niet tijdelijk) beëindigen van een bestaande activiteit kan worden verzekerd dat de toename van stikstofdepositie door PAS-melders niet kan leiden tot significante negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden. Er wordt onderzocht welke maatregelen hiervoor geschikt zijn en hoeveel PAS-projecten hiermee geholpen zouden zijn. Te denken valt aan ruimte die naar de natuur vloeit uit onder andere de Rpav, Lbv en Lbv-plus. Het voornemen is om op een website inzicht te bieden in de stikstofdepositie die is gereduceerd en waarmee kan worden verzekerd dat de gemelde PAS-projecten niet leiden tot significante negatieve effecten. Op deze wijze zal ook voor eenieder via open data inzichtelijk zijn op welk moment en voor welke «hexagonen» (hectares) in Natura 2000-gebieden er depositieruimte aanwezig is om aan het natuurbelang tegemoet te komen. Dit sluit ook aan bij uitspraken van de rechtbank Overijssel van 17 december 2024 over de besluiten over handhaving bij PAS-melders waarover de Afdeling op 28 februari 202417 uitspraak heeft gedaan en die nader moesten worden gemotiveerd.18

Het verlengen van de wettelijke termijn voor de maatwerkaanpak tot 1 maart 2028 biedt op zichzelf geen duurzame oplossing voor PAS-projecten. Het geeft de betrokken ondernemers wel meer tijd om te komen tot keuzes over de vraag welke oplossing kan worden gevonden voor het PAS-project, zoals in de Kamerbrieven van 12 april 202419 en 28 november 2024 is aangegeven. Het is daarmee een noodzakelijke stap om de maatwerkaanpak tot een succes te maken.

Het verlengen van de wettelijke termijn voor de maatwerkaanpak, in combinatie met de inspanningen van het Rijk om depositiedaling uit natuurmaatregelen te kunnen gebruiken in de belangenafweging tussen natuur en PAS-melder in handhavingszaken en met de aanvullende maatregelen vanuit de MCEN, vergroot de kans dat de bestuursrechter het bevoegd gezag toestaat om in de tussentijd af te zien van handhaving.

3 Verruimen van de mogelijkheden voor het bieden van een oplossing

Volgens de huidige wettekst moet het legalisatieprogramma maatregelen bevatten om de gevolgen van de stikstofdepositie van PAS-projecten ongedaan te maken, te beperken of te compenseren gericht op de verlening van een natuurvergunning of op de aanwijzing van de projecten als gevallen waarvoor geen natuurvergunning nodig is. Naast het verlengen van de einddatum van het treffen van maatregelen verruimt dit wetsvoorstel die formulering, om haar aan te laten sluiten bij de bredere maatwerkaanpak zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 28 november 2024. Daarbij wordt de term legaliseren in de tekst van artikel 22.21 van de Omgevingswet vervangen door de formulering het bieden van een oplossing. Deze wijzigingen brengen een verbreding tot uitdrukking van de mogelijke oplossingsmogelijkheden conform de sporen zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 28 november 2024, naast het legaliseren via vergunningverlening met stikstofruimte uit bronmaatregelen. In de Kamerbrief is ook toegelicht dat de stikstofruimte uit bronmaatregelen onvoldoende bruikbaar is voor vergunningverlening. Met de wijziging van de formulering sluit de wet aan bij de verbreding van het in de wet voorgeschreven programma die parallel aan deze wetswijziging wordt voorbereid.

De betrokken ondernemers krijgen met de maatwerkaanpak de mogelijkheid om, desgewenst, samen met een zaakbegeleider oplossingen te verkennen die passen bij hun bedrijfsspecifieke situatie. Voor bijvoorbeeld PAS-projecten met een referentiesituatie zal dit betekenen dat er met (een combinatie van) aanpassingen in bedrijfsvoering, schadevergoeding, extensiveren, reduceren, innoveren of omschakelen gezocht wordt naar manieren om de activiteit naar een legale situatie te brengen. Dit kan via de individuele of collectieve route. Voor sommige oplossingen zal een toetsing aan het additionaliteitsvereiste nodig zijn, gelet op de in paragraaf 1.4 besproken rechtspraakwijziging.

Provincies kunnen middelen aanvragen om PAS-melders in hun provincie met maatregelen te helpen. Dat kan met maatwerk en/of subsidies. Hiervoor is de Rpmp 2024 opgesteld. Provincies ontwikkelen zelf oplossingen voor PAS-melders. Voorbeelden van maatwerkoplossingen zijn de aankoop van een ander bedrijf en de vrijgekomen stikstofruimte aan een PAS-melder uitgeven (extern salderen) of maatregelen waardoor een PAS-melder binnen zijn bestaande stikstofruimte blijft en geen extra natuurvergunning meer nodig heeft, bijvoorbeeld door extensivering en innovatie. De derde en vierde tranche van de Rpmp 2024 openen respectievelijk in september 2025 (totaal budget € 46,15 miljoen) en februari 2026 (totaal budget € 39,8 miljoen).

In Gelderland is in bijvoorbeeld in de Zevende wijziging van Regels Subsidieverlening Gelderland 2023 de mogelijkheid voor PAS-melders opgenomen om een subsidie aan te vragen voor investeringen in bewezen stikstofreducerende maatregelen.20 Ook is in die regeling een subsidie opgenomen voor de verplaatsing van veehouderijen, waarvan de vrijkomende stikstofruimte kan worden ingezet voor PAS-melders.21

Naast de Rpmp 2024 werkt het Rijk aan andere regelingen waarmee een oplossing gefaciliteerd kan worden. Te denken valt bijvoorbeeld aan de brede beëindigingsregeling.22 Daarnaast kan een PAS-melder ook ervoor kiezen om zijn PAS-project te beëindigen, in combinatie met een schadevergoeding voor gedane investeringen. Een schadevergoeding kan mogelijk ook worden gegeven voor aanpassingen in de bedrijfsvoering waarmee de initiatiefnemer met zijn activiteiten binnen zijn referentiesituatie komt.

Met het treffen van maatregelen uiterlijk eind februari 2028 wordt bedoeld dat de PAS-melder op dat moment concreet zicht heeft op een legale situatie door middel van een concrete oplossing. De gekozen oplossing hoeft dan nog niet volledig afgerond te zijn. Zo kan het voorkomen dat de Commissie schadevergoeding PAS-melders heeft geadviseerd om een schadevergoeding uit te keren, maar het bedrag nog niet is uitgekeerd op 1 maart 2028. Ook hoeft bijvoorbeeld, waar dat aan de orde is, de natuurvergunning nog niet te zijn verleend, maar moet daar wel concreet zicht op zijn.

We streven ernaar de gemelde PAS-projecten die nu aan de slag gaan, binnen de nu voorgestelde termijn te hebben voorzien van een oplossing. Met de nieuwe aanpak is het van belang dat de kansen per casus zorgvuldig worden onderzocht (indien gewenst met zaakbegeleiding), dat een PAS-melder denktijd heeft en dat het onderzoek naar de vereiste oplossing afgerond kan worden. Daarnaast wordt het mogelijk om PAS-melders op een andere manier een oplossing te bieden dan uitsluitend via het legaliseren met bronmaatregelen. Bij legaliseren met bronmaatregelen zal in veel gevallen niet aannemelijk zijn dat er een oplossing voor maart 2028 in beeld is. Het wettelijk voorgeschreven programma wordt parallel aan dit wetstraject verbreed met de oplossingsrichtingen zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 28 november 2024. Na februari 2028 zullen de mogelijkheden die PAS-melders hebben, beperkter worden als ze de aangeboden oplossingen hebben afgewezen. Niet voor alle gemelde PAS-projecten zal de maatwerkaanpak leiden tot een door hen gewenste oplossing. Te denken valt aan initiatiefnemers die geen referentiesituatie hebben waar de activiteit, na aanpassingen in de bedrijfsvoering, binnen kan vallen.23 Voor deze gevallen is wellicht alleen met (gedeeltelijke) beëindiging de PAS-melding feitelijk op te lossen.

4 Toezicht en handhaving

In het voorliggende wetsvoorstel is geen norm opgenomen die gehandhaafd kan worden. Het wetsvoorstel ziet namelijk op het bieden van een oplossing voor bepaalde projecten (de projecten met een geringe stikstofdepositie die tijdens het PAS geen natuurvergunning nodig hadden) die niet voldoen aan de vergunningplicht voor Natura 2000-activiteiten.

Voor het zonder vergunning verrichten van Natura 2000-activiteiten geldt wel de beginselplicht tot handhaving. Het wetsvoorstel heeft in zoverre wel een effect op de handhaving ten aanzien van het ontbreken van een natuurvergunning bij PAS-projecten. Ten aanzien van deze groep lopen namelijk reeds handhavingsprocedures. Het wetsvoorstel ondersteunt met het verlengen van de termijn voor de maatwerkaanpak wél de mogelijkheid voor het bevoegde gezag om van handhaving af te zien. Daarmee is er een grondslag om aan de belangen van de initiatiefnemers die in het programma zijn opgenomen een gewicht toe te kennen bij de beoordeling of handhavend optreden onevenredig is. En tevens is er een grondslag om te kunnen spreken van concreet zicht op legalisatie als voor de PAS-projecten ook een oplossing wordt gevonden.

5 Rechtsbescherming

Het voorliggende wetsvoorstel dat ziet op het verlengen van de legalisatietermijn, leidt niet concreet tot rechtsgevolgen voor burgers. Ook voorziet het voorstel niet in een bevoegdheid voor bestuursorganen om een besluit te nemen met rechtsgevolgen. Immers, de vergunningverlening voor Natura 2000-activiteiten is geregeld in artikel 5.1, eerste lid, onder e, van de Omgevingswet. Om die reden is er in het wetsvoorstel geen rechtsbeschermingsbepaling opgenomen. Ongewijzigd blijft ook dat tegen het wettelijk voorgeschreven programma geen bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat. Dat volgt uit de vermelding van artikel 3.4 van de Omgevingswet op de zogenoemde «negatieve lijst» van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 1 van bijlage 2). De daar genoemde uitzondering («voor zover het niet betreft een daarin opgenomen beschrijving van een activiteit als gevolg waarvan de activiteit is toegestaan») is niet van toepassing op het programma: dat geeft zelf geen toestemming voor concrete activiteiten.

6 Effecten van het wetsvoorstel

In de eerste plaats is het van belang erop te wijzen dat het wetsvoorstel een vervolg is op de huidige legalisatieverplichting. Dat betekent dat het wetsvoorstel slechts beperkt tot nieuwe effecten leidt. Er zijn echter wel enkele effecten.

6.1 Effecten voor overheden

Voor het Rijk betekent het dat er nog steeds inzet moet worden gepleegd om PAS-melders een oplossing te bieden. Daarnaast moet er worden gewerkt aan verschillende opties voor een oplossing dan uitsluitend vergunningverlening met depositieruimte afkomstig van bronmaatregelen. Overigens zal er ook nog steeds, en dus langer, inzet nodig zijn om vrijgemaakte depositieruimte in de SSRS-bank te plaatsen, of in het zogenoemde stikstofparkeerinstrument (SPIN) voor zover de ruimte nog niet additioneel is. Daarnaast is voorzien in de inzet van zaakbegeleiders.

Voor bevoegde gezagen betekent het ook dat hun taak in het wettelijk voorgeschreven programma langer voortduurt. Anderzijds is ook de verwachting dat het wetsvoorstel bevoegd gezagen ondersteunt bij het kunnen blijven afzien van handhaving.

6.2 Effecten voor initiatiefnemers van PAS-projecten

In de eerste plaats moet worden onderkend dat de verlenging van de termijn voor de maatwerkaanpak voor initiatiefnemers met een gerealiseerd PAS-project die nog geen oplossing hebben, in de basis onzekerheid oplevert dat het niet is gelukt om hun activiteiten binnen de eerder gestelde termijn van drie jaar te legaliseren. Daardoor zit deze groep langer in onzekerheid dan gewenst. Het verlengen van de maatwerkaanpak betekent dus ook dat de onzekerheid langer duurt. Maar dat het niet is gelukt om de PAS-melders al te legaliseren, is uiteraard geen effect van dit wetsvoorstel.

Anderzijds heeft het wetsvoorstel ook een positief effect. Voor initiatiefnemers die een PAS-project hebben gerealiseerd, betekent het verlengen van de maatwerkaanpak ook dat de overheid nog steeds de verplichting heeft aan hen een oplossing te bieden om tot een legale situatie te komen. Er zal dus ook door de overheid inzet worden gepleegd om aan hen een oplossing te bieden.

Dat met het huidige wetsvoorstel andere oplossingen mogelijk worden, vergt wel een inzet van de initiatiefnemers zelf in die zin dat ze moeten nadenken welke oplossing mogelijk is en waar ze zelf inzet op willen plegen. Dat vraagt dus wel een actievere rol van de initiatiefnemers met een PAS-project dan op grond van de huidige wetgeving. De realiteit is echter ook dat alle legalisatie-inspanningen van de afgelopen jaren maar voor weinig PAS-melders hebben geleid tot een oplossing. Om deze extra inzet van de PAS-melder zo beperkt mogelijk te houden, zijn zaakbegeleiders ter beschikking gesteld om de PAS-melder te ondersteunen en te begeleiden. Ook zijn provincies in staat om op basis van de Regeling provinciale maatregelen PAS-melders 2024 (Rpmp 2024) subsidieregelingen open te stellen om oplossingen met zo min mogelijk regeldruk aan te bieden.

6.3 Effecten voor andere leden van het publiek

Ten aanzien van de andere leden van het publiek zal het wetsvoorstel vooral voor milieuorganisaties gevolgen hebben. Enkele organisaties zijn reeds meerdere handhavingsprocedures gestart tegen de PAS-projecten zonder natuurvergunning. Voor deze organisaties zal het waarschijnlijk onwenselijk zijn dat de legalisatieverplichting wordt verlengd. Tegelijkertijd is er de hoop dat ook voor deze organisaties die zich inzetten voor het natuurbelang geldt dat wanneer het natuurbelang geborgd wordt, het acceptabel is dat er voor de PAS-projecten een langere periode geldt waarbinnen hun PAS-melding opgelost kan worden. Daarnaast is ook van belang dat de oplossingen waarnaar wordt gezocht, worden verbreed, hetgeen mogelijk ook voor deze organisaties een acceptabele koerswijziging is.

7 Uitvoerbaarheidstoets decentrale overheden

Gelet op het feit dat de wijziging voorziet in met name de verlenging van de huidige legalisatieopdracht aan de overheid, ontstaat er geen nieuwe taak bij decentrale overheden. Met name provincies zijn het bevoegd gezag voor vergunningverlening aan PAS-melders. De vergunningverlening aan PAS-melders is echter niet eenvoudig. Maar als de inzet op vergunningverlening afneemt, is de verwachting dat de inzet op handhaving toeneemt en vice versa. Zie ook de paragraaf over effecten voor overheden.

Provincies maken zich zorgen over de vraag of zij kunnen blijven afzien van handhaving. Of het lukt om handhaven af te houden is afhankelijk van het succes van maatregelen om tegemoet te komen aan het natuurbelang. Het verlengen van de legalisatietermijn moet vergezeld gaan van concrete maatregelen. Provincie Noord-Brabant roept op om in dit wetsvoorstel handvatten te bieden om daar inzicht in te bieden. Daaraan is gehoor gegeven door in paragraaf 2.2 van deze toelichting het voornemen uit te spreken om op een website inzichtelijk te maken welke depositieruimte aanwezig is om de gevolgen van de PAS-projecten af te zetten tegen maatregelen die worden getroffen om aan het natuurbelang tegemoet te komen.

Daarnaast kunnen de inspanningen van de MCEN bijdragen aan het tijdelijk afzien van handhaving totdat er een oplossing is gevonden voor de PAS-melders. In het kader van de MCEN werkt het kabinet aan een geborgd pakket van oplossingen voor natuurherstel.

8 Regeldruk en bestuurlijke lasten

8.1 Bestuurlijke lasten

Voor zover het wetsvoorstel voorziet in de verlenging van de huidige legalisatieopdracht aan de overheid, ontstaat er geen nieuwe taak bij decentrale overheden. Provincies zijn in de afgelopen jaren al veel bezig met de PAS-melders, zowel in het proces van verificatie ten behoeve van het legalisatieprogramma als voor de vergunningverlening bij aanvragen voor een Natura 2000-activiteit (dat is ook een bestaande bevoegdheid/taak). Provincies hebben in het kader van het legalisatieprogramma ook een rol voor zichzelf gezien door te zoeken naar oplossingen. Zo zijn provincies aan de slag gegaan met vrijmaken van stikstofruimte en ook met het opstellen van subsidieregelingen voor PAS-melders. Voor de extra werkzaamheden die daarbij komen kijken, is budget beschikbaar gesteld vanuit het Rijk. Bijvoorbeeld op grond van de Regeling specifieke uitkering voorbereidingskosten landelijk gebied, versnellingsvoorstellen en PAS-melders.24 Voor de Rpmp 202425 is binnen het budget ruimte voor 5% apparaatskosten beschikbaar gesteld (zie artikel 5 Rpmp 2024).

Voor zover het wetsvoorstel voorziet in het uitbreiden van de mogelijke oplossingen en de begeleiding door zaakbegeleiders, kunnen er extra taken bij decentrale overheden ontstaan. De zaakbegeleiders zullen door het Rijk geleverd worden, dus dat zal niet tot extra lasten leiden bij provincies. Het is op dit moment niet goed te bepalen wat de extra lasten zullen zijn van de maatwerkoplossing. Dat is met name ook afhankelijk van de maatwerkoplossing. Als de provincie een centrale rol heeft bij de getroffen oplossing in het kader van de Rpmp 2024 (als ook in het kader van de voorganger van die regeling, de Rpmp), zijn haar lasten in beginsel gedekt. De schadevergoeding verloopt via het Ministerie van LVVN, dat daarvoor een schadecommissie in het leven heeft geroepen. Dat leidt dus niet tot lasten voor decentrale overheden.

In het kader van de uitvoerbaarheidstoets geven provincies aan dat zij wel het risico zien dat zij meer lasten hebben omdat langer moet worden afgezien van handhaving en er waarschijnlijk meer handhavingsverzoeken komen. Er moet worden geconstateerd dat Rijk en provincies gezamenlijk de opdracht hadden gekregen om de PAS-projecten te legaliseren. Nu deze huidige wettelijke termijn van drie jaar is niet gehaald, constateren Rijk en provincies gezamenlijk dat het nodig is om de wettelijke termijn te verlengen. Daarbij komt inderdaad mogelijk de consequentie dat de inzet om handhaving te voorkomen kan stijgen.

8.2 Lasten en regeldruk voor PAS-melders

Voor de PAS-melders leidt de verlenging van de termijn voor de maatwerkaanpak eventueel tot extra regeldruk of lasten als bijvoorbeeld nieuwe berekeningen moeten worden doorgerekend door henzelf of door een adviseur. De exacte kosten daarvan verschillen. Ter indicatie: in een casus van een PAS-melder waarin een handhavingskwestie speelde en waarvoor daarnaast ook herberekeningen nodig waren ten behoeve van het legalisatieprogramma, is gemiddeld € 1.000 per jaar aan advieskosten (voor zowel berekeningen als ander advies) besteed.

Uit de agrarische bedrijfstoets kwam echter naar voren dat agrarische belangenorganisaties zich grote zorgen maken, onder andere vanwege vrees dat er weinig oplossingen zijn die daadwerkelijk tot resultaat zullen leiden. Ook vrezen zij meer kosten voor juridische ondersteuning na 1 maart 2025 omdat er mogelijk meer handhavingsverzoeken zullen worden gestart. Er zal worden bekeken of er mogelijkheden zijn om juridische kennis beschikbaar te stellen voor de PAS-melders.

Het is relevant te vermelden dat de PAS-melders voor een deel van de kosten van de legalisatie een tegemoetkoming van € 1.600 hebben ontvangen, zie ook de Beleidsregel tegemoetkoming kosten PAS-melders (Stcrt. 2021, 45408). Die geldt ook voor oplossingen in het kader van de maatwerkaanpak. Daarnaast is van belang dat er een schadeloket is geopend voor PAS-melders. Schade waarvoor het Rijk aansprakelijk is en die in causaal verband staat tot het onverbindend verklaren van delen van de PAS-regelgeving kunnen daar worden geclaimd. Er is een schadecommissie ingesteld die de Minister adviseert over de schadeclaims. Kosten van adviseurs die moeten worden ingeschakeld vanwege AERIUS-berekeningen of handhavingsverzoeken kunnen worden vergoed als deze inderdaad zijn gemaakt vanwege het feit dat ze een PAS-melder zijn. Naar aanleiding van de agrarische bedrijfstoets zal worden bekeken of er mogelijkheden zijn om dit proces te stroomlijnen.

Sommige PAS-melders doen mee aan een beëindigingsregeling zoals de Lbv of de Lbv-plus of aan andere subsidieregelingen. In de toelichting bij dergelijke regelingen is opgenomen wat deelname betekent voor de regeldruk.26

Er zal door ondernemers ook eigen tijd in de maatwerkoplossing moeten worden gestoken. Die kan gemiddeld leiden tot de volgende eenmalige regeldrukkosten. Hierbij is uitgegaan van een gemiddelde van € 47 voor het uurtarief van ondernemers op grond van het Handboek Meting Regeldrukkosten. Verder is uitgegaan van een complexe tijdsbesteding voor de handelingen kennisnemen, gegevens verkrijgen, uitvoeren van berekeningen, gegevens verwerken, data versturen, externe vergaderingen, betalingen doen. Daarmee komt dat op een tijdsbesteding van tussen de 15 en 25 uur. Uitgaande van ongeveer 2.500 ondernemers leidt dat tot totale, eenmalige regeldrukkosten van ongeveer € 1.762.500 tot € 2.937.500.

8.3 Verwerking advies Adviescollege toetsing regeldruk

Het dictum van het advies van het Adviescollege toetsing regeldruk (hierna: het college) luidt: «Niet indienen, tenzij met de adviespunten rekening wordt gehouden».

Het college is van mening dat op zich het nut en de noodzaak van het wetsvoorstel voldoende duidelijk zijn, maar dat de aan het college voorgelegde memorie van toelichting nog niet voldoende onderbouwt dat binnen de termijn van drie jaar de PAS-projecten kunnen zijn opgelost en dat de ondernemers van PAS-projecten tevreden zullen zijn over de geboden oplossingen. De memorie van toelichting is op deze punten verduidelijkt. In paragraaf 2.1 is nader onderbouwd dat het binnen de nieuwe termijn haalbaar is om de PAS-projecten een oplossing te bieden.

Het college geeft aan geen minder belastende alternatieven te zien voor het huidige wetsvoorstel. Dit wordt ook ondersteund door de uitkomst van de agrarische bedrijfstoets. Daarin hebben de agrarische partijen aangegeven teleurgesteld te zijn dat de PAS-projecten nog geen oplossing hebben gekregen tijdens de eerste termijn van het legalisatieprogramma. Sommige partijen zien weliswaar een oplossing in een algehele wijziging van het stikstofbeleid, maar voor zover dat binnen de huidige juridische kaders onrealistisch is, wordt het huidige wetsvoorstel als beste tweede keuze gezien.

Het college heeft geadviseerd om in het wetsvoorstel meer inzicht te geven in de mate waarin de instrumenten door de PAS-projecten als werkbaar worden gezien. Naar aanleiding van dit advies is in hoofdstuk 3 van de memorie van toelichting meer inzicht gegeven in de wenselijkheid van de oplossingen die in beeld zijn in de maatwerkaanpak.

Het college heeft ten slotte geadviseerd duidelijker scenario’s en bandbreedtes te schetsen van de regeldrukgevolgen. Naar aanleiding van dit advies is de memorie van toelichting aangevuld in paragraaf 8.2.

9 Overig

Dit wetsvoorstel heeft niet opengestaan voor internetconsultatie. Die keuze is gemaakt vanwege het naderen van het einde van de termijn voor het legalisatieprogramma en de druk op handhavingsprocedures. Uit de breed gedragen moties over de PAS-melders bleek ook dat in de samenleving er een grote noodzaak wordt gezien de PAS-melders zo spoedig mogelijk perspectief te geven gelet op de huidige einddatum van het legalisatieprogramma.

II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I

A (wijziging opschrift afdeling 22.4)

De huidige opdracht tot legalisering staat in afdeling 22.4 van de Omgevingswet. Deze wijziging brengt in het opschrift van die afdeling tot uitdrukking dat niet langer alleen wordt ingezet op legalisering, maar ook op andere oplossingen, waarmee wordt aangesloten bij de bredere maatwerkaanpak zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 28 november 2024.

B (wijziging artikel 22.21 Omgevingswet)

Eerste lid

Deze wijziging brengt tot uitdrukking dat niet langer alleen wordt ingezet op legalisering, maar ook op andere oplossingen. Daarnaast wordt van de gelegenheid gebruikgemaakt om de aanwijzing van de verantwoordelijke Minister aan te passen aan de huidige portefeuilleverdeling.

Tweede lid

Uit het huidige tweede lid volgt dat het legalisatieprogramma maatregelen moet bevatten om de gevolgen van de stikstofdepositie van PAS-projecten ongedaan te maken, te beperken of te compenseren gericht op de verlening voor die projecten van een natuurvergunning of de aanwijzing van de projecten als vergunningvrije gevallen. Voorgesteld wordt om te volstaan met de bepaling dat het programma maatregelen moet bevatten om voor de PAS-projecten een oplossing te bieden. Die formulering biedt ruimte voor de bredere maatwerkaanpak zoals die is aangekondigd in de Kamerbrief van 28 november 2024. In veel gevallen zal een andere oplossing worden geboden dan de verlening van een natuurvergunning met stikstofdepositie uit de SSRS-bank, zie paragraaf 3 van het algemeen deel van deze toelichting.

In het Besluit kwaliteit leefomgeving is een bepaling opgenomen (artikel 12.26a) met nadere regels over het huidige tweede lid van artikel 22.21 van de Omgevingswet. Die bepaling zal worden aangepast.

Derde lid

Aan dit lid wordt toegevoegd de zinsnede «Maatregelen om de gevolgen van de stikstofdepositie van de in het eerste lid bedoelde projecten ongedaan te maken, te beperken of te compenseren». Die toevoeging is nodig vanwege het schrappen van die zinsnede in het tweede lid.

Vierde lid

Deze wijziging regelt de verlenging van de looptijd van het wettelijk voorgeschreven programma met drie jaar, tot 1 maart 2028.

Artikel II (inwerkingtreding)

Het feit dat veel PAS-projecten niet gelegaliseerd zullen zijn vóór medio 2025, maakt spoedige inwerkingtreding van de voorgestelde wetswijziging wenselijk en rechtvaardigt afwijking van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn.27

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
F.M. Wiersma


  1. Kamerstukken II 2024/25, 35 334, nr. 322.↩︎

  2. Stcrt. 2015, 18411.↩︎

  3. ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603.↩︎

  4. In de toenmalige artikelen 1.13a-1.13c Wnb. De opdracht staat inmiddels in afdeling 22.4 van de Omgevingswet. Zie voor een toelichting Kamerstukken II 2020/21, 35 600, nr. 19.↩︎

  5. Legalisatieprogramma PAS-meldingen, Stcrt. 2022, 5720. In deze memorie van toelichting wordt de term gemeld PAS-project gebruikt voor een positief geverifieerde PAS-melding: een activiteit waarvoor ten tijde van het PAS een meldingsplicht gold en die destijds ook is gemeld, en ten aanzien waarvan het bevoegd gezag voor de natuurvergunning heeft vastgesteld dat de activiteit voldoet aan de voorwaarden van artikel 17a.8 van de Omgevingsregeling (tot 1 januari 2024: artikel 2.8b van de Regeling natuurbescherming).↩︎

  6. De Rpav gold tot 1 december 2022.↩︎

  7. Zie artikel 17a.6 van de Omgevingsregeling.↩︎

  8. De Lbv en de Lbv-plus zijn nog niet aangewezen in de Omgevingsregeling als bronmaatregelen voor de SSRS-bank.↩︎

  9. ABRvS 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4923 (Rendac), zie ook www.raadvanstate.nl/actueel/nieuws/december/rechtspraak-over-intern-salderen-wijzigt.↩︎

  10. Kamerstukken II 2024/25, 35 334, nr. 332; Kamerstukken II 2024/25, 35 334, nr. 357; Kamerstukken II 2024/25, 33 576, nr. 445.↩︎

  11. Zie voor de vaststelling van het legalisatieprogramma Stcrt. 2022, 5720.↩︎

  12. ABRvS 5 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:678, punt 6.1.↩︎

  13. ABRvS 28 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:838, punt 1.6. Zie ook www.raadvanstate.nl/actueel/nieuws/februari/tijdelijk-afzien-handhaving-pas-mag.↩︎

  14. Kamerstukken II 2024/25, 36 600 XIV, nr. 66.↩︎

  15. Kamerstukken II 2024/25, 35 334, nr. 362.↩︎

  16. ECLI:NL:RVS:2024:838.↩︎

  17. Zie www.raadvanstate.nl/actueel/nieuws/februari/tijdelijk-afzien-handhaving-pas-mag.↩︎

  18. Deze uitspraken van de rechtbank Overijssel zijn nog niet gepubliceerd, de ECLI-nummers worden op een later moment toegevoegd.↩︎

  19. Kamerstukken II 2023/24, 35 334, nr. 295.↩︎

  20. Zevende wijziging van de Regels Subsidieverlening Gelderland 2023, Provinciaal Blad 2024, nr. 3642, paragraaf 2.27.↩︎

  21. Zie p. 138 van de toelichting bij paragraaf 2.28 van de Gelderse regeling.↩︎

  22. Kamerstukken II 2024/25, 35 334, nr. 323.↩︎

  23. Dit betreft ondernemers die een kleine referentiesituatie of helemaal geen referentiesituatie hebben.↩︎

  24. Stcrt. 2022, 31872.↩︎

  25. Stcrt. 2024, 29031.↩︎

  26. Zie bijvoorbeeld paragraaf 11 van de toelichting bij de Lbv, Stcrt. 2023, 14992. Voor de Lbv is berekend dat de totale regeldruk bij 800 aanvragen en 300 toekenningen op € 1.170.000 komt. Indien een toekenning dubbel zoveel lasten betekent als een aanvraag, komt dat neer op ongeveer € 1.000 bij een aanvraag en € 2.000 bij een toekenning.↩︎

  27. Zie aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.↩︎