Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag 2024 Homogene Groep Internationale Samenwerking (Kamerstuk 36601-3)
Homogene Groep Internationale samenwerking 2025 (HGIS-nota 2025)
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2025D26261, datum: 2025-06-05, bijgewerkt: 2025-06-06 10:31, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: A.W. Westerhoff, griffier
- Beslisnota bij Beantwoording vragen commissie over het Jaarverslag 2024 Homogene Groep Internationale Samenwerking (Kamerstuk 36601-3)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 36601 -4 Homogene Groep Internationale samenwerking 2025 (HGIS-nota 2025).
Onderdeel van zaak 2025Z11427:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2025-06-19 17:15: Extra procedurevergadering commissie BuZa (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
Preview document (š origineel)
2025D22964 Jaarverslag 2024 Homogene Groep Internationale Samenwerking
nr. Lijst van vragen en antwoorden
Vastgesteld (wordt door griffie ingevuld als antwoorden er zijn)
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken over het Jaarverslag 2024 Homogene Groep Internationale Samenwerking (2025D22964, nr. 1).
De daarop door de minister gegeven antwoorden zijn hierbij afgedrukt.
Voorzitter van de commissie,
Klaver
Griffier van de commissie,
Westerhoff
Nr | Vraag | Blz. (van) | t/m |
1 | Waarom is de realisatie voor de bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband circa ⬠34 miljoen lager dan begroot? Antwoord De belangrijkste oorzaak van de lagere realisatie op artikelonderdeel 2.4 is toegelicht in de eerste suppletoire begroting en betreft een overheveling naar het ministerie van Defensie voor de beveiliging van personeel van een aantal hoog-risico posten. Daarnaast viel de Nederlandse contributie aan VN-crisisbeheersingsoperaties lager uit dan geraamd. De VN heeft eind 2024 de lidmaatschapspercentages opnieuw vastgesteld, waardoor de facturering is opgesplitst in twee halfjaarlijkse betalingen. De eerste helft is in juli 2024 betaald. De tweede overmaking vond plaats in december 2024 waarbij de hoogte van de betaling was gebaseerd op een voorlopige schatting, mogelijk volgen in 2025 nog nabetalingen. De realisatie op het Stabiliteitsfonds valt hoger uit dan begroot als gevolg van extra bijdragen aan ontmijning, zoals toegelicht in de tweede nota van wijziging, en een extra bijdrage voor de VN-gezant voor vredesopbouw voor Gaza, zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting. |
9 | |
2 | Daar waar u aangeeft dat er van publieke klimaatfinanciering 62 procent ten goede kwam aan adaptatie, kunt u dit ook voor private klimaatfinanciering aangeven? Hoeveel hiervan kwam ten goede aan adaptatie en hoeveel aan mitigatie? Antwoord De interesse van de private sector voor het financieren van mitigatieprojecten is in de huidige markt groter dan voor adaptatieprojecten. Van de met Nederlandse middelen gerealiseerde private financiering in 2024 kwam 16 procent (EUR 115 miljoen) ten goede aan adaptatie, 61 procent (EUR 435 miljoen) aan mitigatie en 23 procent (EUR 164 miljoen) aan zowel adaptatie als mitigatie (cross-cutting). Deze cijfers zijn exclusief de mobilisatie door de multilaterale ontwikkelingsbanken. |
44 | |
3 | Hoeveel van de Nederlandse klimaatfinanciering - zowel privaat
als publiek - kwam ten goede aan de armste en meest kwetsbare Antwoord De Nederlandse klimaatfinanciering bestaat uit verschillende elementen waaronder publieke klimaatrelevante uitgaven uit de BHO-begroting, de mobilisatie van private middelen en financiering vanuit de Europese Commissie en multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen voor zover mogelijk gemaakt door Nederland. Hoeveel hiervan ten goede komt aan de armste en meest kwetsbare landen wisselt per instrument en kanaal. Uit een onderzoek van de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) in de deelstudie āFinanciĆ«le toezeggingen in transitieā (Nederlandse klimaatfinanciering voor ontwikkeling 2016-2019, Kamerstuk 32813, nr. 811) blijkt dat 60 procent van de publieke klimaatfinanciering aan lage inkomenslanden wordt toegewezen. |
44 |