[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden over het jaarverslag Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2024 (Kamerstuk 36740-XV-1)

Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2024

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2025D26876, datum: 2025-06-10, bijgewerkt: 2025-06-11 13:16, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36740 XV-6 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2024.

Onderdeel van zaak 2025Z11700:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Vragen bij jaarverslag ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2024

Vraag 1

Wat is de totale onderuitputting op de Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)-begroting? Wat was dit in de voorgaande jaren 2023, 2022 en 2021?

Antwoord 1

De onderuitputting op de begroting van SZW in de afgelopen vier jaar bedraagt (mln euro):

  Onderuitputting
2024 174,8
2023 218,0
2022 131,4
2021 83,1

Vraag 2

Kan een overzicht worden gegeven van alle SZW-gerelateerde mijlpalen in het Herstel- en Veerkrachtplan inclusief de onderliggende landspecifieke aanbevelingen?

Antwoord 2

Ja, zie hiervoor onderstaande tabel.

Landspecifieke aanbevelingen (LSA) 1

(jaartal Semestercyclus, aanbevelingsnummer)

SZW-gerelateerde maatregelen in het Herstel- en Veerkrachtplan Mijlpalen en streefdoelen cf laatst bijgesteld HVP2

De prikkels voor zelfstandigen zonder personeel verminderen en adequate sociale bescherming voor zelfstandigen bevorderen, en schijnzelfstandigheid aanpakken

(2019, 2)

Adequate sociale bescherming van zelfstandigen stimuleren (2020, 2)

Verplichte arbeids-ongeschiktheids-verzekering voor zelfstandigen Q1 2026: Bekendmaking in de Staatscourant van de wet tot instelling van een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.
Q2 2026: Brief aan het parlement over de stand van de uitvoering van de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Actieplan aanpak van schijnzelfstandigheid Q4 2022: Aan het parlement gepresenteerd actieplan om het aantal schijnzelfstandigen terug te dringen.
Q1 2025: Bekendmaking in de Staatscourant van een wet tot wijziging van de definitie van het begrip arbeidsrelatie.

Ervoor zorgen dat de tweede pijler van het pensioenstelsel transparanter, intergenerationeel billijker en schokbestendiger wordt (2019, 1)

De in 2019 en 2020 overeengekomen hervorming van het pensioenstelsel vaststellen en uitvoeren

(2022, 1)

Wet toekomst pensioenen Q1 2023: Inwerkingtreding van de wet tot hervorming van de tweede pijler van het pensioenstelsel.
Q1 2025: Plannen voor de overgang naar een nieuw pensioenstelsel afgerond en gepubliceerd.
Q1 2026: Uitvoeringsplannen van pensioenfondsen afgerond en gepubliceerd.
Q2 2026: Goedgekeurde besluiten betreffende het invaren van pensioenactiva van deelnemers en gepensioneerden naar het nieuwe pensioenstelsel.

Levenslang leren versterken en vaardigheden verbeteren, met name voor mensen aan de rand van de arbeidsmarkt en inactieven (2019, 2)

De effecten op de werkgelegenheid en de sociale effecten van de COVID-19-crisis beperken (2020, 2)

Nederland leert door Q3 2023: 68 705 personen krijgen van gekwalificeerde loopbaanadviseurs advies over professionele ontwikkeling om hun loopbaan een nieuwe wending te geven.
Q4 2022: 119 000 personen nemen deel aan gratis opleidings- en leeractiviteiten ter ondersteuning van de ontwikkeling van vaardigheden.
Q2 2023: Er worden 21 sectorale maatwerktrajecten opgezet.
Q4 2024: Onafhankelijke evaluatie van de sociaaleconomische gevolgen van de subsidieregelingen in het kader van “Nederland Leert Door”.
Bij- en omscholingsbudget voor werklozen Q4 2023: Inwerkingtreding van een begrotingswet die voorziet in een financieel kader waarbinnen een structureel budget wordt vrijgemaakt voor bij- en omscholing van WW-gerechtigden met een zwakke arbeidsmarktpositie.
Q2 2026: In de periode 2023-2025 zijn ten minste 8 000 opleidingsprogramma’s gefinancierd voor bij- en omscholing van WW-gerechtigden met een zwakke arbeidsmarktpositie.

Vraag 3

Kunt u een overzicht geven van wat de verwachte terugbetalingen en nabetalingen voor de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) waren per jaar en hoeveel er daadwerkelijk aan nabetalingen en terugbetalingen is opgetreden?

Antwoord 3

De NOW bestaat uit zes tranches, waarbij de NOW 3 uit drie aanvraagperiodes bestaat. Deze tranches gaan over de jaargrenzen heen. De vastgestelde NOW-subsidie voor alle tranches samen bedraagt circa € 18,5 miljard (UWV-jaarverslag 2024). Onderstaande tabel geeft dit weer.

Tabel: Vastgestelde NOW-subsidie naar tranche (bedragen x € mln.)

  NOW 1 NOW 2 NOW 3.1 NOW 3.2 NOW 3.3 NOW 4 NOW 5 NOW 6 Totaal
Vastgestelde subsidie 5.156 2.781 2.753 2.961 1.700 975 939 1.218 18.483

De vooraf verwachte nabetalingen naar jaar en tranche zijn terug te lezen in de eerste tabel hieronder. De verwachte terugbetalingen naar jaar en tranche in de tweede tabel. Deze cijfers zijn afkomstig uit de UWV-prognose. Er werd voor € 1,6 miljard aan nabetalingen en € 4,4 miljard aan terugvorderingen verwacht.

Uit realisatiecijfers tot en met 2024 blijkt dit in totaal uit te komen op respectievelijk € 3 miljard en € 6,9 miljard. Van de € 6,9 miljard aan terugvorderingen, staat € 1,7 miljard nog open. In de laatste tabel is de verdeling naar de tranches weergegeven.

Tabel: Geschatte NOW-nabetalingen en bijstellingen naar jaar (bedragen x € mln.)

Jaar NOW 1 NOW 2 NOW 3.1 NOW 3.2 NOW 3.3 NOW 4 NOW 5 NOW 6 Totaal
2021 137 195             332
2022 0 0 287 234 103 102 113 102 941
2023 1 2 57 60 38 42 50 87 337
2024 0 0 3 2 1 2 3 4 15
Totaal 138 197 347 296 142 146 166 193 1.625
                   

Tabel: Geschatte NOW-terugvorderingen en bijstellingen naar jaar (bedragen x € mln.)

Jaar NOW 1 NOW 2 NOW 3.1 NOW 3.2 NOW 3.3 NOW 4 NOW 5 NOW 6 Totaal
2021 849 1.224             2.073
2022 0 0 379 607 491 196 107 380 2.160
2023 1 1 29 51 40 12 15 28 177
2024 0 0 2 3 1 0 1 1 8
Totaal 850 1.225 410 661 532 208 123 409 4.418
Tabel: NOW-vaststellingen - realisatie nabetalingen en terugvorderingen t/m 2024 (bedragen x € mln.)
  NOW 1 NOW 2 NOW 3.1 NOW 3.2 NOW 3.3 NOW 4 NOW 5 NOW 6 Totaal
Nabetalingen 514 395 600 538 274 211 202 271 3.005
Terugvorderingen 2.612 1.675 623 798 555 271 164 228 6.925

Bron: UWV-jaarverslag 2024

Vraag 4

Wat is de stand van zaken van het vereenvoudigen van inkomensondersteuning?

Antwoord 4

Het kabinet is een hervormingsagenda inkomensondersteuning gestart. Hierbij hebben we drie doelen gesteld: inkomensondersteuning moet meer zekerheid bieden, makkelijker te begrijpen zijn en (meer) werken moet lonen.

U ontvangt voor de zomer een brief die gaat over de vereenvoudigingen op het terrein van SZW. Hierin zetten we uiteen hoe er in verschillende sporen gewerkt wordt aan vereenvoudiging. Deze brief gaat ook in op de voortgang van de acties vanuit het Programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor mensen, om domeinoverstijgende knelpunten te doorbreken en begrippen te harmoniseren.

Over het vervolg van de voorbereiding van de hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel wordt u nog separaat geïnformeerd. U heeft hierover eerder een taakopdracht ontvangen.

Vraag 5

Welke regelingen van inkomensondersteuning bestaan er op dit moment allemaal?

Vraag 6

Is er een schematische weergave hoe het stelsel van inkomensondersteuning er op dit moment uitziet?

Vraag 7

Kan worden aangegeven hoeveel personen er op dit moment gebruik maken van inkomensondersteuningsregelingen per regeling?

Antwoord 5, 6 en 7

Het opstellen van een uitputtende lijst leidt onvermijdelijk tot definitiekwesties, zoals wat wel en niet te verstaan valt onder inkomensondersteuning. Daarnaast zijn er ook allerlei kleine specifieke regelingen voor specifieke doelgroepen. Ook zijn er regelingen die langzaam worden uitgefaseerd.

Op hoofdlijnen is dit een overzicht van de verschillende soorten regelingen en de belangrijkste regelingen op het SZW-terrein. Zo zijn er in het stelsel van inkomensondersteuning volksverzekeringen, werknemersverzekeringen, sociale voorzieningen en tegemoetkomingen in de kosten.

Onder volksverzekeringen vallen onder andere de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene nabestaandenwet (Anw) en kinderbijslag. De AOW is de grootste volksverzekering. Volgens de begroting SZW 2025 maken circa 3,66 miljoen mensen gebruik van deze regeling.

De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Werkloosheidswet (WW) en Ziektewet (ZW) zijn enkele voorbeelden van werknemersverzekeringen. Binnen de werknemersverzekeringen maken de meeste mensen gebruik van de WIA (inclusief WAO). Volgens de begroting van SZW 2025 maken hier naar verwachting 602.000 mensen gebruik van in 2025.

Daarnaast zijn er een aantal regelingen die gelden als sociale voorzieningen, zoals de Participatiewet, Toeslagenwet (UWV) en de Aanvullende Inkomensvoorziening ouderen (AIO). In 2025 ontvangen naar verwachting 357.000 mensen een Participatiewetuitkering.

Er zijn ook een aantal regelingen die tegemoetkomen in de kosten van mensen. Hieronder vallen onder andere de huurtoeslag, zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. In 2024 keert Dienst Toeslagen zo’n 8 miljoen toeslagen uit aan 6 miljoen huishoudens.

In het IBO vereenvoudiging sociale zekerheid staat in tabel 2.1 een tabel met de belangrijkste regelingen op het SZW-terrein. In onderstaand schema geven we hiervan een overzicht:

Volksverzekeringen Algemene ouderdomswet (AOW)
Algemene nabestaandenwet (Anw)
Algemene kinderbijslagwet (AKW)
Werknemersverzekeringen Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
Werkloosheidswet (WW)
Ziektewet (ZW)
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
Sociale voorzieningen Participatiewet (P-wet)
Bijstandsbesluit zelfstandigen (Bbz)
Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)
Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)
Toeslagenwet (TW)
Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO)
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)

Vraag 8

Welk reductiedoel voor niet-gebruik hanteert u voor het jaar 2025?

Antwoord 8

Er zijn geen specifieke reductiedoelen geformuleerd voor het terugdringen van het niet-gebruik van inkomensondersteunende regelingen en voorzieningen. Desondanks zijn de inspanningen van dit kabinet op het wetsvoorstel proactieve dienstverlening, de Hervormingsagenda inkomensondersteuning en het vereenvoudigen en versterken van het gemeentelijke minimabeleid nadrukkelijk gericht op het verkleinen van het niet-gebruik en het beter bereiken van mensen. Ook binnen het Nationaal Programma Armoede en Schulden heeft het terugdringen van niet-gebruik een belangrijke plek. Binnen dit programma wordt via verschillende lijnen gewerkt aan het bereiken van mensen, onder meer door het voeren van gerichte communicatiecampagnes voor werkenden met een laag inkomen. Deze werkenden worden geattendeerd op voorzieningen waar zij (mogelijk) recht op hebben. Ook kunnen zij zo hulp krijgen bij geldvragen/geldzorgen.

Vraag 9

Kan worden aangegeven hoeveel gemeenten in 2024 proactieve dienstverlening toepasten, en met welk bereik?

Antwoord 9

Op dit moment hebben gemeenten geen wettelijke taak om proactieve dienstverlening toe te passen. Met het wetsvoorstel proactieve dienstverlening SZW krijgen gemeenten de bevoegdheid om proactieve dienstverlening toe te passen. Het kabinet verkent samen met gemeenten wat nodig is voor de uitvoering, waaronder monitoring en evaluatie.

Vraag 10

Wat is het beoogde tijdspad tot aan inwerkingtreding van het wetsvoorstel proactieve dienstverlening?

Antwoord 10

Het wetsvoorstel proactieve dienstverlening SZW ligt momenteel bij de Raad van State ter advisering. Nadere uitwerking van dit wetsvoorstel is voorzien bij algemene maatregel van bestuur (AMvB). De minister van SZW en de staatssecretaris Participatie en Integratie bieden het wetsvoorstel en de concept-AMvB in de loop van 2025 aan de Tweede Kamer ter behandeling. De beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel en AMvB is 1 juli 2026 (Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 796).

Vraag 11

Wat zouden de extra kosten zijn indien alle personen die momenteel geen gebruikmaken van de bestaande regelingen dit wél zouden doen, uitgesplitst naar regeling?

Antwoord 11

Het wetsvoorstel proactieve dienstverlening SZW is gericht op het bijdragen aan de bestaanszekerheid van burgers. Het tegengaan van niet-gebruik is een middel om dit te bereiken. Uit (internationaal) onderzoek blijkt dat oorzaken van niet-gebruik door mensen erg uiteenlopend zijn. Grofweg kunnen de oorzaken worden ondergebracht in drie categorieën,3 namelijk oorzaken op niveau van regelgeving, uitvoering en burger. Ondanks deze inzichten laat niet-gebruik zich lastig kwantificeren. Het gaat om een groep mensen die niet bereikt wordt, of wel bereikt wordt maar om bepaalde redenen geen gebruik wil maken van de regeling. Deze groep mensen is niet volledig in beeld te krijgen. Het is daarom niet haalbaar om met dit wetsvoorstel het niet-gebruik 100% terug te dringen. Er is een inschatting gemaakt van het effect van proactieve dienstverlening op de drie regelingen met het hoogste niet-gebruik namelijk de algemene bijstand, de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) en de Toeslagenwet (TW) en de bijhorende uitvoeringskosten. Daarnaast zijn nog aanvullende middelen vrijgemaakt voor regelingen en voorzieningen zoals wettelijk schuldhulpverlening, de faillissementsregeling Werkloosheidswet, de tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek en de studietoeslag.

Tabel: Verwachte impact Wetsvoorstel proactieve dienstverlening

Structureel vanaf 2030
Algemene bijstand € 28 miljoen
AIO € 3 miljoen
TW € 24 miljoen
Aanvullende regelingen en voorzieningen € 8 miljoen
Totale inschatting € 63 miljoen

Vraag 12

Wat is het beoogde tijdspad tot aan inwerkingtreding van het wetsvoorstel Handhaving Sociale Zekerheid?

Antwoord 12

Het wetsvoorstel Handhaving Sociale Zekerheid wordt naar verwachting voor de zomer naar de Kamer verzonden, zodat de behandeling in het najaar kan plaatsvinden. In 2026 zal worden gewerkt aan de implementatie, zodat de wet op 1-1-2027 in werking kan treden.

Vraag 13

Zijn er pensioenfondsen die zich nog bevinden in de arbeidsvoorwaardelijke fase van de transitie ondanks dat deze tot een einde is gekomen op 1 januari 2025? Zo ja, hoeveel?

Antwoord 13

Voor de meeste pensioenfondsen en -kringen is het transitieplan bekend en daarmee is de arbeidsvoorwaardelijke fase afgerond. Deze pensioenfondsen en -kringen hebben betrekking op circa 99% van het aantal deelnemers. Van een handvol pensioenfondsen is het transitieplan en daarmee de arbeidsvoorwaardelijke fase nog niet afgerond. Daar hebben zij vaak een duidelijke reden voor, zoals het overgaan naar een andere uitvoerder of het bezien van de toekomst van het pensioenfonds. Of het transitieplan bevindt zich inmiddels in een vergevorderde fase. Ook een aantal transitieplannen van pensioenkringen is nog niet afgerond, dat betreft zeer kleine groepen deelnemers. Daarbij speelt dat veel pensioenkringen samen zullen gaan tijdens of na de transitie, waardoor ook zorgvuldige onderlinge afstemming noodzakelijk is en dat vergt tijd. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de mijlpalen richtinggevend zijn bedoeld, zodat alle betrokken partijen voldoende tijd hebben om hun rol te vervullen.

Vraag 14

Op welke manieren worden de deelnemerservaringen concreet gemonitord in de transitie?

Antwoord 14

De ervaringen van de deelnemers worden op verschillende manieren gemeten. Primair biedt de deelnemersmonitor, uitgevoerd door Netspar, inzicht in de deelnemerservaringen van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden tijdens de transitie. In de “Voortgangsrapportage monitoring Wet toekomst pensioenen - zomer 2024” is het plan van aanpak hiertoe uiteengezet (Kamerstukken II 2023/24, 32 043, nr. 653). Daarnaast wordt periodiek een publieksmonitor uitgevoerd waarbij de focus op het vertrouwen in het pensioenstelsel in het algemeen ligt. Ook worden zowel de geschillen die worden voorgelegd aan de geschilleninstanties als de (eventuele) druk op de rechtspraak gemonitord. Al deze gegevens bieden daarmee inzicht in de deelnemerservaringen. Uw Kamer wordt hierover via de voortgangsrapportage monitoring Wtp periodiek geïnformeerd. De eerstvolgende rapportage ontvangt u voor de zomer.

Vraag 15

Kan kwantitatief inzichtelijk gemaakt worden wat het huidige vertrouwen is van de deelnemers in de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel?

Antwoord 15

Via de Publieksmonitor pensioenen wordt doorlopend het vertrouwen van de Nederlandse bevolking in het pensioenstelsel inzichtelijk gemaakt. De vertrouwensscore in het pensioenstelsel is in Q1 van 2025 met een 5,9 neutraal te noemen en blijft gelijk aan de score van de voorgaande kwartalen.

Vraag 16

Wat zijn de (tussentijdse) resultaten van de meerjarige publiekscampagne via Pensioenduidelijkheid.nl?

Antwoord 16

In april 2025 zijn de resultaten van de publiekscommunicatie rond het thema Pensioenduidelijkheid gepubliceerd. Het doel van de communicatie-inzet is om de kennis van Nederlanders over de nieuwe regels voor pensioen te verhogen en misvattingen weg te nemen.

Uit de resultaten blijkt dat de impact van de communicatie-inzet toeneemt naarmate men dichterbij pensioen komt of al gepensioneerd is. Dit is logisch gezien toenemende relevantie voor de ontvanger. Dit is ook conform de ervaring in de pensioensector. Het publiek onder de 55 jaar valt de campagne wel op, maar zijn minder ontvankelijk voor de boodschap. Het verhogen van kennis over de nieuwe regels voor pensioen is behaald voor gepensioneerden. Bij jonge werknemers (18-36 jaar), werkenden (37-55 jaar) en pensioengeoriënteerden (55 jaar en ouder) is geen stijging in kennis zichtbaar. De bekendheid van de site Pensioenduidelijkheid.nl is gelijk gebleven. Jonge werknemers en werkenden noemen Rijksoverheid.nl als eerste plaats voor informatie over de nieuwe regels voor pensioen. Pensioengeoriënteerden denken vaker aan de website van de pensioenuitvoerder.

Op basis van de geleerde lessen uit de effectmeting en de resultaten van de Publieksmonitor pensioenen, wordt de communicatie-inzet verder aangescherpt. Dit doet het ministerie van SZW opnieuw in samenwerking met vertegenwoordigers van werknemers, werkgevers en pensioenuitvoerders.

Vraag 17

Wat zijn de huidige personeelstekorten in de zorg, onderwijs, bouw, defensie en techniek in termen van aantal openstaande vacatures?

Antwoord 17

Het CBS houdt de statistieken bij over het aantal openstaande vacatures per SBI-sector. De tekorten voor de zorg (en welzijn), onderwijs en de bouw staan in de onderstaande tabel weergeven.

Sector Openstaande vacatures x 1000
F Bouwnijverheid 29,8
P Onderwijs 10,4
Q Gezondheids- en welzijnszorg 68,2

Bron: CBS Vacatures; SBI 2008; naar economische activiteit en bedrijfsgrootte, 1ste kwartaal 2025

Het Ministerie van Defensie houdt gegevens bij over het aantal vacatures bij defensie. Op 1 juni 2025 waren dit er 11.349.

Techniek is geen aparte bedrijfstak in de CBS-cijfers. Technisch personeel kan namelijk in verschillende sectoren werken, ook bijvoorbeeld in de bouwnijverheid. UWV houdt data bij over het aantal openstaande vacatures per beroepsklasse. In het eerste kwartaal van 2025 waren er naar schatting 78.500 openstaande vacatures voor technische beroepen verspreid over alle sectoren (Bron: UWV Dashboard Vacaturemarkt, geraadpleegd op 03-06-25).

Vraag 18

Hoe kan de lichte toename van het aantal vacatures in het laatste kwartaal van 2024 worden verklaard?

Antwoord 18

  • Het aantal vacatures nam in het vierde kwartaal van 2024 toe terwijl het aantal werklozen gelijk bleef. De arbeidsmarkt werd hierdoor krapper, terwijl de krapte in de voorgaande kwartalen vrijwel steeds afnam. De stijging in het aantal vacatures kwam voornamelijk door de stijging van vacatures in de bouw (2.000), horeca (1.800) en zorg (1.400).

  • In 2024 groeide de economie in termen van het bbp met 0,9%. De groei was het laagst in het vierde kwartaal (0,4%).

  • In de bouw was de omzetgroei in 2024 lager dan in de jaren ervoor, maar in het vierde kwartaal het hoogst. Er werden bijvoorbeeld in het vierde kwartaal meer nieuwbouwwoningen en bedrijfspanden opgeleverd.

  • Het aantal vacatures in de horeca steeg met 1.800. Dit cijfer is seizoensgecorrigeerd, wat betekent dat het gecorrigeerd is voor jaarlijks terugkerende seizoenseffecten. Het effect van de verschillende feestdagen in december is hier dus uitgehaald. Ook in de horeca was de omzetgroei in 2024 lager dan in de jaren ervoor, maar in het vierde kwartaal hoger dan het tweede en derde kwartaal.

  • Het aantal vacatures in de zorg steeg met 1.400. In de twee kwartalen ervoor was het aantal vacatures nog gedaald. Voor de zorgsector wordt een blijvende groei verwacht door toenemende zorgvraag.

  • In andere sectoren waren er in het laatste kwartaal van 2024 lichte stijgingen, lichte dalingen of een gelijk aantal vacatures (Bron: CBS, Statline, geraadpleegd 30-05-2025).

Vraag 19

Wat is het beoogde tijdspad tot aan inwerkingtreding van het wetsvoorstel basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen?

Antwoord 19

Aan het eind van vorig jaar heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik kritische uitvoeringstoetsen van UWV en Belastingdienst over het wetsvoorstel heb ontvangen (Kamerstukken II 2024/25, 31 311, nr. 278). Samen met de uitvoerders heb ik verkend op welke manier de gesignaleerde knelpunten ondervangen kunnen worden, om zo tot een uitvoerbare, betaalbare en uitlegbare verzekering te komen. Ik heb uw Kamer tijdens het Commissiedebat arbeidsongeschiktheid van 18 februari jongstleden toegezegd om uw Kamer te informeren over de uitvoerbaarheid van het voorstel.

Ik kan u nu melden dat ik, na aanpassingen aan het wetsvoorstel om de uitvoerbaarheid te verbeteren, inmiddels UWV en de Belastingdienst heb verzocht om het aangepaste wetsvoorstel te toetsen op uitvoerbaarheid. De daaropvolgende stap is om vervolgens het voorstel aan te bieden aan de Raad van State voor advies, en vervolgens aan uw Kamer.

Het streven is om het wetsvoorstel in 2026 in het Staatsblad te publiceren. Dit sluit aan bij de gewijzigde mijlpalen voor het Herstel- en Veerkrachtplan ten aanzien van het voorstel. De invoeringsdatum is in grote mate afhankelijk van de uitvoering, waarover ik uw Kamer na ommekomst van de herijking van de uitvoeringstoetsen zal informeren.

Vraag 20

Wat is de stand van zaken van de Arbovisie 2040?

Antwoord 20

Met zijn brief van 28 mei 2025 heeft de staatssecretaris Participatie en Integratie de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de Arbovisie 2040 (Kamerstukken II 2024/2025, 25 883, nr. 528). Naast de voortgang op de vier hoofdlijnen die eerder zijn aangekondigd (de introductie van financiële prikkels, meer en betere risico-inventarisaties en -evaluaties, vereenvoudiging en verduidelijking van de Arboregelgeving, en ketenverantwoordelijkheid en een betere bescherming van kwetsbare werkenden), is hij daarbij ook ingegaan op de voortgang van enkele andere thema’s uit de Arbovisie 2040. Daarbij gaat het om de melding van beroepsziekten, medezeggenschap en de arbeidsgerelateerde zorg en arbocuratieve samenwerking. Op 22 mei jl. stelde de SER zijn tweede deeladvies over de Arbovisie 2040 vast. Een kabinetsreactie daarop volgt in het najaar.

Vraag 21

Hoeveel mensen werken er op dit moment in deeltijd in Nederland?

Antwoord 21

Volgens het CBS werkten 4,8 miljoen mensen in het eerste kwartaal van 2025 in deeltijd (Bron: CBS, Dashboard beroepsbevolking, geraadpleegd op 02-06-25).

Vraag 22

Kan een overzicht worden gegeven van welke concrete maatregelen er op dit moment zijn op het gebied van stimuleren van scholingen en Leven Lang Ontwikkelen (LLO)?

Antwoord 22

Ja, zie hieronder de huidige instrumenten op het gebied van stimuleren van scholingen en Leven Lang Ontwikkelen van SZW, OCW, en EZ.

Doelen Instrumenten Geld en looptijd
  1. Meer mensen volgen scholing: naar 62% beroepsbevolking in 2030

  1. Financieel mogelijk maken van scholing

Scholingsfaciliteit binnen de SLIM-regeling (SZW) € 73,8 mln. over periode 2025/2027
Levenlanglerenkrediet (OCW) ± € 21 mln. per jaar (lening)
  1. Ontwikkelpaden inrichten voor in-, zij- en doorstroom in kraptesectoren

Ondersteuning (OCW en SZW) bij inrichten en implementeren van sectorale ontwikkelpaden door kraptesectoren.

Incidentele subsidies o.b.v. kaderregeling.

± € 100.000 per ontwikkelpad

  1. Transparant maken voor mensen welk aanbod aan scholing en financieringsmogelijkheden er zijn

Platform Leeroverzicht (incl. NGF project Leeroverzicht en Skills) € 44,7 mln. over 2022/2025
  1. Meer mogelijkheden bieden voor het volgen van (delen van) opleidingen in mbo, hbo en wo

  • Verkenning wettelijke opdracht LLO voor mbo, hbo en wo (aanbesteding onderzoek staat uit)

  • Wet NLQF en Wet leeruitkomsten

€ 500.000 voor verkenning
  1. Meer mensen ontdekken dat leren op het werk loont

  1. MKB en werkenden in het mkb laten zien dat leren en ontwikkelen loont

  • Programma Leercultuur (SZW)

  • NGF project: LLO-Katalysator (voortouw OCW)

€ 392 mln.4 over periode 2023/2030.
  1. MKB stimuleren tot meer actie op leren en ontwikkelen in hun organisaties

  • SLIM-regeling (SZW)

€ 40 mln. per jaar over 2025/2029
  1. Skillstaal maken en skills gerichte arbeidsmarkt stimuleren

  • NGF project: Vaardig met vaardigheden - bouwt skillstaal CompetentNL (voortouw SZW)

€ 25 mln. over 2022/2025
  1. Eenvoudiger maken om vaardigheden en opgedane werkervaring in te zetten voor loopbaanstappen

Onderwijsagenda LLO (OCW) onderdelen:

  • Vereenvoudiging deelname onderdelen formeel onderwijs mbo en hoger onderwijs

  • Bevorderen gebruik microcredentials en certificaten

  • Bevorderen valideren van werkervaring in onderwijs

  1. Kennis vergroten over de werkzaamheid van acties om mensen te stimuleren tot leren en ontwikkelen

  • Meerjarig Investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid en LLO (MIP) (SZW)

€ 11 mln.
  • Expeditie-regeling (SZW)

€ 9 mln. per jaar via MIP
  1. Wat mensen leren sluit beter aan op wat bedrijfsleven en de regio nodig hebben

  1. Publieke onderwijs regionaal beter laten aansluiten op de behoeften aan bij- en omscholing van het bedrijfsleven, de werkenden en werkzoekenden

Onderwijsagenda LLO (OCW) onderdelen:

  • hybride docenten, hubs, bedrijfsvakscholen

€ 4 mln. voor pilot hybride docenten
  • goede aansluiting onderwijs op hervorming arbeidsmarktinfrastructuur

  • NGF-project: versterking regionale hubs en bedrijfsvakscholen

€ 10 mln. via LLO-Katalysator
  1. Publiek-private samenwerking in de regio in techniek en ICT te versterken en daarmee vraag en aanbod beter op elkaar aan te laten sluiten

  • NGF-project: Opschaling publiek-private samenwerking in het beroepsonderwijs (NGF)

€ 210 mln.5 over periode 2023/2030.

Vraag 23

In hoeverre verschillen de Sectorale Ontwikkelpaden van de leerpaden naar Deens model?

Antwoord 23

Om een goede vergelijking te kunnen maken tussen Sectorale Ontwikkelpaden en de Deense leerpaden is informatie nodig over het Deense model. Hiervoor is navraag gedaan bij de Deense overheid. De minister van SZW beantwoordt op basis van de Deense informatie deze vraag zo snel mogelijk, naar verwachting nog voor het zomerreces.

Vraag 24

Kan een overzicht worden gegeven van de instroom van arbeidsmigranten van de afgelopen vijf jaar, met de meest recente cijfers van 2025 erbij?

Antwoord 24

Het Dashboard Migratiemotieven van het CBS biedt inzicht in het aantal arbeidsmigranten dat jaarlijks naar Nederland komt. De instroomcijfers voor de vijf meest recente datajaren zijn weergegeven in onderstaande tabel. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen arbeidsmigranten met een EU/EFTA-nationaliteit en arbeidsmigranten van buiten de EU-EFTA. De meest recente cijfers die op dit moment beschikbaar zijn, gaan over de jaren 2022 (van binnen de EU/EFTA) en 2023 (van buiten de EU/EFTA).

De cijfers bevatten alleen arbeidsmigranten die zijn geregistreerd als ingezetenen in de BRP en missen daarmee een deel van de populatie. Eind juni worden de immigratiecijfers naar migratiemotief door het CBS geactualiseerd.

Tabel: instroom van arbeidsmigranten

2018 2019 2020 2021 2022 2023
Arbeidsmigranten met een EU/EFTA-nationaliteit 39.930 44.465 36.560 40.470 46.700
Arbeidsmigranten met een niet-EU/EFTA-nationaliteit 17.620 19.910 11.545 18.070 28.745 25.945

Bron: CBS, Dashboard Migratiemotieven, geraadpleegd 2 juni 2025

Vraag 25

Welke verschillende verlofregelingen zijn er op dit moment allemaal?

Antwoord 25

In de Wet arbeid en zorg zijn de volgende verlofregelingen opgenomen: zwangerschaps- en bevallingsverlof, (aanvullend) geboorteverlof, ouderschapsverlof, kortdurend zorgverlof, langdurend zorgverlof, calamiteitenverlof en kort verzuimverlof.

Vraag 26

Welke Europese wetgeving op SZW-terrein is op dit moment in behandeling die uiteindelijk naar de Tweede Kamer komt?

Antwoord 26

Er zijn verschillende Europese trajecten die mogelijk zullen resulteren in wetgeving. Deze wetgeving zou, vanuit het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, later aan de Kamer worden voorgelegd.

  • Verordening coördinatie sociale zekerheidsstelsels (883/2004); in fase triloogonderhandelingen;

  • Verordening vrijwillig gezamenlijk formulier detacheringen; Raadsakkoord bereikt, EP nog niet. Daarna nog trilogen;

  • Richtlijn Europese Ondernemingsraden; politiek akkoord bereikt, mogelijk binnenkort definitief akkoord. Daarna twee jaar implementatietijd;

  • Richtlijn Kwaliteitskader Traineeships; onderhandelingen binnen zowel Raad als EP, daarna nog triloogonderhandelingen;

  • Verordening EU-Talentenpool; triloogonderhandelingen, daarna opzet infrastructuur, treedt ten vroegste in 2028 in werking;

  • Verordening over het Europees Globaliseringsfonds, onderhandelingen binnen zowel Raad als EP, daarna nog triloogonderhandelingen.

N.B.: Wat betreft verordeningen, in tegenstelling tot richtlijnen, geldt dat deze niet uitsluitend via wetgeving geïmplementeerd hoeven te worden vanwege hun directe rechtswerking. Het kan echter voorkomen dat er wettelijke aanpassingen voortvloeien uit bepaalde delen van de verordeningen.

Vraag 27

Op basis waarvan is het doel vastgesteld om in 2024 3.000 mensen met een Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)/Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)-uitkering die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn naar werk te begeleiden?

Antwoord 27

UWV heeft een voorstel gedaan om met ingang van 2023 de input indicatoren (“percentage klanten waarmee UWV minimaal 1 contact per jaar heeft” en “gemiddeld aantal gesprekken/contacten met WGA-klanten per jaar”) te vervangen door een output indicator met een doelstelling van 3.000. Deze indicator geeft het aantal mensen aan dat aan het werk is gegaan vanuit de WGA en de volledige restverdiencapaciteit benut en is overgenomen door SZW.

Vraag 28

Wat zijn de gerealiseerde kosten op de NOW in elk jaar? Hoe verschilt dit met wat er in de begroting stond bij het opstellen van de begroting?

Antwoord 28

Onderstaande tabel geeft het verschil weer tussen de begrote en gerealiseerde NOW-uitgaven per jaar. Het betreft een vergelijking tussen de stand begroting en stand jaarverslag van het betreffende jaar. In de coronajaren zijn meermaals nieuwe NOW-tranches opengesteld. De openstelling hiervan gedurende het jaar liep niet synchroon met het opstellen van de begroting. Hiervoor zijn (incidentele) suppletoire begrotingen en Nota’s van Wijzigingen bij uw Kamer ingediend.

Het verschil in 2024 wordt verklaard doordat het vaststellingsproces voor de verschillende NOW-tranches nog niet was afgerond. Indien bedrijven achteraf meer of minder recht blijken te hebben op subsidies, dan leidt dit tot nabetalingen of terugontvangsten. Per saldo vielen de uitgaven aan de NOW in 2024 uiteindelijk € 1,2 miljard hoger uit dan ten tijde van de begroting werd voorzien.

Tabel: Verschil begroting en realisatie Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (bedragen x € 1.000)
  2020 2021 2022 2023 2024
Begroting 9.536.000 4.808.400 3.550.019 404.746 0
Realisatie 13.183.600 9.669.471 1.208.261 316.315 1.155.793
Verschil 3.647.600 4.861.071 -2.341.758 -88.431 1.155.793

Bron: SZW-begroting en -jaarverslag van de respectievelijke jaren

Vraag 29

Wat zijn de kosten voor de overheid, uitgesplitst per ministerie, voor de Werkloosheidswet (WW)-uitkeringen van de ambtenaren? Kunt u dit onderverdelen in uitvoeringskosten en de kosten van de uitkeringspremies zelf?

Antwoord 29

Over 2023 is er bij het Rijk € 13.283.991 aan WW-uitkeringen uitgegeven (bron: UWV). Het bedrag over 2024 is nog niet bekend. In onderstaande tabel is de uitsplitsing naar ministerie te zien. Het betreft de som van alle wettelijke uitkeringen gedurende het verslagjaar. Dit bedrag is inclusief de vakantietoeslag.

Tabel: Bedrag WW-uitkeringen naar ministerie in 2023 (x 1.000 euro)

2023
AZ 38,9
BZ 549,9
BZK 1.160,4
EZK 1.098,8
Fin 1.402,0
IenW 1.015,9
JenV 5.744,7
LNV 291,2
OCW 396,3
SZW 298,0
VWS 1.042,6
HCvS 245,5
Totaal 13.284,0

Bron: UWV.

Tabel: Bedrag WW-uitkeringen (x 1.000 euro)

2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023
Rijk 13.836 11.859 10.238 9.555 8.887 10.590 10.346 10.624 13.284

Bron: UWV.

Gegevens over de uitvoeringskosten zijn niet beschikbaar.

Vraag 30

Hoeveel van de internationale studenten die in Nederland wonen bouwen Algemene Ouderdomswet-pensioen (AOW) op?

Antwoord 30

Om voor de AOW verzekerd te raken dient iemand in Nederland ingezetene te zijn of te werken. Er studeren 123.000 buitenlandse studenten in Nederland. Studenten worden in het algemeen niet als ingezetene beschouwd en zijn om die reden niet verzekerd, tenzij ze hier (parttime) gaan werken. Ze raken op dat moment onderworpen aan de loonbelasting en gaan premie volksverzekeringen betalen. De SVB beschikt niet over exacte cijfers over het aantal studenten dat hier werkt. Het is wel bekend dat van alle studenten 75% een bijbaan heeft. Indien zij premie volksverzekeringen betalen over hun loon dan raken zij ook verzekerd voor de AOW. Wanneer een student slechts enkele jaren in Nederland werkt resulteert dit ook slechts in een AOW-pensioen met een opbouw van slechts enkele procenten.

Vraag 31

Hoe kan het dat de compensatieregeling Transitievergoeding zo veel hoger uitkomt dan verwacht?

Antwoord 31

Zowel de Compensatieregeling transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid (CRTV LAO) als de Compensatieregeling transitievergoeding bij bedrijfsbeëindiging (CRTV BE) zijn in 2024 hoger uitgevallen dan geraamd. In totaal gaat het om een opwaartse bijstelling van circa € 188 miljoen.

De uitgaven komen in 2024 voor de CRTV LAO circa € 186 miljoen hoger uit dan werd verwacht ten tijde van het opstellen van de begroting. De hogere uitgaven aan de CRTV LAO zijn grotendeels het gevolg van een hoger aantal uitgekeerde compensaties. In 2024 waren er (exclusief de uitbetalingen met terugwerkende kracht) ongeveer 9.500 meer uitgekeerde compensaties dan verwacht ten tijde van de begroting. De uitgaven aan de CRTV LAO hangen samen met het aantal langdurig arbeidsongeschikten en volgt daarin de WIA. Ook in het geval van de WIA zien we een hogere instroom dan ten tijde van opstelling van de begroting 2024 was voorzien.

De uitgaven aan de CRTV BE zijn in 2024 circa € 1,8 miljoen hoger uitgekomen dan werd verwacht ten tijde van het opstellen van de begroting. Dit is met name het gevolg van een hoger aantal uitgekeerde compensaties. Er zijn 88 meer uitbetalingen geweest dan verwacht.

Daarnaast is ongeveer € 27 miljoen van het verschil tussen de realisatie en begroting voor de CRTV LAO het gevolg van loonontwikkeling. Voor de CRTV BE wordt ongeveer € 0,5 miljoen verklaard door de loonontwikkeling.

Vraag 32

Welke periodieke rapportages en beleidsdoorlichtingen worden in 2025 en 2026 verwacht?

Antwoord 32

Periodieke rapportages zijn in plaats gekomen van beleidsdoorlichtingen, er staan daarom alleen periodieke rapportages op de planning. In 2025 en 2026 worden de volgende periodieke rapportages verwacht:

  • Kinderopvangbeleid (bevorderen arbeidsparticipatie);

  • Tegemoetkoming ouders;

  • Jonggehandicapten;

  • Ziekte en arbeidsongeschiktheid;

  • Armoede en schulden;

  • Uitvoering SUWI-stelsel.

Vraag 33

Wat is de bestemming van de onderuitputting van 0,3% van de vastgestelde netto-begroting?

Antwoord 33

De onderuitputting komt ten goede aan het Rijksbrede beeld op de begroting van 2024.

Daarnaast is de eindejaarsmarge bedoeld om ondoelmatige besteding van middelen aan het einde van het jaar te voorkomen door onderuitputting (deels) naar het volgende jaar door te schuiven. Hiervoor geldt een maximum van 1% van de totale begroting.

Vraag 34

Bij welke posten waarop onderuitputting optreedt in tabel 8 worden middelen doorgeschoven naar het jaar daarop? Om welke bedragen gaat het?

Antwoord 34

Onderstaande tabel laat zien bij welke post in tabel 8 er sprake is van middelen die via de eindejaarsmarge doorschuiven naar het volgende jaar (mln euro).

  Onderuitputting Meegenomen naar 2025
SLIM 7,5 7,5
MDIEU 36,5 35,0
Uitvoeringskosten UWV 5,8 4,5
Apparaat 16,2 1,2
Opdrachten 19,8 1,5
Subsidies 23,8 1,5
Totaal 109,7 51,2

Vraag 35

Kunt u een overzicht geven van de uitgaven aan de Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen (SLIM) en alle redenen voor onderuitputting (los gepresenteerd)? Hoe zit dat in 2024, 2023, 2022 en 2021?

Antwoord 35

De SLIM-regeling is gestart in 2020. In 2021 en 2022 is het verschil tussen begroting en realisatie voornamelijk ontstaan omdat het kasritme anders uitpakte dan begroot vanwege de systematiek van de regeling voor aanvragen, verlenen en vaststellen. Om deze reden is budget naar volgende jaren doorgeschoven.

In zowel 2023 en 2024 waren er minder uitgaven aan vaststellingen (doordat minder subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd dan verwacht) en zijn minder voorschotten uitbetaald. In 2024 is de belangrijkste verklaring dat de individuele scholingsfaciliteit binnen de SLIM nog niet van start kon gaan.

In zowel 2023 en 2024 waren er minder uitgaven aan vaststellingen (doordat minder subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd dan verwacht) en zijn minder voorschotten uitbetaald. In 2024 is de belangrijkste verklaring voor de onderuitputting dat de individuele scholingsfaciliteit binnen de SLIM nog niet van start kon gaan.

Jaar Uitgaven (x € 1 miljoen)

Verschil begroting en jaarverslag

(x € 1 miljoen)6

Toelichting
2021 2,514 25,842 Onderuitputting is ontstaan voornamelijk doordat het kasritme anders uitpakt dan verwacht. Om bij het kasritme aan te sluiten is kasbudget ad € 25 miljoen via een kasschuif naar toekomstige jaren geschoven.
2022 19,547 45,653 Onderuitputting is ontstaan voornamelijk doordat het kasritme anders uitpakt dan verwacht. Om bij het kasritme aan te sluiten is kasbudget ad € 46 miljoen via een kasschuif naar toekomstige jaren geschoven.
2023 46,403 10,762 Onderuitputting is hoofdzakelijk ontstaan door een te hoge inschatting van het te realiseren bedrag. Deze schatting was gebaseerd op uitbetalingen in 2022. Hierbij is gekeken naar de looptijd van de projecten, het moment waarop het vaststellingsverzoek uiterlijk wordt ingediend en de termijn waarbinnen de daadwerkelijke uitbetaling plaats moet vinden. Daarbij is ook een inschatting gemaakt van de voorschotten die zouden kunnen worden uitbetaald. Tevens was er bij de schatting rekening gehouden met het aantal te verwachten vaststellingen en het aantal gevraagde voorschotten. Achteraf is gebleken dat deze schatting te hoog is geweest en is circa € 46,4 miljoen uitbetaald.
2024 56,962 32,3

Dit komt hoofdzakelijk doordat de individuele scholingsfaciliteit binnen de SLIM nog niet van start is gegaan in 2024, wat leidde tot een vrijval van € 25 miljoen.

Het overige verschil van € 7,3 miljoen wordt verklaard door minder uitgaven aan de reguliere SLIM MKB-regeling. De geschatte hoeveelheid betalingen vanwege vaststellingen en voorschotten bleek te hoog geweest. Dit komt doordat op voorhand het type aanvragen, de looptijd van projecten en de timing van vaststellingsverzoeken moeilijk exact te voorspellen zijn.

Vraag 36

Zijn de uitgaven aan de NOW kaderrelevant?

Antwoord 36

Ja, het huidige kabinet verwerkt deze uitgaven binnen het uitgavenkader. Het kabinet Rutte IV corrigeerde, conform de begrotingsregels uit de startnota van het kabinet Rutte IV, voor de NOW het uitgavenkader.

Vraag 37

Welke specifieke maatregelen treft u in 2025 om jongeren met psychische kwetsbaarheid sneller en beter toegang te geven tot passend werk of ondersteuning?

Antwoord 37

Samen met het ministerie van OCW zorgen we voor een soepeler overgang van school naar werk en het behouden van werk voor jongeren met een (risico op een) structurele achterstand op de arbeidsmarkt, waaronder jongeren met een psychische beperking. Scholen, Doorstroompunten en gemeenten krijgen meer mogelijkheden om jongeren tot 27 jaar in onderlinge samenwerking te ondersteunen naar zo duurzaam mogelijk werk. Ook moeten de partners aanvullend op de eigen taken een gezamenlijk regionaal programma maken in de Doorstroompuntregio’s. Een van de onderwerpen waarover samenwerkingsafspraken moeten worden gemaakt, is het ondersteunen van jongeren met meervoudige problematiek. Voor deze jongeren kunnen ook aanvullende maatregelen worden getroffen met het regionale budget. De nieuwe wet- en regelgeving van school naar duurzaam werk treedt naar verwachting 1 januari 2026 in werking.

Voor toeleiding van jongeren met psychische problematiek naar werk zijn ook nog twee andere regelingen beschikbaar: de IPS-regeling (ondersteuning vanuit de ggz bij begeleiding naar werk) en de ESB-regeling (ondersteuning middels bijscholing naar werk voor jongeren die als gevolg van onder andere psychische problematiek het onderwijs voortijdig verlaten). De ministeries van SZW en OCW stimuleren in het kader van de nieuwe wet- en regelgeving van school naar duurzaam werk de onderlinge samenwerking tussen scholen, Doorstroompunten en gemeenten met de ggz- en de ESB-instellingen. Ook verkennen we hoe we de verschillende wet- en regelgeving beter kunnen afstemmen om jongeren met psychische/meervoudige problematiek zo goed mogelijk te ondersteunen op school, terug naar school of naar werk, al dan niet via een leerwerktraject.

Verder wordt de inzet van beschut werk bevorderd door de extra middelen die daarvoor beschikbaar zijn gekomen in de Voorjaarsnota, € 35 miljoen in 2025, oplopend naar € 90 miljoen structureel. Hiermee kunnen met name ook kwetsbare jongeren aan werk worden geholpen.

Ten slotte, in het wetsvoorstel Participatiewet in balans, dat thans bij de Eerste Kamer ligt, zitten een aantal voorstellen die eraan bijdragen dat kwetsbare jongeren beter ondersteund kunnen worden richting werk. Zo maakt het wetsvoorstel het mogelijk dat jongeren, anders dan nu het geval is, ook in aanmerking komen voor de vrijlating van arbeidsinkomsten als ze naast hun uitkering in deeltijd aan het werk gaan. Verder kunnen jongeren ook in aanmerking komen voor de premie arbeidsinschakeling uit de Participatiewet. Nu kan dat niet.

Vraag 38

In 2024 bedroegen de kosten van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)-uitkeringen voor de Sociale Verzekeringsbank (SVB) € 455.079.000, een stijging van 12% ten opzichte van het voorgaande jaar. Wat is de raming van het ministerie voor de uitgaven aan AIO in de jaren 2030, 2035 en 2040?

Antwoord 38

De AIO-uitkeringslasten worden enkel binnen de begrotingshorizon geraamd. Voor latere jaren neemt de onvoorspelbaarheid van de uitgaven toe. Onderstaande tabel geeft de AIO-uitgaven voor de periode 2024-2030 weer. De AIO-uitgaven zijn onder andere afhankelijk van de ontwikkeling van de levensverwachting en demografie. Met name door een toename van het aantal AIO-huishoudens, laten de AIO-uitgaven een stijgende trend zien.

Tabel: Prognose uitgaven AIO, stand Voorjaarsnota 2025 (bedragen x € 1.000)

2024* 2025 2026 2027 2028 2029 2030
AIO 455.079 485.931 499.189 516.044 527.300 543.935 561.236

*Betreft realisatie

Vraag 39

Wat is het netto maandbedrag aan AOW (bij gebruik van loonheffingskorting) dat persoon A (geboren in 1955 in Nederland, levenslang woonachtig en werkend in Nederland, alleenstaand, geen aanvullend pensioen of woningbezit) ontvangt? Komt deze persoon in aanmerking voor AIO? Zo ja, wat zou de netto AIO-aanvulling per maand bedragen?

Vraag 40

Wat is het netto maandbedrag aan AOW (bij gebruik van loonheffingskorting) dat persoon B (geboren in 1955 in Marokko, woonachtig daar tot het 50e levensjaar, op 51-jarige leeftijd naar Nederland gekomen en parttime gewerkt, alleenstaand, geen aanvullend pensioen of woningbezit) ontvangt? Komt deze persoon in aanmerking voor AIO? Zo ja, wat zou de netto AIO-aanvulling per maand bedragen?

Vraag 41

Wat is het netto maandbedrag aan AOW (bij gebruik van loonheffingskorting) dat persoon C (geboren in 1955 in Nederland, op 20-jarige leeftijd geëmigreerd naar een land buiten Europa, keert in 2025 terug naar Nederland zonder spaargeld of andere inkomsten) ontvangt? Komt deze persoon in aanmerking voor AIO? Zo ja, wat zou de netto AIO-aanvulling per maand bedragen?

Antwoord 39, 40 en 41

In onderstaande tabel worden benaderingen gegeven voor de situaties van de personen A, B en C uit de bovengenoemde vragen. Het gaat om benaderingen waarin een inschatting is gemaakt van het aantal verzekerde jaren voor de AOW, het AOW-opbouwpercentage dat daaruit volgt (2% per jaar), de hoogte van de AOW-uitkering en de hoogte van de AIO-aanvulling die daarbij kan horen (aanvulling tot bijstandsnorm voor alleenstaanden vanaf de pensioengerechtigde leeftijd).

Hierbij is verondersteld dat er geen andere dan de in de vragen gegeven omstandigheden meespelen die de hoogte van de AOW of AIO ook zouden kunnen beïnvloeden. Dat is in de praktijk vaak anders (denk bijvoorbeeld aan zaken als andere inkomsten, pensioenvoorzieningen uit het buitenland, opgebouwd vermogen en kostendelers).

Casus Situatie Aantal verzekerde jaren tot aan pensionering bij 66 jaar en 7 maanden

AOW-opbouw-percentage

(2% per verzekerd jaar)

AOW-bedrag, netto per maand (excl. vakantiegeld) Aanvulling tot AIO-norm van € 1.426 netto per maand (excl. vakantiegeld)
A Maximale AOW-opbouw in Nederland 50 100% € 1.498 -
B Vanaf 51e jaar in Nederland AOW opgebouwd 15 30% € 449 € 977
C Vanaf 20e jaar naar buitenland en vanaf 70e jaar weer in NL 4 8% € 120 € 1.306

Vraag 42

Kunt u de 53.000 personen die in 2024 een AIO-aanvulling ontvingen uitsplitsen naar personen geboren in Nederland, personen die buiten Nederland zijn geboren, en personen met een verblijfsvergunning?

Antwoord 42

In 2024 waren er 72.733 personen met AIO en 54.465 huishoudens (stand ultimo 2024).

Van de 72.233 personen zijn er 63.584 geboren in het buitenland en 9.149 geboren in Nederland.

Van de 54.465 huishoudens zijn er 47.884 huishoudens waar het hele huishouden is geboren in het buitenland, 1.200 huishoudens waar de ene partner in het buitenland en de ander in Nederland is geboren en 5.381 waar het hele huishouden is geboren in Nederland.

Er zijn 1.225 huishoudens met 1 of meer statushouders en in totaal 1.699 statushouders als gerechtigden.

Vraag 43

Kunt u voor 2024 aangeven hoeveel personen respectievelijk € 0-2000, 2.001-4.000, 4.001-6.000, 6.001-8.000, 8.001-10.000, 10.001-12.000, 12.001-14.000, 14.001-16.000, 16.001-18.000, 18.001+ aan AIO hebben ontvangen (graag uitgesplitst in tabelvorm)?

Antwoord 43

AIO per jaar (in €) aantal gerechtigden
0 - 2000 16.111
2001 - 4000 16.831
4001 - 6000 15.182
6001 - 8000 11.020
8001 - 10000 8.203
10001 - 12000 6.464
12001 - 14000 2.191
14001 - 16000 1.176
16001 - 18000 1.205
18001 - -

Het gaat hier om alle gerechtigden die in 2024 minstens één AIO-betaling hebben ontvangen. De aantallen verschillen van het antwoord bij vraag 42, waar het om de stand in december 2024 ging.

Vraag 44

Zou er per kwartaal gerapporteerd kunnen worden over openstaande WIA-beoordelingen en de gemiddelde wachttijd?

Antwoord 44

UWV rapporteert drie maal per jaar over de uitvoering van zijn taken en bedrijfsvoering. Die rapportage bevat een kwantitatieve bijlage, waarin onder andere indicatoren zijn opgenomen over het aantal gedane beoordelingen, de uitkomst van die beoordelingen en het aantal wachtenden. De meest recente rapportage is gepubliceerd bij het UWV jaarverslag 2024.

Vraag 45

Op welke termijn zou er een structurele vereenvoudiging plaats kunnen vinden van de WIA-beoordelingssystematiek, met name het gebruik van het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS)/de functionele mogelijkhedenlijst (FML)?

Antwoord 45

Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de opvolging aan OCTAS (Kamerstukken II 2024/25, 26 448, nr. 799) is het vereenvoudigen van het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid een belangrijke ambitie voor de minister van SZW. Een maatregel die bijdraagt aan vereenvoudigen van de beoordelingssystematiek is bijvoorbeeld het structureel invoeren van ‘praktisch beoordelen’. Daarbij wordt voor mensen die naast hun uitkering werken, gekeken naar hoeveel zij verdienen ten opzichte van wat zij voor ziekte of beperking verdienden. Er wordt in die gevallen geen schatting met behulp van het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem gedaan.

OCTAS adviseert om de arbeidsdeskundige meer ruimte te geven ook functies te kiezen die beter passen bij (voorkeuren van) de persoon. Nu is het uitgangspunt dat gekeken wordt naar de functies (passend bij opleidingsniveau, werkervaring en vaardigheden) waarmee, gegeven dat wat de langdurige zieke werknemer volgens de functionele mogelijkhedenlijst nog kan, het meest verdiend kan worden. Daarmee zou het uitgangspunt van de beoordeling dus fundamenteel veranderen. Er zou een bepaalde mate van subjectiviteit toegevoegd worden aan de beoordeling. Dit alles maakt dat een dergelijke wijziging zeer zorgvuldig gewogen moet worden. In de fichebundel die is bijgevoegd bij de hierboven genoemde Kamerbrief over de opvolging aan OCTAS, is een fiche over veranderingen in het CBBS opgenomen. Daarin wordt een aantal minder vergaande ideeën geopperd, waaronder het verbeteren van de communicatie over wat het CBBS is en hoe de functies die uit het CBBS volgen geïnterpreteerd moeten worden. De doorlooptijd van een dergelijke aanpassing is ongeveer 6 tot 12 maanden. Het fundamenteler aanpassen van het uitgangspunt op basis waarvan functies worden geselecteerd, vergt hoogstwaarschijnlijk wetswijziging en daarmee een doorlooptijd van in ieder geval 2 jaar.

Vraag 46

Wanneer krijgt de Kamer informatie over de opvolging van de verkenning knelpunten WW?

Antwoord 46

Over de opvolging van de verkenning naar de knelpunten in de WW, in het kader van de vereenvoudiging van de WW, wordt uw Kamer nog voor het zomerreces geïnformeerd.

Vraag 47

Welke concrete maatregelen worden getroffen richting regio’s die structureel minder dan 90% van hun ontschot budget benutten?

Antwoord 47

De aanpak van regionale mobiliteitsteams is, vanwege het einde van de Tijdelijke Regeling Aanvullende Dienstverlening, per 1 januari 2025 gestopt. Daarmee is ook het ontschot budget voor de regionale mobiliteitsteams per 1 januari 2025 ten einde gekomen en kunnen geen maatregelen getroffen worden om het beschikbare budget te benutten. De gerealiseerde dienstverlening door de Regionale Mobiliteitsteams is met 2 evaluaties onderzocht, waarvan de laatste op 20 februari jl. door de minister van SZW aan de Tweede Kamer is aangeboden (bijlage bij Kamerstukken II 2024/25, 26 448, nr. 802).

Vraag 48

Constaterende dat bijna 10% van de uitvoeringskosten van de SVB werd besteed aan de uitvoering van AIO-uitkeringen, hoeveel fte zijn werkzaam op de uitvoering, het onderzoek en het beleid rondom de AIO? Welk bedrag wordt jaarlijks besteed aan externe onderzoeksbureaus die in binnen- en buitenland onderzoek doen naar fraude met de AIO?

Antwoord 48

In 2024 waren circa 167 fte direct werkzaam aan de uitvoering van de AIO-uitkeringen. Van het aantal fte werkzaam op onderzoek en beleid worden geen cijfers bijgehouden. Onderzoek naar fraude met de AIO in binnen- en buitenland gebeurt binnen de interne afdeling Preventie & handhaving. Er worden vrijwel geen externe bureaus ingeschakeld.

Het is daarbij goed om op te merken dat onder ‘uitvoeringskosten AIO’ ook indirecte en aanverwante kosten worden verantwoord, zoals het klantencontactcentrum.

Vraag 49

Hoe verklaart u het verloop van de werkloosheidscijfers bij de tweede generatie personen met een Marokkaanse achtergrond, namelijk 9% in 2021, 6% in 2022 en opnieuw 9% in 2023?

Antwoord 49

Op basis van de beschikbare informatie kan niet met zekerheid geduid worden waarom de werkloosheid onder de Nederlanders met een tweede generatie Marokkaanse migratieachtergrond na een daling in 2022 steeg in 2023. Om hier wel inzicht in te krijgen is een uitgebreid aanvullend onderzoek nodig. In algemene termen kan wel aangegeven worden dat:

  • de werkloosheid bij alle herkomstgroepen fluctueert. Zo zagen we bijvoorbeeld bij de Nederlanders met een tweede generatie Surinaamse achtergrond een scherpe daling van werkloosheid in 2021, gevolgd door een stijging in 2022 en weer daling in 2023. Tegelijkertijd zagen we bij verschillende andere groepen, waaronder de tweede generatie Nederlanders met een Marokkaanse achtergrond, juist een omgekeerd beeld van daling van werkloosheid in 2022 en stijging in 2023. Een mogelijke verklaring voor deze fluctuaties zouden de kleine aantallen kunnen zijn: de werkloosheid wordt door het CBS bepaald op basis van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) en hoe specifieker een groep wordt (zoals de tweede generatie uit een specifiek herkomstland) des te kleiner het aantal geënquêteerden er is en des te groter de kans op fluctuaties in de jaar op jaar enquête-uitkomsten die in de werkelijkheid niet per se (zo groot) hoeven te zijn.

  • de werkloosheid structureel hoger ligt bij de Nederlanders met migratieachtergrond dan zonder migratieachtergrond. De Werkagenda Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA), die een bijdrage levert aan de doelen van de Actieagenda Integratie en Open en Vrije Samenleving, is erop gericht om deze en andere achterstanden op de arbeidsmarkt te verminderen en gelijke kansen te bieden voor iedereen.

Vraag 50

Hoeveel procent van de personen die een remigratie-uitkering aanvragen, keert daadwerkelijk terug naar het buitenland? Wat is het geboorteland van de aanvragers van de remigratie-uitkering? Naar welk land keert de aanvrager terug bij gebruik van de remigratie-uitkering?

Antwoord 50

Vooropgesteld kan worden dat sinds de wetswijziging van 2014, waarbij de toelatingseisen om in aanmerking te komen voor een remigratie uitkering werden verscherpt, het aantal aanvragen enorm is gedaald, zodat de afgelopen drie jaar het aantal personen dat daadwerkelijk teruggekeerd is naar het buitenland met een remigratie uitkering, ook veel minder is, zie tabel hieronder.

Jaar Aantal aanvragen Aantal toekenningen % toekenningen
2022 245 128 53%
2023 201 99 49%
2024 200 93 46%

Onderstaande tabellen geven de top 4 grootste groepen aanvragers weer naar herkomstland en jaar van aanvraag. De grootste groep van aanvragers wordt gevormd door personen die als herkomstland Turkije, Suriname, Marokko en de (landen uit de) Balkan hebben. Daarnaast is er nog een kleine groep overig uit andere landen.

Jaar
2022 Turkije 78
2022 Suriname 14
2022 Balkan 13
2022 Marokko 9
2022 Overig 14
Totaal 128
Jaar
2023 Turkije 45
2023 Balkan 26
2023 Suriname 11
2023 Marokko 10
2023 Overig 7
Totaal 99
Jaar
2024 Turkije 43
2024 Balkan 24
2024 Marokko 11
2024 Suriname 8
2024 Overig 7
Totaal 93

Sinds 2014 is het voor personen die gebruik maken van de remigratie uitkering slechts mogelijk om naar het land van herkomst te remigreren. Vanaf 1 januari 2025 zijn er geen nieuwe aanvragen meer mogelijk voor een remigratie uitkering, omdat de Remigratiewet uit gefaseerd is.

Vraag 51

Wat is de exacte planning voor het beëindigen van de tekortkomingen in het financieel beheer van Caribisch Nederland?

Antwoord 51

Vanaf 2016 heeft het ministerie van SZW een onvolkomenheid op het financieel beheer bij de RCN-unit SZW. Deze onvolkomenheid is ondanks de inspanningen van de medewerkers van zowel de RCN-unit SZW als het ministerie van SZW nog niet opgelost. De taak die de RCN-unit SZW heeft, is namelijk complex en omvangrijk en anders dan de uitvoering van de sociale zekerheid in Europees Nederland, terwijl de kaders wel op Europees Nederlandse leest geschoeid zijn. Ik wil, naar aanleiding van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer in het ‘Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid’, dit jaar graag tot werkbare kaders voor de bedrijfsvoering komen, die passend zijn bij de context van Caribisch Nederland. Op deze wijze hoop ik verdere voortgang te maken in het adresseren van deze onvolkomenheid. Daarnaast ga ik door met het ingezette verbeterplan, zodat het huidige verouderde ICT-landschap de komende jaren wordt vervangen en het financieel beheer via deze weg beter in control komt. De complexiteit van dit traject maakt dat de doorlooptijd meerdere jaren beslaat. Ik heb er vertrouwen in dat dit de komende jaren gaat bijdragen aan een verbeterd financieel beheer.

Vraag 52

Wat is de reden dat alleenstaanden er in 2024 op achteruit gingen?

Antwoord 52

In de boxplot hebben de alleenstaanden in 2024 een gerealiseerde mediane koopkrachtontwikkeling van 2,6%. Wel hebben alleenstaande sociale minima en alleenstaande AOW’ers in de voorbeeldhuishoudens een negatieve gerealiseerde koopkrachtontwikkeling. Dat hangt samen met de energietoeslag. In 2023 konden huishoudens met een laag inkomen aanspraak maken op een energietoeslag. In 2024 is dat niet meer het geval. Zonder het verlies van het bedrag aan energietoeslag in 2024 zou hun koopkrachtontwikkeling positief zijn. Dit illustreert de keerzijde van incidentele koopkrachtmaatregelen: in het jaar van de incidentele maatregel is sprake van een positief effect op de koopkracht, maar het jaar daarop vindt een spiegelbeeldig negatief effect op de koopkracht plaats.

Vraag 53

Kunt u een overzicht maken waarin de koopkrachteffecten van de voorbeeldhuishoudens voor 2024 (gerealiseerd) en voor 2025 (raming) naast elkaar worden gezet?

Antwoord 53

In onderstaande tabel staat de koopkrachtontwikkeling van de voorbeeldhuishoudens in 2024 (ten opzichte van 2023) en de geraamde koopkrachtontwikkeling van de voorbeeldhuishoudens in 2025 (ten opzichte van 2024). Voor beide jaren zijn de koopkrachtontwikkelingen op basis van het Centraal Economisch Plan (CEP) 2025 van het CPB en zijn dus voor de voorjaarsbesluitvorming.7

Tabel: koopkrachtcijfers voorbeeldhuishoudens voor 2024 en 2025

Koopkrachtcijfers 2024 2025
Werkenden:
Alleenverdiener met kinderen
modaal 5,0% 1,2%
2 x modaal 4,2% 0,5%
Tweeverdieners
modaal + ½ x modaal met kinderen 4,8% 1,0%
2 x modaal + ½ x modaal met kinderen 3,0% 0,9%
2½ x modaal + modaal met kinderen 3,1% 1,2%
modaal + modaal zonder kinderen 3,6% 1,5%
2 x modaal + modaal zonder kinderen 3,0% 1,3%
Alleenstaande
minimumloon 3,0% 1,2%
modaal 3,6% 1,5%
2 x modaal 2,7% 1,1%
Alleenstaande ouder
minimumloon 4,5% 0,9%
modaal 5,7% 0,4%
Niet-werkenden
Sociale minima
paar met kinderen 4,3% 0,9%
alleenstaande -4,3% 1,4%
alleenstaande ouder 1,9% -0,1%
AOW (alleenstaand)
(alleen) AOW -2,8% 0,8%
AOW +10000 1,7% 0,9%
AOW (paar)
(alleen) AOW -1,4% 1,5%
AOW +10000 1,9% 0,7%
AOW +30000 2,6% 0,0%

Bron: SZW-berekeningen op basis van Centraal Economisch Plan (CEP) 2025 van het CPB en

VWS-raming van zorgpremies


  1. LSA’s 2019: https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-10172-2019-INIT/nl/pdf; pag 13;

    LSA’s 2020: https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-8438-2020-REV-1/nl/pdf; pag. 16.;

    en LSA’s 2022: https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9766-2022-INIT/nl/pdf ; pag. 22.↩︎

  2. https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-8132-2025-ADD-1/nl/pdf; pag. 55-59.↩︎

  3. Bron: Significant APE, Niet-gebruik inkomensondersteunende regelingen SZW. Een synthesestudie, 27 januari 2023 (p. 20), waaruit overigens volgt dat deze categorische indeling aan eerder onderzoek is ontleend.↩︎

  4. Hiervan is € 167 miljoen toegekend en € 225 miljoen voorwaardelijk toegekend.↩︎

  5. Hiervan is € 152,6 miljoen toegekend en € 57,4 miljoen voorwaardelijk toegekend.↩︎

  6. Verschil tussen de gerealiseerde uitgaven in het Jaarverslag↩︎

  7. De koopkrachtcijfers uit het CEP zijn op basis van de voorjaarsbesluitvorming niet bij te werken. Koopkrachtcijfers namelijk bevatten een raming van de lonen en de prijzen. Naast de macro-economische onzekerheden, bijvoorbeeld voortvloeiend uit de internationale situatie, hebben de maatregelen uit de Voorjaarsnota invloed op de hoogte van de geraamde lonen en prijzen. Zo schrapt het kabinet de btw-verhoging op cultuur, media en sport en verlaagt de energiebelasting. Tevens worden de sociale huren voor twee jaar bevroren. Deze maatregelen beïnvloeden de ontwikkeling van de prijzen (inflatie). De bevriezing van de sociale huren beïnvloedt ook de hoogte van de totale huurontwikkeling. Het CPB heeft in de ‘budgettaire analyse van de Voorjaarsnota 2025’ de zogenaamde macro-economische doorwerking van de maatregelen buiten beschouwing gelaten. Deze macro-economische doorwerking behelst onder andere de doorwerking van de maatregelen op de inflatie.↩︎