Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Staat van de rijksverantwoording 2024 (Kamerstuk 36740-3)
Financieel Jaarverslag van het Rijk 2024
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2025D26913, datum: 2025-06-10, bijgewerkt: 2025-06-11 11:48, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.C. Sneller, voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven (D66)
- Mede ondertekenaar: R.A. van der Steur, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36740 -5 Financieel Jaarverslag van het Rijk 2024.
Onderdeel van zaak 2025Z11724:
- Indiener: P.J. Duisenberg, president van de Algemene Rekenkamer
- Voortouwcommissie: commissie voor de Rijksuitgaven
- 2025-06-12 14:22: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Geachte heer Bosma,
Hierbij bieden wij u onze antwoorden aan op de door de Vaste commissie voor de Rijksuitgaven gestelde vragen over het rapport Staat van de rijksverantwoording 2024.
Algemene Rekenkamer
Pieter Duisenberg,
president
Cornelis van der Werf,
secretaris
Antwoorden Algemene Rekenkamer bij vragen van de Tweede Kamer over het rapport Staat van de rijksverantwoording 2024 (Kamerstuk 36740, nr. 3).
Vraag 1
Heeft de Algemene Rekenkamer voorbeelden van tekortkomingen in het huidige controlebestel?
Het grootste voorbeeld qua financiële omvang was voor de coronamaatregel Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) over het jaar 2021. Dit betrof € 7,9 miljard aan TVL-verleningen (aangegane verplichtingen), € 5,4 miljard aan voorschotten (uitgaven) en € 2,7 miljard aan afgerekende voorschotten aan ondernemers. In ons onderzoek stelden wij vast dat noch de interne beheersing noch de accountantscontrole ons voldoende zekerheid kon verschaffen over de juistheid en rechtmatigheid van de verlening, bevoorschotting en vaststelling van de subsidies voor de TVL.1
Een van de door de Algemene Rekenkamer gesignaleerde gebreken bij de verantwoording van de TVL-subsidies betrof de accountantscontrole daarop door de Auditdienst Rijk (ADR). Wij moesten bezwaar maken, mede omdat we onvoldoende hebben kunnen steunen op de door de ADR uitgevoerde werkzaamheden op deze omvangrijke geldstromen. Daarom hebben wij samen met (destijds) het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) − in het bijzonder de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) − na het maken van bezwaar veel aanvullende controlewerkzaamheden moeten uitvoeren om voldoende zekerheid te krijgen over de rechtmatigheid van deze geldstromen. Wij hebben moeten concluderen dat de controlewerkzaamheden van de ADR op de verantwoording van de rechtmatige aanwending van de TVL-gelden naar ons oordeel tekort schoten. Ook signaleerden wij dat de ADR ons niet voldoende heeft meegenomen bij de vraagstukken die in de eindfase van deze controle naar voren kwamen.2
De meest opvallende situatie waarin de Algemene Rekenkamer een andere conclusie trok over de rechtmatigheid was bij de Catshuisregeling van de hersteloperatie. De ADR keurde destijds het jaarverslag van de minister van Financiën over 2022 goed waarin niet stond dat de betreffende uitgaven onrechtmatig waren (omdat het parlement de regeling niet vooraf had goedgekeurd). De Rekenkamer heeft op Verantwoordingsdag aan de Kamer gemeld dat deze uitgaven onrechtmatig waren. Het ging om € 926 miljoen aan publiek geld.3
Wij kwamen ook tot een ander oordeel over de rechtmatigheid van decentralisatie-uitkeringen aan medeoverheden (€ 1,8 miljard tussen 2018 en 2020) waar ministers − in strijd met de wet − voorwaarden aan hadden verbonden.4
Voorbeelden waarvan de ADR door onvoldoende controle van de departementen een rol krijgt in de administratie en niet enkel controleert, zagen we dit jaar bij het bezwaar dat we hebben gemaakt over het financieel beheer van het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ). De (financiële) administratie van verplichtingen en voorschotten schoot in 2024 ernstig tekort. Er is vanuit het financiële systeem (SAP) geen inzicht in en controle van de verplichtingen en voorschotten mogelijk. Hierdoor heeft de minister geen goed zicht op hoeveel en welke verplichtingen hij is aangegaan, noch welke voorschotten hij precies heeft verstrekt met publiek geld. Hierdoor was het ook niet mogelijk om de financiële overzichten in het Jaarverslag 2024 tijdig op te stellen en kon de controle daarvan niet op tijd plaatsvinden. Het Jaarverslag 2024 is vertraagd opgeleverd. Bovendien was forse ondersteuning van de ADR nodig om de juiste correcties aan te brengen in de financiële overzichten.5
Hoe hardnekkig deze problemen kunnen zijn, zien we bij de uitkeringen in Caribisch Nederland. Hier bestaat al sinds 2016 het probleem dat Rijksdienst Caribisch Nederland - Unit SZW niet altijd weet of de mensen die een uitkering krijgen hier wel recht op hebben. Bij de jaarlijkse controle van de ADR zoekt de ADR zelf de dossiers bij elkaar om voldoende bewijs te vinden voor de rechtmatigheid van de uitgaven en vervolgens certificeert de ADR zelf deze bijeengezochte dossiers. De ADR compenseert hier dus de controle van de betreffende organisatie.6
Vraag 2
Is de Algemene Rekenkamer nog steeds van mening dat niet duidelijk is voor de Kamer waar de vrije ruimte zit op de begroting, de zogenaamde budgetflexibiliteit?
In ons onderzoek Ruimte in de ramingen: meerjarenramingen onderzocht (2021) hebben we de informatie beoordeeld die het parlement ontvangt over de flexibiliteit van budgetten.7 We concludeerden dat het parlement maar beperkt zicht heeft op de flexibele ruimte die beschikbaar is voor alternatieve budgettaire keuzes, vooral op de middellange termijn. Om beter zicht te krijgen op de begrotingsruimte deden we verschillende aanbevelingen. Zo bevalen we het parlement aan om jaarlijks een raming nader te onderzoeken en bevalen we de minister van Financiën aan om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om het meerjarig inzicht in de begrotingsruimte te verbeteren. In het verantwoordingsonderzoek over 2024 hebben we de informatie die het parlement ontvangt over de budgetflexibiliteit niet opnieuw onderzocht.
Vraag 3
Welke berekeningswijze van de NAVO-norm vindt de Algemene Rekenkamer logisch? En waarom is het volgens u niet logisch dat de NAVO-norm wordt berekend volgens de berekeningswijze van de NAVO? (Blz. 17)
Het is niet aan de Algemene Rekenkamer om hierover een uitspraak te doen. Ons punt is dat er consistent en transparant gerapporteerd dient te worden in het jaarverslag, dat een verantwoordingsdocument is voor het Nederlandse parlement. Als de consistentie wordt doorbroken, moet het parlement hier duidelijk over worden geïnformeerd. Zo’n eventuele trendbreuk moet goed onderbouwd worden. Het is dan ook zaak dat voor de toekomst de minister van Defensie − met goedkeuring van het parlement − het percentage, de definitie ervan (wat er exact onder valt) en de berekeningswijze van de norm vaststelt.
Vraag 4
Wat wordt bedoeld met “weinig zichtbare resultaten”? Wordt hiermee bedoeld dat er geen resultaten zijn? Of wordt bedoeld dat ze niet zichtbaar zijn gemaakt in de verantwoordingsstukken omdat ze daarin niet zijn opgenomen? (Blz. 23)
De woorden “weinig zichtbare resultaten” hebben beide mogelijke betekenissen. We hebben in veel gevallen geen informatie over concrete resultaten kunnen vinden, maar ook was er in veel gevallen – waar deze informatie wel aanwezig was – sprake van resultaten die ondermaats waren ten opzichte van het doel.
Vraag 5
Uit 10 onderzoeken naar beleidsresultaten blijkt dat er één onderzoek is waarbij de minister de doelen haalt, te weten de minister van LVVN met betrekking tot deelname aan de beëindigingsregeling, maar het uiteindelijk resultaat van het beleid zou toch moeten zijn stikstofreductie c.q. bijdrage aan de oplossing van de stikstofproblematiek? In hoeverre is dat gebeurd en zou dat niet het echte resultaat moeten zijn? Waarom wordt dan in dit onderzoek gesteld dat hier het doel behaald is? (Blz. 30)
In het onderzoek naar de beëindigingsregelingen hebben wij gekeken naar de aanvragen die in 2023 en 2024 zijn binnengekomen voor de Lbv en Lbv-plus. Voor de Lbv-plus was de verwachting van de minister dat er 600 aanvragen zouden worden gedaan. Dit zijn er 921 geworden. Op basis van deze bevinding schrijven we dat het doel van de Lbv-plus gehaald is. Het klopt dat het uiteindelijk doel is om de depositie van stikstof te reduceren. In ons onderzoek doen wij daar geen uitspraak over omdat onduidelijk is hoeveel reductie werd beoogd met deze regelingen, hiervoor was door de minister geen doel geformuleerd.
Een consortium van PBL, RIVM en WUR doet wel onderzoek naar de depositie van stikstof. Zo analyseert het onder meer de verwachte effecten van voorgenomen natuur- en stikstofbronmaatregelen op de natuur en brengt hierover om de 2 jaar een rapport uit. Het meest recente rapport is op 28 februari 2024 uitgebracht.8
Algemene Rekenkamer (2022), Ministerie van Economische Zaken en Klimaat XIII: Rapport bij het jaarverslag 2021, p. 16 e.v.↩︎
Algemene Rekenkamer (2022), Brief aan de minister van Financiën inzake Opheffen bezwaar bij begrotingshoofdstuk Economische Zeken en Klimaat (XIII) d.d. 12 mei 2022.↩︎
Algemene Rekenkamer (2022), Ministerie van Financiën en Nationale Schuld IX: Rapport bij het jaarverslag 2021, p. 17 e.v.↩︎
Algemene Rekenkamer (2021), Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties VII: Rapport bij het jaarverslag 2020, p. 30 e.v.↩︎
Algemene Rekenkamer (2025), Ministerie van Buitenlandse Zaken V: Rapport bij het jaarverslag 2024, p. 5, 30, 31.↩︎
Algemene Rekenkamer (2025), Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid XV: Rapport bij het jaarverslag 2024, p. 46, 47; Algemene Rekenkamer (2017), Resultaten Verantwoordingsonderzoek 2016: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid XV, Rapport bij het jaarverslag, p. 20 e.v.↩︎
Algemene Rekenkamer (2021), Ruimte in de ramingen: meerjarenramingen onderzocht.↩︎
Planbureau voor de leefomgeving (2024), Voortgang stikstofbronmaatregelen en verwachte effecten in 2030.↩︎