Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2024 (Kamerstuk 36740-XIII-1)
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2025D26997, datum: 2025-06-10, bijgewerkt: 2025-06-10 17:33, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken (VVD)
- Mede ondertekenaar: H.W. Krijger, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z11777:
- Indiener: E. Heinen, minister van Economische Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- 2025-06-19 12:00: Jaarverslag van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken
- 2025-07-01 16:45: Procedurevergadering vaste commissie voor Economische Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Klimaat en Groene Groei, de antwoorden op de vragen van de commissie Economische Zaken bij het Jaarverslag [36740-XIII-1] en de Slotwet [36740-XIII] van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, ingezonden op 28 mei 2025. Ook zend ik u hierbij de antwoorden op de vragen die tijdens de V-100 zijn geformuleerd over de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland [2025Z10822], ingezonden op 30 mei 2025.
Hoogachtend,
E. Heinen
Minister van Economische Zaken
36740-XIII-1
1
Hoe verklaart u de onderuitputting van 1,2 miljard euro bij het
departement? Waar had dit aan uitgegeven moeten worden?
Antwoord
De onderuitputting op de EZK-begroting van 1,2 miljard in totaal heeft verschillende oorzaken. Zo is vertraging opgetreden bij de versterkingsoperatie in Groningen (onder meer doordat minder adressen zijn versterkt dan eerder verwacht), is de nadeelcompensatie voor de eigenaren van kolencentrales niet uitbetaald (vanwege het uitblijven van een definitief staatssteunoordeel van de Europese Commissie), zijn terugontvangsten verwerkt voor de SDE-regelingen (vanwege te hoog vastgestelde voorschotten) en bleken voor de Tegemoetkoming Energiekosten minder aanvragen gedaan dan verwacht. Ook is een minder groot beroep gedaan op de IKC ETS-regeling en zijn projecten binnen de DEI-regeling vertraagd.
Daarnaast zijn minder uitgaven gedaan voor projecten die gefinancierd worden uit het Nationaal Groeifonds (Groenvermogen, Circulaire Plastics, Waterstofhubs) of het Klimaatfonds (ISDE en uitvoeringskosten klimaat medeoverheden). Dit hangt grotendeels samen met vertraging in de uitvoering, waardoor veel van deze uitgaven in latere jaren nog wel dienen plaats te vinden.
Grootste posten met onderuitputting in 2024 (bedragen in € duizenden) | Bedrag | Als percentage van de vastgestelde ontwerpbegroting 2024 |
---|---|---|
Groningen | -451.141 | -6,5% |
SDE- domein | -855.911 | -12,4% |
Nationaal Groeifonds projecten EZK | -411.999 | -5,9% |
Klimaatfondsmiddelen EZK | -136.801 | -2,0% |
Energiemaatregelen | -48.410 | -0,7% |
Indirecte kostencompensatie ETS | -38.689 | -0,6% |
PPS- toeslag | -24.182 | -0,3% |
Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) | -23.134 | -0,3% |
Diverse ontvangsten artikel 4 | -22.225 | -0,3% |
Overige maatregelen en tegenvallers | 836.254 | 12,1% |
Totaal | -1.176.238 | -17,0% |
2
Waarom is de accijnskorting destijds uit het Nationaal Groeifonds gehaald? Wordt deze bezuiniging op de middelen van EZ op een andere manier gecompenseerd?
Antwoord
De dekking voor de accijnskorting is destijds op aangeven van de Tweede Kamer uit het Nationaal Groeifonds (NGF) gehaald. Bij de behandeling van het Belastingplan 2024 heeft de Tweede Kamer ingestemd met amendement Erkens c.s. (kst-36418-83), waarmee besloten werd om de geplande accijnsverhoging op benzine, diesel en LPG per 1 januari 2024 niet door te laten gaan en daarvoor 1,2 miljard euro uit de nog onbestemde middelen van het NGF te halen. Dit is niet op een andere manier gecompenseerd.
3
Wat is uw opvatting over de vele regelingen die het departement heeft en de samenhang hiertussen? Ziet u mogelijkheden om regelingen meer integraal aan te vliegen en de samenhang en regie hierop te verbeteren?
Antwoord
Het ministerie van Economische Zaken heeft verschillende instrumenten, zowel sector specifiek als generiek. Deze instrumenten zijn er op gericht om het verdienvermogen, arbeidsproductiviteit en de economische groei van Nederland te waarborgen door verschillende type knelpunten –marktfalen— te adresseren.
De verschillende regelingen worden periodiek geëvalueerd waarbij ook de samenhang wordt bekeken. Recent is in het IBO “kies voor baten” gekeken naar de samenhang tussen financieringsinstrumenten. Daarnaast zijn er dit jaar periodieke rapportages van het EZ innovatiebeleid en ondernemerschapsbeleid waarin de samenhang centraal staat. De Kamer wordt in het najaar over de uitkomsten van deze periodieke rapportages geïnformeerd.
4
Hoe verklaart u de structurele vertraging met investeringen, bijvoorbeeld via het Toekomstfonds? Wat gaat u doen om middelen die beschikbaar zijn om te investeren ook daadwerkelijk uit te geven?
Antwoord
Het doen van investeringen, bijvoorbeeld op het gebied van risicokapitaal en vroege fase-ondersteuning voor innovatieve bedrijven zoals via het Toekomstfonds gebeurt, gaat altijd gepaard met onzekerheden en langere looptijden dan één begrotingsjaar. De uitgaven worden gedaan op een manier die aansluit bij de financieringsbehoefte van de markt en bedrijven, en sluiten daarom niet altijd aan op de verwachte raming in de begroting. Het vraag-gestuurde karakter van de verschillende regelingen betekent dat financiering zich niet altijd materialiseert in het jaar waarin het werd voorzien. Waar mogelijk wordt het budget naar latere jaren op de EZ-begroting geschoven om volgens de doelstelling van het Toekomstfonds beschikbaar te blijven voor deze regelingen. Bij de Ontwerpbegroting 2025 zijn alle ramingen op het Toekomstfonds volledig herzien om deze aan te laten sluiten bij de verwachte financieringsbehoefte voor de komende jaren. Bij de 1e suppletoire begroting 2025 zijn deze ramingen weer bijgesteld op basis van de dan bekende uitvoeringsinformatie en de verwachte uitgaven voor de komende jaren. Het periodiek bijstellen van de ramingen geeft het meest nauwkeurige beeld van het uitgavenritme op dat moment. Het schuiven van middelen is dan ook niet symptomatisch voor een gebrek aan investeringsmogelijkheden of een verminderde impact, maar zorgen voor aansluiting van de begroting bij de werkelijkheid van de regelingen en de fondsen die ermee worden gefinancierd.
5
Hoe verklaart u de stijgende apparaatskosten van het departement? Hoe verhoudt dit zich tot de ambities van het kabinet om te bezuinigen op de apparaatskosten van de overheid in zijn geheel?
Antwoord
De afgelopen jaren is de aandacht voor verschillende onderdelen van het EZK-beleidsterrein, waaronder voor energie- en klimaatbeleid en de hersteloperatie in Groningen geïntensiveerd. Niet alleen de beleidsmiddelen zijn hiervoor toegenomen, maar ook de apparaatsmiddelen zowel bij het kerndepartement als bij diverse uitvoerings- en toezichtsorganisaties, waaronder de Autoriteit Consument en Markt (ACM), de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). In het jaarverslag is te zien dat de personele uitgaven zijn gestegen van € 220 miljoen in 2020 naar € 552 miljoen in 2024.
De apparaatstaakstelling, geïntroduceerd door kabinet-Schoof, is met ingang van het begrotingsjaar 2025 in de begroting verwerkt. In het begrotingsjaar 2024 was deze taakstelling nog niet van toepassing. Ook worden de apparaatsmiddelen voor de uitvoering van het beleid op het terrein van Herstel Groningen in de eerstvolgende ontwerpbegroting overgeheveld naar BZK; voor de apparaatsmiddelen voor de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) is dat reeds gebeurd in de ontwerpbegroting 2025 (per 2025). In de eerste suppletoire begroting 2025 van EZ/KGG is te zien dat de personele uitgaven in 2030 worden geraamd op € 335 miljoen.
6
Bestaan er concrete plannen om de externe inhuur op het kerndepartement en andere organisaties die in tabel 105 zijn genoemd terug te dringen? Zo ja, kunnen deze concrete plannen worden bijgevoegd bij de beantwoording?
Antwoord
Om in te zetten op een daling van de externe inhuur is een aantal maatregelen genomen. Zo is bij het kerndepartement in verband met de apparaatstaakstelling, het budget voor externe inhuur verlaagd. Een groot deel van de externe inhuur gebeurt bij verschillende taakorganisaties, zoals de Dienst ICT Uitvoering (DICTU), RDI, NCG en IMG, die te kampen hebben met arbeidskrapte voor specifieke expertise of een significant aandeel tijdelijke werkzaamheden. DICTU is onder andere bezig met het implementeren van de sourcing strategie, die is bedoeld om de opdrachten waar nodig uit te besteden. Dit zal op termijn resulteren in lagere inzet op extern personeel en RVO zal bijvoorbeeld bij een daling in de omvang van het opdrachtenpakket in eerste instantie streven naar een afname van inzet van externe inhuur. RDI heeft nieuwe opdrachten die veel specialistische kennis vragen. Deze kennis en grote groei vangt de RDI gedeeltelijk op met externe inhuur. De opdrachten van de RDI die al ingebed zijn in de organisatie kennen een veel lager percentage inhuur omdat deze vorm van inhuur alleen ingezet wordt voor vervanging van langdurig verzuim of ouderschapsverlof.
Zowel de ACM als SodM streven ernaar de Roemernorm te behalen. Echter, de krappe arbeidsmarkt voor hun hooggespecialiseerde expertise bemoeilijkt dit. De ACM zoekt specifiek naar juridische, economische en technische professionals, terwijl SodM behoefte heeft aan zeldzame mijnbouw- en geologie-expertise voor vaste aanstellingen. Het doel is en blijft om deze essentiële functies te vervullen met ambtenaren.
36740-XIII
1
Wat is de reden voor de vertraging in de uitvoering die
resulteert in de onderuitputting van €51 miljoen van het
verplichtingsbudget voor het Nationaal Groeifondsproject AINed?
Antwoord
De reden bij AiNed dat € 51 miljoen niet meer in 2024 kon worden verplicht, heeft in belangrijke mate te maken met de realisatie van de actielijnen Innovatielabs en Leergemeenschappen. De selectie van voorstellen voor beide actielijnen is wel in 2024 afgerond, maar het daadwerkelijk verplichten en beschikken van de subsidie voor acht geselecteerde projectvoorstellen kon niet meer voor het einde van 2024 worden afgerond en wordt in 2025 gedaan.
2
Kan de oorzaak ‘vertraging in de uitvoering’ verder worden uitgelegd als reden dat het kasbudget voor de Nationale Groeifonds-projecten AINed en het Nationaal Onderwijslab (NOLA) € 21,7 miljoen niet is gerealiseerd?
Antwoord
Verschillende factoren veroorzaken de 'vertraging in de uitvoering' voor het Nationaal Onderwijslab AI (NOLAI). De latere vervulling van vacatures en minder ‘teachers in residence’ heeft geleid tot lagere kosten dan begroot. Omdat projecten later zijn gestart vallen zowel de salaris als uitvoeringskosten lager uit dan gepland. Er zijn minder co-creatieprojecten gestart dan begroot om de kwaliteit van de projecten te waarborgen; zo kunnen de projectvoorstellen in 2025 verder ontwikkeld en uitgewerkt worden. Tenslotte vielen de kosten van de co-creatieprojecten die wel zijn gestart, lager uit dan verwacht. De doelstellingen en de investeringen in NOLAI blijven de komende jaren van kracht.
2025Z10822
1
Hoe gaat u er bij aanbestedingen en subsidies voor zorgen dat het (klein) Nederlands mkb beter mee kan doen? Welke vereisten aan subsidies of aanbestedingen kunt u verruimen/veranderen en welke mogelijkheden ziet u om de administratieve lasten zo te verlagen dat er 50% minder mensuren in gaat zitten en het gebruik door het mkb met 25% toeneemt in de komende vier jaar?
Antwoord
RVO bedient ondernemend Nederland in den brede. Afhankelijk van het doel van een regeling is deze specifiek voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) of breder voor alle ondernemers in Nederland toegankelijk. RVO streeft ernaar die regelingen zo eenvoudig mogelijk toegankelijk te maken. Dat doet ze onder andere door de inzet van regelhulpen.
Daarnaast is in 2023 de Actieagenda MKB-dienstverlening geïntroduceerd, een plan van de Nederlandse overheid om de dienstverlening aan MKB te verbeteren. Het doel is om het MKB beter te ondersteunen bij het realiseren van hun bedrijfsdoelen en om hun groei te stimuleren. RVO neemt deel aan de MKB-actieagenda en investeert in het nog beter aanbieden en organiseren van de dienstverlening voor ondernemers.
Het MKB heeft hierbij vooral behoefte aan een snel besluit over toekenning, inzicht in de diverse mogelijkheden en een overzicht van de verschillende formulieren voor verschillende aanvragen.
Daarnaast verstevigt RVO de samenwerking met de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s).
2
Hoe waarborgt u dat RVO effectief uitvoering geeft aan subsidieregelingen voor innovatie ondanks dat effectieve uitvoering afhankelijk is van de medewerking van gemeenten, terwijl zij de noodzaak of hun rol hierin niet erkennen?
Antwoord
Bij het ontwerp van regelingen worden altijd alle stakeholders betrokken en geïnformeerd, indien daar sprake van is worden ook decentrale overheden, zoals gemeenten betrokken. De opdrachtgever heeft hierin ook een verantwoordelijkheid als blijkt dat in de uitvoering andere overheidslagen een rol hebben. RVO verstuurt maandelijks een nieuwsbrief aan decentrale overheden waarin subsidieregelingen en nieuwe ontwikkelingen onder de aandacht worden gebracht. Daarnaast heeft RVO regio liaisons die in de regio aanspreekpunt zijn voor de dienstverlening vanuit RVO. De liaisons helpen bij articulatie van (innovatie)vraagstukken van decentrale overheden, zoals gemeenten en koppelen daar de juiste inhoudelijke expertise aan vanuit RVO. RVO huisvest ook een aantal expert-pools (o.a. Expertpool NP-RES, Helpdesk ZON, Helpdesk Wind op Zee, NPLW, E-hubs) waar decentrale overheden gericht kennis en expertise kunnen uitvragen.
3
Wanneer gaat u, in het licht van de aangenomen motie-Schonis c.s. (Kamerstuk 35 300-A, nr. 43), er toezicht op houden dat hier ook uitvoering aan wordt gegeven? RVO houdt toezicht op de regeling.
Antwoord
In de motie wordt de regering verzocht, om in het geval van bomenkap bij infrastructurele werkzaamheden de voortgang van de herplantingsverplichting actief te monitoren, en de Kamer hierover periodiek te informeren.
RVO houdt toezicht op de naleving en handhaaft op overtredingen van de Omgevingswet, daar waar met ruimtelijke ingrepen beschermde flora en fauna (waaronder ook houtopstanden) worden geraakt en handhaving onder de bevoegdheid van het Rijk valt. RVO ontvangt meldingen van provincies van mogelijke overtredingen op het niet naleven van de herplantplicht. Daarnaast houdt RVO actief toezicht op de naleving en controleert steekproefsgewijs of er kapmeldingen zijn ingediend, er binnen drie jaar aan de herplantplicht is voldaan en of de herplant ook is aangeslagen. RVO zet via het bestuursrecht verschillende instrumenten/middelen in om overtredingen te stoppen, te doen herstellen en herhaling te voorkomen.
4
Kunt u aangeven welke mogelijkheden u ziet om meer empirische data te gebruiken in het vormgeven van regelgeving? Denk hierbij aan enquêtes onder ondernemers etc.
Antwoord
RVO zoekt naar mogelijkheden om regelgeving beter vorm te geven en onderzoekt nu de mogelijkheden om met de inzet van AI administratieve vereenvoudiging, en slimmere processen, te realiseren. RVO leert daarbij van buitenlandse voorbeelden. RVO verzamelt data door de contacten met klanten, maar ook door evaluaties met ondernemers van specifieke regelingen.
5
Kunt u aangeven wat de mogelijkheden zijn om bij nieuwe regelgeving helderheid te verschaffen over de consequenties voor ondernemers als zij deze niet naleven?
Antwoord
Om in aanmerking te komen voor een subsidieregeling zijn duidelijke voorwaarden gesteld. RVO voert veel subsidies en financieringsregelingen uit in opdracht van diverse ministeries en de Europese Unie. Per ministerie gelden andere subsidiespelregels. Ook voor subsidies vanuit de Europese Unie gelden algemene subsidieregels. Op de website van RVO staan per subsidie in de Subsidie- en financieringswijzer de spelregels vermeld. Zo moeten we resultaten gebruikt worden, zoals bedoeld in de subsidieregeling. Ondernemers dienen regelgeving altijd na te leven. Indien ondernemers zich niet aan voorwaarden van bijvoorbeeld subsidieregelingen houden, hebben ondernemers dus ook geen recht op de subsidie.
6
In het kader van het borgen van de uitvoerbaarheid van beleid stelt de Algemene Rekenkamer een rode kaart voor bij onuitvoerbaar beleid. Welke mogelijkheden ziet u bij de vormgeving van deze rode kaart? Kunt u bij de beantwoording van deze vraag de hierboven genoemde criteria meenemen, evenals andere kritische punten ten aanzien van de uitvoerbaarheid voor en de impact op de RVO?
Antwoord
Ik ben het graag met de Algemene Rekenkamer eens dat beleid uitvoerbaar moet zijn. In de praktijk wordt RVO steeds vaker en in een eerder stadium door ministeries benaderd bij het ontwerpen van regelingen en wijst op de eventuele risico’s en de uitvoerbaarheid. Ook doet RVO voor alle opdrachten een opdrachttoets. Daarin wordt een uitvoeringstest gedaan waarvan de uitkomsten worden gedeeld met het departement. Bij grote bezwaren bestaat de mogelijkheid om de minister hierover direct te adviseren.