Voortgang van diverse onderwerpen van het mestbeleid
Mestbeleid
Brief regering
Nummer: 2025D27266, datum: 2025-06-11, bijgewerkt: 2025-06-17 09:55, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Onderdeel van kamerstukdossier 33037 -600 Mestbeleid.
Onderdeel van zaak 2025Z11919:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-06-17 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-06-18 11:15: Extra procedurevergadering commissie LVVN (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-07-02 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
33 037 Mestbeleid
Nr. 600 Brief van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2025
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van diverse onderwerpen met betrekking tot het mestbeleid. Het betreft de voortgang van de acties naar aanleiding van het advies van de mestverkenner, het vergroten van exportmogelijkheden van dierlijke mest, de ontwikkelingen van een aantal subsidieregelingen en de stand van zaken van RENURE.
Daarnaast doe ik twee toezeggingen en een motie af: de toezegging advies te vragen inzake de actualisatie van de excretieforfaits1, de toezegging te bezien of er mogelijkheden zijn ten aanzien van een stikstofprotocol2 en de motie van de leden Boswijk, Grinwis en Van Campen over het onderzoeken van de mogelijkheden betreffende de toevoeging van gerecyclede nutriënten uit humane mest aan de voedselkringloop en welke kansen dit biedt voor boeren.3
Opvolging acties verkenning vergunningverlening mestverwerking
In mijn brief van 24 februari 20254 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanbevelingen van de heer Knops, die ik als verkenner heb aangesteld om de kansen en knelpunten rondom vergunningverlening voor mestverwerking en mestvergisting in kaart te brengen. Ook heb ik u toen geïnformeerd over de kabinetsreactie en de acties waarmee het kabinet concreet aan de slag is gegaan. Hierbij informeer ik u over de voortgang van de opvolging van deze aanbevelingen.
Ik ben direct gestart met twee concrete aanbevelingen van de verkenner: het uitwerken van een plan gericht op kennisvergroting en het niet op voorhand uitsluiten van effectieve opties. Eerder heb ik aangegeven te overwegen om aan te sluiten bij het Expertisecentrum Groen Gas dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) momenteel ontwikkelt in opdracht van mijn collega van Klimaat en Groene Groei (KGG). Naar aanleiding van de aanbeveling van de verkenner heb ik besloten mij hierbij aan te sluiten.
In mijn brief van 24 februari jl.5 heb ik aangegeven dat er een aantal randvoorwaarden zijn voordat ik met de overige aanbevelingen aan de slag kan. De stand van zaken met betrekking tot deze randvoorwaarden is besluitvorming in het kader van:
Europese goedkeuring voor RENURE, waarop ik hierna nader inga.
het invoeren van de bijmengverplichting groen gas: Op 25 april heeft de staatssecretaris van Financiën6 namens het kabinet laten weten dat het traject bijmengverplichting wordt vervolgd. Echter om aan de lastenstijging van deze verplichting tegemoet te komen, wordt de verplichting wel verlaagd (met 25%) en pas vanaf 1 januari 2027 ingevoerd in plaats van 2026. Gelijktijdig werkt het kabinet aan de vraag hoe het na 2031 wil omgaan met de bijmengverplichting. Als volgende processtappen, voorafgaand aan indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer, is het kabinet nog in gesprek met de Europese Commissie. Vervolgens moet de Afdeling advisering van de Raad van State nog adviseren over het wetsvoorstel. Mijn collega van KGG zal de Kamer separaat verder over de bijmengverplichting groen gas informeren.
het traject Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel (MCEN) in verband met stikstofruimte voor vergunningen. De MCEN heeft recent een startpakket vastgesteld om vergunningverlening in brede zin weer op gang te brengen.7 Dit pakket vormt het startpunt voor vervolgstappen van de commissie.
Zodra aan voornoemde randvoorwaarden is voldaan, zal ik een afweging maken over de wenselijkheid en haalbaarheid van een versnellingsaanpak, inclusief opvolging van de aanvullende aanbevelingen van de verkenner: in welk tempo, met welke prioritering en met welk instrumentarium. Als voorbereiding op die afweging heb ik de heer Knops als mestverkenner gevraagd om, ter verdieping van zijn eerdere aanbevelingen, gesprekken te voeren met alle provincies over de voorbereidingen die nodig zijn om snel te kunnen handelen zodra er zicht is op bredere vergunningsruimte. Uw Kamer wordt vanzelfsprekend over de uitkomsten van deze inventarisatie geïnformeerd.
Vergroten exportmogelijkheden dierlijke mest en update subsidieregelingen mestverwerking
Exportbevordering is één van maatregelen van de aanpak mestmarkt waar ik op inzet. Hiervoor heb ik een aantal concrete acties genomen. Het Nutriënten Management Instituut (NMI) heeft de kansrijke exportmarkten voor dierlijke mest in kaart gebracht.8 De conclusie van dit rapport is dat de kansen voor een verhoogde export van mest vooral aanwezig zijn in het noorden, midden en oosten van Frankrijk, het oosten van Duitsland, het westen van Polen en de Baltische Staten.
De resultaten van deze verkenning zijn toegelicht tijdens het symposium ‘Mestverwerking en export mest’ begin dit jaar.9 Tijdens dit symposium werd informatie verschaft over kansrijke regio’s waar behoefte is aan nutriënten en/of meststoffen en welke regelgeving van toepassing is.
Op het symposium was ook het LVVN Attaché Netwerk uit Frankrijk, Duitsland en Polen aanwezig. Zij zijn bezig met het voorbereiden van een aantal exportmissies voor geïnteresseerde bedrijven. De eerste missie naar Frankrijk staat begin juli gepland. Voor het leiden van deze missies heb ik een meststoffengezant benoemd, zoals met u gedeeld tijdens het Commissiedebat mestbeleid op 12 maart jl., namelijk de heer Knops. Hij zal als boegbeeld fungeren, contacten leggen en zo de afzet van dierlijke meststoffen ondersteunen.
Daarnaast vond er van 18 tot en met 21 mei een innovatiemissie mestbehandeling en -verwaarding naar Noord-Italië plaats. De delegatie bestond uit boeren, technologieleveranciers, kennis en onderwijsinstellingen, onderzoek en overheden. Noord-Italië werd bezocht omdat het net als Nederland, een van de Europese hotspots van stikstofemissie is. Met het bezoek werd beoogd meer inzicht te krijgen in de ontwikkelingen en aanpak in Noord-Italië, maar ook om te kijken waar mogelijke kansen voor samenwerking liggen.
Ten aanzien van mestverwerking zet ik in op een nieuwe subsidieregeling voor hygiënisatie-installaties en korrelinstallaties voor dierlijke mest.10 Ik bereid de openstelling van deze nieuwe subsidieregeling en van de subsidieregeling Hoogwaardige mestverwerking (HMV) richting het najaar van 2025 voor. De evaluatie van de regeling HMV was initieel voorzien voor 2025. Omdat er verwacht wordt dat er na 2025 een beter beeld is van de operationele projecten die met subsidie op grond van de HMV zijn gerealiseerd, zal deze evaluatie in 2026 plaatsvinden.
RENURE
Veel lidstaten en de Europese Commissie zien de toegevoegde waarde van RENURE. Enkele lidstaten hebben echter nog geen positie ingenomen. Zodra een gekwalificeerde meerderheid voor een stemming in beeld is, is de verwachting dat de Europese Commissie het voorstel voor stemming gaat voorleggen. Een volgende vergadering van het Nitraatcomité hiervoor is in september dit jaar. Nederland blijft zich uiteraard inzetten voor de toelating van RENURE. Ook blijft Nederland de lidstaten, die nog vragen hebben, zoveel mogelijk voorzien van informatie en argumenten.
Overige onderwerpen
Actualisering excretieforfaits
Tijdens het wetgevingsoverleg van 7 oktober 2024 over de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie heb ik uw Kamer toegezegd de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) advies te vragen over de actualisatie van de excretieforfaits (TZ202410-108). Begin november is de adviesaanvraag uitgegaan en is CDM verzocht zo snel als redelijkerwijs mogelijk het advies uit te brengen. Uit contacten met CDM is mij gebleken dat men verwacht het advies op korte termijn af te kunnen ronden en toe te sturen. Zodra ik het advies ontvangen heb zal ik het aan uw Kamer doen toekomen met een appreciatie mijnerzijds.
Onderzoek recycling humane mest
In mei 2022 heeft uw Kamer via een motie11 de regering verzocht om te onderzoeken op welke manier gerecyclede nutriënten uit menselijke mest kunnen worden toegevoegd aan de voedselkringloop en welke kansen dit biedt voor boeren. Hieronder informeer ik u over het onderzoek dat op dit vlak loopt en welke mogelijkheden gebruik van humane mest in de landbouw biedt.
Humane excretie wordt op dit moment door rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) vanuit het rioolwater verwerkt. Om effluenteisen te halen, worden stikstof, fosfaat en kalium voor een groot deel uit het water verwijderd en de restanten worden verbrand. Hiermee gaat energie en een stroom aan mogelijk waardevolle grondstoffen verloren, met name via de urine. Uit de RWZI filters kan een stikstof- en kaliumrijk effluent worden teruggewonnen, wat verder kan worden verwerkt tot meststof. Fosfaat kan in de vorm van struviet worden teruggewonnen, wat direct als meststof gebruikt kan worden. Door het terugwinnen van nutriënten uit humane mest kan de nutriëntenkringloop hiermee verder worden gesloten.
Technisch gezien is het mogelijk om nutriënten uit humane excretie te verwaarden tot een meststof. Het is echter van belang dat de risico’s voor de volksgezondheid, water- en bodemkwaliteit van dergelijke meststoffen beheerst worden. Om de gezondheid van mens, dier en milieu te waarborgen bij deze reststroomverwerking, zijn er inmiddels technieken ontwikkeld (onder andere directe Nano Filtratie (dNF), omgekeerde osmose) om deze microverontreinigingen te verwijderen. Binnen het topsectorproject Kringloopsluiting van Nutriënten uit Afvalwater en Proceswater (KNAP) worden deze meststoffen in een veldproef toegepast om applicatietechnieken, verontreinigingen, marktvraag, beleidsmogelijkheden, risico’s voor de volksgezondheid en emissies (ammoniak, methaan en stikstofdioxide) te onderzoeken. Het eindrapport met resultaten van dit onderzoek wordt eind 2026 verwacht. De motie heb ik met het lopende onderzoek afgedaan.
In het kader van de Europese Meststoffenregelgeving (FPR) wordt overwogen om humane mest toe te staan als meststof. De uitkomsten van het KNAP onderzoek kunnen hierbij als onderbouwing dienen om de veilige toepassing van deze producten aan te tonen.
Voortgang protocol stikstofgat
Naar aanleiding van vragen van de leden Flach (SGP) en Vedder (CDA) heb ik in het Commissiedebat Mestbeleid van 12 maart jl. met uw Kamer gesproken over het stikstofgat. In dat gesprek heb ik aangegeven dat het in het kader van de vrije bewijsleer voor een (melkvee) bedrijf nu al mogelijk is om aan te tonen dat er sprake is van een groter stikstofverlies dan de forfaitaire correctiefactor waarmee gerekend is. Dat is echter niet altijd eenduidig of eenvoudig te doen. Daarom heb ik aangegeven in gesprek te zijn met de RVO en de Wageningen Universiteit om te bezien of het mogelijk is om hiervoor een protocol te ontwikkelen. Tijdens het debat heb ik toegezegd de Kamer nog voor de zomer van 2025 over het protocol te informeren.12
Ik kan u meedelen dat het goed mogelijk lijkt om een protocol ‘stikstofgat’ te ontwikkelen. Op dit moment wordt met inbreng van expertise van de Wageningen Universiteit bezien onder welke randvoorwaarden een dergelijk protocol toegepast zou kunnen worden. Het gaat onder meer om gegevens die nu al in het kader van de Bedrijfsspecifieke Excretie melkvee (BEX) worden vastgelegd, als ook om het aantal mestmonsters dat op verschillende momenten in het jaar genomen en geanalyseerd moet worden om een representatief beeld te verkrijgen van de mestsamenstelling. Zodra er meer duidelijkheid is over deze randvoorwaarden zal een concept van het protocol voor een toets op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid voorgelegd worden aan RVO en NVWA. Daarna zal ik besluiten of in het kader van de vrije bewijsleer vanuit de overheid een protocol stikstofgat ten behoeve van de melkveehouderij beschikbaar wordt gesteld. Ik verwacht dit besluit nog dit jaar te kunnen nemen en zal uw Kamer daar dan zo spoedig mogelijk over informeren.
De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
F.M. Wiersma
TZ202410-108.↩︎
TZ202503-061.↩︎
Kamerstuk 21 501-32, 1435.↩︎
Kamerstuk 33 037, nr. 583.↩︎
Kamerstuk 33 037, nr. 583.↩︎
Kamerstuk 32 140, nr. 251, blz. 13.↩︎
Kamerstuk 35 334, nr. 362.↩︎
H. Gelderblom H & R. Postma, ‘Verkenning kansrijke exportmarkten voor dierlijke mest’, NCM, 18 april 2025, www.mestverwaarding.nl/kenniscentrum/4949/inventarisatie-exportmarkten-voor-dierlijke-mest↩︎
Het congres is in samenwerking met het Nederlands Centrum voor Mestverwerking (NCM) en Cumela georganiseerd door het ministerie LVVN op 20 maart jl. Zie ook ‘Nederland zet in op mestverwerking en -export om druk op markt te verlichten’, J. Thelosen (www.nieuweoogst.nl/nieuws/2025/03/20/nederland-zet-in-op-mestverwerking-en-export-om-druk-op-markt-te-verlichten). Cumela overhandigde hier ook hun plan van aanpak voor meer mestexport www.cumela.nl/nieuws/cumela-overhandigt-femke-wiersma-plan-van-aanpak-voor-meer-mestexport↩︎
Kamerstuk 33 037, nr. 557.↩︎
Kamerstuk 21 501-32, nr. 1435.↩︎
TZ202503-061.↩︎