Nota naar aanleiding van het verslag
Wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter vastlegging van de doelen van het gebruik van het Europees strafregisterinformatiesysteem
Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag
Nummer: 2025D27512, datum: 2025-06-12, bijgewerkt: 2025-06-18 18:22, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Aanbiedingsbrief
- Oplegmemo Uitvoeringstoets Justis
- Uitvoeringstoets Justis
- Uitvoeringstoets IND
- Beslisnota bij 36657 Nota naar aanleiding van het verslag inzake Wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter vastlegging van de doelen van het gebruik van het Europees strafregisterinformatiesysteem
Onderdeel van kamerstukdossier 36657 -6 Wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter vastlegging van de doelen van het gebruik van het Europees strafregisterinformatiesysteem.
Onderdeel van zaak 2024Z18818:
- Indiener: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2025Z12034:
- Indiener: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- : Wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter vastlegging van de doelen van het gebruik van het Europees strafregisterinformatiesysteem (36657) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-11-20 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-28 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-12-19 14:00: Wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter vastlegging van de doelen van het gebruik van het Europees strafregisterinformatiesysteem (36657) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-06-19 14:15: Extra procedurevergadering commissie Justitie en Veiligheid (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-07-03 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-07-03 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
36 657 Wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter vastlegging van de doelen van het gebruik van het Europees strafregisterinformatiesysteem
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 18 juni 2025
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste
commissie voor Justitie en Veiligheid inzake het bovenvermelde voorstel.
Ik dank de leden van de fracties van VVD, NSC, BBB en CDA voor de door
hen gestelde vragen. Het is mij een genoegen deze vragen hierna te
beantwoorden. Bij de beantwoording is de indeling van het verslag
gevolgd. Voor de weergave van het verslag is de cursieve opmaak
gebruikt, en voor mijn reactie en overige tekst de niet-cursieve
opmaak.
A. Algemeen deel
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel
van wet tot Wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
ter vastlegging van de doelen van het gebruik van het Europees
strafregisterinformatiesysteem (hierna: het wetsvoorstel) dat beoogt
alle doelen van het gebruik van het Europees
strafregisterinformatiesysteem (hierna: Ecris) die nog niet wettelijk
zijn vastgelegd, alsnog wettelijk vast te leggen. Zij stellen nog enkele
vragen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
het wetsvoorstel en de bijbehorende stukken. Zij hebben hierover nog
enkele vragen.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij hebben hier nog een aantal vragen over.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
het wetsvoorstel. Deze leden maken van de gelegenheid gebruik om enkele
vragen te stellen aan de regering over dit wetsvoorstel.
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie vragen welke exacte problemen voor
burgers worden opgelost met het wetsvoorstel. Zij lezen dat ten tijde
van de totstandkoming van Ecris de heersende opvatting was dat een
verzoek om doorgifte van justitiële gegevens via Ecris geen vastlegging
in de wet behoefde. Die beslissing heeft toentertijd niet ter discussie
gestaan. Naderhand zijn de Algemene verordening gegevensbescherming
(verordening 2016/679, hierna: AVG) en de Richtlijn gegevensbescherming
rechtshandhaving (richtlijn 2016/680) tot stand gekomen en die nopen
volgens de regering tot het welbepaald en uitdrukkelijk vastleggen van
een doel van een gegevensverwerking. Zo ook de later tot stand gekomen
Ecris-TCN-verordening. Deze leden vragen de regering naar een nadere
motivering waarom nu pas is gekozen voor een wetsvoorstel, terwijl dat
al een vereiste was van ofwel de AVG ofwel de eerdergenoemde richtlijn
of de Ecris-TCN-verordening. Is dit ten tijde van de behandeling van al
deze wetgeving nooit een punt van discussie geweest? Wat is de prangende
noodzaak de doelen van het gebruik van Ecris vast te leggen in de wet?
Kan de regering aangeven of landen zoals Duitsland, Frankrijk en België,
deze andere doelen voor het gebruik van Ecris eveneens in nationale
wetgeving hebben vastgelegd of dat deze landen (vooralsnog) hebben
besloten dit onderwerp niet bij wet te gaan regelen?
Het EU-recht schrijft voor dat het Ecris wordt gebruikt voor bepaalde
doelen. Dat zijn de volgende doelen: de strafrechtspleging, het
veiligheidsonderzoek in verband met de werving of vrijwillige
activiteiten waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met
kinderen, het inzageverzoek van de betrokkene, en het verlenen van
vergunningen voor het gebruik van precursoren voor explosieven.
Daarnaast geeft het EU-recht de ruimte aan de nationale wetgever om te
bepalen dat Ecris wordt gebruikt voor andere doelen. Ten tijde van de
implementatie van het Ecris-kaderbesluit was de heersende opvatting dat
de andere doelen niet bij wet behoefden te worden vastgelegd. Bij de
implementatie van de Ecris-richtlijn werd daarentegen geconstateerd dat
later tot stand gekomen EU-recht wel noopt tot het welbepaald en
uitdrukkelijk vastleggen van een doel van een gegevensverwerking, en
daarmee tot het bij wet vastleggen van de andere doelen van het gebruik
van Ecris.
Hierover is uw Kamer geïnformeerd door mijn ambtsvoorganger
(Kamerstukken II 2022/23, 22112, nr. 3732, p. 3-4). Het voorliggende
wetsvoorstel strekt tot het vastleggen van de andere doelen. De andere
doelen van het gebruik van Ecris betreffen het onderzoek in verband met
de verklaring omtrent het gedrag (VOG), het advies van het Bureau
bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bureau
Bibob), het geschiktheidsonderzoek naar de aspirant-adoptiefouder en
pleegouder, en de beoordeling van het criterium de openbare orde en
enkele aanverwante criteria in de procedures van het migratierecht en
het nationaliteitsrecht.
Het belang van het vastleggen van de andere doelen van het gebruik van
Ecris is gelegen in onze rechtsstaat. Het gebruik van Ecris betreft een
verwerking van persoonsgegevens. Met de verwerking van persoonsgegevens
worden de grondrechten van de betrokkene beperkt. Het betreffen de
grondrechten op de bescherming van het privéleven en op de bescherming
van persoonsgegevens. De beperking van grondrechten moet bij wet worden
gesteld. Daarmee is de beperking van de grondrechten toegankelijk en
voorzienbaar voor de burger. Ook andere lidstaten van de EU hebben de
andere doelen van het gebruik van Ecris bij wet vastgelegd.
De leden van de CDA-fractie lezen dat Ecris-TCN is ingesteld middels
de Ecris-TCN-verordening en naar verwachting in 2025 in gebruik wordt
genomen. Deze leden vragen de regering of dit nog steeds de verwachting
is en, zo ja, of de regering meer specifiek kan aangeven wanneer het in
gebruik wordt genomen.
Volgens de huidige planning van eu-LISA wordt Ecris-TCN in november 2025
in gebruik genomen. eu-LISA betreft het agentschap van de EU voor het
operationeel beheer van grootschalige informatiesystemen op het gebied
van vrijheid, veiligheid en recht, en is namens de EU verantwoordelijk
voor de ontwikkeling van Ecris-TCN. Hierbij wordt opgemerkt dat deze
planning onzeker is vanwege de vertraging met de ontwikkeling van een
ander EU-informatiesysteem, het inreis-uitreissysteem (EES). De datum
van ingebruikname van Ecris-TCN kan nog worden uitgesteld.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de andere doelen die
wettelijk worden verankerd betreffen (i) het onderzoek in verband met de
Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG); (ii) het advies van het Bureau
bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur; (iii)
het geschiktheidsonderzoek naar de aspirant-adoptiefouder en pleegouder;
en (iv) de beoordeling van het criterium ‘de openbare orde’ en enkele
aanverwante criteria in de procedures van het migratierecht en het
nationaliteitsrecht. Hoe is tot deze selectie van deze vier doelen
gekomen? Is er uitvraag gedaan naar organisaties die mogelijk ook belang
hebben bij opname van een doel in de wet? Zo ja, wat is daaruit gekomen,
en zo nee, waarom niet? Zijn er doelen overwogen die uiteindelijk niet
in het wetsvoorstel terecht zijn gekomen? Hoe zijn het Openbaar
Ministerie de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst en de
Belastingdienst betrokken bij het wetsvoorstel? Hebben zij input
geleverd of expliciet laten weten daar geen behoefte aan te hebben? Kan
de regering toelichten of het bijvoorbeeld voor onafhankelijk
toezichthouders zoals de Kansspelautoriteit, de Autoriteit online
Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal of de Inspectie
Leefomgeving en Transport ook wenselijk kan zijn gebruik te kunnen maken
van Ecris voor de uitvoering van hun wettelijke taken? Zo nee, waarom
niet? Is voor de afgifte van een vergunning op basis van de Wet wapens
en munitie het voorstelbaar dat het wenselijk is Ecris te raadplegen? Zo
ja, verdient het dan niet de voorkeur om ook dit doel in de wet op te
nemen? Zo nee, waarom niet? Deze leden vragen ook of het wenselijk zou
kunnen zijn justitiële gegevens op te vragen via Ecris in het kader van
de afgifte van een vergunning op grond van de Wet particuliere
beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en, zo nee, hoe deze
gegevens dan wel bij de beoordeling van de vergunningverlening worden
betrokken.
De leden van de VVD-fractie vragen voorts of de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten zijn geconsulteerd wegens hun verantwoordelijkheden
met betrekking tot de uitvoering van de Wet veiligheidsonderzoeken. In
de memorie van toelichting wordt alleen het onderzoek in verband met de
VOG benoemd, terwijl ook bij onderzoeken in verband met de verklaring
van geen bezwaar het noodzakelijk kan zijn justitiële gegevens op te
vragen bij andere landen, al dan niet via Ecris.
Hoe kijkt de regering hiernaar?
Ecris heeft twee functies. In de eerste plaats dient Ecris ertoe dat het
strafregister van een lidstaat een volledig beeld geeft van
onherroepelijke strafrechtelijke veroordelingen van de burgers van die
lidstaat. Indien een burger van Nederland wordt veroordeeld in een
andere lidstaat, en de veroordeling is opgenomen in het strafregister
aldaar, dan geeft de lidstaat van veroordeling de justitiële gegevens
over die veroordeling via Ecris door aan Nederland. Zodoende is geborgd
dat het strafregister van Nederland ten aanzien van die burger van
Nederland een volledig beeld geeft van de strafrechtelijke
veroordelingen. Indien vervolgens een overheidsinstantie voor de
uitoefening van zijn taak de justitiële gegevens behoeft van een burger
van Nederland, kan worden volstaan met een verzoek aan de Justitiële
informatiedienst tot de verstrekking van die justitiële gegevens. In de
tweede plaats kan via Ecris een verzoek worden gedaan aan de centrale
autoriteit van een andere lidstaat tot de doorgifte van justitiële
gegevens. Zo’n verzoek is pas in beeld als een overheidsinstantie voor
de uitoefening van zijn taak de justitiële gegevens behoeft van een
burger van de desbetreffende lidstaat of van een burger van een derde
land die is veroordeeld in de desbetreffende lidstaat.
Het voorliggende wetsvoorstel gaat over de tweede functie van Ecris. Met
het wetsvoorstel worden de doelen vastgelegd ten behoeve waarvan via
Ecris een verzoek wordt gedaan aan de centrale autoriteit van een andere
lidstaat tot de doorgifte van justitiële gegevens. Dit wordt het gebruik
van Ecris genoemd. De eerste functie van Ecris is aan de orde bij ieder
verzoek aan de Justitiële informatiedienst tot de verstrekking van
justitiële gegevens. In het Besluit justitiële en strafvorderlijke
gegevens zijn de doelen neergelegd ten behoeve waarvan bij de Justitiële
informatiedienst een dergelijk verzoek kan worden gedaan. Bij het
antwoord op een dergelijk verzoek verstrekt de Justitiële
informatiedienst telkens ook de justitiële gegevens van burgers van
Nederland die eerder via Ecris zijn ontvangen en in de justitiële
documentatie worden verwerkt.
Bedacht moet worden dat het gebruik van Ecris lang niet in alle gevallen
zinvol is. Het gebruik van Ecris is alleen zinvol indien ook de
aangezochte lidstaat een grondslag heeft voor het gebruik van Ecris voor
het doel in kwestie. Het heeft geen zin om Ecris te gebruiken voor een
doel waarvoor een andere lidstaat geen grondslag heeft. In dat geval zal
een verzoek tot doorgifte van justitiële gegevens onbeantwoord blijven.
Bij een doel waarvoor het gebruik van Ecris is vastgelegd in het
EU-recht, zal in alle gevallen zijn voorzien in een grondslag voor zowel
de verzoekende lidstaat als de aangezochte lidstaat. Maar bij een doel
waarvoor het gebruik Ecris niet is vastgelegd in het EU-recht, kan het
nationaal recht van de lidstaten verschillen. Dit speelt met name een
rol bij doelen die in vergelijking met andere lidstaten uniek zijn in
Nederland. Voor het gebruik van Ecris voor dergelijke doelen kunnen met
andere lidstaten afspraken worden gemaakt opdat zij ook in hun nationaal
recht een grondslag regelen voor het desbetreffende doel. Zo zijn in
2019 afspraken gemaakt met België en Luxemburg over de doorgifte van
justitiële gegevens via Ecris ten behoeve van de VOG in geval van een
aanvraag in verband met de werving.
Het maken van dergelijke afspraken met andere lidstaten vergt veel
diplomatieke inspanningen en is doorgaans een langdurig proces. Daarbij
komt dat Ecris voor lang niet ieder doel veelvuldig wordt gebruikt.
Ecris wordt namelijk alleen gebruikt indien de betrokkene een burger van
een andere lidstaat of een burger van een derde land betreft. In de
procedures van het migratierecht en nationaliteitsrecht betreft de
betrokkene veelal per definitie geen burger van Nederland en wordt Ecris
veel gebruikt. Maar bijvoorbeeld bij het geschiktheidsonderzoek naar de
aspirant-adoptiefouder en pleegouder betreft de betrokkene nagenoeg
telkens een burger van Nederland en is het gebruik van Ecris slechts
enkele keren per jaar aan de orde. In plaats van bilaterale afspraken
met andere lidstaten, sorteert het meer effect de doelen van het gebruik
van Ecris vast te leggen in het EU-recht. Voorbeelden betreffen de
werving of vrijwillige activiteiten waarbij sprake is van rechtstreeks
en geregeld contact met kinderen en voor het verlenen van vergunningen
voor het gebruik van precursoren voor explosieven. Het gebruik van Ecris
voor deze doelen is vastgelegd in het EU-recht, waarmee het gebruik van
Ecris voor deze doelen is verplicht voor alle 27 lidstaten van de EU.
Tegen deze achtergrond verkies ik het maken van multilaterale afspraken
op het niveau van de EU boven het maken van bilaterale afspraken met
andere lidstaten. Dit neemt niet weg dat ik mij blijf inzetten voor een
uitbreiding van de samenwerking met andere lidstaten met betrekking tot
de VOG.
Met dit wetsvoorstel, zo besluit ik mijn antwoord op de vragen van de
leden van de VVD-fractie, worden alle andere doelen van het gebruik van
Ecris bij wet vastgelegd waarvoor Ecris in de praktijk succesvol wordt
gebruikt. Ik heb geen doelen achterwege gelaten. Hierbij merk ik op de
taken van veel overheidsinstanties die de leden van deze fractie noemen
worden gevangen door de doelen waarvoor het gebruik van Ecris is
geregeld in het EU-recht of met dit wetsvoorstel worden geregeld in het
nationaal recht. Zo geldt dat Ecris op grond van het EU-recht wordt
gebruikt voor de strafrechtspleging. De strafrechtspleging omvat de
opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten alsmede de
tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen. Hieraan kan onder meer
een grondslag worden ontleend voor het gebruik van Ecris ten behoeve van
de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde door het openbaar
ministerie en opsporingsdiensten als de Fiscale inlichtingen- en
opsporingsdienst. Ook geldt dat met het voorliggende wetsvoorstel de
grondslag wordt vastgelegd voor het gebruik van Ecris ten behoeve van
het onderzoek in verband met de VOG en het advies van het Bureau Bibob.
De VOG en het advies van het Bureau Bibob zijn beproefde
screeningsinstrumenten die ten behoeve van veel overheidsinstanties
kunnen worden gebruikt.
De leden van de VVD-fractie zijn voorts van mening dat de huidige
bepalingen uit de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens niet meer
goed aansluiten op de wensen en behoeften in de praktijk en zijn
benieuwd wanneer de regering voornemens is de Wet politiegegevens en de
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens te herzien, zoals eerder al
was toegezegd aan de Kamer. Kan de regering aangeven wanneer een
wetsvoorstel hiertoe bij de Kamer wordt ingediend?
Van een integrale herziening van de Wet justitiële en strafvorderlijke
gegevens en de Wet politiegegevens is afgezien omdat voor de realisatie
en implementatie daarvan geen financiële middelen beschikbaar zijn
gemaakt. Hierover is uw Kamer geïnformeerd door mijn ambtsvoorganger
(Kamerstukken II 2021/22, 32761, nr. 218). Momenteel worden wel een
aantal wijzigingen van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en
de Wet politiegegevens voorbereid. Een conceptwetsvoorstel kan naar
verwachting in de tweede helft van dit jaar in consultatie worden
gegeven.
2.1 Ecris en Ecris-TCN
De leden van de CDA-fractie lezen dat wanneer een burger van een
lidstaat wordt veroordeeld in een andere lidstaat, de lidstaat van
veroordeling de informatie hierover doorgeeft via Ecris aan de lidstaat
van nationaliteit. Deze leden vragen of er gevallen bekend zijn waarin
dit niet is gebeurd of waarin dit niet volledig wordt bijgehouden. Als
dat het geval is, vragen deze leden wat hiervan de consequentie
is.
In Nederland is de Justitiële informatiedienst aangewezen als centrale
autoriteit. Hiermee is de Justitiële informatiedienst belast met de
doorgifte van justitiële gegevens aan de centrale autoriteiten van de
andere lidstaten, en met de ontvangst van justitiële gegevens van de
centrale autoriteiten van de andere lidstaten. Er zijn geen gevallen
bekend waarin door de Justitiële informatiedienst ten onrechte geen
informatie is doorgegeven over in Nederland uitgesproken veroordelingen
van een burger van een andere lidstaat. Ook omgekeerd geldt dat geen
gevallen bekend zijn waarin door de Justitiële informatiedienst ten
onrechte geen informatie is ontvangen over in andere lidstaten
uitgesproken veroordelingen van burgers van Nederland.
2.2 Doelen van het gebruik van Ecris
De leden van de BBB-fractie lezen dat landen naast het
opsporingsonderzoek zelf ook concrete doelen kunnen aangeven waarvoor
zij het Ecris-systeem willen gebruiken. De Nederlandse regering heeft
hiervoor vier aanvullende doelen geformuleerd. Dit is het onderzoek naar
de VOG, het advies van het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur (Wet Bibob), het geschiktheidsonderzoek naar
de aspirant-adoptiefouder en pleegouder en de beoordeling van het
criterium ‘de openbare orde’ en enkele aanverwante criteria in de
procedures van het migratierecht en nationaliteitsrecht. Deze leden
kunnen zich vinden in deze punten, maar vragen hoe de regering is
gekomen tot deze vier aanvullende doelen. Is er bijvoorbeeld informatie
binnengekomen voor andere organisaties, systemen of doelen waarbij het
Ecris-systeem van waarde kan zijn?
Ik ben verheugd dat de leden van de BBB-fractie zich kunnen vinden
in de voorgestelde andere doelen van het gebruik van Ecris. Ten tijde
van de voorbereiding van het voorliggende wetsvoorstel is geen verzoek
ontvangen van een andere overheidsinstantie tot het gebruik van Ecris
ten behoeve van de uitoefening van zijn taak. Voor een nadere
toelichting op de reden van het regelen van de voorgestelde andere
doelen van het gebruik van Ecris, verwijs ik deze leden graag naar mijn
bovengegeven antwoord op een vraag met gelijke strekking van de leden
van de VVD-fractie.
Het Ecris-systeem is een Europees systeem dat in alle landen
geïmplementeerd is of wordt, zo lezen de leden van de BBB-fractie. Kan
de regering aangeven welke aanvullende concrete doelen andere landen
formuleren waarvoor zij het Ecris-systeem (willen) gebruiken?
Een overzicht van de doelen van het gebruik van Ecris door de
andere lidstaten is niet beschikbaar. Op basis van de verzoeken van
andere lidstaten die de Justitiële informatiedienst via Ecris ontvangt,
is het beeld dat de andere lidstaten Ecris in mindere of hogere mate
gebruiken voor dezelfde doelen als Nederland.
2.3 Andere doelen van het gebruik van Ecris
De leden van de NSC-fractie merken op dat het gebruik van Ecris een
verwerking van persoonsgegevens betreft. Een verwerking van
persoonsgegevens betreft in deze context een beperking van het recht op
eerbiediging van het privéleven en van het recht op bescherming van
persoonsgegevens. Een beperking kan slechts worden gesteld indien zij
noodzakelijk en geschikt is om een legitiem doel te verwezenlijken. De
doelen van het gebruik van Ecris die in dit wetsvoorstel worden
geregeld, dienen dus een legitiem doel te verwezenlijken en het gebruik
van Ecris moet daartoe noodzakelijk en geschikt zijn. Deze leden stellen
niet ter discussie dat er een legitiem doel is. De onderzoeken en
beoordelingen waar het om gaat moeten immers goed kunnen worden
uitgevoerd. Wel hebben deze leden vragen over de noodzakelijkheid en
geschiktheid van de voorstellen. Zijn er aanwijzingen dat in de huidige
situatie vaak geen volledig beeld bestond bij de betreffende
uitvoeringsorganen (Justis, Bureau Bibob, de Raad voor de
Kinderbescherming en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)),
waardoor ten onrechte een VOG is verleend, een positief Bibob-advies is
afgegeven, een positief adoptieadvies is gegeven et cetera? Welke
aanwijzingen betreffen dit?
In de praktijk wordt Ecris reeds gebruikt voor de doelen die met
dit wetsvoorstel bij wet worden vastgelegd. Hierop bestaan twee
uitzonderingen. Voor de VOG wordt Ecris beperkt gebruikt, namelijk
uitsluitend in geval van een aanvraag in verband met de werving of
vrijwillige activiteiten waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld
contact met kinderen, in geval van een aanvraag in verband met het
aanbieden of gebruiken van precursoren voor explosieven, en in geval van
een aanvraag in verband met de werving indien de betrokkene een burger
is van België of Luxemburg. Voor het advies van het Bureau Bibob is het
gebruik van Ecris tot de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
gepauzeerd.
Met betrekking tot de VOG heeft Justis geen aanwijzingen dat door een
onvolledig beeld van de aanvrager ten onrechte een VOG is verleend. Die
situatie kan zich echter wel voordoen. Bij de beoordeling van een
VOG-aanvraag kijkt Justis of de aanvrager strafbare feiten op zijn of
haar naam heeft staan die een risico vormen voor de functie of het doel
waarvoor de VOG is aangevraagd. Wanneer een burger van een andere
lidstaat een VOG aanvraagt in Nederland waarvoor Ecris nog niet wordt
gebruikt, zou de VOG in de huidige situatie worden verleend als ten
aanzien van de betrokkene geen relevante justitiële gegevens zijn
geregistreerd in de Nederlandse justitiële documentatie. Het kan echter
voorkomen dat de betrokkene wel degelijk is veroordeeld in een andere
lidstaat en daarmee een voor de beoogde functie bezwaarlijk justitieel
verleden heeft. Voor de bescherming van kwetsbare personen of sectoren
in de Nederlandse samenleving is het van belang dat de justitiële
gegevens uit andere lidstaten betrokken kunnen worden bij het
VOG-onderzoek. Ecris is reeds een geschikt middel gebleken om justitiële
gegevens op te vragen van personen met een andere EU-nationaliteit die
in Nederland een VOG aanvragen voor het werken met minderjarigen. In
2024 ging het om 17.923 afgehandelde informatieverzoeken van Justis voor
het VOG-onderzoek voor het werken met kinderen.
Wat betreft de toepassing van de Wet Bibob geldt dat in 2024 in ieder
geval vier keer geen volledig beeld is verkregen vanwege (onder meer)
het ontbreken van de mogelijkheid om Ecris te gebruiken. In deze
adviezen werd telkens een bij de overheidsbeslissing betrokken persoon
in verband gebracht met strafbare feiten in het buitenland. Dit heeft
mogelijk invloed gehad op de gevaarsconclusie in het advies. Of deze
adviezen een andere conclusie gehad zouden hebben als Ecris wel was
gebruikt, is niet te zeggen. Dit hangt immers af van de precieze
informatie die via Ecris zou zijn ontvangen, zoals of de betrokkene
daadwerkelijk is veroordeeld in een andere lidstaat waarbij in dat geval
ook nog aard van het strafbare feit van belang is voor de beoordeling
van de mate van gevaar.
Ten behoeve van het geschiktheidsonderzoek naar de
aspirant-adoptiefouder en pleegouder, en de beoordeling van het
criterium de openbare orde en enkele aanverwante criteria in de
procedures van het migratierecht en het nationaliteitsrecht, wordt Ecris
reeds volledig gebruikt. Bij de Raad voor de kinderbescherming en de IND
bestaan tegen die achtergrond geen aanwijzingen dat ten onrechte een
verklaring van geen bezwaar is afgegeven respectievelijk ten onrechte
een verblijfsvergunning is verleend.
De leden van de NSC-fractie vragen in dit kader ook welke informatie
over strafrechtelijke veroordelingen precies kan worden opgevraagd via
Ecris. In de memorie van toelichting lezen deze leden dat het gaat om
“gegevens over de veroordeling (zoals het strafbaar feit, de datum
waarop het feit is gepleegd en de datum van de veroordeling)”1. Kan dit nauwkeuriger worden
aangegeven? Hoe wordt bijvoorbeeld ‘het strafbare feit’ duidelijk
gemaakt: slechts met een artikelnummer, de bewezenverklaarde
tenlastelegging of ook met omstandigheden erbij? Is de informatie uit
Ecris vergelijkbaar met informatie uit de Nederlandse justitiële
documentatie of uitgebreider of minder uitgebreid?
De informatie die via Ecris kan worden doorgegeven is minder
uitgebreid dan de informatie die in de Nederlandse justitiële
documentatie wordt verwerkt. Via Ecris wordt slechts informatie
doorgegeven over een veroordeling. Een veroordeling in de zin van het
Ecris-kaderbesluit betreft iedere definitieve beslissing die door een
strafgerecht jegens een natuurlijk persoon met betrekking tot een
strafbaar feit wordt uitgesproken en die in de lidstaat van veroordeling
in het strafregister wordt vermeld. In de Nederlandse justitiële
documentatie wordt meer informatie verwerkt. In beginsel worden alle
beslissingen die door het openbaar ministerie of de rechter zijn genomen
verwerkt in de justitiële documentatie, ook feiten die zijn geseponeerd,
met een strafbeschikking zijn afgedaan, of zijn afgedaan met een
rechterlijke beslissing anders dan een veroordeling.
In artikel 11 van het Ecris-kaderbesluit is neergelegd welke gegevens
via Ecris kunnen worden doorgegeven. In deze bepaling wordt een
onderscheid gemaakt tussen gegevens die altijd worden meegedeeld (eerste
lid, onderdeel a), gegevens die worden meegedeeld voor zover zij in het
strafregister zijn vermeld (eerste lid, onderdeel b) en gegevens die
worden meegedeeld indien zij voorhanden zijn (eerste lid, onderdeel c).
Daarnaast kan de centrale autoriteit andere in het strafregister
vermelde gegevens over veroordelingen meedelen (eerste lid, tweede
alinea). In artikelen 6 tot en met 9 van het Besluit justitiële en
strafvorderlijke gegevens is neergelegd welke gegevens in de justitiële
documentatie worden verwerkt.
Uit de genoemde bepalingen volgt dat via Ecris in dit bestek geen
informatie wordt doorgegeven over de omstandigheden waaronder een
strafbaar feit is gepleegd. Met betrekking tot het strafbaar feit kan
wel informatie worden doorgegeven over het gerecht dat de uitspraak
heeft gedaan; de datum van de uitspraak; de inhoud van de uitspraak,
waaronder de kwalificatie van het feit en de daarbij betrokken
strafbepalingen; alle voorwaarden die bij een beslissing zijn opgelegd;
de datum waarop de uitspraak onherroepelijk is geworden; en de datum van
het vermoedelijke einde van de proeftijd.
De leden van de NSC-fractie vragen ook of het klopt dat in andere Europese landen enig equivalent van de strafbeschikking niet bestaat of niet wordt genoteerd in de justitiële documentatie, terwijl dat in Nederland wel zo is.
Als dat zo is, is sprake van een ongelijkheid in de informatie
die wordt uitgewisseld. Kan de regering in dat geval onderbouwen waarom
het aangewezen is om informatie over strafbeschikkingen te delen met
andere landen, terwijl dat andersom niet zo is?
Een strafbeschikking betreft geen veroordeling in de zin van het
Ecris-kaderbesluit. Indien over een feit is beslist met een
strafbeschikking, wordt daarover geen informatie doorgegeven via Ecris.
In het verleden is door de Nederlandse centrale autoriteit wel
informatie doorgegeven over feiten waarop is beslist met een
strafbeschikking. Naar aanleiding van vragen hierover van de Autoriteit
persoonsgegevens is die doorgifte in 2022 gestopt omdat werd
geconstateerd dat het Ecris-kaderbesluit geen ruimte geeft voor de
doorgifte van informatie over een feit waarover is beslist met een
strafbeschikking. Hierover is uw Kamer geïnformeerd door mijn
ambtsvoorganger (Kamerstukken II 2022/23, 22112, nr. 3732, p.
1-3).
2.4 Het onderzoek in verband met de verklaring omtrent het gedrag
(artikel 2a, eerste lid, onderdeel c)
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering in artikel 2a, eerste
lid, onderdeel c, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
voorstelt dat Ecris gebruikt kan worden naar aanleiding van iedere
aanvraag door een burger van een andere lidstaat of derde land voor de
afgifte van een VOG. Welke andere lidstaten dan Nederland hebben dit
doel verankerd in nationale wetgeving?
De vraag van de leden van de CDA-fractie kan ik niet limitatief
beantwoorden. De Nederlandse systematiek waarbij gebruik wordt gemaakt
van het instrument van de VOG is uniek. Wel kan ik aangeven dat er meer
lidstaten in de EU zijn die in nationale wetgeving het gebruik van Ecris
ten behoeve van werkgelegenheidsscreening hebben vastgelegd, waarbij ik
er enkele noem. Uit navraag bij andere lidstaten blijkt dat ook
Duitsland, Letland, Oostenrijk, Polen en Zweden in nationale wetgeving
hebben opgenomen dat Ecris ten behoeve van werkgelegenheidsscreening
wordt gebruikt. In Ierland en Tsjechië bestaat een dergelijke grondslag
in nationale wetgeving voor een beperkt aantal situaties, waarbij
gedacht moet worden aan beroepen en activiteiten die worden gereguleerd
door speciale wetgeving. Ook Roemenië heeft een grondslag in nationale
wetgeving, al is deze daar niet gekoppeld aan werkgelegenheid, maar
algemeen geformuleerd.
2.5 De wederzijdse samenwerking met het VK
De leden van de VVD-fractie vragen waarom het gebruik van
informatie over veroordelingen bij de verlening van toegang tot
Nederland aan de vreemdeling bij de grens is uitgezonderd van
wederzijdse doorgifte van informatie. Wat is de achtergrond geweest van
deze uitzondering en waarom acht de regering deze uitzondering kennelijk
nog steeds wenselijk? Als deze uitzondering op verzoek van het Verenigd
Koninkrijk (VK) is opgenomen, kan de regering dan nogmaals met het VK in
contact treden (mede omdat er nu een nieuwe regering is aangetreden) om
te bezien of een oplossing kan worden getroffen, zodat de uitzondering
kan komen te vervallen? Zo nee, waarom niet?
Met het VK zijn afspraken gemaakt over de doelen van de wederzijdse
doorgifte van justitiële gegevens. Deze afspraken houden in dat voor
dezelfde doelen wordt samengewerkt als via Ecris door Nederland met
andere EU-lidstaten wordt samengewerkt, met uitzondering van het gebruik
van informatie over veroordelingen bij de verlening van toegang tot
Nederland aan de vreemdeling bij de grens. In de overleggen met het VK –
waarvan de laatste onder de huidige Britse regering zijn gevoerd – is
van de zijde van het VK toegelicht dat zij nog niet voor dit doel
justitiële gegevens kunnen doorgeven. De ruimte voor de doorgifte van
deze gegevens tussen het VK enerzijds en lidstaten van de EU anderzijds
is namelijk nog onderwerp van lopende gesprekken tussen het VK en de
Europese Commissie.
Volledigheidshalve merk ik op bij de bescherming van de openbare orde
bij de verlening van toegang tot Nederland wordt geborgd door het
European Travel Information and Authorisation System (Etias).
Etias wordt naar verwachting in 2026 in gebruik genomen. Etias is een
reisautorisatie, welke visumvrije derdelanders dienen aan te vragen
voorafgaand aan hun reis aan het Schengengebied. Het hebben van een
geldige Etias-reisautorisatie is een voorwaarde voor toegang tot het
Schengengebied. Met behulp van een Etias-aanvraag wordt gecontroleerd of
de betrokkene in aanmerking komt voor toegang tot het Schengengebied en
of hun inreis een veiligheidsrisico, een risico op het gebied van
illegale immigratie of een hoog epidemiologisch risico vormt. Bij een
aanvraag wordt middels interoperabiliteit verschillende
informatiesystemen geraadpleegd, waaronder Ecris-TCN en het
Schengeninformatiesysteem). Ook worden Europol en Interpol
geraadpleegd.
De leden van de CDA-fractie lezen dat sinds de terugtrekking van het
VK uit de Europese Unie (EU) Ecris niet langer wordt gebruikt door het
VK. Daarom zijn in de Handels- en samenwerkingsovereenkomst EU-VK
afspraken neergelegd over de doorgifte van informatie over
veroordelingen tussen de centrale autoriteiten van de lidstaten van de
EU enerzijds en van het VK anderzijds. Aangezien Ecris hier niet voor
wordt gebruikt, vragen deze leden welk systeem hier wel voor wordt
gebruikt en of dit vergelijkbaar is met de werking van Ecris.
Voor de wederzijdse doorgifte van justitiële gegevens tussen de
centrale autoriteit van het VK en de centrale autoriteiten van de
lidstaten geldt een andere juridische basis dan voor de wederzijdse
doorgifte tussen centrale autoriteiten van de lidstaten onderling. Na de
terugtrekking van het VK uit de EU neemt het VK immers niet langer deel
aan Ecris. De wederzijdse doorgifte met het VK verloopt functioneel
gezien via dezelfde communicatie-infrastructuur als tussen de centrale
autoriteiten van de lidstaten onderling, namelijk via het netwerk
Trans European Services for Telematics between Administrations
(Testa). Het VK was reeds op dit netwerk aangesloten als lidstaat van de
EU.
3. De verhouding tot nationale regelgeving
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de
omschrijving van het proces over het gebruik van Ecris. Deze leden
vragen op grond waarvan volgens de regering de uitvoeringsorganen dienen
te besluiten om een verzoek in te dienen tot gebruik van Ecris door de
justitiële informatiedienst. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft hier
ook aandacht voor gevraagd, omdat zij dit onduidelijk vond. In de
memorie van toelichting staat hierover op bladzijde 11: “Dit is het
geval indien de betrokkene (mede) de nationaliteit heeft van een andere
lidstaat of indien uit raadpleging van Ecris-TCN volgt dat de betrokkene
in een andere lidstaat is veroordeeld. In beide gevallen wordt het
verzoek uitsluitend gericht aan de desbetreffende lidstaat. In andere
gevallen ontbreekt de noodzakelijkheid voor het gebruik van Ecris omdat
geen aanleiding zal zijn voor de veronderstelling dat een andere
lidstaat beschikt over justitiële gegevens van de betrokkene. Tegen de
achtergrond van het noodzakelijkheidsbeginsel, bedoeld in artikel 3 van
de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, is het gebruik van Ecris
in die andere gevallen niet toegestaan.” De eerste reden is dus: indien
de betrokkene (mede) de nationaliteit heeft van een andere lidstaat.
Wordt het in die gevallen de standaard om een Ecris-verzoek in te
dienen? Ofwel: wordt zo’n verzoek bijvoorbeeld altijd gedaan als iemand
met de nationaliteit van een andere lidstaat een VOG aanvraagt? Of
alleen bij bepaalde aanwijzingen? Indien dat eerste het geval is: waarom
is dat nodig?
Indien het gebruik van Ecris is voorgeschreven, dan is het gebruik van
Ecris verplicht indien de betrokkene een burger betreft van een andere
lidstaat of indien uit raadpleging van Ecris-TCN volgt dat de betrokkene
in een andere lidstaat is veroordeeld. Het gebruik van Ecris moet worden
vergeleken met het raadplegen van de justitiële documentatie. Een
voorbeeld: bij het onderzoek in verband met de VOG wordt altijd de
justitiële documentatie geraadpleegd. Zonder raadpleging is immers niet
bekend of ten aanzien van de betrokkene justitiële gegevens zijn
geregistreerd. Datzelfde geldt voor het gebruik van Ecris. Zonder het
gebruik van Ecris is niet bekend of ten aanzien van de betrokkene
justitiële gegevens zijn geregistreerd, daarom is het gebruik van Ecris
telkens verplicht. Het ligt niet in de rede om slechts de justitiële
documentatie te raadplegen of Ecris te gebruiken indien aanwijzingen
bestaan dat over de betrokkene justitiële gegevens zijn geregistreerd.
Er zijn namelijk geen aanwijzingen denkbaar op basis waarvan het bestaan
van justitiële gegevens over de betrokkene kan worden afgeleid.
De leden van de NSC-fractie hebben over het proces van het gebruik
van Ecris ook de volgende vraag. Bij het aanvragen van een VOG geldt in
de praktijk dat dit meestal wordt gedaan in het kader van een
sollicitatieprocedure. De VOG moet daarom vaak binnen een bepaalde
termijn worden overgelegd aan de potentiële werkgever dan wel
opdrachtgever. Bij vertraging maakt de betrokkene daardoor vaak geen
kans meer op de baan. Kan de regering iets zeggen over de (eventuele)
vertraging die ontstaat als Ecris-informatie bij een aanvraag wordt
betrokken? Is dit proces voldoende efficiënt ingericht, zodat
betrokkenen niet té lang op een besluit hoeven te wachten? Zo nee, hoe
kan dit worden gewaarborgd?
De reactietermijn waarbinnen lidstaten moeten reageren op een verzoek
tot de doorgifte van justitiële gegevens via Ecris is twintig werkdagen.
Wanneer na twintig werkdagen geen reactie is ontvangen, gaat Justis over
tot inhoudelijke beoordeling van de VOG-aanvraag op grond van de
Nederlandse justitiële documentatie. Indien er geen (relevante)
antecedenten bekend zijn, geeft Justis de VOG af. Tot nu toe is het niet
voorgekomen dat er na twintig werkdagen nog een reactie kwam met een
relevante veroordeling. Als dit wel het geval is, kan Justis als ultimum
remedium de VOG intrekken en hiertoe contact op te nemen met de
werkgever.
Uit cijfers van de Justitiële informatiedienst over het gebruik van
Ecris ten behoeve van de VOG in verband met de werving of vrijwillige
activiteiten waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met
kinderen over de jaren 2023 en 2024, blijkt dat het overgrote deel van
de lidstaten gemiddeld binnen vier werkdagen reageerde. In de meeste
gevallen is de vertraging in de huidige situatie dus beperkt. Op dit
moment is niet duidelijk wat in de nieuwe situatie de gemiddelde
reactietermijn zal zijn, aangezien het aantal informatieverzoeken vanuit
Nederland zal toenemen. Justis zal dit monitoren en zal zo nodig aan de
Justitiële informatiedienst verzoeken om contact op te nemen met een
lidstaat indien deze te laat reageert.
De leden van de NSC-fractie vragen ook of de betrokkene wordt
ingelicht over het feit dat Ecris is geraadpleegd. Worden dergelijke
raadplegingen op kenbare wijze vastgelegd?
De betrokkene ontvangt over het gebruik van Ecris geen kennisgeving
van de centrale autoriteit. Daartoe is namelijk geen verplichting
opgenomen in het Ecris-kaderbesluit. Wel heeft de betrokkene het recht
op inzage in de hem betreffende justitiële gegevens in de justitiële
documentatie.
Met betrekking tot de VOG geldt dat het gebruik van Ecris niet wordt
vermeld op de VOG. Dit wordt ook niet wenselijk geacht vanwege de
bescherming van het privéleven van de betrokkene. Vermelding van deze
bron op de VOG zou ongevraagd inzicht kunnen geven aan allen die deze
VOG te zien krijgen, zoals een beoogd werkgever, in de nationaliteit(en)
van de aanvrager, daar waar de aanvrager dit om zijn of haar moverende
redenen zelf niet heeft willen vermelden. Justis vermeld ook niet welke
andere (Nederlandse) bronnen worden geraadpleegd bij de VOG-screening,
zoals wanneer er naast de justitiële documentatie informatie is
opgevraagd bij de politie, de Reclassering of het openbaar
ministerie.
Het Bureau Bibob stuurt eveneens geen kennisgeving aan de betrokkene.
Wel kan het gebruik van Ecris blijken uit het advies van het Bureau
Bibob, namelijk indien de via Ecris ontvangen justitiële gegevens
relevant zijn voor het advies aan de overheidsinstantie. Indien de
overheidsinstantie een voor de betrokkene negatieve beslissing neemt
(mede) op basis van dit advies, dan komt de betrokkene het recht op
inzage toe voor zover deze gegevens zijn gebruikt voor de motivering van
de beslissing. De IND stuurt ook geen kennisgeving aan de betrokkene.
Indien via Ecris justitiële gegevens zijn ontvangen op basis waarvan een
besluit wordt genomen tot weigering of intrekking van een
verblijfsvergunning, dan wordt de betrokkene wel geïnformeerd. De Raad
voor de kinderbescherming stuurt standaard een kennisgeving aan de
betrokkene.
4. Financiële gevolgen
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering verwacht dat
alleen in verband met de VOG voor Justis er financiële gevolgen worden
verwacht en daarnaast voor de IND wat betreft de bescherming van de
openbare orde in de procedures van het migratierecht en
nationaliteitsrecht. Wat is de reden dat voor de Bibob-toets en de Raad
voor de Kinderbescherming geen financiële gevolgen worden verwacht in
het kader van dit wetsvoorstel?
In de praktijk wordt Ecris al gebruikt ten behoeve van het Bureau
Bibob en de Raad voor de kinderbescherming. De vastlegging van de doelen
van het gebruik van Ecris leidt voor hen niet tot extra handelingen. Ook
ten behoeve van Justis en de IND wordt Ecris al gebruikt, maar bij
gelegenheid van dit wetsvoorstel wordt het gebruik van Ecris door hen
uitgebreid. Daarom leidt dit wetsvoorstel wel tot financiële gevolgen
bij de IND en bij Justis.
5. Advies en consultatie
De leden van de VVD-fractie vragen welke partijen, organisaties
en belanghebbenden zijn geconsulteerd en hoe de keuze voor het
consulteren van bepaalde organisaties tot stand is gekomen. Ook vragen
zij of de uitvoeringstoetsen die zijn gedaan, naar de Kamer kunnen
worden gestuurd.
Een concept van dit wetsvoorstel is ter consultatie voorgelegd aan
de Autoriteit persoonsgegevens. Daarnaast is het concept algemeen in
consultatie gegeven via internetconsultatie, waarop iedereen heeft
kunnen reageren. Door Justis en door de IND zijn uitvoeringstoetsen
uitgevoerd. Op verzoek van de leden van de VVD-fractie zijn beide
uitvoeringstoetsen gevoegd als bijlage bij deze nota. Beide
uitvoeringstoetsen zijn geanonimiseerd. Daarbij is in de
uitvoeringstoets van de IND een alinea gelakt waarvan openbaarmaking een
risico voor de nationale veiligheid met zich mee zou brengen, en is de
uitvoeringstoets van Justis voorzien van een oplegger die de
uitvoeringstoets actualiseert.
De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat het verzoek van de
burgemeester van Breda om het gebruik van Ecris ook mogelijk te maken
voor de eigen onderzoeken van gemeenten in het kader van de Wet Bibob
volledig wordt gevolgd of is dat straks alleen mogelijk via het advies
van het Landelijk Bureau Bibob? Zit er nog enig verschil tussen het
verzoek van de burgemeester en de tekst van het wetsvoorstel?
Het wetsvoorstel geeft een grondslag voor het gebruik van Ecris ten
behoeve van het advies van het Bureau Bibob aan bestuursorganen. In het
consultatieadvies van de burgemeester van Breda is verzocht het gebruik
van Ecris ook mogelijk te maken voor het eigen onderzoek van gemeenten
in het kader van de Wet Bibob. Met het voorliggende wetsvoorstel wordt
hierin niet voorzien. De Wet Bibob geeft namelijk geen ruimte voor het
gebruik van Ecris ten behoeve van het eigen onderzoek door gemeenten
zonder tussenkomst van het Bureau Bibob. Indien in het kader van de Wet
Bibob onderzoek nodig is naar een burger van een andere lidstaat of een
burger van een derde land, dan biedt het advies van het Bureau Bibob een
uitkomst.
De leden van de VVD-fractie vragen of gemeenten ook zelfstandig
mogelijkheden krijgen bij relevante vergunningsaanvragen om Ecris te
raadplegen met het oog op het verkrijgen van justitiële gegevens, als
dat relevant is voor de beoordeling van de vergunningaanvraag. Deze
leden illustreren dit aan de hand van een voorbeeld: als in gemeente X
een aanvraag wordt gedaan voor een subsidie voor een
duurzaamheidsproject en de gemeente kan ten behoeve van die aanvraag
bezien of de aanvrager relevante justitiële antecedenten heeft
(bijvoorbeeld een onherroepelijke veroordeling voor het frauderen met
subsidies), kan de gemeente dan op een vergelijkbare manier ook
justitiële gegevens opvragen via Ecris? En, zo nee, waarom zou dat niet
wenselijk zijn?
Onder meer met het oog op het voorbeeld dat de leden van de
VVD-fractie noemen is de Wet Bibob in het leven geroepen. Met de Wet
Bibob kan een beschikking worden geweigerd of ingetrokken indien een
ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om
strafbare feiten te plegen.
Of uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten. Ten behoeve van het advies van het Bureau Bibob aan bestuursorganen kan Ecris worden gebruikt en kunnen gegevens worden ontvangen van veel andere overheidsinstanties. Het gebruik van Ecris ten behoeve van de beoordeling van een vergunningaanvraag door gemeenten komt mij niet voor als een geschikt alternatief voor de Wet Bibob. Bedacht moet worden dat Ecris alleen wordt gebruikt indien de betrokkene een burger van een andere lidstaat of een burger van een derde land betreft, en niet op voorhand kan worden verwacht dat andere lidstaten zullen reageren op een verzoek tot de doorgifte van justitiële gegevens via Ecris voor de beoordeling van een vergunningaanvraag, anders dan in het kader van een Bibob-onderzoek.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
Kamerstukken 36657, nr. 3, blz. 11.↩︎