Nader gewijzigd amendement van de leden Flach en Bontenbal ter vervanging van nr. 44 over voor kleine collectieve warmtesystemen die buiten een vastgestelde warmtekavel liggen, te kiezen voor een vrijstellingsregeling met een meldplicht in plaats van een ontheffing
Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte)
Amendement (gewijzigd/nader/vervangend)
Nummer: 2025D28838, datum: 2025-06-19, bijgewerkt: 2025-06-24 14:25, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.J. Flach, Tweede Kamerlid (SGP)
- Mede ondertekenaar: H. Bontenbal, Tweede Kamerlid (CDA)
Onderdeel van kamerstukdossier 36576 -62 Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte).
Onderdeel van zaak 2025Z12682:
- Indiener: A.J. Flach, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: H. Bontenbal, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (đ origineel)
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL | 2 | |
Vergaderjaar 2024-2025 | ||
36 576 | Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte) | |
Nr. 62 | Nader gewijzigd AMENDEMENT VAN de leden flach en bontenbal TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 44 | |
Ontvangen 19 juni 2025 | ||
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor: |
I
In artikel 2.5, tweede lid, onderdeel b, en artikel 2.7, tweede lid, onderdeel b, wordt telkens voor âwaaropâ ingevoegd âwaarvoor de vrijstelling op grond van artikel 3.01, vierde lid, geldt enâ.
II
Na het opschrift van hoofdstuk 3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 3.01. Vrijstelling
Artikel 3.01 meldplicht en vrijstelling
1. Het warmtebedrijf meldt het college en de Autoriteit Consument en
Markt het voornemen om warmte te leveren door middel van een klein
collectief warmtesysteem in een gebied dat buiten een warmtekavel
ligt.
2. De Autoriteit Consument en Markt deelt het warmtebedrijf binnen een
bij ministeriële regeling te bepalen termijn na ontvangst van de melding
mede of het warmtebedrijf een aanvraag bij de Autoriteit Consument en
Markt moet indienen waarin de Autoriteit Consument en Markt verzocht
wordt bij besluit vast te stellen of het warmtebedrijf:
a. voldoende beschikt over de organisatorische en technische bekwaamheid noodzakelijk voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 3.6, in het gebied waarop de melding betrekking heeft;
b. voldoende financieel in staat is de taken, bedoeld in artikel 3.6,
in het gebied waarop de melding betrekking heeft, uit te voeren.
3. Indien de Autoriteit Consument en Markt op grond van het tweede lid
het warmtebedrijf heeft gemeld dat een aanvraag om een besluit moet
worden ingediend, kan de Autoriteit Consument en Markt aan dit besluit
voorschriften en beperkingen verbinden.
4. Het warmtebedrijf dat warmte levert met een klein collectief warmtesysteem als bedoeld in het eerste lid, is 30 jaar vrijgesteld van het verbod, bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, indien:
a. het warmtebedrijf beschikt over een aansluitovereenkomst met de gebouweigenaar of toekomstige gebouweigenaar als bedoeld in artikel 2.8, achtste lid;
b. de Autoriteit Consument en Markt:
1âŠ. binnen de termijn, bedoeld in tweede lid, niet heeft aangegeven dat een besluit aangevraagd dient te worden, of
2âŠ. bij besluit heeft vastgesteld dat het warmtebedrijf voldoet aan de gronden, genoemd in het tweede lid, onderdelen a en b.
5. De vrijstelling op grond van het vierde lid geldt voor het gebied waarvoor de aansluitovereenkomst of aansluitovereenkomsten, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, gelden.
6. Het warmtebedrijf zendt binnen een bij ministeriële regeling te bepalen termijn het college:
a. de aansluitovereenkomst, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a;
b. de mededeling van de Autoriteit Consument en Markt op grond van het tweede lid, en
c. het besluit van de Autoriteit Consument en Markt, bedoeld in het tweede lid, waarin is vastgesteld dat het warmtebedrijf voldoet aan de gronden, genoemd in het derde lid, onderdelen a en b, indien de Autoriteit Consument en Markt in de mededeling op grond van het tweede lid heeft aangegeven dat het warmtebedrijf een aanvraag om een besluit als bedoeld in het tweede lid moet indienen.
7. Het college zendt een afschrift van de informatie, genoemd in het zesde lid aan de Autoriteit Consument en Markt en meldt voor welk gebied de vrijstelling op het grond van het vierde lid geldt.
8. Het warmtebedrijf meldt het college onmiddellijk indien
redelijkerwijs te voorzien is dat het collectief warmtesysteem waarvoor
de vrijstelling op grond van het vierde lid geldt geen klein collectief
warmtesysteem meer is als bedoeld in het eerste lid.
9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld over:
a. de wijze waarop de melding, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan en de bij de melding te verstrekken gegevens en bescheiden;
b. de gronden, genoemd in het tweede lid;
c. de wijze waarop de aanvraag om een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt ingediend, de bij de aanvraag om dat besluit te verstrekken gegevens en bescheiden en de termijn waarbinnen de Autoriteit Consument en Markt het besluit neemt.
10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over:
a. de voorschriften en beperkingen, bedoeld in het derde lid;
b. de wijze waarop het gebied, bedoeld in het vijfde lid, wordt bepaald.
III
Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na âeen klein collectief warmtesysteemâ ingevoegd âbuiten een warmtekavelâ.
2. Het zevende lid vervalt.
3. In het achtste lid vervalt âen het zevende lid, onderdelen a en b,â.
4. In het twaalfde lid vervalt âen zevende lidâ.
IV
In het opschrift van § 3.2 wordt âontheffingâ vervangen door âvrijstelling en ontheffingâ.
V
Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt na wijziging ingevoegd âvrijstelling enâ.
2. In het tweede lid, wordt âeerste tot en met negende lid, en elfde en twaalfde lidâ vervangen door âeerste tot en met zesde lid, en achtste, negende, elfde en twaalfde lidâ.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Een vrijstelling op grond van artikel 3.01, vierde lid, kan gewijzigd worden. Artikel 3.01 is van overeenkomstige toepassing.
VI
Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt na âintrekkenâ ingevoegd âvrijstelling enâ.
2. In het eerste lid wordt na âdat er grond isâ ingevoegd âde vrijstelling op grond van artikel 3.01, vierde lid, niet langer geldig te laten zijn, ofâ.
3. In het tweede lid, aanhef, wordt âHet collegeâ vervangen door âDe vrijstelling geldt niet langer of het collegeâ.
4. In het tweede lid, onderdeel b, wordt âde ontheffingâ vervangen door âde vrijstelling of ontheffingâ.
5. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt âHet collegeâ vervangen door âDe vrijstelling geldt niet langer, of het collegeâ.
b. In onderdeel b wordt na âaanvraagâ ingevoegd âom een ontheffing of in de melding op grond van artikel 3.01, eerste of zesde lid,â.
6. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De aanhef komt te luiden:
De vrijstelling geldt nog of de ontheffing wordt op grond van het tweede lid, onderdeel a, en het derde lid, niet ingetrokken voordat voor een ander warmtebedrijf een vrijstelling geldt of aan een ander warmtebedrijf op grond van artikel 3.1, eerste lid, een ontheffing is verleend voor het gebied waarop de vrijstelling of ontheffing betrekking heeft, of aan een ander warmtebedrijf een aanwijzing is verleend voor het gebied waarop de vrijstelling of ontheffing betrekking heeft:.
b. In onderdeel a wordt âde ontheffingâ vervangen door âde vrijstelling of ontheffingâ.
c. In onderdeel b wordt na âmet dien verstande datâ ingevoegd âde vrijstelling in alle gevallen niet meer geldt ofâ.
7. In het vijfde lid wordt na âte bepalen termijnâ ingevoegd âvoor een ander warmtebedrijf geen vrijstelling geldt,â.
8. In het zesde lid wordt âwaarvoor de ontheffing goldâ vervangen door âwaarvoor de vrijstelling of ontheffing goldâ.
9. In het achtste lid, onderdeel b, wordt na âalsâ ingevoegd âeen vrijstelling niet langer geldt ofâ.
10. In het negende lid, onderdeel b, wordt na âwaarbinnenâ ingevoegd âeen ander warmtebedrijf een vrijstelling verkrijgt enâ.
VII
Artikel 3.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt na âoverdragenâ ingevoegd âvrijstelling enâ.
2. In het eerste lid wordt na âde overdracht vanâ ingevoegd âeen vrijstelling als bedoeld in artikel 3.01, vierde lid, ofâ.
3. In het tweede lid wordt na de âde overdracht vanâ ingevoegd âeen vrijstelling ofâ.
4. In het vijfde lid wordt âontheffingâ vervangen door âinstemmingâ.
5. Het zesde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt na âhet gebied, bedoeld in artikelâ ingevoegd â3.01, vijfde lid, ofâ.
b. In onderdeel b wordt âde ontheffingâ vervangen door âde vrijstelling of ontheffingâ.
VIII
Artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt na âwarmtebedrijfâ ingevoegd
âwaarvoor een vrijstelling op grond van artikel 3.01, vierde lid, geldt,
ofâ en wordt âwaarvoor de ontheffing geldtâ vervangen door âwaarvoor de
vrijstelling of ontheffing geldtâ.
2. In het eerste lid, onderdelen h, i en j, en tweede lid, wordt âeen warmtekavelâ telkens vervangen door âhet gebied waarop de vrijstelling of ontheffing betrekking heeftâ.
3. In het derde lid wordt âde ontheffingâ vervangen door âde vrijstelling of ontheffingâ.
4. In het vierde lid wordt âmet een ontheffing als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid,â vervangen door âmet een vrijstelling als bedoeld in artikel 3.01, vierde lid, of een ontheffing als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid,â.
IX
In artikel 3.7 wordt na âindienâ ingevoegd âvoor een warmtebedrijf een
vrijstelling geldt op grond van artikel 3.01, vierde lid, ofâ.
X
In artikel 3.8, eerste lid, aanhef, wordt na âwarmtebedrijfâ ingevoegd
âwaarvoor een vrijstelling op grond van artikel 3.01, vierde lid, geldt,
ofâ.
XI
In artikel 3.9, eerste lid, aanhef, wordt na âwarmtebedrijfâ ingevoegd
âwaarvoor een vrijstelling op grond van artikel 3.01, vierde lid, geldt,
ofâ en wordt âhet gebied, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid,â vervangen
door âhet gebied waarop de vrijstelling of ontheffing betrekking
heeftâ.
XII
Artikel 3.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt na âEen warmtebedrijfâ ingevoegd âwaarvoor
een vrijstelling op grond van artikel 3.01, vierde lid, geldt, ofâ.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt na âvolgende warmtebedrijfâ ingevoegd âwaarvoor een vrijstelling op grond van artikel 3.01, vierde lid, geldt, ofâ en wordt âwaarvoor de ontheffing gold, indien de ontheffing van het warmtebedrijfâ vervangen door âwaardoor de vrijstelling of de ontheffing gold, indien de vrijstelling of ontheffing van het warmtebedrijfâ.
b. In onderdeel a wordt âde ontheffingâ vervangen door âde vrijstelling of ontheffingâ.
c. In onderdeel c wordt âontheffingâ vervangen door âvrijstelling of
ontheffingâ.
3. In het derde lid wordt âwaarvan de ontheffingâ vervangen door
âwaarvan de vrijstelling of ontheffingâ en wordt na âhet daarop volgende
warmtebedrijfâ ingevoegd âwaarvoor de vrijstelling op grond van artikel
3.01, vierde lid, geldt ofâ.
XIII
In artikel 3.12, onderdeel b, wordt na âartikelenâ ingevoegd â3.01,
derde lidâ.
XIV
In artikel 4.4, tweede lid, onderdeel b, wordt voor âaanâ ingevoegd âvoor een ander warmtebedrijf op grond van artikel 3.01, vierde lid, een vrijstelling geldt, ofâ.
XV
In artikel 7.21, tweede lid, wordt na âzijnâ ingevoegd âvrijstellingen
op grond van artikel 3.01, vierde lid, gelden en zijnâ.
XVI
In artikel 9.1, tweede lid, wordt na â2.49, onderdeel a,â ingevoegd
â3.01,â.
XVII
In artikel 12.14c, eerste lid, wordt âtussen een aangewezen
warmtebedrijf dan wel een warmtebedrijf waaraan een ontheffing als
bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, is verleendâ vervangen door âtussen
een op grond van artikel 12.2 of 12.3 aangewezen warmtebedrijf of een
warmtebedrijf waaraan op grond van artikel 12.11, eerste lid, een
ontheffing is verleendâ.
XVIII
In artikel 12.17a, vijfde lid, wordt na âop een warmtebedrijfâ ingevoegd âwaarvoor een vrijstelling op grond van artikel 3.01, vierde lid, geldt, ofâ.
XIX
In artikel 12.24, zesde lid, vervalt onderdeel b.
Toelichting
De indieners stellen voor om voor kleine collectieve warmtesystemen die buiten een vastgesteld warmtekavel liggen, te kiezen voor een vrijstellingsregeling met een meldplicht in plaats van dat een warmtebedrijf telkens een ontheffing zal moeten aanvragen. Daarbij blijft wel sprake van een toets door de Autoriteit Consument en Markt (ACM) op de geschiktheid van het betrokken warmtebedrijf. Ook de taken en verplichtingen voor kleine collectieve warmtesystemen die onder andere zien op de duurzaamheid, leveringszekerheid, consumentenbescherming en tarifering van warmte blijven van toepassing.
De in het wetsvoorstel voorgestelde ontheffingsprocedure vormt een drempel voor de ontwikkeling van kleine collectieve warmtesystemen. Bij kleine collectieve warmtesystemen gaat het veelal om nieuwbouw- of renovatieprojecten waarbij de warmtevoorziening door een projectontwikkelaar in concurrentie gegund wordt aan een warmtebedrijf. Met het geselecteerde warmtebedrijf wordt vervolgens een klein collectief warmtesysteem ontwikkeld dat is afgestemd op het project en de verwachte warmte- en koudevraag van verbruikers.
Wanneer er een ontheffing moet worden aangevraagd voor de realisatie van dit soort systemen, toetst de gemeente onder andere of het verlenen van de ontheffing negatieve invloed heeft op de mate waarin een collectieve warmtevoorziening in een warmtekavel op een kosten efficiënte wijze kan worden ontwikkeld en geëxploiteerd. Daar waar nog geen warmtekavel is vastgesteld en er dus ook nog geen globaal kavelplan is, zal het moeilijk zijn om precies in kaart te brengen welke effecten het verlenen van de ontheffing zal hebben op de verwachtte tarieven dan wel het rendement van het aangewezen warmtebedrijf. Hierdoor ervaren zowel de projectontwikkelaar als het beoogde warmtebedrijf onzekerheid over of er een ontheffing zal worden verleend.
De indieners stellen, in lijn het advies van het Adviescollege Toetsing Regeldruk en de wetenschapstoets, voor om in ieder geval bij kleine collectieve warmtesystemen buiten een vastgesteld warmtekavel te kiezen voor vereenvoudiging. De ontheffingsprocedure wordt vervangen door een vrijstelling voor 30 jaar in combinatie met een toets door de ACM en een meldplicht bij het college (voorgestelde artikel 3.01, eerste lid). Het warmtebedrijf moet haar voornemen melden bij het college en de ACM waarna de ACM beoordeelt of wil toetsen of het warmtebedrijf organisatorisch, technisch en financieel geschikt is om de taken uit te voeren (tweede lid). Als de ACM een dergelijke toets nodig vindt, zal het warmtebedrijf een aanvraag moeten indienen bij de ACM zodat de ACM de geschiktheid kan toetsen. Zo nodig kan de ACM voorschriften en beperkingen verbinden aan een besluit (derde lid). De vrijstelling geldt voor het gebied waarvoor de aansluitovereenkomst of de aansluitovereenkomsten gelden (vijfde lid). Het warmtebedrijf is verplicht deze overeenkomsten en de mededeling of het besluit van de ACM bij het college te melden zodat het college kan vaststellen of er een vrijstelling geldt en voor welk gebied (zesde lid). In verband met het toezicht van de ACM op het warmtebedrijf is het van belang dat het college deze informatie ook deelt met de ACM (zevende lid). Het warmtebedrijf is verplicht zich te melden als het kleine collectieve warmtesysteem zich zodanig zal uitbreiden dat het aantal van 1500 aansluitingen overschreden zal worden (achtste lid). Dan zou geen sprake meer kunnen zijn van een vrijstelling maar zal het systeem onder het regime van hoofdstuk 2 komen te vallen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop een en ander gemeld, aangevraagd, beoordeeld en besloten wordt (negende lid). Zo nodig worden ook nadere regels gesteld over de voorschriften en beperkingen die de ACM aan een besluit kan verbinden (tiende lid).
Bij kleine collectieve warmtesystemen gaat het veelal om nieuwbouw- of renovatieprojecten waarbij de warmtevoorziening door een projectontwikkelaar in concurrentie gegund wordt aan een warmtebedrijf. Met het geselecteerde warmtebedrijf wordt vervolgens een klein collectief warmtesysteem ontwikkeld dat is afgestemd op het project en de verwachte warmte- en koudevraag van verbruikers. De keuze voor een warmtebedrijf wordt dus al in een vroeg stadium gemaakt. Met de in het wetsvoorstel voorgestelde ontheffingsprocedure moet hiervoor eerst een ontheffingsaanvraag gedaan worden, is een besluit van het college nodig en volgt een periode van bezwaar en/of beroep. Dat zorgt voor veel onzekerheid en rompslomp, kan veel tijd kosten en haalt de vaart uit de gewenste ontwikkeling van deze kleine collectieve warmtesystemen. De indieners willen er daarbij op wijzen dat het, zeker als je gebouwgebonden systemen meerekent, gaat om vele warmtesystemen waarvoor een ontheffing aangevraagd zou moeten worden.
Bovendien zijn de plannen voor ontwikkeling van de collectieve warmtevoorziening daar waar nog geen warmtekavel is vastgesteld, waarschijnlijk onvoldoende concreet om tijdig een aansluiting voor verbruikers te kunnen realiseren. Hiermee is de collectieve warmtevoorziening dus ook geen realistisch alternatief voor het beoogde kleine collectief warmtesysteem. Wanneer er wel een warmtekavel is vastgesteld en eerder sprake is van interferentie met een concreet plan voor een meer grootschalige collectieve warmtevoorziening, dient het warmtebedrijf op grond van artikel 3.1 een ontheffing aan te vragen en zijn ook de afwijzingsgronden uit 3.1, zesde lid, van toepassing.
Flach
Bontenbal