[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Martens-America en Aukje de Vries over het bericht ‘Boskalis ziet geen toekomst meer in Nederland: “We moeten niet verzwakt worden door doorgeschoten milieueisen”

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2025D28895, datum: 2025-06-19, bijgewerkt: 2025-06-23 10:27, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-2502).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z05062:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2502

Vragen van de leden Martens-America en Aukje de Vries (beiden VVD) aan de Ministers van Economische Zaken en van Financiën over het bericht «Boskalis ziet geen toekomst meer in Nederland: «We moeten niet verzwakt worden door doorgeschoten milieu-eisen»» (ingezonden 19 maart 2025).

Antwoord van Minister Beljaarts (Economische Zaken), mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (ontvangen 19 juni 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1975.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Boskalis ziet geen toekomst meer in Nederland: «We moeten niet verzwakt worden door doorgeschoten milieu-eisen»»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u het dat het oer-Hollandse Boskalis mogelijk verder vertrekt uit Nederland, indachtig dat eerder ook andere grotere bedrijven hun twijfels hebben uitgesproken over verdere investeringen in Nederland (bijvoorbeeld: ASML of Mollie) en bijvoorbeeld het van oorsprong Nederlandse Shell, Unilever of Bird hun hoofdkantoor al uit Nederland hebben verplaatst of dit gaan doen?

Antwoord 2

Zeker nu het kabinet zich met de uitvoering van de Sectoragenda maritieme maakindustrie «No guts, no Hollands glorie!» (Kamerstuk 2023–2024 31 409, nr. 423) vanwege de strategische belangen van deze sector hard maakt voor het industriebeleid voor de maritieme maakindustrie, zou ik het betreuren als Boskalis uit Nederland zou vertrekken.

Het kabinet zet zich daarnaast in voor een sterk en stabiel ondernemings- en vestigingsklimaat met goede randvoorwaarden, met de ambitie dat Nederland weer tot de top-5 van meest concurrerende landen wereldwijd moet gaan behoren, zoals opgenomen in het regeerprogramma.

Het kabinet ziet de recente keuze van Unilever om haar ijsdivisie te verzelfstandigen en deze met een hoofdkantoor en beursnotering in Nederland te vestigen als een bevestiging van het gevoerde beleid om een aantrekkelijk vestigingsklimaat te bevorderen. (Kamerstukken 2024–2025 32 637, nr. 665)

Vraag 3

Bent u in gesprek met hoofdkantoren van grote internationale organisaties die kenbaar hebben gemaakt een vertrek te overwegen? Zo ja, hoe geeft u vervolg aan deze zorgen?

Antwoord 3

Ik spreek regelmatig met bedrijven – groot én klein – over hun zorgen ten aanzien van het ondernemingsklimaat. Daarnaast spreken de NFIA en de regionale partners uit het Invest in Holland netwerk jaarlijks met circa 2.500 grote internationale bedrijven over eventuele vervolginvesteringen in Nederland, maar ook over knelpunten waar zij tegenaan lopen. Soms geven bedrijven aan te overwegen om (een deel van de) bedrijfsactiviteiten naar het buitenland te verplaatsen. Natuurlijk zie ik het liefst dat bedrijven voor Nederland (blijven) kiezen en híer doen waar zij goed in zijn. De zorgen die bedrijven hebben, zet ik zoveel mogelijk om naar concrete acties. De OndernemersTop die ik in december jl. organiseerde, is daar een mooi voorbeeld van. Mede op basis van de inbreng van ondernemers die dag, werken we momenteel in gezamenlijkheid aan een Pact Ondernemingsklimaat. Ik streef ernaar dit Pact medio juni gereed te hebben voor ondertekening.

Vraag 4

Hoeveel Nederlandse bedrijven blijven naar schatting vallen onder de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) als het Omnibus I voorstel van de Europese Commissie doorgang vindt? Wat zijn de geschatte kosten voor deze Nederlandse bedrijven door deze regelgeving?

Antwoord 4

De Europese Commissie verwacht door het richtlijnvoorstel een afname van het aantal rapportageplichtige bedrijven met tachtig procent. In de toelichting bij het voorstel voor het Implementatiebesluit Richtlijn duurzaamheidsrapportering2 is geschat dat tussen de 3000 en 6000 ondernemingen in Nederland onder de rapporteringsverplichting gaan vallen. Daarvan zullen er naar verwachting tussen de 600 en 1200 overblijven na invoering van het richtlijnvoorstel uit Omnibus I.3

Een betrouwbare schatting van de kosten voor deze bedrijven is lastig te geven.4 Omstandigheden zoals de mate van complexiteit van de onderneming en van haar waardeketen en de plaatsen waar zij (en haar waardeketen) wereldwijd is gevestigd, zijn van invloed op de omvang van de lasten. De Commissie heeft daarom in het impact assessment bij de CSRD geen gemiddelde kosten per onderneming berekend. Bij het onderhavige richtlijnvoorstel is geen impact assessment gevoegd. Wel heeft de Commissie in het begeleidende werkdocument5 een inschatting gemaakt van de kostenbesparing van de voorstellen. De Commissie schat in dat de totale lastenverlichting € 4.4 miljard per jaar bedraagt, met name doordat er minder ondernemingen rapportageplichtig zullen zijn. Voor de overgebleven ondernemingen worden de lasten vooral verminderd doordat de ESRS-standaarden door de Commissie zullen worden ingekort en doordat het assurance-onderzoek door de accountant daardoor ook minder omvangrijk wordt. De Commissie heeft het voornemen om deze ESRS-standaarden zo snel mogelijk te vereenvoudigen en zal daarvoor nog met een voorstel komen. Op dit moment is het daardoor niet mogelijk om een indicatie te geven van de lastenvermindering en kosten door deze regelgeving voor Nederlandse ondernemingen.

Vraag 5

Bent u van mening dat de CSRD ook voor grote ondernemingen zou moeten worden afgeschaft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid zich hiervoor in te zetten bij de Raad van de Europese Unie en hoe acht u het krachtenveld om dit te realiseren?

Antwoord 5

De CSRD is in 2022 vastgesteld. De Europese Commissie heeft Nederland onlangs herinnerd aan de noodzaak om de CSRD op korte termijn te implementeren en aangegeven geen ruimte te zien voor uitstel. Het Omnibus I-voorstel wijzigt de CSRD op onderdelen, om zo de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verlichten. De Commissie heeft onder meer voorgesteld de reikwijdte van de CSRD te versmallen door de drempelwaarde voor bedrijven die eronder gaan vallen te verhogen van 500 naar 1.000 medewerkers. Het kabinet is hier voorstander van en steunt dit doel. Ook bij andere EU-lidstaten is draagvlak voor het voorstel. Het volledig afschaffen van CSRD voor grote ondernemingen is op dit moment geen onderwerp van discussie. Daar is in Europees verband ook geen draagvlak voor.

Vraag 6

Hoeveel Nederlandse bedrijven blijven naar schatting vallen onder de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) als het Omnibus I voorstel van de Europese Commissie doorgang vindt? Wat zijn de geschatte kosten voor deze Nederlandse bedrijven door deze regelgeving?

Antwoord 6

Het Omnibus I voorstel bevat geen bepalingen die de reikwijdte van de EU-richtlijn Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) aanpassen. Voor de omzetting van de CSDDD naar nationale wetgeving is in het implementatietraject van de Wet internationaal verantwoord ondernemen (Wivo) een bedrijfseffectentoets (BET)6 uitgevoerd. Hierin is een schatting van het aantal Nederlandse bedrijven dat per 2029 onder de verplichtingen van de CSDDD komen te vallen opgenomen van ongeveer 475 ondernemingen. De totale geraamde structurele kosten vanaf 2029 voor deze grote ondernemingen bedragen € 220 miljoen per jaar waarvan € 130 miljoen nieuwe regeldrukkosten en € 90 miljoen bedrijfseigen kosten. De aanpassingen aan de CSDDD die de Europese Commissie in het Omnibus I-pakket heeft voorgesteld zouden moeten leiden tot een verlaging van deze kosten.

Vraag 7

Bent u van mening dat de CSDDD ook voor grote ondernemingen zou moeten worden afgeschaft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid zich hiervoor in te zetten bij de Raad van de Europese Unie en hoe acht u het krachtenveld om dit te realiseren?

Antwoord 7

Het kabinet zet in op harmonisatie in Europa, met het oog op het gelijke speelveld en versterking en bescherming van de interne markt, met waarborgen voor een uniforme toepassing van regels, zoals uiteengezet in de kabinetsvisie EU-concurrentievermogen7 en de kabinetsbrede interne-marktactieagenda8. Een goed functionerende interne markt is het fundament van de Europese economie en ons concurrentievermogen. Het krachtenveld in Europa lijkt niet gunstig voor een eventuele afschaffing van de CSDDD, aangezien deze richtlijn pas recent is vastgesteld en het omnibusvoorstel juist kansen biedt om eventuele zorgen van lidstaten en het Europees parlement te adresseren.

Vraag 8

Wat zijn volgens u de gevolgen van de CSRD en CSDDD regelgeving voor Nederlandse bedrijven, de Nederlandse economie en voor de Europese economie?

Antwoord 8

Uit de impact assessments van de Europese Commissie bij de CSRD en de CSDDD blijkt dat op de middellange tot lange termijn wordt verwacht dat de voordelen voor bedrijven de (regeldruk)kosten op de korte termijn zullen overtreffen. Dat neemt niet weg dat de regeldrukeffecten, zeker op korte termijn, voelbaar zullen zijn. Het kabinet heeft daar oog voor en steunt in dat kader de inspanningen voor regeldrukvermindering van de Europese Commissie via het Omnibus I-voorstel.

Vraag 9

Ziet u door de tanende Nederlandse concurrentiekracht een reden tot aanpassing van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA)? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

Momenteel wordt de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA) door het WODC geëvalueerd. De uitkomsten van het onderzoek worden in de zomer van 2025 verwacht. Ik wacht dit evaluatieonderzoek af alvorens besluiten te nemen over het al dan niet aanpassen van de WAMCA.

Vraag 10

Heeft u meer kritische signalen uit het bedrijfsleven ontvangen over de WAMCA? Zo ja, wat betrof deze kritiek specifiek?

Antwoord 10

Dit is een relatief nieuwe wet waarover het gesprek gaande is en waarbij de regering openstaat voor het ontvangen van ervaringen met de wet, vanuit alle betrokken invalshoeken. Daarom is het ook goed dat de wet op dit moment wordt geëvalueerd en dat we jaarlijks een monitorbijeenkomst houden waarin stakeholders ervaringen met de wet uitwisselen.

Vraag 11

Klopt het dat Nederland met de WAMCA het enige land is in Europa wat een regeling voor collectieve schadeclaims heeft? Zo nee, welke Europese landen kennen een soortgelijke regeling?

Antwoord 11

Sinds 25 juni 2023 moet elke lidstaat van de Europese Unie de Richtlijn (EU) 2020/1828 inzake representatieve actie consumentenzaken hebben omgezet in zijn nationale recht. Die richtlijn verplicht tot invoering van een collectieve schadevergoedingsactie. Elke lidstaat van de Europese Unie dient derhalve over een regeling voor collectieve schadeclaims in consumentenzaken te beschikken.

Vraag 12

Wat zijn volgens u de gevolgen van de WAMCA voor Nederlandse bedrijven?

Antwoord 12

Zoals in het antwoord op vraag 9 is aangegeven, wordt de WAMCA momenteel geëvalueerd. Dit betreft een bij wet voorgeschreven evaluatie waarbij de onderzoekers bezien of de gestelde doelen van de wet in de praktijk worden bereikt en welke (andere) effecten de wet heeft gehad. De uitkomsten van het onderzoek komen in de zomer van dit jaar beschikbaar. Dit onderzoek beoogt een beter beeld te verkrijgen van hoe de WAMCA in de praktijk werkt, en wat de gevolgen zijn voor onder andere het Nederlandse bedrijfsleven.

Vraag 13

Klopt het dat sinds de invoering van de WAMCA er een toenemend aantal massaschadeclaims is te zien? Zo ja, hoe groot betreft de stijging?

Antwoord 13

Voor de inwerkingtreding van de WAMCA op 1 januari 2020 was een massaschadeclaim in rechte alleen mogelijk via een bundeling van individuele claims. Dit kon en kan op basis van volmacht, lastgeving of door vorderingen over te dragen aan een partij die deze gezamenlijk instelt. Deze vormen van bundeling van vorderingen komen met name in mededingingszaken en aandeelhoudersvorderingen regelmatig voor.

In een collectieve actie op basis van het voor 1 januari 2020 geldende artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kon geen schadevergoeding worden gevorderd. Dat is pas mogelijk geworden met het door de WAMCA gewijzigde nieuwe artikel 3:305a BW. Sinds 2020 kan een belangenorganisatie in een collectieve actie dus ook schadevergoeding voor een groep benadeelden vorderen. Deze collectieve acties worden bijgehouden in het Centraal register voor collectieve vorderingen. Daaruit blijkt dat er in de afgelopen vijf jaar zo’n dertig collectieve schadevergoedingsacties zijn ingesteld.

Voor 2020 werd in collectieve acties een verklaring voor recht, een gebod of een verbod gevorderd, bijvoorbeeld wegens onrechtmatig handelen van de aangesproken partij. Bij toewijzing daarvan volgden daarna soms schikkingsonderhandelingen of soms vele individuele vorderingen tot schadevergoeding, gebaseerd op de uitspraak in de collectieve actie dat de aangesproken partij onrechtmatig heeft gehandeld.

Om te beoordelen of sprake is van een toename van het aantal massaschadeclaims zou daarom een vergelijking moeten worden gemaakt met het aantal collectieve acties vóór 2020, ook als daarin geen schadevergoeding maar slechts een verklaring voor recht werd gevorderd. Voor een meer uitgewerkt overzicht van de werking van de WAMCA in de praktijk verwijs ik naar de uitkomsten van het momenteel lopende evaluatieonderzoek.

Vraag 14

Hoe kijkt, volgens u, het Nederlandse bedrijfsleven naar het in de Clean Industrial Deal uitgesproken voornemen van de Europese Commissie om bij openbare aanbestedingen te verplichten dat een gedeelte wordt gegund aan Europese bedrijven? Zien zij dit als een steuntje in de rug, of vrezen zij represailles van niet-EU-landen waardoor zij aanbestedingen in niet-EU-landen mogelijk mislopen?

Antwoord 14

Het Nederlandse en Europese bedrijfsleven verwelkomen de aankondigingen in de Clean Industrial Deal om marktvraag te creëren voor schone industriële productie en clean tech via onder andere aanbestedingsprocedures. Concreet is de Europese Commissie voornemens om de Europese Aanbestedingsrichtlijnen te herzien om niet-prijscriteria nadrukkelijker mee te wegen in aanbestedingsprocedures, zoals duurzaamheids- en weerbaarheidscriteria (het voorstel is voorzien voor 2026). In reacties op de Clean Industrial Deal steunt het bedrijfsleven het voornemen om marktvraag te creëren voor Europese producten, waarbij rekening dient te worden gehouden met handels- en investeringsbelangen. De niet-prijs criteria dienen daarbij doeltreffend te zijn en niet tot extra regeldruk te leiden.

Vraag 15

Voor bedrijven als Boskalis zijn exportkredietverzekeringen ook van groot belang. Nederland gaat verder dan de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en/of EU-voorwaarden bij exportkredietverzekeringen. Om welke onderdelen gaat dit specifiek? Bent u bereid om aanpassingen te doen in deze voorwaarden om te komen tot een (meer) gelijk speelveld? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 15

De kaders voor het beoordelen van milieu en sociale risico’s zijn vastgelegd in de «OESO Common Approaches». Op onderdelen gaat Nederland verder. Zo beoordeelt Nederland niet alleen grotere projecten, maar ook kleinere aanvragen en kortlopende transacties op risico's voor mens, dier en milieu. Daarnaast vindt voor gevoelige sectoren zoals de bagger en chemie altijd due diligence onderzoek plaats en worden risicovolle projecten na polisafgifte gemonitord. Het kabinet acht de genoemde maatregelen nodig om gericht risico’s te identificeren en, waar nodig, te mitigeren. Periodiek wordt een internationale benchmark uitgevoerd naar de concurrentiekracht van de exportkredietverzekering ten opzichte van andere landen. In het volgende onderzoek, te starten in 2026 of eerder indien daar directe aanleiding toe is, neemt het kabinet het gelijke speelveld op het gebied van mvo mee. Meer informatie hierover staat in Kamerstuk 26 485, nr. 39.

Vraag 16

Wat zijn de gevolgen van de afspraken in Glasgow bij de Conference of the Parties 26 (COP26) voor Nederlandse bedrijven die gebruik (willen) maken van exportkredietverzekeringen? Wat hebben andere landen daadwerkelijk in de praktijk gedaan na ondertekening van de afspraken COP26? In hoeverre is er door deze afspraken nog sprake van een gelijk speelveld voor Nederlandse bedrijven?

Antwoord 16

Alle EU-lidstaten hebben zich gecommitteerd aan het beëindigen van ekv-steun aan de fossiele energiesector die niet in lijn is met een opwarmingslimiet van 1,5 graad. Voor Nederlandse bedrijven betekent dit dat zij sinds 1 januari 2023 geen ekv-steun meer kunnen aanvragen voor de fossiele energiesector, behoudens beperkte en duidelijk gedefinieerde uitzonderingen die in lijn zijn met de 1,5°C doelstelling.

In de jaarlijkse review van de Europese Commissie is een overzicht weergegeven van het uitfaseerbeleid van elke EU-lidstaat die een publieke ekv-faciliteit aanbiedt.9Hieruit blijkt dat vrijwel alle lidstaten die exportkredietverzekeringen bieden met betrekking tot fossiele projecten uitfaseerbeleid hebben opgesteld. Oostenrijk, Roemenië, Slowakije en Slovenië hebben in hun beleid ruimte opgenomen om ekv-steun aan de olie- en gastransacties later (tussen nu en 2030) te beëindigen. Overigens gaven deze landen in 2023 geen ekv-steun af aan fossiele transacties. Vanuit de Export for Finance Future coalitie (E3F) wordt ook jaarlijks gerapporteerd over de uitfasering van steun aan de fossiele energiesector, waarbij zichtbaar is waar uitzonderingen gemaakt worden.10 Nederland rapporteert jaarlijks over de uitzonderingen in de ekv-monitor. Uit een evaluatie11 door een externe partij blijkt dat het Nederlandse COP26-beleid grotendeels overeenkomt met dat van andere landen die de COP26-verklaring hebben ondertekend en onderdeel uitmaken van E3F-coalitie.

Verder hebben drie OESO-landen, Turkije, Japan en Zuid-Korea, de COP26-verklaring niet ondertekend en zijn de Verenigde Staten in februari 2025 uit de CETP, de coalitie rond de COP26-verklaring, gestapt. Dit is ongunstig voor het gelijkwaardig speelveld. In het volgende benchmarkonderzoek voor de ekv, te starten in 2026 of eerder indien daar directe aanleiding toe is, neemt het kabinet dit element t.a.v. het internationaal gelijk speelveld mee.

Voor een gedetailleerde vergelijking van het beleid van verschillende exportkredietverzekeraars verwijs ik u graag naar de recente evaluatie en wederom naar Kamerstuk 26 485, nr. 39.


  1. Telegraaf, 15 maart 2025, (https://www.telegraaf.nl/financieel/1438555597/boskalis-ziet-geen-toekomst-meer-in-nederland-we-moeten-niet-verzwakt-worden-door-doorgeschoten-milieu-eisen?utm_source=t.co&utm_medium=referral&utm_campaign=twitter)↩︎

  2. Zie par. 4.4 in de nota van toelichting bij het voorstel voor het Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering, bijlage bij Kamerstukken I/II 2023/24, 26 485, nr. B/437.↩︎

  3. Zie het BNC-fiche, Kamerstukken II 2024/25, 22 112, nr. 4012.↩︎

  4. Zie voetnoot 2.↩︎

  5. SWD(2025) 80 d.d. 26 februari 2025, zie p. 26 e.v.↩︎

  6. https://www.internetconsultatie.nl/wivo/document/13294↩︎

  7. Kamerstukken II 2021/22, 22 112, nr. 3437↩︎

  8. Kamerstukken II 22 112, nr. 3437↩︎

  9. ANNUAL REVIEW BY THE COMMISSION of Member States» Annual Activity Reports on Export Credits in the sense of Regulation (EU) No 1233/2011, te raadplegen via https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/HTML/?uri=CELEX:52024DC0556 ↩︎

  10. E3F annual Transparency Report 2024, te raadplegen via https://www.linkedin.com/pMicrosoft Teamsosts/export-finance-for-future-e3f_e3f-annual-transparency-report-2024-activity-7260631422137196544-HcFH↩︎

  11. Kamerstuknummer 26 485, nr. 438.↩︎