[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Gewijzigd amendement van het lid Kröger ter vervanging van nr. 57 over een faciliterend kader inzake de bevordering van de ontwikkeling van warmtegemeenschappen

Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte)

Amendement (gewijzigd/nader/vervangend)

Nummer: 2025D29074, datum: 2025-06-19, bijgewerkt: 2025-06-19 16:53, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36576 -72 Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte).

Onderdeel van zaak 2025Z12824:

Preview document (🔗 origineel)


TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2
Vergaderjaar 2024-2025
36 576 Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte)
Nr. 72 gewijzigd AMENDEMENT VAN HET LID Kröger TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 57
Ontvangen 19 juni 2025
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Na artikel 11.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11.5a bevorderen ontwikkeling warmtegemeenschappen

1. Onze Minister stelt na overleg met de representatieve organisaties van warmtegemeenschappen een faciliterend kader vast gericht op de bevordering van de ontwikkeling van warmtegemeenschappen.

2. Het faciliterend kader, bedoeld in het eerste lid, wordt driejaarlijks geactualiseerd op basis van een knelpuntenanalyse waarbij de zienswijze van representatieve organisaties van warmtegemeenschappen wordt betrokken.

Toelichting

In de Wet collectieve warmte kunnen zowel warmtegemeenschappen als warmtebedrijven met een publiek meerderheidsbelang aangewezen worden voor een nieuw warmtekavel. Warmtegemeenschappen hebben in de wet dezelfde kansen als warmtebedrijven met een publiek meerderheidsbelang. In de praktijk hebben ze dat echter niet. Warmtegemeenschappen verschillen wezenlijk in organisatievorm, risicoprofiel en toegang tot kapitaal. Ook kunnen zij niet op gelijke wijze gebruik maken van een eventuele nationale deelneming warmte, wanneer deze wordt aangewezen. Daardoor is hun toegang tot de warmtemarkt ongelijk. Dit is niet in lijn met de visie van de Europese Commissie dat burgers een duidelijke en actieve rol kunnen spelen in de energiemarkt. Alleen door warmtegemeenschappen op te nemen in de Wet collectieve warmte zet de Nederlandse overheid de burger niet sterk in positie. Wanneer de Nederlandse overheid de burger in positie wil brengen om haar eigen rol te spelen in de markt zal ze deze actief op een andere manier moeten ondersteunen door warmtegemeenschappen te faciliteren.

Om deze ongelijkheid te corrigeren en warmtegemeenschappen daadwerkelijk gelijke markttoegang te geven, is het noodzakelijk dat er een faciliterend kader komt. Dit kader moet gericht zijn op passende ondersteuning, het opbouwen van uitvoeringskracht en het versterken van hun positie als lokale warmtebedrijven. Een faciliterend kader is in lijn met het EU-beleid. In artikel 22, lid 4, onderdelen a tot en met i, van de richtlijn 2018/2001 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU L328) staat dat lidstaten zorgen voor een faciliterend kader om de ontwikkeling van gemeenschappen voor hernieuwbare energiegemeenschappen te bevorderen en te vergemakkelijken. Onderdelen van dit faciliterend kader zijn, naast de Wet collectieve warmte, op dit moment het Ontwikkelfonds Warmte, dat specifiek gericht is op de ontwikkelfase van warmtegemeenschappen en verschillende subsidieregelingen waar ook warmtegemeenschappen gebruik van kunnen maken, zoals de WIS en SDE++.

Dit amendement verankert in de wet dat dit faciliterend kader nader wordt uitgewerkt en driejaarlijks geactualiseerd wordt ter bevordering van de ontwikkeling van warmtegemeenschappen. Ook borgt dit amendement dat representatieve organisaties van warmtegemeenschappen hierbij betrokken zullen worden. De indiener beoogt dat hiermee de uitvoeringskracht van warmtegemeenschappen wordt versterkt en de toegang tot financiering en informatie wordt vergemakkelijkt. Daarbij moet wat betreft de indiener aandacht zijn voor de financiering van initiatie- en ontwikkelfase en de bijhorende kennisontwikkeling en standaardisering van processen en relaties tussen gemeenten, warmtebedrijven met een publiek meerderheidsbelang en warmtegemeenschappen, evenals de coöperatieve landelijke en regionale ondersteuningsstructuren.

Kröger