Inbreng verslag schriftelijk overleg over de Nederlandse inzet hoofdlijnen MFK 2028 (Kamerstuk 21501-20-2245)
Europese Raad
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D29625, datum: 2025-06-24, bijgewerkt: 2025-07-03 07:56, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2025D29625).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken (BBB)
- Mede ondertekenaar: E. Hoedemaker, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z05983:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Medeindiener: E. Heinen, minister van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2025-04-01 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-24 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2025-05-28 11:30: Meerjarig Financieel Kader 2028-2034 (Technische briefing), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2025-06-19 19:00: Extra procedurevergadering commissie Europese Zaken (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2025-06-24 12:00: Nederlandse inzet Meerjarig Financieel Kader 2028-2034 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Europese Zaken
Preview document (🔗 origineel)
2025D29625 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken hebben enkele fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Financiën d.d. 28 maart 2025 inzake Nederlandse inzet hoofdlijnen MFK 2028 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2245).
De voorzitter van de commissie,
Van der Plas
Adjunct-griffier van de commissie,
Hoedemaker
Inhoudsopgave
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | |
• | Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie | |
• | Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie | |
• | Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie | |
• | Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie | |
• | Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie | |
• | Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie | |
II | Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken |
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Financiën van 28 maart 2025 over de Nederlandse inzet op hoofdlijnen voor het MFK 2028–2034, en hebben hierover enkele vragen.
Allereerst hebben de leden van de PVV-fractie een aantal vragen over de budgettaire inzet. Deze leden constateren dat het kabinet inzet op een «acceptabele omvang van het MFK». Zij verzoeken de Minister te specificeren wat onder een acceptabele omvang van het MFK wordt verstaan. Ook wordt geconstateerd dat het kabinet streeft naar een «acceptabel aandeel in de nationale bijdragen via het Eigenmiddelenbesluit (EMB)». Voornoemde leden vragen de Ministers toe te lichten wat zij verstaan onder een acceptabel aandeel in de nationale bijdragen via het EMB.
In het regeerprogramma is afgesproken dat de jaarlijkse EU-afdrachten met minder dan 1,6 miljard euro zullen stijgen ten opzichte van de huidige meerjarenraming. De aan het woord zijnde leden verzoeken de Minister aan te geven of hij dit doel nog steeds nastreeft en, zo ja, op welke wijze hij dit wil bewerkstelligen.
Dan is er bij de voornoemde leden een aantal vragen over het onderdeel «Een moderne en toekomstgerichte EU-begroting». De Ministers stellen dat middelen uit verschillende bestaande EU-prioriteiten bij moeten dragen aan het versterken van het Europese concurrentievermogen, een stevig asiel en migratiebeleid, en veiligheid en defensie. Deze leden verzoeken de Minister aan te geven aan welke verschillende bestaande EU-prioriteiten wordt gerefereerd.
In hetzelfde onderdeel stellen de Ministers dat de EU-begroting de klimaat- en energietransitie van de industrie dient te ondersteunen, aangezien deze een belangrijk fundament zijn voor het bredere Europese concurrentievermogen. De leden van de PVV-fractie verzoeken de Minister te verduidelijken op basis van welke gegevens wordt onderbouwd dat de klimaat- en energietransitie en de decarbonisatie van de industrie daadwerkelijk bijdragen aan een sterker Europees concurrentievermogen. Ook vragen deze leden waarom de EU-begroting deze transities zou moeten ondersteunen en in welke mate.
De laatste vraag van de leden van de PVV-fractie gaat over het onderdeel «Modernisering budgettaire architectuur». In dit onderdeel stellen de Ministers dat vereenvoudiging van de Europese begroting mogelijk is door het aantal fondsen en programma’s te verminderen waar sprake is van overloop door fondsen en programma’s in gedeeld beheer samen te voegen in bredere landenenveloppen, en door vereenvoudiging van de programma’s zelf. Deze leden verzoeken de Minister te verduidelijken over welke fondsen en programma’s het kabinet in dit verband spreekt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Nederlandse inzet voor het Meerjarig Financieel Kader. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.
Deze leden lezen dat de inzet van het kabinet nog steeds is om te bezuinigen op de Nederlandse afdrachten aan de EU. In de huidige context met geopolitieke spanningen, economische onzekerheden zoals de Amerikaanse tarieven en de noodzaak om energieafhankelijker te worden en te verduurzamen is dit wat voornoemde leden betreft zeer onverstandig. Een slagkrachtige EU is wat deze leden betreft belangrijker dan ooit en lagere afdrachten zouden dit ondermijnen. Kan de slagkracht van de EU wat het kabinet betreft behouden en juist versterkt worden met de inzet op lagere afdrachten? Zo ja, hoe? Zo nee, is deze inzet dan niet zeer onverstandig en onverantwoord? Zijn er andere landen die zich inzetten voor een lagere nationale afdracht? Hoe ziet dat speelveld eruit? Wat zou de impact zijn op de slagkracht van de EU als verschillende lidstaten vooral lagere afdrachten bepleiten maar te weinig oog hebben voor bijvoorbeeld de groeiende veiligheidsuitdagingen en de concurrentiepositie van de EU waarvoor investeringen nodig zijn?
De aan het woord zijnde leden lezen dat het kabinet wil dat er gekeken wordt naar wat de EU minder kan doen. Vervolgens wordt hier niet verder op ingegaan. Wat is de inzet van het kabinet wat betreft «minder EU»? Wat zijn de begrotingen waar het kabinet op wil bezuinigen?
De voornoemde lezen in de kabinetsinzet dat de energietransitie en het klimaat missen in de kernpunten van het kabinet. Is de Minister het eens dat de energietransitie en verduurzaming juist een cruciaal onderdeel zijn van het Europese concurrentievermogen aangezien de EU koploper is wat betreft groene industrie? Waarom kiest het kabinet ervoor hier geen kernpunt van te maken?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet refereert aan de rapporten van Draghi en Letta om het Europese concurrentievermogen te versterken. Hoewel het kabinet benadrukt dat er meer nodig is dan alleen publieke investeringen willen deze leden eraan herinneren dat de voornoemde rapporten juist ook pleitten voor aanzienlijke publieke en private investeringen. In de afgelopen wisselingen met het kabinet is duidelijk dat dit kabinet vooral hecht aan het verminderen van de regeldruk, dat onderdeel is van deze rapporten, maar geen gehoor geeft aan de noodzakelijke investeringen. Is het kabinet bereid te pleiten voor de nodige investeringen?
De aan het woord zijnde leden lezen dat het kabinet de rol van de EU wat betreft defensie willen versterken, met name wat betreft de defensie-industrie. Deze leden zien de noodzaak om gebruik te maken van de uitzonderingsclausule voor defensie. Is het kabinet bereid hier – incidenteel – gebruik van te maken om grote eenmalige investeringen te doen? Voornoemde leden vinden het van belang dat deze mogelijkheid in het volgende MFK blijft bestaan. Wat is de inzet van het kabinet daarop? Ook moet wat de GroenLinks-PvdA fractie betreft de mogelijkheid om gemeenschappelijke leningen aan te gaan in het MFK behouden worden. Wat is de inzet hierop van het kabinet? Kunnen de mogelijkheden om als EU eigen middelen te generen worden uitgebreid? Zo ja, op welke manier? Is het kabinet bereid deze mogelijkheden te verkennen en voor eventuele uitbreiding van deze mogelijkheden te pleiten?
Wat betreft deze leden is het van groot belang dat het rechtsstaatmechanisme wordt behouden en zo mogelijk zelfs wordt uitgebreid. Wat zijn de manieren om dit mechanisme uit te breiden en wat is de inzet van het kabinet hierop? Ook sociale conditionaliteit is wat de aan het woord zijnde leden van groot belang. Gaat het kabinet ervoor pleiten dat er vastgehouden moet worden aan het mechanisme dat ervoor zorgt dat uitgaven altijd gedaan moeten worden met respect voor sociale rechten, minimumloon, veilig werk, baanzekerheid, gezondheid en een goede balans in werk en vrije tijd en arbeidstijden?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen opmerken dat ook hulpbudgetten een belangrijk deel zijn van het MFK. Geeft het kabinet opvolging aan de oproep van het Europees Parlement dat de EU het gat moet dichten dat is ontstaan door mondiale bezuinigingen? Wat is de inzet van het kabinet wat betreft de hulpbudgetten? Deelt het kabinet de analyse dat het samenvoegen van budgetinstrumenten als het NDICI, HUMA en IPA de effectiviteit van de hulp schaadt en de neutraliteit van humanitaire hulp in gevaar brengt? Wat is de inzet van het kabinet hierop? Wat deze leden betreft is het van belang dat de noodhulpreserve zoals het EAR goed gevuld is voor respons op acute crises. Gaat het kabinet zich ervoor inzetten dat humanitaire hulp in dit budget prioriteit behoudt? Wat de GroenLinks-PvdA leden betreft is het van belang dat de armste en meest fragiele landen prioriteit krijgen voor het ontvangen van financiering voor ontwikkelingssamenwerking. Is het kabinet bereid te pleiten voor een bindende doelstelling binnen het MFK hierover?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Nederlandse inzet Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2028–2034. Zij willen in dit kader enkele specifieke aandachtspunten benadrukken en verzoeken nadere toelichting van het kabinet.
Deze leden onderschrijven het uitgangspunt dat de EU een daadkrachtige en moderne begroting nodig heeft om effectief in te spelen op geopolitieke en economische uitdagingen. Tegelijkertijd benadrukken zij dat dit niet mag leiden tot een automatische stijging van de nationale afdrachten of tot het normaliseren van gezamenlijke schulduitgifte binnen de Unie. Zij vragen het kabinet in hoeverre het mogelijk is de EU-begroting toekomstgericht te moderniseren zonder daarbij af te wijken van het uitgangspunt van gezonde overheidsfinanciën en nationale verantwoordelijkheid. Acht het kabinet de huidige voorstellen van de Europese Commissie in lijn met deze uitgangspunten?
De aan het woord zijnde leden willen weten hoe het kabinet kijkt naar het aflossen van de schulden voor het Herstel en Veerkrachtplannen (HVP) in de Europese Unie. Dit zou kunnen oplopen tot 20% van het MFK. Hoe hoog zijn de uiteindelijke bedragen als het gaat om HVP? Deze leden zijn gelet op deze situatie geen voorstander van gezamenlijke Europese schulden. Zij willen ook geen hogere afdrachten.
Voorts constateren de voornoemde leden dat binnen het Europees krachtenveld de Nederlandse inzet voor een sobere begroting en het beperken van gezamenlijke schulden steeds minder steun lijkt te genieten. Wat is de inschatting van het krachtenveld binnen het Europees Parlement door het kabinet? En van het krachtenveld bij de andere lidstaten van de Europese Unie, zowel waar het gaat om het MFK als om het EMB? Hoe beoordeelt het kabinet de ontwikkeling van deze krachtenvelden, en op welke wijze wordt getracht alsnog een coalitie van gelijkgezinde lidstaten te smeden?
Met betrekking tot de rechtsstaatconditionaliteit spreken de leden van de VVD-fractie hun steun uit voor het voornemen van de Europese Commissie om de koppeling tussen EU-financiering en rechtsstatelijke normen te versterken. Tegelijkertijd wijzen zij op het risico dat waardevolle programma’s, zoals het CERV-programma, onbedoeld worden geraakt door kortingen bij falend nationaal beleid. In hoeverre acht het kabinet het wenselijk dergelijke programma’s uit te zonderen van bredere sanctiemechanismen, en welke alternatieven ziet het kabinet om de steun aan maatschappelijke organisaties te continueren in lidstaten waar de rechtsstaat onder druk staat?
Deze leden zijn tevens benieuwd in hoeverre het Hof van Justitie van de EU juridische ruimte biedt om rechtsstatelijke voorwaarden uit te breiden naar bredere delen van de EU-begroting, ook als het verband met financiële belangen minder direct is. Acht het kabinet een dergelijk juridisch breder toepassingskader wenselijk en uitvoerbaar?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat 7% van het huidige MFK bedoeld is voor ambtelijke organisatie/administratie. Wat is de ambitie van het kabinet op dit punt? Deze leden gaan voor een kleine, krachtige overheid, en daarom zou dit percentage fors naar beneden moeten. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat de EU efficiënter gaat werken en minder gaat doen, zoals aangegeven door het kabinet in het BNC-fiche?
De aan het woord zijnde leden willen graag weten wanneer de Europese Commissie komt met haar invulling van de voorstellen voor het MFK en EMB. Is dat op 16 juli 2025? Hoe wordt de Tweede Kamer er daarna bij betrokken? Wanneer komt het BNC-fiche over de voorstellen dan naar de Tweede Kamer? Hoe ziet het tijdpad voor het MFK en EMB er de komende tijd, c.q. jaren, uit?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet een realistische, efficiënte en effectieve begroting voor de toekomst willen. Wat betekent dit precies qua bedragen? In hoeverre staat de afspraak uit het hoofdlijnenakkoord nog als het gaat om de bedragen?
De voornoemde leden benadrukken het belang van een begroting die niet alleen flexibel en crisisbestendig is, maar ook efficiënt en transparant wordt ingezet. In dat licht vragen zij het kabinet hoe wordt voorkomen dat middelen weglekken via inefficiënte structuren of gebrekkige controle. Zijn er binnen de voorgestelde hervormingen voldoende waarborgen ingebouwd voor een prestatiegerichte inzet van middelen, waarbij duidelijk zichtbaar is welke Europese meerwaarde wordt gerealiseerd?
De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat het betekent dat het kabinet nieuwe eigen middelen niet bij voorbaat kan omarmen. Het kabinet staat open voor mogelijke nieuwe eigen middelen op basis van het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) en het Emissions Trading System (ETS). Kan daar meer uitleg over worden gegeven? In hoeverre gaat het hier om Europese belastingen? Deze leden zijn tegenstander van Europese belastingen, een «blauwe envelop» uit Brussel.
De aan het woord zijnde leden willen weten wat de inzet is van het kabinet ten aanzien van de perceptiekosten bij de invoerrechten. Op dit moment zijn de perceptiekosten 25%, die Nederland zelf mag houden. Wat is de impact van de tarievenoorlog op de invoerrechten, de perceptiekosten en de bni-afdracht van Nederland?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet open staat voor een verkenning van het idee van een «single plan» per lidstaat. Wat houdt dat precies is? Wat wordt verstaan onder een «single plan»? En wat gaat die verkenning inhouden?
De voornoemde leden zien dat de Europese Commissie meer lijkt te kijken naar meer conditionaliteit en ook resultaatgericht begroten. Als het gaat om de rechtsstaat begrijpen deze leden dat. De ervaringen met het Herstel- en Veerkachtplan (HVP) zijn echter niet onverdeeld positief. Welke lessen trekt het kabinet uit het HVP op dit punt? Deze leden vinden het belangrijk dat lidstaten zelf hun beleid kunnen bepalen en landenspecifieke aanbevelingen, zoals die er nu zijn, ook naast zich neer kunnen leggen. Zeker als lidstaten voldoen aan de begrotingsregels uit het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en dus niet onder de correctieve tak van het SGP vallen.
Kan de Minister een reflectie geven op de voorgenomen modernisering van de bestaande fondsen? En kan zij daar dan specifiek een reflectie geven op de fondsen uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het Cohesiefonds? Ziet de Minister dat Nederland meer is gebaat bij een GLB waarin groene diensten worden beloond, dan bij inkomenssteun via onvoorwaardelijke hectarepremies? En ten aanzien van cohesiegeld: dat investeringen gekoppeld aan economische projecten en werkgelegenheid meer renderen dan het subsidiëren van een brug in Sardinië?
Ten slot willen de leden van de VVD-fractie weten wat de inzet van het kabinet voor een ander MFK voor gevolgen heeft voor de medeoverheden, zoals de provincies. Wat is de insteek van Nederland bij een eventueel toekomstig cohesiebeleid als het gaat om de rol van andere overheden? En hoe kijkt het kabinet naar conditionaliteit op lidstaatniveau dat lijkt te wringen met decentrale uitvoering van het cohesiebeleid. Decentrale overheden hebben immers vaak beperkt invloed op zaken als de rechtsstaat.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het kabinet van 28 maart jl. inzake de Nederlandse inzet ten aanzien van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2028–2034. Deze leden hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
De voornoemde leden onderschrijven de kabinetsinzet voor een gematigde EU-begroting die zich concentreert op de kerntaken van de Unie, zoals concurrentievermogen, migratie, veiligheid en defensie. Deze leden pleiten nadrukkelijk tegen de introductie van nieuwe schuldeninstrumenten zoals eurobonds of een verlenging van het door de NSC-fractie ongewenste coronaherstelfonds, aangezien dit de EU in de richting van een ongewenste schulden- en transferunie duwt. Kan het kabinet bevestigen dat het onder geen beding zal instemmen met nog een nieuw gezamenlijk schuldeninstrument?
Voorts merken de aan het woord zijnde leden op dat het wringt dat sommige lidstaten structureel de begrotingsregels van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) niet naleven, terwijl zij tegelijkertijd veel uit Europese fondsen ontvangen. Nu in bredere zin wordt gesproken over het koppelen van EU-middelen aan rechtsstaatconditionaliteit, vragen deze leden of het kabinet het wenselijk acht om in het kader van het nieuwe MFK ook nadrukkelijker te sturen op structurele naleving van het SGP bij de toekenning van middelen, en of het kabinet daarop wil inzetten in de onderhandelingen.
Ten aanzien van de zogeheten «single plan»-aanpak vragen deze leden of het kabinet erkent dat hoewel dit model doelmatiger gebruik van EU-gelden kan bevorderen, het ook de deur openzet naar toenemende invloed van de Europese Commissie op het binnenlands beleid van lidstaten. Is het kabinet bereid te expliciteren dat nationale beleidsautonomie, onder meer op het terrein van pensioenstelsel, hypotheekrenteaftrek of zorgstelsel, gewaarborgd dient te blijven, ook indien lidstaten via dergelijke plannen EU-middelen ontvangen?
Daarnaast vragen de leden van de NSC-fractie of het kabinet signalen herkent dat er, analoog aan de uitvoering van het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP), risico’s ontstaan op het verplicht doorvoeren van beleidsmaatregelen teneinde toegang te behouden tot EU-middelen. In hoeverre acht het kabinet dit verenigbaar met het subsidiariteitsbeginsel?
Met betrekking tot de rechtsstaatconditionaliteit vragen de aan het woord zijnde leden of Nederland voorstander is van het toepassen hiervan op álle onderdelen van het MFK. Verwacht het kabinet dat het Hof van Justitie van de EU ruimte ziet om deze voorwaarde uit te breiden naar meer dan enkel financiële belangen?
Wat betreft het cohesiebeleid constateren de voornoemde leden dat in de Tussentijdse evaluatie van een gemoderniseerd cohesiebeleid mogelijkheden worden geboden voor programma’s die ten minste 15% van hun middelen toewijzen aan strategische prioriteiten, zoals concurrentievermogen, defensie, betaalbare huisvesting, waterweerbaarheid en energietransitie, om in aanmerking te komen voor 30% prefinanciering en 100% cofinanciering. Deze leden vragen zich af of dit geen tactiek is van de zogeheten «Friends of Cohesion», voornamelijk Zuid- en Oost-Europese lidstaten die traditioneel zwaar leunen op cohesiefondsen, om de beschikbare middelen in dit MFK zoveel mogelijk te verzilveren, met het oogmerk in de onderhandelingen over het volgende MFK te beargumenteren dat cohesiegelden breed en effectief zijn ingezet, en dus behouden dan wel verhoogd moeten worden. Is het kabinet van mening dat hiermee de deur wordt opengezet naar het structureel oprekken van het cohesiebeleid in plaats van daadwerkelijk herprioriteren? Acht het kabinet dit niet strijdig met de eigen inzet voor een toekomstgericht, gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK waarin herprioritering zou plaatsvinden?
De aan het woord zijnde leden wijzen er bovendien op dat het cohesiebeleid nog altijd disproportioneel ten goede komt aan landen die inmiddels niet langer tot de economisch zwakste behoren. Zo ontvangt Polen in het huidige MFK bijna 80 miljard euro aan cohesiemiddelen, het hoogste bedrag van alle lidstaten, terwijl het land inmiddels economisch is opgeklommen tot de Europese middenmoot. Deelt het kabinet de analyse dat het huidige cohesiebeleid zijn doel grotendeels voorbijschiet en hervorming dringend gewenst is?
Tot slot steunen de leden van de NSC-fractie de kabinetsinzet om de voorgenomen stijging van de Nederlandse afdracht met € 1,6 miljard te beperken. Zijn er andere lidstaten die deze inzet delen? En met welke landen kan Nederland hierin strategisch optrekken, bijvoorbeeld met Duitsland?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de inzet van het kabinet voor de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) van de Europese Unie voor de periode vanaf 2028.
De EU kampt met een enorme investeringsbehoefte, onder andere om Europa te kunnen beschermen en om het verdienvermogen van de toekomst veilig te stellen. Hoe rijmt de Minister de inzet op een kleiner MFK met deze uitdagingen en de consensus onder experts, waaronder Mario Draghi, dat de oplossing voor deze uitdagingen ten dele Europese financiering vereist?
Het kabinet spreekt de wens uit in te zetten op een besparingsopdracht met betrekking tot de Nederlandse EU-afdracht. De aan het woord zijnde leden vragen hoe deze wens zich verhoudt tot andere prioriteiten van het kabinet in het kader van het MFK. Welke doelstellingen is het kabinet bereid te heroverwegen of op te geven ten behoeve van een lagere afdracht? Waar binnen de EU-begroting ziet het kabinet ruimte voor vermindering van ambities of voor bezuinigingen?
De voornoemde leden vragen de Minister of hij in kaart heeft gebracht welke uitgaven doelmatiger op Europees niveau dan op nationaal niveau zouden kunnen worden gedaan, bijvoorbeeld het inkopen van defensiemateriaal. Is de Minister bereid een inschatting te delen van de extra kosten die gepaard gaan met uitgaven op nationaal niveau ten opzichte van Europese uitgaven?
De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet openstaat voor het invoeren van meer eigen middelen voor de EU. Hoe beoordeelt het kabinet de mogelijkheid van een eigen middel gebaseerd op een Europese vennootschapsbelastingafdracht? Het kabinet heeft ingestemd met het beginsel van gezamenlijk lenen voor defensie. Deze leden vragen of het voor het kabinet ook denkbaar is dit principe te hanteren ten behoeve van het versterken van het Europese concurrentievermogen. Zo ja, onder welke voorwaarden?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de Europese begroting beschermd dient te worden tegen corruptie en dat Europese burgers beschermd dienen te worden in hun fundamentele rechten. Deze leden zijn van mening dat fondsen niet mogen worden ingezet door overheden die bijvoorbeeld de academische vrijheid, de rechtsstaat en de rechten van lhbti+’ers met voeten treden. Is de Minister bereid het rechtsstaatmechanisme en de horizontale voorwaarden te versterken zodat bevroren geld ook echt bevroren blijft tot de situatie in een land verbeterd is? In de kabinetspositie wordt vermeld dat het kabinet nadenkt over het toepassen van conditionaliteit bij de toekenning van MFK-gelden. Deze leden vernemen graag op welke beleidsterreinen het kabinet dergelijke conditionaliteit voor ogen heeft. Wordt bijvoorbeeld overwogen het niet naleven van defensie- of klimaatafspraken te laten meewegen bij de toekenning van middelen?
De aan het woord zijnde leden hechten grote waarde aan democratische controle op het MFK. Nu de looptijd van het MFK (zeven jaar) niet samenvalt met de Europese verkiezingen, vragen de leden of het kabinet bereid is in Brussel te pleiten voor een aanpassing naar vijf jaar, zodat het MFK in de pas gaat lopen met de zittingsduur van het Europees Parlement. Voorts vernemen deze leden graag of het kabinet van mening is dat het wenselijk zou zijn wanneer het Europees Parlement jaarlijks een debat organiseert over de EU-begroting, ter versterking van de democratische controle.
Zal de Minister zich maximaal inspannen om de betrokkenheid van lokale en regionale overheden te garanderen bij de inzet van fondsen onder het cohesiebeleid?
In de beslisnota wordt verwezen naar een toevoeging die is gedaan naar aanleiding van de Raad Algemene Zaken inzake de terugbetaling van het NextGenerationEU-instrument. Deze leden verzoeken het kabinet om een toelichting op de precieze wijziging die in de brief is aangebracht. Wat is er exact toegevoegd of aangepast?
Aangezien deze kabinetsinzet dateert van vóór het terugtreden van de PVV uit het kabinet, vernemen de leden van de D66-fractie graag of het resterende deel van het kabinet deze inzet onverkort voortzet. Of ziet het huidige demissionaire kabinet aanleiding andere prioriteiten te stellen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben de inzetbrief voor de onderhandelingen over het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) gelezen en hebben enkele vragen daarover.
De leden van de SGP-fractie zetten zich in voor een bescheiden Europa dat zich op de kerntaken en haar meerwaarde focust. Daarbij past ook een bescheiden en beperkt budget. Kan de Minister toelichten welke groei van het MFK hij maximaal acceptabel acht? Voor het MFK werd lang de regel aangehouden dat de Europese begroting onder maximaal 1% van het Europese BNP blijft. Voldoet het huidige voorstel hieraan, en kan het kabinet toezeggen dat dat ook haar uitgangspunt blijft?
De Europese Commissie wenst hechtere verbondenheid tussen concrete performance en uitgekeerde gelden. Dit doet de EU reeds met de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit. Echter constateert de Europese Rekenkamer (ERK) daarin nog ernstige tekortkomingen en de Rekenkamer geeft aandachtspunten hiervoor mee. De aan het woord zijnde leden vragen hoe de aanbevelingen uit het ERK-rapport «Opportunities for the post-2027 Multiannual Financial Framework» en rapport 2025–2 van de Rekenkamer over het HVF zijn meegenomen in het ontwerp vanuit de Europese Commissie. Daarnaast vragen deze leden of het kabinet de voorstellen van de Commissie hier ook aan toetst. Gezien de grote tekortkomingen die de ERK jaar op jaar constateert, zijn voornoemde leden van mening dat het controlemechanisme beter vormgegeven moet worden. Zodat budgetten doelmatiger en doeltreffender uitgegeven kunnen worden. Deelt het kabinet deze mening, en waaruit blijkt dat? Wat is de inzet van de Minister in dezen?
Het kabinet noemt het belang van solide financieel-economisch beleid bij de lidstaten waaronder de afbouw van hoge publieke schulden. De voornoemde leden zijn het daar van harte mee eens. Welke effectieve prikkels bevat het MFK daarvoor of welk ander deel EU-wetgeving is hiervoor het meest geschikt? Is het kabinet het met de aan het woord zijnde leden eens dat het activeren van de nationale ontsnappingsclausule van ReArm Europe dit solide financieel-economisch beleid niet bevordert?
Een van de grote zorgpunten van de leden van de SGP-fractie zijn de gemeenschappelijke schuldeninstrumenten zoals het SAFE-voorstel dat recent is aanvaard. Het kabinet is geen voorstander van het aangaan van gemeenschappelijke schulden voor nieuwe Europese instrumenten. Kan het kabinet deze leden toezeggen dat daarnaast het gezamenlijk garant staan voor leningen op de kapitaalmarkt evengoed risico’s met zich meebrengt? En welke beperkingen wil de regering hier op leggen? De aan het woord zijnde leden denken dan bijvoorbeeld aan beperkingen waar de headroom van het Eigenmiddelenbesluit voor ingezet kan worden of terughoudendheid om daarmee te lenen.
Tegelijk met het oude MFK loopt ook het IPA-instrument voor pre-accessiesteun waaronder kandidaat-lidstaten financiële steun ontvangen om politiek, economisch, juridisch en anderszins te gaan hervormen en meer in lijn met de Unie te komen. Kan het kabinet toelichten wat haar inzet bij het nieuwe IPA-instrument of de vervanger van het huidige IPA-III instrument zal zijn met betrekking tot kandidaat lidstaten die in alle opzichten steeds verder van lidmaatschap wegdrijven? Het IPA-instrument dient ook functioneel bij te dragen aan het land zelf en de belangen van de Unie. Landen als onder andere Turkije die steun ontvangen maar duidelijk niet convergeren naar EU-normen en wetgeving zijn daarmee een uitdaging voor het IPA-instrument.
Het kabinet noemt dat de EU scherpe keuzes moet maken bij het opstellen van de begroting. Is zij van mening dat die scherpe keuzes gemaakt worden? Welke scherpe keuzes die in de uitgaven snijden zien zij dat nog niet gemaakt worden?
Kan het kabinet kort de voor- en nadelen schetsen van het «single-plan»? De aan het woord zijnde leden zijn benieuwd wat dit betekent voor de maatwerkopties, maar ook voor de uitvoeringskosten en monitoring en mogelijke fragmentatie van beleid.
De agrarische sector uit zorgen over de strikte conditionaliteitseisen die mogelijk bij het single plan zullen gaan horen, vrezende dat hierbij de geldstroom met strenge eisen hun ondernemersvrijheid mogelijk zal beperken. Herkent het kabinet deze zorg? Is het kabinet het met de aan het woord zijnde leden eens dat er zeker voor een landbouw in transitie voldoende ruimte en zekerheid nodig is om te ondernemen en innoveren? Hoe gaat het kabinet zich hier optimaal voor inzetten bij de onderhandelingen voor het MFK en GLB?
De cohesiemiddelen worden genoemd als instrument om meer strategisch gebruik van te maken voor de verschillende transities, digitaal en klimaat, en men kijkt er ook naar om extra middelen voor veiligheid en Defensie. Kan het kabinet uitleggen welke winsten hier te behalen vallen, en hoe dit het beste gepaard gaat met de oorspronkelijke doelen van de cohesiemiddelen, namelijk het opbouwen van economisch zwakke regio’s binnen de Unie? Blijft dat oorspronkelijke doel voor de verschillende regio’s binnen de EU steeds optimaal gediend met de strategische inzet voor uitdagingen van de hele Unie?
Het kabinet noemt vereenvoudiging van de Europese begroting door fondsen en programma’s te verminderen. Welke fondsen en programma’s kunnen volgens het kabinet optimaal samengevoegd of in landenenveloppen ondergebracht worden? Ook vragen de aan het woord zijnde leden welke kosten bespaard kunnen worden door het fuseren, afschaffen of efficiënter maken van de vele EU-agentschappen. Welke opties ziet het kabinet daar?