Toezegging tijdens het debat over de Voorjaarsnota inzake stand van zaken externe inhuur
Vernieuwing van de rijksdienst
Brief regering
Nummer: 2025D30470, datum: 2025-06-27, bijgewerkt: 2025-06-27 13:44, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
- Bijlage behorend bij de Kamerbrief Terugdringen externe inhuur van 18 april 2024
- Rapport Rijksbreed onderzoek externe inhuur
- Beslisnota bij Kamerbrief Toezegging voorjaarsnotadebat inzake externe inhuur
- Eerder verzonden Kamerbrief Terugdringen externe inhuur van 18 april 2024
Onderdeel van kamerstukdossier 31490 -386 Vernieuwing van de rijksdienst.
Onderdeel van zaak 2025Z13475:
- Indiener: J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-07-01 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-07-03 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
In het debat over de Voorjaarsnota heeft de minister van Financiën een vraag van het lid Dijk (SP) aan mij doorgeleid over de rijksbrede stand van zaken externe inhuur en wat er mogelijk is om de externe inhuur terug te dringen.
De aanpak om externe inhuur terug te dringen heb ik neergelegd in mijn brief aan de Tweede Kamer van 18 april 2025 (nr. 314190-363). Deze brief, inclusief bijlagen, treft u als bijlage bij deze brief aan.
Het is primair de verantwoordelijkheid van de ministeries en hun uitvoeringsorganisaties om de externe inhuur terug te dringen. Ik kan en wil daar niet in treden omdat zij zelf het beste kunnen beoordelen of in bepaalde, specifieke gevallen externe inhuur nodig is voor de taakuitvoering en maatschappelijke dienstverlening. Desalniettemin acht ik het van belang dat de trend dat de Roemernorm wordt overschreden, wordt doorbroken en er een daling zal worden gerealiseerd.
Zoals ook in eerdergenoemde brief is opgenomen, is één van de instrumenten om externe inhuur te verminderen, het intern laten uitvoeren van taken waarvoor eerder externe inhuur plaatsvond. Gelet op de toekomstbestendigheid (o.a. het borgen van kennis) van de Rijksoverheid en het feit dat ‘verambtelijken’ per saldo een financiële besparing oplevert ten opzichte van ‘extern inhuren’, wordt nadrukkelijk door het kabinet geaccepteerd dat verambtelijken een opwaartse druk geeft op de omvang van het rijksbrede personeelsbestand.
In 2024 is 15,4% van de totale personele uitgaven besteed aan externe inhuur1. Deze stand ten opzichte van de Roemernorm is de zogenaamde 0-meting voor het terugdringen van de externe inhuur. In de begrotingen en jaarverslagen van de departementen wordt de voortgang gemonitord. Jaarlijks (in mei) neem ik dan het samenvattende resultaat van alle ontwikkelingen op in de Jaarrapportage bedrijfsvoering Rijk (JBR).
Indien daaruit blijkt dat de stijgende trend niet wordt doorbroken, zal ik op dat moment in overleg met de collega's bezien welke aanvullende maatregelen nodig zijn.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Jaarrapportage bedrijfsvoering rijk 2024, tabel 61↩︎