Voorstel van wet
Herstel van wetstechnische gebreken en leemten, alsmede aanbrenging van andere wijzigingen in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (Verzamelwet KGG …)
Voorstel van wet
Nummer: 2025D30598, datum: 2025-06-23, bijgewerkt: 2025-07-17 10:43, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36776-2).
Onderdeel van kamerstukdossier 36776 -2 Herstel van wetstechnische gebreken en leemten, alsmede aanbrenging van andere wijzigingen in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (Verzamelwet KGG …).
Onderdeel van zaak 2025Z13517:
- Indiener: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- Medeindiener: R. Tieman, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2025-07-01 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-07-01 17:30: Procedurevergadering vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei (Procedurevergadering), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2025-09-04 12:00: Herstel van wetstechnische gebreken en leemten, alsmede aanbrenging van andere wijzigingen in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (Verzamelwet KGG …) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 776 Herstel van wetstechnische gebreken en leemten, alsmede aanbrenging van andere wijzigingen in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (Verzamelwet KGG ...)
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de jaarlijkse beleidscyclus in de Klimaatwet aan te passen en de Wetenschappelijke Klimaatraad wettelijk te verankeren, de naam van het Klimaatfonds te wijzigen naar het Klimaat- en energiefonds in de Tijdelijke wet Klimaatfonds, voor bepaalde projecten een gedoogplicht van rechtswege tijdens de ontwerpfase in te voeren in de Omgevingswet, de mogelijkheid voor het opvragen van contra-informatie door de Nederlandse emissieautoriteit in de Wet milieubeheer te regelen, en verschillende wetten aan te passen om technische gebreken en leemten te herstellen en ter verduidelijking en actualisering;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I (ALGEMENE WET BESTUURSRECHT)
In artikel 2 van Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt de zinsnede met betrekking tot de Mijnbouwwet als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b vervalt «een winningsplan of».
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. een besluit omtrent een startvergunning krachtens artikel 24n en artikel 24ab, eerste lid, gelezen in samenhang met het derde lid, en een vervolgvergunning krachtens artikel 24ae gelezen in samenhang met artikel 24ag, eerste lid, en artikel 24ao, eerste lid, in samenhang gelezen met het derde lid.
ARTIKEL II (ENERGIEWET)
De Energiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling van Onze Minister komt te luiden:
Onze Minister: Onze Minister van Klimaat en Groene Groei;
2. In de begripsomschrijving van «systeemkoppeling» wordt na «1°. een transmissiesysteem» ingevoegd «, niet zijnde een gesloten systeem».
B
In artikel 1.7, derde lid, wordt «adviesinstanties» vervangen door «instanties», en wordt «een verkenning uitgebracht» vervangen door «een monitor uitgevoerd».
C
In de artikelen 2.9, eerste lid, 2.22 en 2.23, eerste lid, wordt na «peer-tot peer-handel» ingevoegd «of een energiegemeenschap».
D
Artikel 2.25, vierde lid, komt te luiden:
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de verstrekking van gegevens over de eindafnemers, die voor de overdracht van overeenkomsten als bedoeld in het eerste lid noodzakelijk zijn, door de vergunninghouder of de curator in diens faillissement aan bij die maatregel aan te wijzen partijen;
b. de termijn waarbinnen en de voorwaarden waaronder de verplichtingen, bedoeld in het derde lid, worden uitgevoerd;
c. de inkoopovereenkomsten van vergunninghouders om de leveringszekerheid te verzekeren.
E
In artikel 2.26, tweede en derde lid, onderdeel a, wordt «leverancier» vervangen door «vergunninghouder».
F
In artikel 2.32, eerste lid, wordt na «eindafnemers» ingevoegd «, handelaren».
G
Aan artikel 2.46, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. welke partij de invoeding, de onttrekking of het verbruik van elektriciteit of gas vaststelt bij een onbemeten aansluiting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en de wijze waarop deze partij die gegevens vaststelt.
H
Artikel 3.47, derde en vierde lid vervallen, onder vernummering van het vijfde tot derde lid.
I
In de aanhef van artikel 3.49, vierde lid, wordt «transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit» vervangen door «transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit».
J
Het opschrift van artikel 3.66 komt te luiden:
Artikel 3.66 overzicht leveringszekerheid van gas
K
Artikel 3.90, vierde lid, vervalt.
L
In artikel 3.109, eerste lid, wordt «3.113, vijfde lid» vervangen door «3.108, vijfde lid».
M
In artikel 3.110, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b, wordt «beoogde inkomsten» vervangen door «toegestane of beoogde inkomsten».
2. In onderdeel c wordt «Zijn» telkens vervangen door «zijn».
N
In artikel 3.115, tweede lid, wordt na «objectieve criteria hanteert» ingevoegd «en».
O
In artikel 3.126, onderdeel b, wordt «artikel 2.28» vervangen door «de artikelen 2.27 en 2.28» en wordt «dat artikel» vervangen door «die artikelen».
P
In artikel 4.8, zesde lid, wordt «a. meetinrichtingen» vervangen door «b. meetinrichtingen» en wordt «b. metingen» vervangen door «c. metingen».
Q
Artikel 5.16 vervalt.
R
In artikel 5.18, eerste lid, onderdeel a, vervalt «5.16,».
S
In artikel 5.21, eerste lid, onderdeel c, subonderdeel 2°, wordt «3.47, eerste, tweede en vierde lid,» vervangen door «3.47, eerste en tweede lid,», vervalt «3.90, vijfde lid,» en wordt «3.198» vervangen door «3.99».
T
Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van het eerste lid, onderdeel i, vervalt «en».
2. De punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel j, wordt vervangen door «; en».
3. In het zesde lid wordt «Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
U
In het opschrift van paragraaf 6.3.2 en in het opschrift van artikel 6.6 wordt «Raad voor energie» vervangen door «Raad voor Energie».
V
Artikel 7.2, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt «3.47, vierde lid,».
2. In het derde lid vervalt «3.47, derde lid,».
W
In artikel 7.8, lid 3a, wordt «een vergunninghouder als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de kansspelen wiens vergunning is verleend onder een voorwaarde inzake afdracht van de opbrengst als bedoeld in artikel 5, derde lid, van die wet» vervangen door «een houder van een vergunning als bedoeld in de artikelen 3, 9 of 27b van de Wet op de Kansspelen».
ARTIKEL III (KLIMAATWET)
De Klimaatwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepalingen worden in de alfabetische volgorde geplaatst.
2. De punt aan het slot van de begripsbepaling van Europese klimaatwet wordt vervangen door een puntkomma.
3. De begripsbepaling van Onze Minister komt te luiden:
Onze Minister: Onze Minister van Klimaat en Groene Groei;.
4. Na de laatste begripsbepaling in de alfabetische volgorde wordt een begripsbepaling toegevoegd, luidende:
Wetenschappelijke Klimaatraad: de Wetenschappelijke Klimaatraad, bedoeld in artikel 8.
B
Artikel 4, tweede lid, vervalt onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
C
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister zendt de klimaat- en energieverkenning op de derde dinsdag van september aan beide kamers der Staten-Generaal.
2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan onderdeel d wordt na de puntkomma «en» toegevoegd;
b. Onder vervanging van «, en» aan het slot van onderdeel e door een punt vervalt onderdeel f.
D
De titel van Hoofdstuk 4 komt te luiden: Advisering en overleg.
E
Onder vernummering van de artikelen 8 tot en met 10 tot de artikelen 9 tot en met 11 wordt een artikel in Hoofdstuk 4 ingevoegd, luidende:
Artikel 8
1. Er is een Wetenschappelijke Klimaatraad.
2. De Wetenschappelijke Klimaatraad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste negen andere leden.
3. De Wetenschappelijke Klimaatraad heeft tot taak de regering en beide kamers der Staten-Generaal te adviseren over het te voeren klimaatbeleid. De Wetenschappelijke Klimaatraad brengt daarbij ten minste een advies uit ter voorbereiding van het klimaatplan, bedoeld in artikel 3.
ARTIKEL IV (MIJNBOUWWET)
De Mijnbouwwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel p wordt «Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat» vervangen door «Onze Minister van Klimaat en Groene Groei».
2. In onderdeel ai wordt «een pijpleiding of kabel» vervangen door «een werk».
3. Onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
ar. CCS-richtlijn: Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad.
B
Onder vernummering van het derde tot vierde lid, wordt in artikel 24v een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is op de voorbereiding van een besluit inzake de aanvraag om wijziging van de startvergunning, wordt de termijn, bedoeld in het eerste lid, verlengd met de beslistermijn en de termijn voor inwerkingtreding van dat besluit.
C
Artikel 24w, tweede lid, komt te luiden:
2. Onze Minister verbindt aan de startvergunning aardwarmte het voorschrift dat geen doorboring plaatsvindt van een gebied waarvan in verband met het uitvoeren van de taken bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onderdeel c, van de Omgevingswet in een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet is vastgesteld dat doorboring ervan voor het opsporen of winnen van aardwarmte niet is toegestaan, indien de in de aanvraag aangegeven aardlagen zich geheel of gedeeltelijk bevinden onder dat gebied.
D
Artikel 24ab wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde en vierde tot zesde en negende lid worden drie leden ingevoegd, luidende:
3. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van een besluit inzake de aanvraag om wijziging van een startvergunning aardwarmte, indien de wijziging ten opzichte van de reeds verleende startvergunning aardwarmte leidt tot een significant:
a. nadeliger gevolg voor het milieu als gevolg van de wijze van opsporing of winning;
b. nadeliger effect van de bodembeweging ten gevolge van de opsporing of winning;
c. groter risico voor omwonenden of grotere schade aan gebouwen of infrastructurele werken of de functionaliteit daarvan.
4. Indien afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, stelt Onze Minister:
a. gedeputeerde staten van de provincie en het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten binnen wier grondgebied het gebied waarop de startvergunning aardwarmte betrekking heeft, in de gelegenheid binnen acht weken advies uit te brengen met het oog op de planmatige ontwikkeling of het beheer van delfstoffen, aardwarmte, andere natuurlijke rijkdommen, waaronder grondwater met het oog op de winning van drinkwater, of mogelijkheden tot het opslaan van stoffen;
b. gedeputeerde staten van de provincie en het dagelijks bestuur van waterschappen binnen wier grondgebied het gebied waarop de startvergunning aardwarmte betrekking heeft, in de gelegenheid binnen acht weken advies uit te brengen met het oog op grondwaterkwaliteit en -kwantiteit.
5. Indien Onze Minister voornemens is af te wijken van het advies van gedeputeerde staten van de provincie met het oog op het beheer van grondwater met het oog op de winning van drinkwater, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, of het advies van gedeputeerde staten van de provincie met het oog op grondwaterkwaliteit en -kwantiteit, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, informeert Onze Minister Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
2. Na het zesde lid (nieuw) worden twee leden ingevoegd, luidende:
7. Indien afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is:
a. beslist Onze Minister binnen 32 weken na de ontvangst van de aanvraag om wijziging van een startvergunning, in afwijking van artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht en het zesde lid;
b. kan Onze Minister de termijn, bedoeld in onderdeel a, eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen;
c. wordt van een beschikking tot wijziging van een startvergunning mededeling gedaan in de Staatscourant.
8. Een aanvraag om wijziging van een startvergunning wordt of kan worden afgewezen overeenkomstig de gronden van artikel 24t, eerste respectievelijk tweede lid.
3. Aan het negende lid (nieuw) wordt toegevoegd «, en worden nadere regels gesteld inzake de gronden, bedoeld in het derde lid.»
E
Artikel 24ao wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde en vierde tot zesde en negende lid worden drie leden ingevoegd, luidende:
3. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van een besluit inzake de aanvraag om wijziging van een vervolgvergunning aardwarmte, indien de wijziging ten opzichte van de reeds verleende vervolgvergunning aardwarmte leidt tot een significant:
a. nadeliger gevolg voor het milieu als gevolg van de wijze van winning;
b. nadeliger effect van de bodembeweging ten gevolge van de winning;
c. groter risico voor omwonenden of grotere schade aan gebouwen of infrastructurele werken of de functionaliteit daarvan.
4. Indien afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, stelt Onze Minister:
a. gedeputeerde staten van de provincie en het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten binnen wier grondgebied het gebied waarop de vervolgvergunning aardwarmte betrekking heeft, in de gelegenheid binnen acht weken advies uit te brengen met het oog op de planmatige ontwikkeling of het beheer van delfstoffen, aardwarmte, andere natuurlijke rijkdommen, waaronder grondwater met het oog op de winning van drinkwater, of mogelijkheden tot het opslaan van stoffen;
b. gedeputeerde staten van de provincie en het dagelijks bestuur van waterschappen binnen wier grondgebied het gebied waarop de vervolgvergunning aardwarmte betrekking heeft, in de gelegenheid binnen acht weken advies uit te brengen met het oog op grondwaterkwaliteit en -kwantiteit.
5. Indien Onze Minister voornemens is af te wijken van het advies van gedeputeerde staten van de provincie met het oog op het beheer van grondwater met het oog op de winning van drinkwater, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, of het advies van gedeputeerde staten van de provincie met het oog op grondwaterkwaliteit en -kwantiteit, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, informeert Onze Minister Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
2. Na het zesde lid (nieuw) worden twee leden ingevoegd, luidende:
7. Indien afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is:
a. beslist Onze Minister binnen 32 weken na de ontvangst van de aanvraag om wijziging van een vervolgvergunning, in afwijking van artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht en het zesde lid;
b. kan Onze Minister de termijn, bedoeld in onderdeel a, eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen;
c. wordt van een beschikking tot wijziging van een vervolgvergunning mededeling gedaan in de Staatscourant.
8. Een aanvraag om wijziging van een vervolgvergunning wordt of kan worden afgewezen overeenkomstig de gronden van artikel 24aj, eerste respectievelijk tweede lid.
3. Aan het negende lid (nieuw) wordt toegevoegd «, en worden nadere regels gesteld inzake de gronden, bedoeld in het derde lid.»
F
In artikel 31a, derde lid, wordt «13, tweede lid,» vervangen door «13,».
G
In de artikelen 31b, onderdeel g, en 31d, eerste lid, onderdeel g, wordt «de maximum toelaatbare snelheid en druk bij injectie van CO2» vervangen door «het maximum toelaatbare debiet en de maximum toelaatbare druk bij injectie van CO2».
H
In de artikelen 31d, eerste lid, onderdeel g, 31j, eerste lid, onderdeel a, en 31l, zesde lid, wordt «het opgeslagen CO2» vervangen door «de opgeslagen CO2».
I
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «een exploitant van een transportnetwerk» ingevoegd «als bedoeld in artikel 21 van de CCS-richtlijn».
2. In het tweede lid wordt «Een houder en een exploitant als bedoeld in de eerste volzin» vervangen door «Een houder en een exploitant als bedoeld in het eerste lid».
3. In het derde lid wordt na «de exploitant» ingevoegd «, bedoeld in het eerste lid,».
J
In artikel 34, zevende lid, onderdeel a, wordt «de Minister van Economische Zaken en Klimaat» vervangen door «Onze Minister».
K
In artikel 44c, vierde lid, wordt «de nieuwe exploitant» vervangen door «de nieuwe beheerder van dat werk».
L
Na artikel 44c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 44d
Indien een vergunning als bedoeld in de artikelen 6 en 25, een startvergunning aardwarmte of een vervolgvergunning aardwarmte haar geldigheid heeft verloren, rusten de verplichtingen van de artikelen 44 tot en met 44c op de laatste houder van die vergunning. Indien een vergunning als bedoeld in de artikelen 6 en 25 werd gehouden door meer dan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, rusten de verplichtingen van de genoemde artikelen op de laatstelijk op grond van artikel 22 aangewezen persoon.
M
Artikel 45n wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde tot het vijfde lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
3. De exploitant start niet met een boorgatactiviteit, voordat de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, aan de inspecteur-generaal der mijnen is voorgelegd.
4. De exploitant begint niet met of staakt een boorgatactiviteit, indien de inspecteur-generaal der mijnen bezwaren heeft geuit over de inhoud van de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid.
2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «Bij een essentiële wijziging» vervangen door «Bij elke essentiële wijziging».
N
Artikel 45o wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, vervalt «van een productie-installatie».
2. In het tweede lid wordt na «de verplaatsing» ingevoegd «, bedoeld in het eerste lid».
O
Artikel 45p wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «van een productie-installatie» en wordt «gecombineerde activiteiten» vervangen door «een gecombineerde activiteit».
2. In het tweede lid wordt «gecombineerde activiteiten» vervangen door «een gecombineerde activiteit als bedoeld in het eerste lid,» en vervalt «van de productie-installatie».
3. In het derde lid vervalt «van een productie-installatie», wordt «boorgatactiviteiten of gecombineerde activiteiten» vervangen door «een gecombineerde activiteit» en wordt «een kennisgeving» vervangen door «de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid,».
4. In het vierde lid vervalt «van een productie-installatie» en wordt «de boorgatactiviteiten of gecombineerde activiteiten» vervangen door «een gecombineerde activiteit».
5. In het vijfde lid vervalt «van een productie-installatie» en wordt «gecombineerde activiteiten» vervangen door «een gecombineerde activiteit, bedoeld in het eerste lid».
P
Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «het eerste lid» telkens vervangen door «het eerste en tweede lid».
2. In het vierde lid wordt «het eerste en derde lid» telkens vervangen door «het eerste, tweede en derde lid».
Q
In artikel 112 wordt «het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat» vervangen door «het Ministerie van Klimaat en Groene Groei».
R
In artikel 133, eerste lid, aanhef, wordt «houder van een zoekgebied» vervangen door «houder van een toewijzing zoekgebied».
S
Artikel 141a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «de Minister van Infrastructuur en Milieu» vervangen door «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat».
2. In het vierde lid wordt «Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
T
Artikel 142, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tweede volzin vervalt «een winningsplan of».
2. De laatste volzin vervalt.
U
In artikel 191 wordt «Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat» vervangen door «Onze Minister».
V
In de tabel in de Bijlage bij de artikelen 31d, 41, 45b, 45e, 46, 54, 134, 135, 142 en 145 wordt «X-geografisch» vervangen door «Noorderbreedte (NB)» en wordt «Y-geografisch» vervangen door «Oosterlengte (OL)».
ARTIKEL V (OMGEVINGSWET)
De Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan afdeling 10.2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 10.10j (gedoogplicht vanwege het maken van een ontwerp)
1. Een rechthebbende gedoogt het uitvoeren van meetwerkzaamheden of graafwerkzaamheden, het aanbrengen van tekens in, boven of op een onroerende zaak, of het verrichten van onderzoek met gebruikmaking van de daarvoor benodigde hulpmiddelen als die activiteiten nodig zijn voor het maken van een ontwerp voor de aanleg, instandhouding, wijziging, verplaatsing of opruiming van een werk van algemeen belang als bedoeld in de artikelen 10.13, 10.14 of 10.15.
2. De initiatiefnemer informeert de rechthebbende, bedoeld in het eerste lid, ten minste vier dagen van tevoren schriftelijk over de voorgenomen activiteiten.
B
Artikel 10.14 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het tweede lid, onderdeel, a wordt na «artikel 1.1 van de Energiewet» toegevoegd «of door een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee als bedoeld in artikel 1.1 van die wet».
2. Het tweede lid, onderdeel c, vervalt onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
C
Artikel 10.20 vervalt.
D
In artikel 15.14, tweede lid, wordt «de artikelen 10.17, eerste lid, en tweede lid, onder a, en 10.20» vervangen door «artikel 10.17, eerste lid, en tweede lid, onder a».
E
In artikel 16.33, derde lid, wordt «artikelen 10.16, 10.17, eerste en tweede lid, onder a, en 10.20» vervangen door «artikelen 10.16 en 10.17, eerste lid, en tweede lid, onder a».
ARTIKEL VI (TIJDELIJKE WET KLIMAATFONDS)
De Tijdelijke wet Klimaatfonds wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 1, 2, eerste lid, 4, titel en eerste lid, en 10 wordt «Klimaatfonds» telkens vervangen door «Klimaat- en energiefonds».
B
De begripsbepaling van Onze Minister in artikel 1 komt te luiden:
Onze Minister: Onze Minister van Klimaat en Groene Groei;.
ARTIKEL VII (WET BELASTINGEN OP MILIEUGRONDSLAG)
In artikel 47, zesde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag wordt «een een transmissie- of distributiesysteem» vervangen door «een transmissie- of distributiesysteem».
ARTIKEL VIII (WET FISCALE KLIMAATMAATREGELEN GLASTUINBOUW)
Aan artikel X van de Wet fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw wordt na «de inwerkingtreding van dit artikel» toegevoegd «en met dien verstande dat Onze Minister wordt gelezen als Onze Minister van Klimaat en Groene Groei».
ARTIKEL IX (WET MILIEUBEHEER)
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 16.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 16.1a
1. De rijksbelastingdienst, een transmissiesysteembeheerder voor gas als bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet, een distributiesysteembeheerder voor gas als bedoeld in artikel 1.1. van de Energiewet, een beheerder van een gesloten systeem voor gas als bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet, en een meetverantwoordelijke partij als bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet, verstrekt het bestuur van de emissieautoriteit op verzoek de bij ministeriële regeling te bepalen gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dit hoofdstuk.
2. Onze Minister van Klimaat en Groene Groei verstrekt het bestuur van de emissieautoriteit op verzoek de bij ministeriële regeling te bepalen gegevens over garanties van oorsprong van gas uit hernieuwbare bronnen, bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dit hoofdstuk.
B
In artikel 16.8, eerste lid, vervalt «, dan wel, in geval voor de broeikasgasinstallatie het in artikel 40, tweede lid, van de Mijnbouwwet vervatte verbod geldt, Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat».
C
Artikel 16.34c, derde lid, vervalt.
D
In artikel 16.35c vervalt het vierde lid, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.
E
Artikel 16.39y vervalt.
F
Artikel 16.39ag komt te luiden:
Artikel 16.39ag
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld:
a. ten behoeve van het betrouwbaar en nauwkeurig identificeren en documenteren van de precieze volumes van de tot verbruik uitgeslagen brandstoffen;
b. ter uitvoering van de uitvoeringhandeling die de Europese Commissie op grond van artikel 30 septies, vijfde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld;
c. ter voorkoming van dubbeltelling van emissies.
G
In artikel 18.2b, tweede lid, wordt «Onze Ministers van Economische Zaken, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» vervangen door «Onze Minister van Klimaat en Groene Groei, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport».
H
In artikel 20.3, eerste lid, wordt na «de artikelen» ingevoegd «24n, 24ab, 24ae, 24ao,» en vervalt «een besluit omtrent een mijnbouwmilieuvergunning voor een mijnbouwwerk te plaatsen of geplaatst aan de zeezijde van de in de bijlage bij de Mijnbouwwet vastgelegde lijn en».
ARTIKEL X (WET OP DE ECONOMISCHE DELICTEN)
De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, subonderdeel 1°, de zinsnede met betrekking tot de Mijnbouwwet, wordt «24al25,» vervangen door «24al, 25,».
B
In artikel 1a, subonderdeel 3°, de zinsnede met betrekking tot de Omgevingswet, wordt na «10.10c tot en met 10.10h,» ingevoegd «10.10j,» en vervalt «10.20,».
ARTIKEL XI (WET VAN 18 DECEMBER 2024 TOT WIJZIGING VAN ENKELE WETTEN TER UITVOERING VAN DE BEËINDIGING VAN DE SALDERINGSREGELING VOOR ELEKTRICITEIT EN ENKELE TECHNISCHE WIJZIGINGEN)
Artikel I, onderdeel C, van de Wet van 18 december 2024 tot wijziging van enkele wetten ter uitvoering van de beëindiging van de salderingsregeling voor elektriciteit en enkele technische wijzigingen wordt als volgt gewijzigd:
1. In het achtste lid (nieuw), wordt «in rekening wordt gebracht» vervangen door «in rekening worden gebracht».
2. In het negende lid (nieuw), wordt «een actieve afnemer» vervangen door «een actieve afnemer met een kleine aansluiting».
ARTIKEL XII (WET VERBOD OP KOLEN BIJ ELEKTRICITEITSPRODUCTIE)
De Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie wordt als volgt gewijzigd:
A
De begripsbepaling van Onze Minister in artikel 1 komt te luiden:
Onze Minister: Onze Minister van Klimaat en Groene Groei;.
B
Artikel 3, zevende lid, vervalt.
ARTIKEL XIII (WET WINDENERGIE OP ZEE)
De Wet windenergie op zee wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling van Onze Minister komt te luiden:
Onze Minister: Onze Minister van Klimaat en Groene Groei;.
2. In de begripsomschrijving van windpark wordt «alle aanwezige middelen die onderling met elkaar zijn verbonden voor de productie van windenergie» vervangen door «alle aanwezige middelen, waaronder ten minste drie windturbines die op of in de bodem van de zee zijn geplaatst of eraan zijn bevestigd, en die onderling met elkaar zijn verbonden voor de productie van windenergie, alsmede – in voorkomend geval – voor de omzetting van deze windenergie».
B
In de artikelen 3, eerste lid, en 11, eerste lid, vervalt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,» en wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit» vervangen door «Onze Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur».
C
In artikel 9, eerste lid, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat».
D
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «een bij ministeriële regeling te bepalen periode» vervangen door «de bij ministeriële regeling te bepalen perioden».
2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Na «indien» wordt een dubbele punt geplaatst en voor «de aanvraag» wordt de aanduiding «a.» geplaatst.
b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel a (nieuw) door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
b. aan de middellijke of onmiddellijke zeggenschap over de aanvrager onaanvaardbare risico’s verbonden zijn voor de openbare veiligheid, de voorzieningszekerheid of de leveringszekerheid van elektriciteit.
ARTIKEL XIV (SAMENLOOP)
1. Indien artikel 7.2 van de Energiewet eerder in werking is getreden dan artikel II, onderdeel V, van deze wet, wordt Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht als volgt gewijzigd:
a. In artikel 2, de zinsnede met betrekking tot de Energiewet, vervalt «3.47, vierde lid,».
b. In de artikelen 7, de zinsnede met betrekking tot de Energiewet, en 11, de zinsnede met betrekking tot de Energiewet, vervalt «3.47, derde lid,».
2, Indien artikel 7.8 van de Energiewet eerder in werking is getreden dan artikel II, onderdeel W, van deze wet, wordt in artikel 11.7, zesde lid, van de Telecommunicatiewet «een vergunninghouder als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de kansspelen wiens vergunning is verleend onder een voorwaarde inzake afdracht van de opbrengst als bedoeld in artikel 5, derde lid, van die wet» vervangen door «een houder van een vergunning als bedoeld in de artikelen 3, 9 of 27b van de Wet op de Kansspelen».
ARTIKEL XV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit kan worden bepaald dat artikel VIII van deze wet terugwerkt tot en met 1 januari 2025.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Klimaat en Groene Groei,