Amendement van het lid Dobbe over de inzet van herverdeelmiddelen voor de langdurige zorg
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Amendement
Nummer: 2025D30881, datum: 2025-06-30, bijgewerkt: 2025-06-30 17:19, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.E.M. Dobbe, Tweede Kamerlid (SP)
Onderdeel van kamerstukdossier 36725 XVI-9 Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota).
Onderdeel van zaak 2025Z13624:
- Indiener: S.E.M. Dobbe, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2025-07-03 13:40: Aanvang middagvergadering: STEMMINGEN (over alle onderwerpen tot en met 2 juli 2025) (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL | 2 | |
Vergaderjaar 2024-2025 | ||
36 725 XVI | Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) | |
Nr. 9 | AMENDEMENT VAN HET LID dobbe | |
Ontvangen 30 juni 2025 | ||
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: | ||
De begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 353.300 (x € 1.000).
Toelichting
In de voorliggende suppletoire begroting wordt € 353,3 miljoen aan middelen weggehaald bij de langdurige zorg via de maatregel ‘Actualisatie Wlz-uitgaven’. Dit geld was als herverdeelmiddelen gereserveerd, maar het kabinet is van mening dat dit niet nodig is voor de langdurige zorg. De praktische realiteit in de langdurige zorg ziet er echter een stuk anders uit dan de papieren realiteit van de begroting. De ouderenzorg, gehandicaptenzorg en de langdurige ggz kunnen deze middelen namelijk wel daadwerkelijk goed gebruiken. Daarom regelt dit amendement dat deze middelen alsnog beschikbaar worden gesteld voor de langdurige zorg.
Het besluit om de herverdeelmiddelen niet in te zetten voor de langdurige zorg is gebaseerd op de februaribrief van de NZa, waarin de verwachting werd geuit “dat het Wlz-kader voor 2024 toereikend zal zijn om alle noodzakelijke zorg in principe te vergoeden”.1 Echter werd vorig jaar een vergelijkbare budgetkorting doorgevoerd bij de voorjaarsnota2, terwijl die enkele maanden later bij de VWS-begroting voor 2025 toch verlaagd moest worden voor 2024 en voor de jaren daarna zelfs omsloeg in een intensivering.3 Indiener is van mening dat dit soort jojobeleid voorkomen dient te worden, aangezien dit alleen maar onzekerheid zou brengen voor de zorg. Naast het feit dat middelen niet overhaast moeten worden weggehaald bij de langdurige zorg zijn er ook genoeg signalen dat dit geld wel degelijk nodig is in deze sectoren.
Zo kampt de langdurige zorg met wachtlijsten, personeelstekorten, een hoge werkdruk en blijven de salarissen in veel gevallen achter bij andere sectoren. Bovendien lopen er voor nog kostenonderzoeken met betrekking tot de tarieven van de gehandicaptenzorg en de financiering van huisvesting. Gezien het feit dat veel zorgaanbieders nu al noodzakelijke investeringen moeten uitstellen is het overduidelijk dat de tarieven omhoog moeten. Nu geld weghalen bij de langdurige zorg met als argument dat dit geld niet nodig is zou dan ook een wereldvreemde actie zijn.
De dekking hiervoor wordt voor 2025 gevonden in het incidenteel taakstellend verlagen van de uitgaven aan externe inhuur bij de Rijksoverheid met € 420,3 miljoen in 2026. Hiervan kan dan €353,3 miljoen via een kasschuif in 2025 ingezet worden ter dekking van dit amendement. Aangezien de externe inhuur in 2024 al € 3,7 miljard kostte, en daarmee ver boven de Roemernorm lag, draagt deze dekking bij aan het breed gedragen doel van het verminderen van de externe inhuur.
Doordat de bezuiniging deels structureel doorwerkt is er echter ook voor latere jaren een dekking nodig. Het gaat voor 2026 om € 310,3 miljoen, voor 2027 om € 223,3 miljoen, voor 2028 om € 243,3 miljoen en vervolgens om structureel € 223,3 miljoen vanaf 2029. Deze structurele dekking kan niet rechtstreeks worden geregeld in deze suppletoire begroting, aangezien deze enkel van toepassing is op 2025. Indiener stelt echter voor om deze structurele doorwerking als volgt te regelen. €243,3 miljoen kan worden gevonden in het taakstellend verhogen van de bankenbelasting met €243,3 miljoen vanaf 2026. Daarmee blijft enkel nog een gat over van € 67 miljoen in 2026, dat kan worden gedicht met de resterende middelen uit de verlaging van externe inhuur die overblijven na de kasschuif.
Dobbe