[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden over de toezegging gedaan tijdens het debat Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de verplichtstelling van een verklaring omtrent het gedrag in het aanvullend onderwijs (Kamerstuk 36479), over de mogelijkheid om omzetbelasting te heffen op commerciële bijlesbureaus en de middelen terug laten vloeien naar het publiek bekostigde onderwijs (Kamerstuk 36479-16)

Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de verplichtstelling van een verklaring omtrent het gedrag in het aanvullend onderwijs

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2025D32088, datum: 2025-07-03, bijgewerkt: 2025-07-16 13:04, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36479 -17 Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de verplichtstelling van een verklaring omtrent het gedrag in het aanvullend onderwijs .

Onderdeel van zaak 2025Z14134:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


36 479 Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de verplichtstelling van een verklaring omtrent het gedrag in het aanvullend onderwijs

Nr. 17 Lijst van vragen en antwoorden

Vastgesteld 3 juli 2025

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Financiën over de brief van 21 maart 2025 inzake de toezegging gedaan tijdens het debat Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de verplichtstelling van een verklaring omtrent het gedrag in het aanvullend onderwijs (Kamerstuk 36 479), over de mogelijkheid om omzetbelasting te heffen op commerciële bijlesbureaus en de middelen terug laten vloeien naar het publiek bekostigde onderwijs (Kamerstuk 36 479, nr. 16)

De staatssecretarissen hebben deze vragen beantwoord bij brief van 3 juli 2025. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,
Bromet

Adjunct-griffier van de commissie,
Huls


Vragen en antwoorden

Nr Vraag
1

Welke concrete resultaten worden er inmiddels zichtbaar van de richtlijnen die u samen met de sectorraden heeft opgesteld en waarop u de schoolbesturen meermaals heeft gewezen, dat extra begeleiding naast de reguliere lessen gratis toegankelijk is voor leerlingen en plaatsvindt onder regie van scholen?1

De derde monitor aanvullend onderwijs is in 2023 gedeeld met uw Kamer.2 Uit deze monitor bleek dat het gebruik van aanvullend onderwijs in het funderend onderwijs niet was toegenomen ten opzichte van de vorige monitor uit 2019. Ook zagen we dat een steeds groter deel van de scholen aanvullend onderwijs daadwerkelijk op school organiseert en dat leerlingen in de meeste gevallen gebruik maken van gratis aanbod, wat aansluit bij de richtlijnen die samen met de sectorraden zijn opgesteld. Eind 2025 verwachten wij de volgende schoolkostenmonitor, waarin ook aanvullend onderwijs wordt meegenomen. Deze zal tegen die tijd met uw Kamer worden gedeeld.

2

Hoe reflecteert u op het feit dat een ondernemer in de onderwijssector géén omzetbelasting hoeft te betalen, maar een ondernemer in een andere sector, zoals bijvoorbeeld retail, dit wel moet betalen?

Uitgangspunt in de btw is dat prestaties door ondernemers btw-belast zijn. De Wet op de omzetbelasting 1968 kent echter een aantal specifiek benoemde prestaties die zijn vrijgesteld van btw. Een btw-vrijstelling impliceert dat de ondernemer die deze prestaties verricht geen btw is verschuldigd, maar ook geen recht heeft op vooraftrek van aan hem door andere ondernemers in rekening gebrachte btw. Sommige van deze vrijstellingen zijn in de btw-richtlijn verplicht voorgeschreven. De onderwijsvrijstelling is er daar één van en is in de richtlijn opgenomen vanwege de grote maatschappelijke betekenis van het onderwijs.

3

Hoe reflecteert u op het feit dat het aantal huiswerkbegeleidingsbedrijven in Nederland sinds 2013 bijna is verdrievoudigd en vindt u dit een zorgelijke ontwikkeling?

Deze conclusie trekt onderzoeksorganisatie Follow the Money recent.3

Het staat ouders vrij om aanvullend onderwijs in te kopen. Alle leerlingen hebben recht op goed en toegankelijk onderwijs en extra ondersteuning. Het inkopen van extra bijles of huiswerkbegeleiding zou niet nodig moeten zijn. Daar zetten wij ons dan ook voor in, bijvoorbeeld met de richtlijnen die ook in het antwoord op vraag 1 worden aangehaald.

4

Vindt u het groeiende aantal private onderwijsaanbieders passen binnen het principe dat onderwijs een maatschappelijke voorziening moet zijn met een publiek karakter?

Zie antwoord op vraag 3.

5

Welke overeenkomsten maken dienstverlening van winstbeogende commerciële bijlesbureaus zózeer 'hetzelfde' als van niet-winstbeogende scholen in het openbaar en bijzonder onderwijs dat het onderscheid een ongewenste concurrentieverstoring zou betekenen?’

Zowel winstbeogende als niet-winstbeogende instellingen kunnen algemeen vormend onderwijs aanbieden. Algemeen vormend onderwijs is vrijgesteld van btw als dat inhoudelijk overeenkomt met het wettelijk geregelde onderwijs, zoals dit wordt verzorgd door de onder toezicht staande onderwijsinstellingen. Er geldt ook een vrijstelling voor bijlessen en examentrainingen als deze betrekking hebben op vrijgesteld onderwijs. Daarmee richten beide zich op dezelfde doelgroep en op hetzelfde onderwijs. Daarmee sluit de btw-vrijstelling aan bij wat er wordt aangeboden en niet bij wie het onderwijs aanbiedt. Opgemerkt wordt nog dat onderwijs dat een vrijetijdskarakter heeft of dat dient om vaardigheden in de persoonlijke levenssfeer te verwerven, belast is met btw.

6

Is er sinds 1993 helemaal niets veranderd door alle ontwikkelingen rond het schaduwonderwijs die Oberon in het rapport 'Licht op schaduwonderwijs. Onderzoek naar deelname aan en uitgaven voor schaduwonderwijs' in 2017 signaleerde, wat rechtvaardigt om de zogenoemde 'concurrentieverstoring' juist wenselijk te achten?4

Zoals ook aangegeven in de brief die we hierover op 21 maart jl. naar de Kamer hebben verstuurd, achten wij de concurrentieverstoring die zou optreden met een btw-vrijstelling enkel voor niet-winstbeogende ondernemers, nog steeds onwenselijk. Dat betekent niet dat we het niet belangrijk vinden om grip te houden op de ontwikkelingen van het aanvullend onderwijs, en oog te hebben voor de mogelijke nadelige effecten. Alle leerlingen hebben namelijk recht op goed en toegankelijk onderwijs en extra ondersteuning. Het inkopen van extra bijles of huiswerkbegeleiding zou in principe niet nodig moeten zijn. Daarom monitoren we het aanvullend onderwijs, met een uitzondering tijdens de coronapandemie, om het jaar en hebben wij richtlijnen opgesteld met de sectorraden.

7

Wat zou er precies voor nodig zijn om de begrotingsregels zó te wijzigen dat inkomsten uit een heffing voor commerciële bijlesbureaus wél kunnen terugvloeien naar het publiek bekostigde onderwijs?

Deze regels gaan wij niet aanpassen. De begrotingsregels hebben betrekking op budgettaire afspraken gedurende een kabinetsperiode. De huidige regels voorzien in de scheiding tussen inkomsten en uitgaven bij een wijziging in de financiële vormgeving van beleid (van lastenmaatregel naar uitgavenmaatregel en omgekeerd). Een uitzondering zou het mogelijk maken om de opbrengst van het afschaffen van een fiscale regeling voor hetzelfde doel in te zetten aan de uitgavenkant van de begroting, waarbij het voorzieningenniveau en de doelgroep nagenoeg gelijk blijven. Dit zou echter een aanpassing van de begrotingsregels vergen, waar slechts bij aanvang van een nieuw kabinet toe besloten kan worden.

8

Vindt u scholen in het openbaar en bijzonder onderwijs echt precies dezelfde dienstverlening verlenen als commerciële aanbieders?

Vanuit btw-perspectief is dat het geval als beide algemeen vormend onderwijs aanbieden dat inhoudelijk overeenkomt met het wettelijk geregelde onderwijs, zoals dit wordt verzorgd door de onder toezicht staande onderwijsinstellingen. Voor de btw is derhalve de essentie van de dienstverlening van belang. Als dat het geven van kwalificerend onderwijs is, of bijles of examentraining dat daaraan bijdraagt, dan is de vrijstelling van toepassing en is niet van belang wie dat onderwijs aanbiedt.

9

Hoe reflecteert u op het feit dat er bij niet-winstbeogende bedrijven wordt voldaan aan de leerplicht en bij winstbeogende bedrijven niet?

Om aan de leerplicht te voldoen, moet een ouder/verzorger ervoor zorgen dat de jongere als leerling staat ingeschreven bij een school en dat de jongere deze school na inschrijving geregeld bezoekt. Daarbij maakt niet uit of de school in kwestie particulier wordt gefinancierd of door de overheid wordt bekostigd. Scholen mogen ook zaken inkopen, zowel bij niet-winstbeogende bedrijven als bij winstbeogende bedrijven. De uitbesteding van onderwijs aan deze bedrijven is niet toegestaan en daarmee wordt dus ook niet voldaan aan de leerplicht, maar inkoop en inhuur van hun kennis en expertise mag wel.

10

Wat zou het effect zijn voor de kansengelijkheid van scholieren als commerciële bijlesbureaus wel omzetbelasting moeten gaan betalen, zonder dat de inkomsten daaruit terugvloeien naar het publiek-bekostigde onderwijs?

Dat effect is niet onderzocht. De verwachting is dat dit een negatief effect zal hebben op de kansengelijkheid, doordat de kosten van commerciële bijlesbureaus toenemen, aangezien zij de omzetbelasting doorrekenen aan hun klanten.

11

Welke concrete gevallen kunt u noemen waarbij bij het wegwerken van corona-achterstanden is gebleken dat "het hanteren van een voorwaarde van niet beogen van winst in de praktijk juist averechts zou werken, aangezien onderwijsinstellingen in sommige gevallen ook (commerciële) aanbieders inhuren voor het verzorgen van bijlessen en huiswerkbegeleiding op school"?

Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs). Voor invulling van het NP Onderwijs heeft een deel van de scholen gekozen voor de inzet van externe partijen. Dit ging vaak om expertise die over het algemeen niet in de school zelf aanwezig is. Als deze partijen omzetbelasting moeten betalen, stijgen hun tarieven. Hierdoor nemen de kosten voor inhuur van scholen toe. Met als gevolg dat scholen minder bijles en huiswerkbegeleiding kunnen inhuren en dit minder makkelijk kosteloos ter beschikking kunnen stellen aan hun leerlingen. Hiervan ondervinden juist de kinderen met ouders die het niet zelf kunnen betalen de nadelen.

12

Hoe legt u een verband tussen de kennelijke keuze om de inzet op aanvullend onderwijs af te bouwen en de prioriteiten voor basisvaardigheden en het oplossen van het lerarentekort?

Dit kabinet kiest voor het verbeteren van de basisvaardigheden en het terugdringen van het lerarentekort. Aanvullend onderwijs kan bij beiden een rol spelen. Dit blijven we dan ook monitoren, in de volgende Schoolkostenmonitor die eind 2025 met uw Kamer wordt gedeeld.


  1. Handelingen II, 2024/25, nr. 94, item 7, p.1-11.↩︎

  2. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/12/22/bijlage-v-2023-monitor-aanvullend-onderwijs↩︎

  3. https://www.ftm.nl/artikelen/bijlesbedrijven-onderwijs-verdubbeld-in-aantal↩︎

  4. Oberon. (2017). Licht op schaduwonderwijs. Onderzoek naar deelname aan en

    uitgaven voor schaduwonderwijs.↩︎