Regeling subsidieverstrekking voor godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen
Bijlage
Nummer: 2025D32107, datum: 2025-07-03, bijgewerkt: 2025-07-04 14:34, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Evaluatierapport âHet vormingsonderwijs in Nederlandâ en voorhang van wijzigingsregeling (2025D32105)
Preview document (đ origineel)
Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van , nr. PO/[Proza-nummer], tot wijziging van Regeling subsidieverstrekking voor godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen in verband met enkele wijzigingen inzake de positie van ouders
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO 2022 en artikel 29 van het Besluit bekostiging WEC 2022;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling subsidieverstrekking voor godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 komt de begripsbepaling minister als volgt te luiden:
minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
B
In artikel 3 wordt âde Stichting Dienstencentrum GVO en HVOâ vervangen door âde Stichting Centrum voor Vormingsonderwijsâ.
C
In artikel 4, tweede lid, wordt âgegeven op verzoek van oudersâ vervangen door âgegeven op aantoonbaar verzoek van oudersâ.
D
In artikel 5, tweede lid, wordt âverklaartâ vervangen door âmotiveertâ en wordt âgegeven op verzoek van oudersâ vervangen door âgegeven op aantoonbaar verzoek van oudersââ.
E
Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5a. Subsidieverplichtingen
De subsidieontvanger registreert op welke wijze de behoefte aan godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs door scholen wordt geĂŻnventariseerd.
F
Aan artikel 8 wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 augustus 2030.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2025.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Mariëlle Paul
Toelichting
Algemene toelichting
I. Inleiding en aanleiding
Vanaf 2017 is de financiering van een rechtspersoon die godsdienstig en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs verzorgt op openbare scholen wettelijk verankerd (Stb. 2017, 289). Onder openbare school wordt ook het openbaar onderwijs op een samenwerkingsschool begrepen.
De wet bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gegeven of voorwaarden worden gesteld voor de bekostiging van dit godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk onderwijs. In het Besluit bekostiging WPO 2022 (Stb. 2022, 4) en het Besluit bekostiging WEC 2022 (Stb. 2022, 5) zijn de uitgangspunten voor het verstrekken van financiële middelen aan de rechtspersoon uitgewerkt. In deze ministeriële regeling zijn criteria gesteld aan de subsidieverstrekking, waaronder regels over de minimale omvang van de groepsgrootte en de regels waar de subsidieaanvraag aan moet voldoen. De subsidie wordt verstrekt aan het Centrum voor Vormingsonderwijs (voorheen: de Stichting Dienstencentrum GVO en HVO). Deze regeling is in 2024 geëvalueerd. De uitkomsten van de evaluatie geven aanleiding tot het doorvoeren van een aantal wijzigingen in de regeling. Met deze wijzigingen wordt de positie van ouders beter geborgd in het bepalen van het aanbod aan vormingsonderwijs op school.
De minister kan jaarlijks subsidie verstrekken aan het Centrum voor Vormingsonderwijs (hierna: het CvV) voor het faciliteren van het geven en verzorgen van levensbeschouwelijk vormingsonderwijs of godsdienstonderwijs op openbare scholen voor ten hoogste 40 uren per schooljaar en als ouders daarom verzoeken. De rechtspersoon moet bij de aanvraag een activiteitenplan inclusief een prognose van het aantal leerlingen en groepen en een begroting voegen.
Bij voldoende belangstelling van ouders op een openbare school, doet de school een melding bij het CvV. Het CvV draagt zorg voor de leraar voor het onderwijs in de gewenste stroming. De school hoeft hiervoor niet te betalen, want de personeelskosten worden betaald vanuit de subsidie die het CvV ontvangt.
II. Naamswijziging
In 2009 is met behulp van financiering door de rijksoverheid de Stichting Dienstencentrum GVO en HVO opgericht. In 2020 is de naam van de overkoepelende instantie voor het vormingsonderwijs veranderd naar het Centrum voor Vormingsonderwijs. Anno 2025 zijn in het CvV zeven organisaties verenigd die godsdienstig en humanistisch vormingsonderwijs aanbieden op openbare scholen in Nederland. De zeven organisaties zijn de Stichting Protestants Centrum voor GVO, de Stichting Rooms-Katholiek Centrum voor GVO, de Stichting Platform van Islamitische Organisaties Rijnmond, de Stichting HindoeĂŻstisch Vormingsonderwijs, de Stichting Joods Vormingsonderwijs, de Stichting Boeddhistisch Vormingsonderwijs en de Stichting HVO Primair. Het CvV verzorgt de gemeenschappelijke taken van deze organisaties en verdeelt de verstrekte subsidie naar rato van het aantal lesuren over de zeven aangesloten organisaties.
III. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
Op deze subsidieregeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS van toepassing. Dit betekent dat onder meer de bepalingen over de begrotingsvoorwaarde (artikel 1.4 van de Kaderregeling), de melding van andere aanvragen (artikel 3.6 van de Kaderregeling), het overzicht financiële situatie (artikel 3.7 van de Kaderregeling), de vergoeding van diensten aan derden (artikel 5.3 van de Kaderregeling), de meldingsplicht (artikel 5.7 van de Kaderregeling), de inlichtingenplicht (artikel 5.11 van de Kaderregeling) en de beslistermijnen ook gelden voor het CvV op grond van deze regeling. Voor de verlening en verantwoording geldt het arrangement onder artikel 1.5, onderdeel d, van de Kaderregeling.
IV. Administratieve lasten
Er is een beperkte toename van administratieve lasten ten opzichte van de huidige regeling. Het CvV ontvangt ook in de toekomst de subsidie op basis van een jaarlijkse aanvraag en legt verantwoording af.
V. Uitvoering
De regeling is door DUS-I op uitvoerbaarheid beoordeeld. Voor het aanvragen van subsidie kan het CvV gebruik maken van het aanvraagformulier dat beschikbaar wordt gesteld op www.dus-i.nl.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A
Met onderdeel A wordt in artikel 1 âMinister voor Primair en Voortgezet onderwijsâ (MPVO) vervangen door âMinister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschapâ.
Artikel I, onderdeel B
Met onderdeel B wordt in artikel 3 âhet Dienstencentrum GVO en HVOâ gewijzigd door âde Stichting Centrum voor Vormingsonderwijsâ, aangezien in 2020 de naam van de overkoepelende instantie voor het vormingsonderwijs veranderd is.
Artikel I, onderdeel C
Met onderdeel C wordt in het tweede lid van artikel 4 âgegeven op verzoek van oudersâ vervangen door âgegeven op aantoonbaar verzoek van oudersâ, zodat de positie van ouders beter gewaarborgd wordt.
Het CvV verzoekt het bevoegd gezag om ieder jaar aan ouders/verzorgers van de leerlingen van de betreffende (samenwerkings)school op schriftelijke wijze kenbaar te maken dat de mogelijkheid bestaat om vormingsonderwijs voor zeven denominaties aan te vragen. Het CvV vraagt daarbij of het bevoegd gezag een inventarisatie kan uitvoeren van de wensen van ouders voor één of meerdere van de zeven denominaties.
De wensen van de ouders, die jaarlijks op schriftelijke wijze worden geĂŻnventariseerd door het bevoegd gezag, zijn bepalend voor het aanbod dat wordt gerealiseerd. Meerjarige afspraken of convenanten tussen scholen of besturen en het CvV met betrekking tot het aanbod aan vormingsonderwijs passen niet bij dit uitgangspunt.
Artikel I, onderdeel D
Met onderdeel D wordt in het tweede lid van artikel 5 âverklaartâ vervangen door âmotiveertâ.
Met deze wijziging wordt beoogd de positie van ouders te versterken. De aanvrager moet in de aanvraag motiveren dat het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt gegeven op aantoonbaar verzoek van ouders van leerlingen op de scholen die zich bij de aanvrager melden. De minister als subsidieverstrekker krijgt hierdoor meer inzicht in hoe de aanvraag voor vormingsonderwijs tot stand gekomen is en hoe daarin het verzoek van ouders voor specifieke denominaties is meegenomen.
Artikel I, onderdeel E
Met onderdeel E wordt een nieuw artikel ingevoegd, waarin de subsidieverplichtingen worden vastgelegd. In dit nieuwe artikel 5a wordt vastgelegd dat de subsidieontvanger registreert op welke wijze op scholen de behoefte aan godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt geĂŻnventariseerd. Op verzoek van de minister verstrekt de subsidieontvanger daar informatie over, conform de bepaling in artikel 5.4 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.
Met deze wijziging wordt beoogd meer inzicht te verkrijgen in de wensen van ouders en hoe scholen daar bij hun aanvraag rekening mee houden. De subsidieontvanger heeft hiermee de inspanningsverplichting scholen bij hun aanvraag te vragen naar hoe de behoefte is geĂŻnventariseerd. Echter, indien scholen geen of onvoldoende informatie verstrekken heeft dit geen gevolgen voor de subsidieontvanger, mits de subsidieontvanger aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan.
Artikel I, onderdeel F
Met deze aanpassing is de looptijd voor deze regeling vastgesteld op vijf jaar.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Mariëlle Paul