Voortgang Actieagenda Integratie en de Open en Vrije Samenleving
Integratiebeleid
Brief regering
Nummer: 2025D32403, datum: 2025-07-04, bijgewerkt: 2025-07-15 13:18, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Onderdeel van kamerstukdossier 32824 -456 Integratiebeleid.
Onderdeel van zaak 2025Z14268:
- Indiener: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-09-02 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-09 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
32824 Integratiebeleid
Nr. 456 Brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2025
Het kabinet werkt aan een minder vrijblijvend integratiebeleid. Dat is nodig, want Nederland is een land met grote verschillen tussen mensen. Maar hoe groot die verschillen soms ook mogen zijn, wat ons bindt is het doel van Nederland als open en vrij land. Een Nederland waar iedereen voluit zichzelf kan zijn. Waar iedereen zijn of haar eigen keuzes maakt. Waar iedereen gelijk wordt behandeld. En waar iedereen zich thuis voelt. Ongeacht overtuiging, afkomst, seksuele gerichtheid, geloof of geslacht. Dit geldt voor iedereen, voor nieuwkomers (asielzoekers, statushouders en hiermee verbonden gezinsmigranten) maar ook voor hen die al in Nederland wonen en de ontvangende samenleving vormen. Die vrijheid is het fundament van onze samenleving en daar zijn we samen verantwoordelijk voor. Helaas is het nog niet voor iedereen vanzelfsprekend om vrij te zijn. Vrij om je eigen leven in te richten, je eigen geloof – of ongeloof – te belijden, vrij om je eigen partner te kiezen.
Daarom is het zo belangrijk dat we ons meer gaan uitspreken, als
overheid en als samenleving. Mensen die hun vrijheid beknot zien,
verdienen onze steun. Zij moeten ervaren dat de overheid, en de grote
stille meerderheid van dit land, aan hun kant staan. Zo is het
onacceptabel als vrouwen niet mogen werken van hun man, of als tieners
niet uit de kast komen omdat hun geaardheid taboe is in hun familie of
geloofsgemeenschap. Net zoals het onacceptabel is als je vanwege je
hoofddoek of achternaam bij sollicitaties afgewezen wordt.
Onze vrijheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ons allemaal
als burgers van dit land. Ze vraagt om continue inzet. En om
duidelijkheid. Juist naar mensen die ons land tot hun nieuwe thuis
hebben gemaakt, moeten we helder zijn. Over wat we van elkaar
verwachten. En over waarop we elkaar kunnen aanspreken.
Migratie en integratie zijn verbonden opgaven en hebben effect op de sociale samenhang in de samenleving. De omvang van de integratieopgave hangt mede af van het aantal nieuwkomers, hun opleidingsniveau en culturele achtergrond en de mate waarin we in Nederland in staat zijn om met elkaar samen te leven.
De manier waarop nieuwkomers integreren heeft effect op de sociale samenhang in Nederland. Dit kabinet wil de migratie drastisch beperken, daarom hebben we in het regeerprogramma stevige maatregelen afgesproken.
Integreren is meedoen. Onze vrijheid omarmen, de taal leren en aan het werk zijn. Ik vind het belangrijk dat nieuwkomers zo snel mogelijk aan het werk gaan, het liefst al vanaf het moment dat ze in een AZC zitten. Werk is de beste manier om te integreren in de Nederlandse samenleving. Werk is de plek waar je elkaar ontmoet, onze cultuur en gebruiken leert kennen en de (vak-)taal het snelste leert. De arbeidsdeelname van statushouders is helaas relatief laag.
Taal speelt daarbij een belangrijke rol.1 Inburgering geeft statushouders een stevige basis voor het leren van de taal en kennis van de Nederlandse samenleving. Taalachterstand (en daardoor minder kans op werk) speelt echter bij meer mensen een rol. De taaleis in de Participatiewet blijft daarom behouden. Ik vind het belangrijk dat mensen die een bijstandsuitkering ontvangen en op zoek moeten naar werk, de Nederlandse taal voldoende beheersen. Zodat ze ook echt mee kunnen doen.
Eerste uitwerking Actieagenda
Deze brief is een eerste uitwerking van de Actieagenda
Integratie en Open en Vrije Samenleving die ik heb aangekondigd in mijn
brief van 7 februari 2025. Ook is in deze brief een reactie op de moties
Van Dijk, Becker en Ceder opgenomen.
De actieagenda bestaat uit twee pijlers.
De eerste: De normen en waarden van onze open en vrije samenleving;
De tweede: Nieuwkomers aan het werk.
Pijler 1 De normen en waarden van onze open en vrije
samenleving
De waarden van de open en vrije samenleving zijn geen vanzelfsprekendheid. Ze vragen om continu onderhoud en bescherming. Zeker in tijden van toenemende desinformatie, discriminatie, polarisatie, radicalisering jihadisme en (rechts)extremisme en buitenlandse inmenging. Ik zet mij daarom in voor een samenleving waar iedereen zichzelf kan zijn. Waar meisjes en vrouwen zelf de baas zijn over hun leven en hun financiën. En waar geen enkele ruimte is voor schadelijke praktijken als huwelijksdwang, eer-gerelateerd geweld of genitale verminking.
In deze pijler benoem ik hoe ik de normen en waarden van onze open en vrije samenleving wil beschermen, juist ook wanneer zij in het gedrang komen. Hierbij worden acties uitgezet op de volgende onderwerpen:
Recht op zelfbeschikking en preventie van schadelijke praktijken
Tegengaan discriminatie en onderzoek naar triggerfactoren
Preventie radicalisering en extremisme
Ongewenste buitenlandse inmenging
Imamopleiding
Polarisatie en maatschappelijke spanningen
Burgerschap
Verbeteren regelgeving versterkte gebedsoproep
Holocausteducatie
1.1 Recht op zelfbeschikking en de preventie van schadelijke praktijken
Iedereen moet volop mee kunnen doen en financieel redzaam zijn. In gesloten gemeenschappen, waarbij opvattingen over de verhouding tussen man-vrouw beperkend kunnen uitvallen voor vrouwen, is dit niet altijd het geval. Ik zet daarbij in het bijzonder in op het financieel zelfredzaam worden en werk vinden van vrouwen met een migratieachtergrond. Vooral wanneer het nieuwkomers betreft kunnen met name deze vrouwen ondersteuning gebruiken bij het opbouwen van een persoonlijk netwerk en kennis opdoen over financiële instanties in Nederland. Hierbij zet ik vooral in op een brede en bestendige inzet van bewezen effectieve interventies. Zo heeft Diversion een aanpak ontwikkeld waarbij wordt samengewerkt met zelforganisaties van vrouwen, de Kiezen voor Werk-interventie. Hierbij is er een train-de-trainers aanpak en zijn gemeenten nauw betrokken. Zo kunnen we meer vrouwen bereiken én kunnen vrouwenorganisaties in heel het land van elkaar leren. Dat vergroot de kans op duurzaam resultaat. En door de samenwerking tussen gemeenten en vrouwenorganisaties te vergroten, verkleinen we de kans dat vrouwen na het inburgeringstraject werkloos thuis komen te zitten. De snelste route naar financiële zelfbeschikking is werk.
Meer informatie over het thema De begeleiding naar werk van vrouwelijke statushouders is te vinden onder pijler 2 Nieuwkomers aan het werk van deze brief.
Verandering van binnenuit
Acties
|
---|
Ik wil ervoor zorgen dat er meer mensen in gesloten gemeenschappen worden bereikt, via de inzet van zogenoemde sleutelfiguren. Zij zijn het beste in staat om te zorgen voor een mentaliteitsverandering binnen verschillende groepen met als doel dat eenieders individuele vrijheid en rechten worden gerespecteerd. Ook die van vrouwen, lhbtiq+’ers en niet- of ex-gelovigen. Daarom gaan we, voortbouwend op bestaande trajecten zoals die ook vanuit de departementen van OCW en VWS worden ondersteund 'voortrekkers' trainen die binnen hun gemeenschappen werken aan mentaliteitsverandering. Mijn inzet is gericht op groepen die nu nog onvoldoende bereikt worden. Wij willen dat bewezen effectieve methodieken breed ingezet worden, bijvoorbeeld als het gaat om hoe we zelforganisaties het beste kunnen ondersteunen.
Op dit gebied zoeken we aansluiting bij de intentieverklaring die door de Staatssecretaris van funderend onderwijs en emancipatie is verstrekt en die zich richt op de aanpak van seksueel- en gendergerelateerd geweld.
Daarnaast is nieuwe inzet nodig op mentaliteitsverandering. Potentiële plegers van schadelijke praktijken (bijvoorbeeld van eerwraak) staan soms ook zelf onder druk van hun gemeenschap. Daarom wil ik nog dit jaar een project starten dat zich specifiek richt op mannen. Dit moet voorkomen dat zij pleger worden. Hierbij wordt bekeken hoe dit initiatief kan aansluiten bij initiatieven zoals die worden uitgevoerd in het kader van het plan van aanpak ‘Stop Femicide!’ en de mannenalliantie die de Staatssecretaris voor funderend onderwijs en emancipatie voornemens is op te richten.
Versterken ketenaanpak
Acties
|
---|
Versterken ketenaanpak schadelijke praktijken
Wil je schadelijke praktijken tegengaan, dan moet je wel weten waar je op moet letten. Dat geldt voor iedereen die hierbij betrokken is. Daarom willen we professionals bij onder andere opvang, zorg en politie hierin trainen. Samen met de Staatssecretaris van VWS was ik aanwezig bij een expertsessie over de aanpak van schadelijke praktijken. Vanuit het veld bleek er een grote behoefte te zijn aan het trainen, voorlichten en opleiden van professionals die te maken hebben met schadelijke praktijken. Ik heb Pharos gevraagd op korte termijn een plan te maken voor een meerjarige aanpak. Zij kijken daarbij naar de witte vlekken in de keten en naar een meer gebundeld (digitaal) aanbod van trainingsprogramma’s. Er is hierbij speciale aandacht voor vrouwelijke genitale verminking.
Interdepartementale samenwerking bij de ketenaanpak (preventie- zorg en opvang- strafrecht) van schadelijke praktijken
Het kabinet vindt het belangrijk om schadelijke praktijken te voorkomen en tegen te gaan. Het ministerie van VWS coördineert de aanpak, waar nog vier andere ministeries bij betrokken zijn. De komende tijd werken we aan:
Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) heeft in opdracht van het ministerie van JenV onderzoek uitgevoerd naar preventieve beschermingsbevelen bij huwelijksdwang, achterlating en vrouwelijke genitale verminking. In dit rechtsvergelijkend onderzoek worden ervaringen uit het Verenigd Koninkrijk, België, Denemarken en Noorwegen meegenomen. De beleidsreactie op het onderzoek wordt zo snel mogelijk, uiterlijk voor het einde van het jaar aan de Kamer gestuurd.
Het kabinet is voornemens om een nieuwe voorlichtingscampagne te starten op Schiphol. Ik ga hierover afspraken maken met betrokken collega’s over welke voorlichtingsactiviteiten we kunnen inzetten. Voor het eind van de zomer wordt een gesprek geïnitieerd om samen met Schiphol te bepalen welke voorlichtingsactiviteiten op Schiphol kunnen worden ingezet over de risico’s op huwelijksdwang, achterlating of vrouwelijke genitale verminking. Schiphol geeft aan bereid te zijn hier opnieuw aan bij te dragen.
In maart van dit jaar is de motie Dral en Becker aangenomen, over het uitwerken van de juridische adviesplicht bij de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Bij vermoedens van huiselijk geweld, kindermishandeling of schadelijke praktijken moet bij een adviesplicht altijd advies worden gevraagd bij Veilig Thuis door professionals. Door de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport (VWS) wordt uitvoering gegeven aan deze motie. De invoering van een adviesplicht vraagt om een aantal inhoudelijke keuzes en zicht op randvoorwaarden voor de uitvoering. De verkenning van de verschillende mogelijkheden hiervoor wordt momenteel uitgevoerd.
Financiële zelfbeschikking
Acties
|
---|
Iedereen moet volop mee kunnen doen. Ook vrouwen met een migratieachtergrond. Daarom wil ik ze helpen financieel zelfredzaam te worden en werk te vinden. Hierbij zet ik vooral in op een brede en bestendige inzet van bewezen effectieve interventies. Zo kunnen we meer vrouwen bereiken én kunnen vrouwenorganisaties in heel het land van elkaar leren. Dat vergroot de kans op duurzaam resultaat. En door de samenwerking tussen gemeenten en vrouwenorganisaties te vergroten, verkleinen we de kans dat vrouwen na het inburgeringstraject werkloos thuis komen te zitten.
Daarnaast verken ik op welke wijze het arbeidstoeleidingsproces voor vrouwen met een migratieachtergrond, bijvoorbeeld in een uitkeringssituatie, verbeterd kan worden. Daarnaast wil ik bestuurlijke afspraken maken met gemeenten over het actief naar arbeid begeleiden van vrouwen met een migratieachtergrond bij het gemeenteloket. Over de uitkomsten van deze verkenning en deze inzet wordt uw Kamer voor het einde van het jaar geïnformeerd.
1.2 Tegengaan discriminatie en verdiepend onderzoek triggerfactoren
Acties • Herhaling en verdieping van het onderzoek naar triggerfactoren van antisemitisme van het Verwey-Jonker Instituut uit 2015. |
---|
In een open en vrije samenleving is geen ruimte voor discriminatie en racisme. Daarom zetten we onverminderd in op preventie van discriminatie op grond van herkomst, religie en etniciteit, zoals vervat in het Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme. Op deze wijze maakt de ontvangende samenleving ruimte voor nieuwkomers zodat iedereen mee kan doen. Non-discriminatie en meedoen zijn voor mij dragende elementen van de Nederlandse identiteit passend bij de vrije en open samenleving.
Ik zie dat de ruimte voor iedereen om zichzelf te zijn onder druk staat. Zo laat recent onderzoek2 zien dat mensen met een lhbtiq+ achtergrond vaker slachtoffer zijn van criminaliteit en zich onveilig voelen dan niet-lhbtiq+ personen. Daarom laat ik een breed onderzoek uitvoeren onder de waardeoriëntaties onder alle groepen in de Nederlandse bevolking en naar de - achterliggende – factoren en omstandigheden die verklaren hoe oordelen, meningen en percepties tot stand komen. Dit onderzoek zal tevens ingaan op de vraag hoe en onder welke voorwaarden en omstandigheden, deze factoren latente (voor)oordelen omzetten (triggeren) tot manifest gedrag. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de triggerfactoren van discriminatie, waaronder antisemitisme en anti-lhbtiq+ discriminatie. Daarmee is dit brede onderzoek een vervolg en verdieping op het onderzoek naar Antisemitisme van 2015.3
Met dit onderzoek actualiseer ik ook de eerdere onderzoeken naar triggerfactoren voor andere vormen van discriminatie. Dit voornemen is onder andere ingegeven door een zogenoemd ‘diner pensant’ dat ik met een aantal vooraanstaande wetenschappers op dit terrein heb gehad die indien mogelijk ook betrokken kunnen zijn met de nadere uitwerking van bovenstaand onderzoek.
1.3 Preventie radicalisering en extremisme
Radicalisering en extremisme vormen een bedreiging voor onze open en vrije samenleving. De NCTV stelt het dreigingsniveau voor een terroristische aanslag in Nederland nog steeds op 4 (substantieel).4 Dit komt onder meer door de aanhoudende hoge dreiging vanuit het jihadisme. Tegelijkertijd zijn er zorgen dat jongeren met sympathieën voor rechts-terroristische en jihadistische denkbeelden online vaker én sneller radicaliseren. Uit recent onderzoek van de AIVD5 blijkt dat minderjarigen steeds vaker een terroristische dreiging vormen vanwege hun jihadistische of rechts-terroristische gedachtegoed. De onlinewereld speelt een centrale rol bij hun radicalisering.
Radicalisering van jongeren wordt zorgwekkend als zij op basis van steeds extremer wordende overtuigingen en idealen bereid zijn om over te gaan tot buiten wettelijk of zelfs terroristisch handelen. Daarom vind ik het cruciaal om de digitale weerbaarheid van jongeren te versterken en het bewuster maken van mensen in hun directe omgeving, zodat zij minder vatbaar zijn voor radicale invloeden. Het komende jaar zet ik daarom in op het versterken van de kennisbasis, het versterken van vakmanschap en samenwerking, bewustwording en de ontwikkeling en evaluatie van effectieve interventies.
Kennisontwikkeling en kennisdeling
Acties
|
Jongeren begeven zich in toenemende mate in de online wereld; een omgeving waarin extremistische boodschappen razendsnel kunnen circuleren. Er is een groeiende behoefte aan kennis over deze nieuwe vorm van radicalisering. Ik investeer daarom in onderzoek naar de mogelijke inzet van AI-tools tegen radicalisering en wat gamende jongeren nodig hebben om weerbaar te zijn tegen extreme denkbeelden. De beste manier om radicalisering tegen te gaan staat centraal in deze onderzoeken. Ook betrek ik de expertise van verschillende stakeholders, waaronder de Raad van de Kinderbescherming6, diverse wetenschappers en de NCTV bij het uitwerken van de onderzoeksopzet. Mijn inzet is om de resultaten van dit onderzoek goed aan te laten sluiten bij het onderzoek naar het misbruik van gaming (platforms) voor rekruteringsdoeleinden door extremisten dat het WODC onlangs heeft aangekondigd. De onderzoeken worden dit najaar en begin volgend jaar aanbesteed.
Daarnaast heb ik gezien dat veel onderzoek zich richt op de grootstedelijke context, terwijl er grote verschillen zijn tussen de leefwereld van jongeren in steden en dorpen. Daarom start ik een onderzoek in meer landelijk gebied om te bekijken welke factoren ervoor zorgen dat (jonge) mensen radicaliseren en uiteindelijk in de hoek van het jihadisme of rechtsextremisme terechtkomen. Dit onderzoek is erop gericht om ook kleinere gemeenten handvatten te bieden voor het tegengaan van radicalisering. De inzichten worden waar mogelijk vertaald in handreikingen voor gemeenten en professionals en de ontwikkeling van nieuwe interventies en methodieken.
Professionaliseren van gemeenten en versterken regionale samenwerking
Acties
|
---|
Gemeenten spelen een sleutelrol in de aanpak van radicalisering en extremisme. Tegelijkertijd stel ik vast dat de aanpak per gemeente en per professional verschilt. Daarom investeer ik in het versterken van samenwerking, kennisdeling en professionalisering op regionaal niveau. De afgelopen periode heb ik geïnvesteerd in het versterken van kennis en samenwerking in Noord-Nederland en Zeeland. Deze bijeenkomsten worden de komende tijd uitgebreid naar andere regio’s. In deze netwerken staat de regionale radicaliseringsproblematiek centraal en wordt gezamenlijk gekeken naar effectieve manieren om radicalisering te signaleren, te voorkomen en tegen te gaan. Daarbij wordt nauw samengewerkt met de NCTV.
Tevens is één van de doelen van deze actielijn het versterken van de kennisbasis en het stimuleren van evidence based werken. Ik doe dit door het organiseren van bijeenkomsten en het actief verspreiden van best practices en bewezen interventies, in samenwerking met gemeenten, professionals, gemeenschappen en andere ministeries.
Ontwikkeling van effectieve interventies op radicalisering
Acties
|
---|
Naast de inzet op kennisdeling en regionale samenwerking ondersteun ik gemeenten ook financieel bij het (door)ontwikkelen van interventies tegen radicalisering en extremisme. Het is mijn inzet om de ontwikkeling van innovatieve en contextgerichte aanpakken, die aansluiten bij de leefwereld van jongeren en andere risicogroepen, mogelijk te maken. Hiervoor stel ik vanaf 2025 budget beschikbaar via decentrale uitkeringen en via de SPUK-regeling in het kader van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV).
De afgelopen periode zijn op lokaal niveau al diverse interventies gericht op digitale weerbaarheid door SZW gefaciliteerd en geëvalueerd. De uitkomsten van deze evaluaties worden eind 2025 openbaar gemaakt en vormen een belangrijke bouwsteen voor de verdere professionalisering van het lokale beleid. Om de kennis beter vindbaar te maken voor gemeenten en uitvoerende professionals, ontwikkel ik een laagdrempelige en toegankelijke online database met effectieve interventies.
Ontwikkelen en faciliteren van bewustwordingscampagnes
Acties
|
Ik richt me in deze aanpak niet alleen op beleidsontwikkeling, maar ook op het vergroten van het digitaal bewustzijn onder jongeren, ouders en professionals. Bestuurders binnen gemeenten, scholen en maatschappelijke organisaties hebben een sleutelrol in het agenderen van digitale risico’s. Via conferenties en webinars breng ik de urgentie van dit onderwerp nadrukkelijk onder de aandacht. Zo ontstaat er meer ruimte voor digitale weerbaarheid binnen lokaal beleid en in de praktijk van professionals. Daarnaast kunnen meer praktische webinars jeugdprofessionals helpen bij het herkennen van signalen van online radicalisering en hoe hier adequaat op te reageren.
Ook de directe omgeving van jongeren wordt versterkt. Binnen de Alliantie Samen sterk tegen online haat en discriminatie ontwikkelen jongeren gezamenlijk interventies voor hun peers met het doel om online grensoverschrijdend gedrag en haatzaaierij tegen te gaan. Daarnaast ondersteun ik campagnes waarin ouders bewust worden gemaakt van de risico’s van de online wereld en over digitale weerbaarheid.
1.4 Ongewenste buitenlandse inmenging
Statelijke inmenging
Buitenlandse gebeurtenissen en ontwikkelingen kunnen doorwerken in de Nederlandse samenleving en spanningen veroorzaken. Dit kan ook het gevolg zijn van diasporabeleid van andere landen. Contact met het land van herkomst is op zichzelf geen probleem. Maar wanneer dit contact niet (meer) vrijwillig is, wanneer sprake is van druk of dwang vanuit een andere statelijke actor, of wanneer activiteiten van andere statelijke actoren onze democratische rechtsorde ondermijnen, gaat dit ten koste van vrijheden van burgers en kan dit leiden tot gevoelens van onveiligheid, spanningen en polarisatie binnen en tussen groepen in onze samenleving.7 Dat is onacceptabel.
In mijn brief van 26 maart jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over hoe ik mijn rol binnen de kabinetsbrede OBI-aanpak invul vanuit mijn opgave om polarisatie en (oplopende) sociale spanningen tegen te gaan en de sociale stabiliteit van Nederland te bevorderen.8 Zoals toegelicht in deze Kamerbrief, zijn de afgelopen jaren diverse kennisproducten ontwikkeld, zijn er kennissessies georganiseerd en onderhoudt de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) actief contact met gemeenten, professionals en gemeenschappen in het hele land.
Met de Actieagenda Integratie en Open en Vrije Samenleving geef ik een extra impuls aan het versterken van de weerbaarheid van Nederland tegen polarisatie en maatschappelijke spanningen als gevolg van statelijke inmenging, ook vanuit mijn rol binnen de kabinetsbrede OBI-aanpak. Dit doe ik samen met andere ministeries, lokale overheden, het maatschappelijk middenveld en diverse professionals. Hierover heb ik gesprekken gevoerd met deskundigen op het gebied van buitenlandse inmenging en diverse gemeenschappen om deze inzet verder te verfijnen en nieuwe ideeën op te halen. De inzichten uit deze gesprekken neem ik mee in mijn beleidsaanpak. Daarbij is er nadrukkelijk ook aandacht voor het tegengaan van discriminatie, omdat discriminatie en kansenongelijkheid belangrijke factoren zijn in het verliezen van het vertrouwen in de Nederlandse samenleving en daarmee mogelijk het vergroten van de vatbaarheid voor buitenlandse inmenging en beïnvloeding.
Daarnaast draagt SZW bij aan de totstandkoming van een centraal OBI-meldpunt, waar uw Kamer om heeft verzocht9. Momenteel wordt onderzocht hoe een dergelijk meldpunt op zorgvuldige wijze vorm kan krijgen, met bijzondere aandacht voor privacy-, veiligheids- en cybersecurityaspecten. De minister van JenV heeft tijdens het commissiedebat ‘Buitenlandse inmenging en beïnvloeding’ toegezegd ernaar te streven uw Kamer nog dit jaar te informeren over het operationeel worden van dit meldpunt. 10
Naast het meldpunt, is het van groot belang om het bewustzijn over OBI en de weerbaarheid daartegen te vergroten. Dit ga ik onder andere doen door:
Het organiseren van regionale sessies in de tweede helft van 2025, samen met gemeenten en maatschappelijke partners, met nadruk op handelingsperspectieven;
Het organiseren en faciliteren van gesprekken met gemeenschappen over buitenlandse inmenging;
Het ontwikkelen van een praktische handreiking (inclusief visualisaties over het herkennen van OBI-signalen) met concrete handelingsperspectieven voor gemeenten en maatschappelijke organisaties. De handreiking zal ook onder de aandacht gebracht worden bij organisaties die betrokken zijn bij inburgering;
Het (door)ontwikkelen van een toolkit voor lokale sociaal-maatschappelijke professionals, in samenwerking met andere betrokken departementen.
Daarnaast is het essentieel om de samenwerking en kennisdeling tussen departementen, gemeenten en maatschappelijke organisaties verder te versterken. Dat gebeurt onder andere door het uitbreiden van netwerken met experts en onderzoekers op het gebied van OBI.
Tot slot wil ik gemeenten (inclusief bestuurders) en maatschappelijke organisaties faciliteren in het ontwikkelen en testen van interventies die de weerbaarheid van gemeenschappen vergroten tegen polarisatie en maatschappelijke spanningen als gevolg van statelijke inmenging. Hiervoor stel ik dit jaar financiering beschikbaar via cofinanciering voor maatschappelijke organisaties en decentrale uitkeringen voor gemeenten. Hiermee kunnen zij werken aan beschermende factoren en pilots ontwikkelen, zoals gemeenschapsoverstijgende interventies gericht op bijvoorbeeld conflictoplossing.
Ongewenste buitenlandse financiering
Met betrekking tot de aanpak op ongewenste buitenlandse beïnvloeding heeft de minister van JenV op 15 mei 2025 uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de verkenning naar hoe andere landen omgaan met ongewenste buitenlandse financiering en het instrumentarium dat zij hiervoor inzetten. De bevindingen uit deze verkenning vormen aanknopingspunten voor nader onderzoek.
Problematisch gedrag
Acties
|
Het kabinet maakt zich zorgen over een kleine groep mensen, die zich niet aan de regels van de democratische rechtsstaat houden met intolerante en onverdraagzame gedragingen. Het lid Becker heeft de regering in een motie verzocht om te onderzoeken of ‘problematisch gedrag’ op sectorniveau juridisch gedefinieerd kan worden om de handvatten voor handhaving van problematisch gedrag te versterken. De komende periode vindt de uitvoering van deze verkenning plaats waarbij in beeld wordt gebracht of er specifieke gedragingen zijn die ernstig genoeg zijn om te normeren, en die niet met het huidig juridisch instrumentarium kunnen worden aangepakt. Ik ontvang de uitkomsten van deze verkenning aan het einde van dit jaar en informeer de Kamer in het eerste kwartaal van 2026 over de bevindingen en de wijze waarop aan deze bevindingen gevolg wordt gegeven.
1.5 Imamopleiding
Moslims maken een substantieel deel uit van de Nederlandse bevolking. Om hun geloof in de Nederlandse context vrijelijk te kunnen belijden is het gewenst dat de religieuze voorgangers kennis hebben van de Nederlandse samenleving en de Nederlandse taal beheersen. Hiertoe is een erkende en bekostigde imamopleiding op hbo-bachelorniveau een belangrijke voorwaarde. Ik wil bevorderen dat het onderwijsveld samen met de moslimgemeenschappen in staat zijn deze opleiding vorm te geven.
Acties
|
---|
Moslims in Nederland zijn momenteel voor het grootste deel afhankelijk van imams uit het buitenland. Deze imams spreken vaak geen Nederlands en zijn onvoldoende bekend met de Nederlandse context. Hierdoor sluiten ze onvoldoende aan bij de behoeften en leefwereld van Nederlandse moslims en bij de Nederlandse normen en waarden van de open en vrije samenleving. Daarom vindt dit kabinet het belangrijk dat er een erkende en bekostigde imamopleiding op hbo-bachelor niveau komt. Moslims in Nederland moeten zelfstandig, zonder beïnvloeding vanuit de herkomstlanden, invulling kunnen geven aan hun geloof. Het, in samenspraak met het afnemend werkveld, opleiden van in Nederland gewortelde imams stelt gemeenschappen in staat om onafhankelijk van de herkomstlanden hun eigen predikers en voorgangers voort te brengen. Dit zou op termijn kunnen leiden tot een afname van de behoefte van Nederlandse moskeeën om buitenlandse imams aan te trekken. Zodra er voldoende aanbod is van in Nederland opgeleide imams zal ik hierover in gesprek treden met het afnemend werkveld.
Evaluatie eerdere poging
Een eerdere poging om een imamopleiding te starten is begin 2024 vroegtijdig gestopt. Onderzoeksbureau Hobéon heeft begin 2025 een adviesrapport11 opgeleverd over het proces om tot een imamopleiding te komen. Hierin pleitten ze onder meer voor een breder draagvlak vanuit de moslimgemeenschap. Deze en andere waardevolle suggesties neem ik ter harte bij deze nieuwe poging om een imamopleiding op te zetten. Daarmee kom ik tegemoet aan een toezegging van de toenmalig minister van SZW, Karien van Gennip. Zij zegde een terugkoppeling toe over hoe maatschappelijke signalen worden meegenomen bij de vormgeving van een Nederlandse imamopleiding.
Planning
De ontwikkeling van de imamopleiding kost ruim twee jaar. Dit komt
doordat de procedures voor nieuwe opleidingen gevolgd moeten worden, met
vaste beslistermijnen. Het initiatief voor het inhoudelijk ontwikkelen
van een geaccrediteerde en bekostigde opleiding is aan de
onderwijsinstellingen. Momenteel verkennen het CMO en meerdere
onderwijsinstellingen of zij samen een imamopleiding willen ontwikkelen.
Zodra er een consortium van onderwijsinstellingen gevormd is, zal ik uw
Kamer informeren over inhoud, tijdlijn en proces.
1.6 Polarisatie en maatschappelijke spanningen
Steeds meer mensen maken zich zorgen over de toenemende polarisatie in Nederland (SCP, 2022). Internationale conflicten, zoals het conflict in het Midden-Oosten, hebben directe impact op de sociale stabiliteit in ons land. Spanningen ontstaan zowel binnen als tussen verschillende groepen burgers en ook in de relatie tussen burgers en de overheid. Ook lokaal, in gemeenten, nemen spanningen toe, bijvoorbeeld rond de opvang van asielzoekers of de integratie van nieuwkomers. Zo schreef de burgemeester van Rotterdam in een open brief aan alle bewoners dat veel mensen zich in de stad ongezien voelen in hun pijn. En dat wie werkelijk wil samenleven, bereid moet zijn alle pijn te zien en te erkennen. We hoeven het niet met elkaar eens te zijn, maar we moeten wel in contact met elkaar blijven.
De burgemeester van Rijswijk gaf het afgelopen jaar aan dat er behoefte is aan ondersteuning vanuit het Rijk bij het omgaan met lokale spanningen in haar gemeente met betrekking tot de Eritrees-Nederlandse gemeenschappen. Deze vraag onderstreept het belang van een krachtige en toegankelijke ondersteuning voor gemeenten, zodat zij effectief kunnen inspelen op oplopende sociale spanningen.
Belangrijk om te benadrukken is dat polarisatie dubbele kanten kent. Enerzijds kan het de emancipatie van achtergestelde groepen bevorderen. Aanscherpen van tegenstellingen in een debat kan keuzen verhelderen en interesse wekken bij een lauw publiek. Anderzijds kan polarisatie een risico vormen, zeker als de verscherping gevoelsmatig sterker wordt. Groepen burgers komen recht tegenover andere groepen te staan, die ze steeds meer gaan zien als ‘de vijand’. De versmalling van de narratieven over ‘de ander’ of over een vraagstuk zorgen dat dialoog of effectief debat steeds lastiger worden.
De komende jaren ga ik de aanpak van polarisatie en maatschappelijke spanningen langs meerdere lijnen verder versterken: (1) het versterken van de lokale aanpak, (2) het investeren in dialoog en samenwerking met onder meer sleutelfiguren, en (3) het intensiveren van de inzet zodra maatschappelijke spanningen oplopen. Dat doe ik in samenwerking met gemeenten en het maatschappelijk middenveld.
Versterken van de lokale aanpak op polarisatie en maatschappelijke spanningen
Om de lokale aanpak te versterken zet ik in op het ontwikkelen en evalueren van interventies gericht op het effectief omgaan met polarisatie en maatschappelijke spanningen. Gemeenten worden hierin ondersteund via de SPUK-regeling van het NPLV en via decentrale uitkeringen. Met verschillende maatschappelijke organisaties wordt gekeken naar ondersteuning van (potentieel) effectieve interventies.
Om kennisdeling en praktische ondersteuning te verbeteren, ontwikkel ik een toegankelijke database met kennis, tools en werkzame interventies. Deze database ondersteunt gemeenten en professionals bij het kiezen en toepassen van effectieve werkwijzen. De inhoud wordt afgestemd op de praktijkbehoeften van het veld en samen met betrokkenen opgebouwd.
Acties
|
Daarnaast investeer ik in het versterken van kennis en vaardigheden bij gemeenten. In het najaar van 2024 organiseerde SZW een bijeenkomst voor gemeenten om handvatten te bieden voor een effectieve aanpak op polarisatie en maatschappelijke spanningen. In 2025 volgen hierop een webinar voor wethouders en een bijeenkomst voor communicatieadviseurs.
Ook zet ik in op versterking van de regionale samenwerking en professionalisering tussen gemeenten door middel van het delen van best practices, het versterken van handelingsperspectieven en het bevorderen van samenwerking. Deze versterking is reeds gestart in de regio’s Noord-Nederland en Zeeland. In de komende periode breid ik dit uit naar andere regio’s, startend met de regio Limburg.
Daarnaast investeer ik in (jeugd)professionals in de wijk. Zij signaleren spanningen vaak als eerste. Door hun handelingsbekwaamheid te versterken, vergroten we de respons op lokaal niveau. De komende periode beoog ik een nog groter aantal professionals te bereiken in samenwerking met maatschappelijke organisaties.
Stimuleren van dialoog en samenwerking
Acties
|
---|
Sociale cohesie is wat mensen verbindt en hen in staat stelt om samen te leven, te werken en deel te nemen aan de samenleving. Scheidslijnen binnen de samenleving kunnen deze cohesie ondermijnen. Het is daarom van belang te voorkomen dat deze scheidslijnen uitgroeien tot breuklijnen, zowel op nationaal als op lokaal niveau.
Nationale dialoog
Op nationaal niveau geef ik uitvoering aan de motie-Ceder door het organiseren van een nationale dialoog. Die dialoog zal gevoerd worden met sleutelfiguren uit diverse gemeenschappen en staat gepland voor het eerste kwartaal van 2026. Hierin worden gesprekken gevoerd tussen burgers onderling en tussen burgers en overheid, waarbij de voorwaarde is dat men openstaat voor elkaars perspectief. De dialoog zal o.a. gaan over de open en vrije samenleving, gelijkwaardigheid en gelijke behandeling, discriminatie en wat het Nederlanderschap betekent. Recente onderzoeken, zoals onderzoek van het CBS naar slachtofferschap en veiligheidsbeleving lhbtiq+ personen12 worden hierin ook meegenomen. Daarnaast faciliteer ik actief het inbrengen van gespreksonderwerpen vanuit de samenleving zelf.
Na een landelijke aftrap zullen er op regionaal niveau meerdere dialogen plaatsvinden. Door de dialogen versterken we de onderlinge verbondenheid in de samenleving. De uitkomsten worden gebruikt voor het uitbreiden en aanscherpen van de beleidsaanpak op het gebied van sociale cohesie.
Daarnaast investeer ik in het toegankelijk maken van kennis en hulpmiddelen. In het najaar van 2024 zijn in onder meer Arnhem en Rotterdam zogeheten democratische dialooggesprekken gevoerd, onder andere over scheidslijnen die zijn ontstaan naar aanleiding van het conflict in het Midden-Oosten. Deze trajecten hebben geleid tot de ontwikkeling van een werkbare opzet voor het voeren van de democratische dialoog en een praktische ‘wegwijzer’ om deze breder te organiseren. Deze hulpmiddelen bevatten concrete handvatten voor het voeren van constructieve gesprekken binnen gemeenten, organisaties en gemeenschappen, en worden breed gedeeld met professionals, informele leiders en bestuurders.
Maatschappelijke spanningen
|
Ondanks investeringen in lokale aanpakken en het stimuleren van dialoog kunnen maatschappelijke spanningen en polarisatie blijven ontstaan, zowel op straat als online. Het is daarom cruciaal om vroegtijdig zicht te krijgen op ontwikkelingen die de sociale stabiliteit onder druk zetten. Ik wil periodiek onderzoek doen naar nieuwe fenomenen en effectieve aanpakken rond polarisatie en maatschappelijke spanningen, in samenwerking met kennispartners, gemeenten en andere departementen. Dit overzicht ondersteunt beleidsvernieuwing en stelt Rijk, gemeenten en professionals in staat om adaptief te reageren op nieuwe spanningsdynamieken.
Een belangrijk deel van hedendaagse spanningen speelt zich online af. Polarisatie en radicalisering versterken elkaar via digitale kanalen. Om gemeenten en professionals beter toe te rusten op de preventieve inzet op online polarisatie, ontwikkel ik een kennismodule voor ambtenaren gericht op de verbinding tussen de online en offline wereld. Deze module vergroot kennis over spanningen en polarisatie, en stimuleert samenwerking en co-creatie met informele netwerken en organisaties in de wijk.
Omdat een effectieve aanpak van polarisatie en maatschappelijke spanningen een rijksbrede inzet vraagt, neemt SZW actief deel aan het interbestuurlijke programma dat zich richt op polarisatie, ongenoegen, maatschappelijke onrust en anti-institutionele tendensen. Dit gebeurt in het kader van het Ondersteuningsnetwerk Omgaan met Maatschappelijke Onrust.
Tot slot investeer ik in manieren om gemeenten snel kunnen ondersteunen bij acute spanningen. Bestuurders, wijkprofessionals en lokale gemeenschappen kunnen worden ondersteund bij complexe spanningen of polarisatie in reactie op bijvoorbeeld (inter)nationale gebeurtenissen.
Burgerschap
Dit kabinet ziet het als zijn verantwoordelijkheid om de kracht van de samenleving te versterken en ruimte te bieden aan eigen initiatieven van burgers en bedrijven. In onze diverse samenleving, waarin mensen met verschillende achtergronden, overtuigingen en leefwijzen samenleven, vormt burgerschap een onmisbare waarde. Het functioneren van Nederland als gemeenschap vraagt om actieve betrokkenheid van burgers zelf. Het vraagt van mensen om daadwerkelijk mee te doen in die samenleving en bij te dragen. Burgerschap is daarmee geen vrijblijvende zaak: het is de basis van een sterke democratie, sociale samenhang en vertrouwen in elkaar. Juist in een pluriforme samenleving is het van belang om ruimte te bieden aan verschillen, én te investeren in wat ons verbindt.
Het kabinetsbeleid op het gebied van burgerschap richt zich op het versterken van de democratie, het bevorderen van sociale cohesie en het waarborgen van een inclusieve samenleving waarin iedereen de kans krijgt actief bij te dragen. Het kabinet streeft naar een samenleving waarin burgers zich betrokken voelen en verantwoordelijkheid nemen voor het gemeenschappelijk belang. Burgerschap is daarmee geen afzonderlijk beleidsterrein, maar een breed thema dat meerdere departementen raakt, met name OCW, BZK en SZW.
Hoewel SZW al op diverse manieren bijdraagt aan burgerschap, wordt dit thema beleidsmatig nog niet expliciet en samenhangend opgepakt. Ik vind dit echter noodzakelijk, omdat burgerschap een belangrijke factor is in het versterken van de weerbaarheid en veerkracht van de samenleving.
Door burgerschap vanuit een sociaal-maatschappelijk perspectief op te pakken, wordt een waardevolle aanvulling geboden op het huidige kabinetsbeleid. Zo ontstaat een integrale benadering van burgerschap, waarbij OCW zich richt op onderwijs, BZK op de democratische inrichting en het stelsel, en SZW op het sociaal domein, waarin een belangrijke rol is weggelegd voor partijen zoals welzijnsorganisaties, jongerenwerkers, buurtteams, opbouwwerkers en andere eerstelijnsprofessionals.
Om burgerschap op korte termijn verder te versterken, onderzoek ik op welke wijze SZW financieel kan bijdragen aan initiatieven zoals het Expertisepunt Burgerschap dat onderdeel is van de ondersteuningsstructuur voor burgerschapsonderwijs. Daarnaast verken ik de mogelijkheden om ook organisaties zoals de Respect Foundation te ondersteunen. Voor de langere termijn verken ik in samenwerking met BZK een gezamenlijk meerjarenplan met concrete beleidsvoornemens op het gebied van burgerschap, in aansluiting op de inzet die in de brief ‘meedoen in de democratie en samenleving’ vanuit BZK zijn aangekondigd13. Hierbij betrek ik ook graag de perspectieven vanuit uw Kamer op dit thema.
1.7 Verbeteren regelgeving versterkte gebedsoproep
Acties
|
---|
In het regeerprogramma is opgenomen dat het kabinet betere regels wil voor versterkte oproepen tot gebed. Zoals aangekondigd door het ministerie van BZK14, is het traject voor het verbeteren van de regelgeving van versterkte gebedsoproepen van start gegaan. We beginnen met een nulmeting, waarmee in kaart wordt gebracht hoeveel moskeeën gebruik maken van versterkte gebedsoproepen en hoe vaak, in welke mate er sprake is van overlast, hoe het toezicht geregeld is en op welke wijze er gecommuniceerd wordt met gemeenten.
Ook vinden verdiepende gesprekken met gemeenten en lokale stakeholders plaats. Deze gesprekken moeten inzicht bieden in knelpunten én oplossingsrichtingen in bestaande wet- en regelgeving (Q2). Zo willen we de beleving, bekendheid en communicatie tussen gemeenten, geloofsgemeenschappen en omwonenden beter in kaart brengen. De eerste resultaten hiervan worden begin Q3 verwacht. Ik zal deze uiteraard met uw Kamer delen. Hierna gaan we om tafel met onderzoekers en experts (Q3). De uitkomsten en concrete verbetervoorstellen vooraanpassing van wet- en regelgeving zal ik begin 2026 met uw Kamer delen.
1.8 Holocausteducatie
Het is belangrijk dat iedereen in Nederland kennis heeft van de geschiedenis en betekenis van de Holocaust. Holocausteducatie is onderdeel van het curriculum in het funderend onderwijs. Dit betekent dat scholieren tijdens hun schoolcarrière leren over de Holocaust. Inburgeringsplichtige nieuwkomers hebben in de regel geen Nederlands onderwijs gevolgd. Om hun kennis over de Holocaust te borgen, zijn de eindtermen van het inburgeringsexamen Kennis Nederlandse Maatschappij (KNM) gewijzigd. Het begrip Holocaust is opgenomen in de eindtermen en wordt daarmee onderdeel van wat inburgeraars moeten kennen en weten als zij examen doen. Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan het regeerprogramma. De nieuwe eindtermen zijn op 1 juli 2025 in werking getreden.
Om de kennis over de Holocaust bij inburgeraars te versterken is het kabinet voornemens om, in navolging van de motie Diederik van Dijk c.s. 15 een bezoek door inburgeraars aan instellingen en musea met een relatie tot de holocaust mogelijk te maken. Op dit moment vindt de verkennende fase hiervoor plaats. Op basis van de uitkomsten van de verkenning zal ik keuzes maken om binnen de financiële kaders en organisatorische mogelijkheden bezoeken door inburgeraars vanaf 2026 mogelijk te maken.
Deze verkenning wordt samen met de ministeries van OCW en VWS uitgevoerd en vindt plaats in het kader van het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie (NPVHE). De verkenning wordt separaat aan uw Kamer verzonden. In het kader van het NPVHE16 is in opdracht van het ministerie van OCW een brede peiling uitgezet onder docenten in het voortgezet onderwijs, inclusief het onderwijs voor nieuwkomers. Hierin wordt gevraagd hoe docenten lesgeven over de Holocaust en welke bevorderende en belemmerende factoren zij daarbij ervaren. De uitkomsten van de peiling komen in de eerste helft van 2025 beschikbaar. Lessen uit de peiling kunnen interessant zijn voor het versterken van de Holocausteducatie in de inburgering.
Naar aanleiding van de motie Flach17 wordt gekeken hoe meer aandacht voor de Holocaust onderdeel kan worden van de participatieverklaring voor inburgeraars. Dit wordt meegenomen in het kader van de algemene evaluatie van de participatieverklaring, die na de zomer van 2025 wordt opgeleverd. De Kamer wordt naar verwachting in het derde kwartaal van 2025 verder geïnformeerd over het versterken van Holocausteducatie in de inburgering.
Pijler 2 Nieuwkomers aan het werk
Een goede integratie van nieuwkomers begint bij een goede start. Werk en taal vormen de basis van integratie. Inburgering draagt eraan bij dat nieuwkomers zo snel mogelijk meedoen in Nederland, het liefst via betaald werk. Het geeft een stevige basis voor het leren van de taal en kennis van de Nederlandse maatschappij en arbeidsmarkt.
Verder vind ik het belangrijk dat mensen die een bijstandsuitkering ontvangen de Nederlandse taal zo goed mogelijk beheersen. Want als je de taal beheerst, heb je ook meer kans om aan het werk te gaan. Daarom blijft de taaleis in de Participatiewet behouden én wordt deze gehandhaafd zodat iedereen volwaardig mee kan doen.
Dit kabinet wil dat er gelijke kansen zijn voor iedereen op de arbeidsmarkt. Het is onacceptabel als nieuwkomers puur vanwege hun afkomst minder kans op een baan hebben dan Nederlanders. Objectieve werving en selectie moet hier verandering in brengen.
Ook is het van belang om vraag en aanbod beter bij elkaar te brengen. Initiatieven als CompetentNL (een landelijke standaard voor het beschrijven van vaardigheden) en VUM (een project dat zich richt op het verbeteren van de uitwisseling van matchingsgegevens tussen verschillende systemen, zowel publiek als privaat) kunnen daaraan bijdragen.
Ik heb eerder uitgebreid beschreven wat ik wil doen om nieuwkomers aan het werk te helpen in de Werkagenda Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA) 18 Deze werkagenda is opgesteld samen met de 20 partners uit de Taskforce VIA19 en bestaat uit een groot aantal acties waarmee ik de komende vier jaar de arbeidsmarktpositie van nieuwkomers duurzaam wil verbeteren.
In deze pijler benoem ik voor de volgende thema’s wat ik ga doen om te zorgen dat nieuwkomers sneller aan het werk kunnen:
Asielzoekers aan het werk
Startbanen
Begeleiding naar werk van vrouwelijke statushouders
Taaleis in de bijstand
Ondersteuning werkgevers
Gelijke kansen op de arbeidsmarkt
2.1 Asielzoekers aan het werk
Acties
|
---|
Werk is de beste manier om te integreren in de Nederlandse samenleving. Het is belangrijk om dit vanaf het begin dat mensen aan het werk gaan, stevig neer te zetten. Ik wil daarom onderzoeken hoe we asielzoekers het effectiefst kunnen helpen aan een goede start op de arbeidsmarkt. Hoe dat het beste kan, hebben we in 2024 een eerste verkenning gedaan. Deze verkenning wil ik samen met alle betrokkenen verder uitwerken. Ik zal uw Kamer daar volgend jaar zomer verder over informeren.
Vroege start
Een vroege start op de arbeidsmarkt begint in het AZC. Het kabinet
wil daarom kansrijke asielzoekers stimuleren om zo snel mogelijk aan het
werk te gaan. Steeds meer asielzoekers doen dit al. In het afgelopen
jaar zijn flink meer tewerkstellingsvergunningen verleend aan deze
groep: van 1.840 in 2023 naar ca. 10.880 vorig jaar. Voor 2025 verwacht
het UWV een verdere stijging naar zo’n 15.000 vergunningen.
Belemmeringen wegnemen
Asielzoekers ervaren verschillende belemmeringen om snel aan het
werk te kunnen. Dit kabinet wil die belemmeringen wegnemen. Bijvoorbeeld
door BSN-nummers sneller uit te geven. De uitgifte van BSN-nummers vindt
inmiddels plaats bij een aantal gemeenten die zich hebben
gespecialiseerd in de inschrijving van asielzoekers en statushouders in
de basisregistratie personen (BPR). Ook is er een spoedprocedure waarbij
asielzoekers en statushouders die een BSN nodig hebben voor werk, zorg,
wonen of studie deze binnen twee weken kunnen aanvragen bij het COA. Met
het UWV heb ik afspraken gemaakt waardoor het afhandelen van
tewerkstellingsvergunningen voor asielzoekers nu binnen twee weken
kan.
Een aantal categorieën asielzoekers met een aanvraag in de versnelde procedure mag straks niet meer werken. Dit geldt voor asielzoekers van wie de asielaanvraag waarschijnlijk wordt afgewezen. Ook asielzoekers die een overdrachtsbesluit hebben ontvangen (Dublinclaimanten) mogen straks niet meer werken. Landen kunnen hier niet van afwijken waardoor we de Wet arbeid vreemdelingen op dit punt moeten aanpassen.
Eerste verkenning
In 2024 is een eerste verkenning gedaan naar de manier waarop de
begeleiding naar werk van asielzoekers moet worden vormgegeven. In
samenwerking met het COA, UWV, VNG, met werkgeversorganisaties AWVN en
VNO-NCW, en met uitzendkoepels NBBU en ABU hebben we gekeken hoe we
hierbij aan kunnen sluiten bij de bestaande structuren voor
arbeidstoeleiding.
Ik wil graag een stap verder gaan. Ik vind het belangrijk dat we het
eigen initiatief van asielzoekers ondersteunen en dat (regionale)
werkgevers meer betrokken worden. Asielzoekers die snel aan het werk
gaan, vergroten in een later stadium – als ze een verblijfsvergunning
krijgen en in Nederland mogen blijven – hun kans op duurzaam werk. Dit
wil ik graag stimuleren.
Vervolgaanpak
Ik ga daarom uitwerken hoe de ondersteuning voor een snelle start
op de arbeidsmarkt van asielzoekers eruit moet zien. Werk is de basis
van inkomen. Ook draagt werk bij aan het leren van de Nederlandse
cultuur en werknemersvaardigheden. Nieuwkomers die snel aan de slag
gaan, vergroten hun kans op duurzaam werk als ze in een later stadium
een verblijfsvergunning hebben verkregen. De ondersteuning zou het eigen
initiatief van asielzoekers moeten stimuleren (zie de toename van het
aantal tewerkstellingsvergunningen) en de samenwerking met (regionale)
werkgevers. Ook ga ik onderzoeken wat de rol van publieke en private
partijen kan zijn.
2.2 Startbanen
Acties
|
---|
De arbeidsdeelname van statushouders is laag. Ze zijn relatief vaak afhankelijk van de bijstand, vooral in de eerste jaren nadat ze een status hebben gekregen. In 2014 ontving na twee jaar 91 % van de statushouders een bijstandsuitkering, na 8,5 jaar was dat echter al afgenomen tot 34 %. Ik wil daarom zorgen dat zo veel mogelijk statushouders aan de slag kunnen in een zogenoemde startbaan. Een startbaan houdt in dat een statushouder na vestiging in een gemeente direct bij de aanvraag van bijstand een baan krijgt aangeboden. Met een startbaan kunnen statushouders werk en inburgering combineren.
Proeven met startbanen in gemeenten
Daarom werken we aan een – op termijn – landelijke uitrol van
startbanen. Om goed inzicht te krijgen in de beste manier om dit aan te
pakken, ben ik samen met gemeenten in verschillende pilots aan het
onderzoeken wat er werkt als statushouders bij vestiging in een gemeente
meteen een betaalde baan aangeboden krijgen. Het gaat om 8 pilots in 30
gemeenten. De resultaten van deze pilots deel ik met andere gemeenten
die interesse hebben in deze aanpak en worden betrokken in de plannen
voor de landelijke uitrol van startbanen.
Combineren taal en werk
Het combineren van het leren van de taal met werk is waardevol,
maar niet gemakkelijk. Wie Nederlands spreekt, heeft meer kans op een
baan. Maar Nederlands leren kost ook tijd. Tijd die niet gebruikt kan
worden om te werken. We zien dit terug in de cijfers. Zo heeft na 18
maanden slechts 13% van de statushouders betaald werk. Een groot deel
hiervan werkt parttime. Meer dan de helft (54%) werkt zelfs minder dan
20 uur per week en verdient minder dan een uitkering.20
Experimenten betaald werk en inburgering
Ik heb daarom extra budget vrijgemaakt om - binnen de bestaande
regelgeving – te experimenteren met meer mogelijkheden om betaald werk
en inburgering te combineren. Ik denk bijvoorbeeld aan pilots gericht op
het beter benutten van de mogelijkheden in het wetsvoorstel
Participatiewet In Balans om langer bijverdienen (15% boven op de
uitkering) mogelijk te maken. Ook denk ik aan het variëren van de
verhouding tussen taallessen en werk (o.a. flexibel taalonderwijs, een
ingroeimodel of een andere volgorde van taal en werk), taalles op de
werkvloer en betere afspraken met vooral mkb werkgevers over het
combineren van werk en taal.
De inzichten die uit de pilots met gemeenten komen en die betrekking hebben op de Wet inburgering 2021 worden meegenomen in de evaluatie van deze wet in 2027 of eerder indien de resultaten daar aanleiding toe bieden.
2.3 De begeleiding naar werk van vrouwelijke statushouders
Mannelijke statushouders werken meer dan vrouwelijke statushouders. Uit de benchmark van Divosa van 2022 blijkt dat 17 % van de vrouwelijke statushouders en 47% van de mannelijke statushouders betaald werk heeft. Ook de Adviesraad Migratie heeft hier recent een rapport over gepubliceerd.21 Hier moet verandering in komen. Samen met SAM, de vereniging van uitvoerende professionals en de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) ga ik de begeleiding naar werk van vrouwelijke statushouders verbeteren.
Acties
|
---|
Vrouwelijke statushouders aan het werk
Vrouwelijke statushouders moeten beter geholpen worden om aan het
werk te komen. Zo blijkt uit onderzoek van de HAN22
dat vrouwelijke statushouders vaak eerst hun gezin op de rit willen
krijgen voordat ze zelf aan het werk gaan. Ook heeft een gedeelte van de
vrouwelijke statushouders in het land van herkomst nooit gewerkt. Zij
moeten eenmaal in Nederland – veel meer dan mannelijke statushouders –
hun autonomie ontwikkelen en ruimte nemen om aan het werk te gaan.
Verder blijkt uit datzelfde onderzoek dat klantmanagers bij gemeenten soms handelingsverlegenheid ervaren bij het begeleiden naar werk van mensen met een migratieachtergrond. En er is een neiging om zich in de begeleiding van echtparen eerst op de man te richten. Dat is ongewenst. Ook blijkt dat gemeenten hun werkprocessen niet altijd even goed inrichten op de begeleiding van vrouwelijke statushouders. Gemeenten die dit wél doen, zijn effectiever in het duurzaam naar werk begeleiden van (vrouwelijke) statushouders. Ik wil in gesprek met gemeenten om deze effectievere aanpak landelijk te gebruiken. Daarnaast verken ik op welke wijze het arbeidstoeleidingsproces voor vrouwen met een migratieachtergrond, bijvoorbeeld in een uitkeringssituatie, verbeterd kan worden. Over de uitkomsten van deze verkenning wordt uw Kamer voor het einde van het jaar geïnformeerd.
Klantmanagers zijn aan zet
Klantmanagers en gemeenten zijn als eerste aan zet bij de
begeleiding naar werk van vrouwelijke statushouders. Ik vind het samen
met SAM belangrijk dat er een meer uniforme manier van begeleiding naar
werk komt. Het is niet wenselijk dat vrouwen in de ene gemeente anders
begeleid worden dan in de andere gemeente. Daarom ga ik samen met SAM en
de HAN aan de slag om de professionalisering van klantmanagers te
versterken.
2.4 Taaleis in de bijstand
Acties
|
---|
Taal is de basis van een goede integratie in Nederland. Te veel
mensen staan aan de zijlijn omdat zij een taalachterstand hebben. Ik
vind het daarom belangrijk dat mensen die een bijstandsuitkering
ontvangen de Nederlandse taal zo goed mogelijk beheersen. Met gemeenten
wil ik kijken wat een goede manier is om hen met taalonderwijs te
ondersteunen.
Het is daarbij goed om te benoemen dat deze maatregel niet alleen geldt voor nieuwkomers. De taaleis geldt voor iedereen die een bijstandsuitkering aanvraagt en niet voldoende Nederlands spreekt om te kunnen functioneren op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Wel is het kabinet voornemens om - gezien de beperkte middelen en personeel – deze nadere uitwerking van de taaleis in eerste instantie op nieuwkomers in de bijstand te richten.
Ik ben met gemeenten in gesprek over de knelpunten die zij zien bij de uitvoering van de taaleis. Het is noodzakelijk dat gemeenten de taaleis beter gaan handhaven. Ik ga daarom samen met hen in kaart brengen welke mogelijke oplossingen er zijn en of het nodig is om de wet- en regelgeving verder aan te passen. Ook wil ik in gesprek met werkgevers over de mogelijkheden die zij zien om de beheersing van de Nederlandse taal van werknemers te verbeteren.
2.5 Ondersteunen van werkgevers
Acties
|
---|
Subsidieregeling
Werkgevers kunnen veel doen om meer asielzoekers en statushouders
aan het werk te helpen. Een deel van de werkgevers doet dit ook al. Ik
wil ervoor zorgen dat dit voor steeds meer werkgevers onderdeel wordt
van hun normale bedrijfsvoering. Maar het duurzaam in dienst nemen van
nieuwkomers kost werkgevers extra tijd en geld vanwege taal- en
cultuurverschillen. Daarom is er in 2024 een subsidieregeling
gestart.
De subsidieregeling is succesvol. Met de verlenging van deze regeling kan ik de komende jaren ongeveer 1.000 werkgevers ondersteunen bij het bieden van extra begeleiding op de werkvloer om taal- en cultuurverschillen te overbruggen. Het tweede tijdvak staat nu open tot en met 30 september 2025. Deze loopt door tot in 2029.
Meer werkgevers bereiken
Om werkgevers verder te ondersteunen bij het duurzaam in dienst
nemen van statushouders heb ik de handreiking Begeleiding op de
Werkvloer opgesteld. Daarnaast organiseer ik samen met
werkgeversorganisaties en arbeidsmarktregio’s bijeenkomsten waarin
werkgevers ervaringen kunnen uitwisselen. De inzichten uit deze
bijeenkomsten gebruik ik voor de doorontwikkeling van de handreiking.
Iedere werkgever die met statushouders aan de slag wil moet kunnen
putten uit een pakket aan eenvoudig toepasbare instrumenten.
Verder initieer ik een werkgeversalliantie waarin werkgevers geïnspireerd en uitgenodigd worden om meer nieuwkomers in dienst te nemen. Dit doe ik onder andere door het delen van goede praktijkvoorbeelden, met extra aandacht voor kraptesectoren. Ik ben ook met de branche- organisaties uit de kraptesectoren in gesprek over de manier waarop succesvolle programma’s voor nieuwkomers verder kunnen worden opgeschaald.
Tekortsectoren
Ik probeer samen met de minister van Klimaat en Groene Groei &
de minister van Economische Zaken meer statushouders aan het werk te
krijgen in de techniek, bouw en energie. Zo krijgen netbeheerders 25
miljoen euro uit het Klimaatfonds voor het opleiden van zij-instromers,
waaronder statushouders, tot elektromonteur. Ook investeren de
technische sectoren zelf in het opzetten van sectorspecifieke
(leer-)werktrajecten voor statushouders. Voor het primair en voortgezet
onderwijs is er vanuit OCW een subsidieregeling waarmee schoolbesturen
10.000 euro kunnen krijgen voor het opleiden en begeleiden van
statushouders en Oekraïners die als docent aan de slag willen. Ook in de
zorg ontstaan waardevolle initiatieven. Zo heeft het Universitair
Medisch Centrum Groningen (UMCG) een traject ontwikkeld voor nieuwkomers
met een zorgachtergrond, gericht op instroom als
assistent-verpleegkundige en doorgroei naar een vaste functie.
2.6 Gelijke kansen op de arbeidsmarkt
Acties
|
---|
Het kabinet wil dat iedereen gelijke kansen heeft op de arbeidsmarkt. Werkgevers zien de waarde van gelijke kansen. Toch is het niet altijd gemakkelijk om deze goede wil om te zetten in een verandering van gedrag en werkwijze. Daarom blijft het noodzakelijk om in te zetten op gelijke kansen op de arbeidsmarkt.
Het mkb
Het grootste deel van de Nederlandse beroepsbevolking werkt in het
mkb. Bedrijven in het mkb zijn vaak kleiner, er werken minder mensen en
er is minder geld voor professioneel HR-beleid. Daarom is het belangrijk
om juist mkb- bedrijven te helpen bij het inzetten van objectieve
wervingsmethoden. Het programma Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA)
ontwikkelt effectieve hulpmiddelen voor werving en selectie, ook
specifiek voor tekortsectoren in het mkb.
3. Financiën
Alle plannen uit deze actieagenda integratie worden
gefinancierd binnen de bestaande en- bij Voorjaarsnota 2025 - nieuw
toegekende middelen. In de tabel is een overzicht opgenomen van de nieuw
toegekende middelen voor de komende jaren.
Tabel: nieuw toegekende middelen bij VJN (x 1 mln.)
2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | Struc. | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Actieagenda Integratie | 5,0 | 10,6 | 11,9 | 11,7 | 9,2 | 0 | |
Startbanen (2.2) | 1,3 | 0 | |||||
Taaleis (2.4)* | 0 | 0 | 3,7 | 10,6 | 17,4 | 22 | 17,4 |
Totaal | 5 | 11,6 | 15,6 | 22,3 | 26,6 | 22 | 17,4 |
*De middelen voor de taaleis worden structureel in 2040. Tussen 2030 en 2039 is er €22 mln per jaar beschikbaar voor de taaleis.
4. Moties
Motie-Van Dijk, Kamerstuk 36 651, nr. 26
In de brief van 11 maart 2025 over de duurzame vormgeving van school en
omgeving, heeft de Staatssecretaris van OCW ook het jaarlijkse
monitoringsrapport over onderwijssegregatie aangeboden. De monitor geeft
inzicht in segregatie op basis van inkomen, opleidingsniveau en herkomst
van ouders van leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs. We
geven uitvoering aan de motie-van Dijk door onderwijssegregatie te
blijven volgen. Gemeenten, schoolbesturen en andere betrokken partijen
kunnen de betreffende cijfers inzien op het Regionaal Dashboard Gelijke
Kansen. Zo stellen wij hen in staat om lokaal de best passende
maatregelen te nemen om segregatie tegen te gaan.
Het kabinet onderkent dat voor het versterken van het gemeenschapsgevoel belangrijk is dat mensen met verschillende achtergronden elkaar in de publieke ruimte blijven tegenkomen. Daarom wordt ingezet op het bevorderen van laagdrempelige, spontane ontmoetingen in de publieke ruimte. In grootschalige ontwikkellocaties wordt vaak ingezet op een mix van verschillende type huur- en koopwoningen. De ruimtelijke inrichting en leefbaarheid in de wijk zijn van invloed op de sociale verbinding in een wijk. Via het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid zetten we de komende jaren extra in op het verbeteren van slechte woningen en zorgen we voor meer gemengde wijken zodat mensen met verschillende achtergronden elkaar kunnen ontmoeten.
Motie-Becker, Kamerstuk 35 228, nr.45
Op dit moment ben ik in gesprek met maatschappelijke partners over de
rol die zij kunnen en willen spelen bij de uitwerking en uitvoering van
deze Actieagenda. In sommige gevallen is er al sprake van samenwerking,
zoals u in deze brief kunt lezen. De maatschappelijke organisaties met
wie ik samenwerk, onderschrijven een open en vrije samenleving en de
doelstellingen van de actieagenda. In lijn met de motie-Becker (VVD) zal
ik een overzicht van deze organisaties met u delen. U ontvangt dit als
bijlage van de meer uitgewerkte Actieagenda in het najaar.
Motie Ceder Kamerstuk 36 600 XV, nr. 82
Op nationaal niveau geef ik uitvoering aan de motie-Ceder door het voorbereiden van een nationale dialoog met sleutelfiguren uit onze diverse samenleving om de sociale cohesie te bevorderen. Deze dialoog vindt plaats in het eerste kwartaal van 2026. Ter voorbereiding worden sinds begin dit jaar gesprekken gevoerd met maatschappelijke organisaties en vertegenwoordigers van verschillende gemeenschappen. De uitkomsten worden gebruikt om het beleid voor sociale cohesie aan te scherpen.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Adviesraad Migratie, 2025, Talenten benutten. Het onbenutte arbeidspotentieel van migranten↩︎
Slachtofferschap en veiligheidsbeleving LHBTQIA personen | CBS↩︎
Verwey-Jonker Instituut, 2015, Antisemitisme onder jongeren in Nederland.↩︎
Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland Juni 2025 | Publicatie | Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid↩︎
Een web van haat - De online grip van extremisme en terrorisme op minderjarigen | Publicatie | AIVD↩︎
Steeds meer jongeren radicaliseren online | Raad voor de Kinderbescherming↩︎
AIVD en NCTV. Over de grens. Statelijke inmenging in diasporagemeenschappen in Nederland. Oktober 2024.↩︎
Kamerstuk 32 824, nr. 450↩︎
Kamerstuk 35 228, nr. 44↩︎
Kamerstuk 30 821, nr. 274↩︎
ADVIESRAPPORT
Evaluatie PIN en procesevaluatie traject bekostigde imamopleiding↩︎
Slachtofferschap en veiligheidsbeleving LHBTQIA personen | CBS↩︎
Kamerbrief meedoen in de democratie en samenleving | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎
Aanhangsel Handelingen II 2024/25, nr. 753.↩︎
Kamerstuk 2023 – 2024 30 950, nr. 399↩︎
Kamerstuk 2023 – 2024 36 272, nr. 17↩︎
Kamerstuk II, 2023 -2024, 32 824, nr. 418↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 32 824, nr. 454↩︎
De Taskforce VIA bestaat uit de volgende partners: ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN), Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), Divosa, G4, G40-stedennetwerk, MBO Raad, Nederlandse Bond van Bemiddelings-en Uitzendondernemingen (NBBU), Randstad Groep Nederland, SAM, beroepsvereniging voor uitvoerend professionals in het publiek sociaal domein, Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), Sociaal-Economische Raad (SER), Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF, Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), Vereniging Hogescholen (VH), De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG ), VNO-NCW en MKB Nederland, VluchtelingenWerk Nederland en Open Embassy.↩︎
Adviesraad Migratie,2025, Talenten benutten. Het onbenutte arbeidspotentieel van migranten↩︎