Plan van aanpak aangenomen motie inzake benoemingen in de raad van toezicht van zorginstellingen op bindende voordracht van de cliëntenraad
Eerstelijnszorg
Brief regering
Nummer: 2025D32813, datum: 2025-07-07, bijgewerkt: 2025-07-09 09:55, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.E.M.C. Jansen, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 33578 -163 Eerstelijnszorg.
Onderdeel van zaak 2025Z14375:
- Indiener: D.E.M.C. Jansen, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-09-02 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-03 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
> Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 7 juli 2025
Betreft: Plan van aanpak aangenomen motie inzake benoemingen in de raad van toezicht van zorginstellingen op bindende voordracht van de cliëntenraad
Geachte voorzitter,
Op 27 mei 2025 heeft uw Kamer een motie aangenomen die de toenmalig minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tijdens het plenaire debat over het faillissement van de commerciële huisartsenketen Co-Med en private equity in de zorg van 21 mei 2025 heeft ontraden. Zoals gebruikelijk laat ik na bespreking in de ministerraad middels deze brief weten op welke wijze ik voornemens ben deze motie uit te voeren.
Met de aangenomen motie heeft uw Kamer een duidelijke wens uitgesproken om wettelijk te regelen dat in zorginstellingen met een Raad van Toezicht minimaal een derde en maximaal de helft van de commissarissen wordt benoemd op bindende voordracht van de cliëntenraad.
Motie
Deze motie1 van de lid Bushoff (GroenLinks-PvdA) sluit aan bij artikel 30 van de Woningwet en beoogt een balans aan te brengen in de belangenafweging van de interne toezichthouder tussen het algemeen belang en het aandeelhoudersbelang.
Ik ben het met de indiener eens dat het belang van de patiënt centraal moet staan. Zo is bijvoorbeeld – evenals in artikel 31 van de Woningwet - in het Uitvoeringsbesluit Wtza opgenomen dat de interne toezichthouder zich bij de vervulling van zijn taak richt naar het belang van de instelling, het te behartigen maatschappelijke belang en het belang van de betrokken belanghebbenden. Daarnaast volgt uit artikel 10 van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (Wmcz 2018)2 dat cliëntenraden het recht hebben op een bindende voordracht voor tenminste één van de leden van de interne toezichthouder. Het staat de instelling uiteraard op basis van de huidige wetgeving vrij om met de cliëntenraad daarnaast afspraken te maken over een grotere invloed op haar beleid dan het doen van een bindende voordracht voor tenminste één lid van het toezichthoudende orgaan.
Zo kunnen de instelling en de cliëntenraad ervoor kiezen dat een groter percentage dan een derde van de leden van het toezichthoudende orgaan (al dan niet) met een bindende voordracht door de cliëntenraad wordt benoemd. Ik acht het van belang dat er in de Wmcz 2018 ruimte blijft voor het uitoefenen van maatwerk voor het inrichten van de rechten van de cliëntenraad naar de behoefte van de leden van de cliëntenraad, in samenspraak met de dagelijkse en algemene leiding van de instelling.
In de praktijk worden op grond van dit artikel vooral de leden van de interne toezichthouder als bedoeld in artikel 3 van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) voorgedragen. In artikel 6 van het Uitvoeringsbesluit Wtza is geregeld dat de interne toezichthouder uit tenminste drie natuurlijke personen bestaat. Dit sluit aan bij artikel 30 van de Woningwet. Gelet op het voorgaande wordt met de Wmcz 2018 en de Wtza in grote lijnen voldaan aan de motie.
Wellicht ten overvloede merk ik daarnaast op dat de Wmcz 2018 op dit moment wordt geëvalueerd. Ik acht het dan ook niet wenselijk om vooruitlopend op de evaluatie een wetswijziging voor te bereiden, nu bovendien al in grote lijnen wordt voldaan aan de motie.
Vanzelfsprekend blijf ik mij wel inzetten voor het versterken van de positie van de patiënt binnen de zorginstelling of jeugdhulpaanbieder. De aangenomen motie geeft een duidelijke richting, die ik ook meeneem in mijn beleidsreactie op de wetsevaluatie over de Wmcz 2018. Deze wetsevaluatie ben ik voornemens om eind 2025 aan uw Kamer toe te zenden.
Hoogachtend,
de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
Daniëlle Jansen
Kamerstukken II 2024/25, 33 578, nr. 152.↩︎
Ingevolge artikel 4.2.4 van de Jeugdwet is de Wmcz 2018 van overeenkomstige toepassing op jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. In het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg en het ontwerpbesluit Verbetering beschikbaarheid zijn voorstellen voor een intern toezichthouder opgenomen voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. De Wtza en het Uitvoeringsbesluit Wtza hebben daartoe ten voorbeeld gestrekt.↩︎