[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichting op verhoging vergoedingspercentages kinderopvangtoeslag in 2026

Kinderopvang

Brief regering

Nummer: 2025D33066, datum: 2025-07-09, bijgewerkt: 2025-07-11 11:18, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31322 -562 Kinderopvang.

Onderdeel van zaak 2025Z14464:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Datum 9 juli 2025
Onderwerp Toelichting op verhoging vergoedingspercentages kinderopvangtoeslag in 2026

Inleiding

De regering wil de vergoedingspercentages in de kinderopvangtoeslag volgend jaar weer verhogen. Meer dan 540.000 huishoudens met werkende ouders krijgen daardoor volgend jaar een hogere toeslag. Ik heb het ontwerpbesluit waarmee dit geregeld wordt op 13 juni naar uw Kamer gestuurd1 voor de voorhangprocedure. In het commissiedebat Kinderopvang van 3 juli heb ik met leden van uw Kamer gesproken over dit ontwerpbesluit. Het lid Haage (GL-PvdA) heeft daarbij een alternatieve invulling van het ontwerpbesluit voorgesteld, waarin de vergoedingspercentages niet verhoogd worden voor hogere inkomens. Ik heb toegezegd uit te leggen waarom de regering niet heeft gekozen voor deze alternatieve invulling. Met deze brief kom ik deze toezegging na.

Ik vind het alternatief van het lid Haage begrijpelijk. Maar het sluit minder goed aan bij de doelen van het ingroeipad naar de hoge inkomensonafhankelijke vergoeding voor alle werkende ouders. Het nadeel hiervan weegt zwaarder dan het relatief beperkte financiële voordeel dat dit alternatief zou bieden aan de doelgroep (toetsingsinkomens tussen ongeveer € 56.000 en € 173.000). Hieronder leg ik eerst uit hoe de regering de kinderopvangtoeslag volgend jaar wil verhogen, en waarom. Daarna laat ik zien wat het alternatief van het lid Haage zou betekenen. En leg ik uit waarom niet voor dit alternatief is gekozen. Tot slot ga ik in op het proces rond de voorhangprocedure en het krappe tijdspad tot publicatie van het besluit.

Voornemen regering

We willen de vergoedingspercentages in 2026 verhogen om de vraag naar kinderopvang geleidelijk en gecontroleerd te laten stijgen. In de nieuwe financiering van kinderopvang hebben alle werkende ouders recht op dezelfde hoge inkomensonafhankelijke vergoeding voor kinderopvang. Dat is goed nieuws voor ouders: terugvorderingen bij ouders (bijvoorbeeld door inkomensstijgingen) komen nooit meer voor en de kinderopvang wordt voor veel ouders beter betaalbaar. Maar die hoge(re) vergoeding zorgt ook voor meer vraag naar kinderopvang. Als de sector die vraag niet voldoende kan absorberen, kan dit leiden tot tariefstijgingen en langere wachtlijsten. Zeker als de vergoedingen van de ene op de andere dag sterk omhoog gaan, geeft dat een marktschok. Dat willen we voorkomen.

Daarom hanteren we een ingroeipad naar die hoge inkomensonafhankelijke vergoeding. Elk jaar gaan de vergoedingspercentages omhoog. In 2025 hebben we dit voor het eerst gedaan. En in 2026 zetten we de volgende stap op dit ingroeipad. Alle inkomensgroepen die nu nog niet recht hebben op het maximale vergoedingspercentage van 96% gaan er volgend jaar op vooruit. Ook de hogere inkomens. Het is namelijk belangrijk om de vraag naar kinderopvang voor alle inkomensgroepen gelijk en geleidelijk te stimuleren. Anders kan er alsnog een plotselinge vraagstijging plaatsvinden bij de invoering van de nieuwe financiering in 2029. Ook moeten we monitoren hoe verschillende inkomensgroepen reageren op een hogere vergoeding. Dat maakt het namelijk mogelijk om tussentijds gericht bij te sturen. Maar deze effecten monitoren voor alle inkomensgroepen kan alleen als we de vergoedingspercentages ook voor alle inkomensgroepen verhogen.

Concreet betekent dit dat de vergoedingspercentages in de eerste kindtabel volgend jaar met (maximaal) 3,2 procentpunt omhoog gaan, tot het maximum van 96%. Ook de zogenaamde ‘vaste voet’ in de eerste kindtabel (het minimale vergoedingspercentage) gaat omhoog, van 33,3% naar 36,5%. Hierdoor gaan ongeveer 544.000 huishoudens er op vooruit. En hierdoor krijgen alle huishoudens met een toetsingsinkomen tot ongeveer € 56.000 al per 2026 recht op 96%. Dat zijn ongeveer 92.000 huishoudens. Grafiek 1 toont de vergoedingspercentages per 2026 (“basispad”) in vergelijking met 2025.

Wat betekenen deze wijzigingen voor individuele huishoudens? Om dat duidelijk te maken heb ik in de bijlage bij deze brief enkele rekenvoorbeelden opgenomen. Tabel 1 in de bijlage laat zien dat een voorbeeldhuishouden met een dubbelmodaal toetsingsinkomen in 2026 een eigen bijdrage van 18,1% (€ 4.777) betaalt. In 2025 is dat nog 20,2% (€ 5.087). Dit zijn gestileerde voorbeelden. In het echt zal het per situatie verschillen hoeveel ouders er op vooruit gaan. Dit is namelijk afhankelijk van allerlei factoren, zoals het type opvang, de uurtarieven, hoeveel kinderen naar de opvang gaan en voor hoeveel dagen per week.

Alternatief voorstel lid Haage

Het lid Haage heeft voorgesteld om de vergoedingspercentages in 2026 niet te verhogen voor de hoogste inkomens. En in plaats daarvan de vergoedingspercentages voor huishoudens met toetsingsinkomens tussen ongeveer € 56.000 en € 173.000 meer te verhogen. Ik vind dit een begrijpelijk voorstel, want ik vind het ook belangrijk om deze ouders zo veel mogelijk te ontlasten en werken ook voor hen (nog) meer te laten lonen. Toch hebben we niet voor dit alternatief gekozen.

Dit voorstel sluit namelijk minder goed aan bij de doelen van het ingroeipad dan het regeringsvoornemen. Het stimuleert de vraag naar opvang namelijk niet voor alle inkomensgroepen. Daardoor kan bij invoering van de nieuwe financiering alsnog een grote, plotselinge vraagstijging plaatsvinden onder hogere inkomens. Zij zitten op dit moment immers nog het verst af van 96%. Belangrijker nog is dat we met dit alternatief niet zouden kunnen leren hoe (en in welke mate) hogere inkomens gaan reageren op het hoge vergoedingspercentage in de nieuwe financiering. En juist die informatie is essentieel om de komende jaren de effecten van een hogere vergoeding goed in beeld te krijgen. En om, waar nodig, bij te sturen. Tot slot is het werkelijke verschil tussen het ontwerpbesluit van de regering en het voorstel van het lid Haage in de portemonnee van ouders naar verwachting niet zo groot. Dit leg ik hieronder uit.

Concreet betekent het voorstel van het lid Haage dat de vergoedingspercentages in de eerste kindtabel volgend jaar met (maximaal) 3,7 procentpunt omhoog zouden gaan. En dat de vaste voet in de eerste kindtabel gelijk blijft (33,3%). De (beperkte) verhoging in de tweede kindtabel is bij dit alternatieve voorstel hetzelfde als in het ontwerpbesluit van de regering. De tweede kindtabel kent namelijk geen vaste voet. Als we de vergoedingspercentages voor het tweede kind, net als voor het eerste kind, alleen voor toetsingsinkomens tussen ongeveer € 56.000 en € 173.000 zouden verhogen dan wordt het afbouwpad steiler. Dat vergroot de marginale druk en zorgt ervoor dat meer werken relatief minder gaat lonen. Dat is onwenselijk.

Met het alternatieve voorstel gaan ongeveer 465.000 huishoudens er op vooruit. Dus ongeveer 80.000 minder dan met het voornemen van de regering. Met het voorstel van het lid Haage hebben alle huishoudens met een toetsingsinkomen tot ongeveer € 58.000 al per 2026 recht op 96%. Dat zijn circa 96.000 huishoudens, dus ongeveer 4.000 meer dan in het regeringsvoornemen. Huishoudens met een toetsingsinkomen boven ongeveer € 173.000 gaan er met dit alternatief in 2026 niet op vooruit. Grafiek 2 toont zowel voor dit alternatieve voorstel (“variant 1”) als voor het ontwerpbesluit van de regering (“basispad”) de vergoedingspercentages per 2026 in vergelijking met 2025.

In tabel 2 in de bijlage bij deze brief heb ik enkele rekenvoorbeelden opgenomen die de gevolgen van dit alternatieve voorstel laten zien voor een aantal voorbeeldhuishoudens. Tabel 3 in de bijlage laat zien dat het huishouden met een dubbelmodaal toetsingsinkomen op jaarbasis € 64 minder zou betalen voor kinderopvang met dit alternatieve voorstel dan met het regeringsvoornemen. Dit voordeel is hetzelfde voor voorbeeldhuishoudens met toetsingsinkomens tussen circa € 56.000 en € 170.000. Hoewel ik vind dat elke euro telt in de portemonnee van werkende ouders, vind ik ook dat dit relatief beperkte voordeel niet opweegt tegen de nadelen die ik hierboven heb geschetst. Om die reden heeft de regering besloten om de vergoedingspercentages in 2026 te verhogen voor alle werkende ouders die nu nog geen recht hebben op 96%.

Proces

Het regelgevingstraject rond dit wijzigingsbesluit kent net als vorig jaar een zeer strakke planning. Dat lijkt helaas onvermijdelijk. Wij begrijpen dat dit ongemakkelijk is. De voorhangprocedure van dit ontwerpbesluit kon echter niet eerder starten dan 13 juni, omdat de inhoud (het ingroeipad en het indexeren van de maximum uurprijs) onderdeel was van de budgettaire voorjaarsbesluitvorming. Tegelijkertijd is het resterende tijdspad kort: het besluit moet uiterlijk 15 oktober gepubliceerd zijn, zodat Dienst Toeslagen op tijd de systemen kan aanpassen. In december worden namelijk al de eerste voorschotten voor 2026 uitgekeerd. En daarvoor moeten nog een aantal verplichte stappen worden doorlopen, zoals advisering door de Raad van State en de reactie van de regering daarop in het nader rapport. Dit alles betekent dat het praktisch gezien niet mogelijk is om de vergoedingspercentages in het ontwerpbesluit na het zomerreces nog te wijzigen.

Conclusie

Met het ontwerpbesluit dat ik begin juli naar uw Kamer heb gestuurd, zetten we weer een stap richting een eenvoudig financieringsstelsel met een hoge vergoeding. Een stelsel waarin ouders vooraf weten waar ze recht op hebben en er nooit meer bij hen teruggevorderd wordt. Zodat zij hun kinderen met een gerust hart naar de opvang kunnen brengen. Ik zie dan ook uit naar de publicatie van dit besluit.

De Staatssecretaris Participatie en Integratie,

J.N.J. Nobel

Bijlage

Tabel 1: rekenvoorbeelden regeringsvoornemen2

Laag inkomen
(had recht op 96% in 2024)
2025 2026
Kosten opvang per jaar: € 25.168 € 26.386
KOT/VKO per jaar: € 23.524 € 24.666
Eigen bijdrage per jaar: € 1.644 € 1.720
Percentage eigen bijdrage: 6,5% 6,5%
   
Middeninkomen
(1 x modaal in 2024)
2025 2026
Kosten opvang per jaar: € 25.168 € 26.386
KOT/VKO per jaar: € 23.524 € 24.666
Eigen bijdrage per jaar: € 1.644 € 1.720
Percentage eigen bijdrage: 6,5% 6,5%
     
Middeninkomen
(2 x modaal in 2024)
2025 2026
Kosten opvang per jaar: € 25.168 € 26.386
KOT/VKO per jaar: € 20.081 € 21.609
Eigen bijdrage per jaar: € 5.087 € 4.777
Percentage eigen bijdrage: 20,2% 18,1%
     
Hoger inkomen
(had recht op 33,3% in 2024)
2025 2026
Kosten opvang per jaar: € 25.168 € 26.386
KOT/VKO per jaar: € 12.301 € 13.451
Eigen bijdrage per jaar: € 12.867 € 12.935
Percentage eigen bijdrage: 51,1% 49,0%

Tabel 2: rekenvoorbeelden alternatief voorstel lid Haage2

Laag inkomen
(had recht op 96% in 2024)
2025 2026
Kosten opvang per jaar: € 25.168 € 26.386
KOT/VKO per jaar: € 23.524 € 24.666
Eigen bijdrage per jaar: € 1.644 € 1.720
Percentage eigen bijdrage: 6,5% 6,5%
   
Middeninkomen
(1 x modaal in 2024)
2025 2026
Kosten opvang per jaar: € 25.168 € 26.386
KOT/VKO per jaar: € 23.524 € 24.666
Eigen bijdrage per jaar: € 1.644 € 1.720
Percentage eigen bijdrage: 6,5% 6,5%
     
Middeninkomen
(2 x modaal in 2024)
2025 2026
Kosten opvang per jaar: € 25.168 € 26.386
KOT/VKO per jaar: € 20.081 € 21.673
Eigen bijdrage per jaar: € 5.087 € 4.713
Percentage eigen bijdrage: 20,2% 17,9%
     
Hoger inkomen
(had recht op 33,3% in 2024)
2025 2026
Kosten opvang per jaar: € 25.168 € 26.386
KOT/VKO per jaar: € 12.301 € 13.040
Eigen bijdrage per jaar: € 12.867 € 13.346
Percentage eigen bijdrage: 51,1% 50,6%

Tabel 3: verschillen regeringsvoornemen en alternatief voorstel lid Haage

Laag inkomen
(had recht op 96% in 2024)
Verschil in eigen bijdrage in 2026: € 0
Verschil in percentage eigen bijdrage in 2026: 0,0%
Conclusie: geen verschil tussen ontwerpbesluit regering en voorstel lid Haage
 
Middeninkomen
(1 x modaal in 2024)
Verschil in eigen bijdrage in 2026: € 0
Verschil in percentage eigen bijdrage in 2026: 0,0%
Conclusie: geen verschil tussen ontwerpbesluit regering en voorstel lid Haage
 
Middeninkomen
(2 x modaal in 2024)
Verschil in eigen bijdrage in 2026: - € 64
Verschil in percentage eigen bijdrage in 2026: - 0,2%
Conclusie: voorstel lid Haage is voordeliger dan ontwerpbesluit regering
 
Hoger inkomen
(had recht op 33,3% in 2024)
Verschil in eigen bijdrage in 2026: € 411
Verschil in percentage eigen bijdrage in 2026: 1,6%
Conclusie: ontwerpbesluit regering is voordeliger dan voorstel lid Haage

  1. Kamerstukken II 2024/25, 31322, nr. 558↩︎

  2. Gebaseerd op een huishouden met twee jonge kinderen die beiden twee dagen per week naar de dagopvang gaan tegen een uurtarief van € 11,00 (2025). Het enige waarop de voorbeeldhuishoudens verschillen, is het de hoogte van het toetsingsinkomen. Normale tariefstijging (in 2026 t.o.v. 2025) verondersteld.↩︎