De antwoorden op schriftelijke vragen 'NAVO-verplichtingen' met betrekking tot 'pandemische paraatheid'
Schriftelijke vragen
Nummer: 2025D33670, datum: 2025-07-14, bijgewerkt: 2025-07-15 10:44, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2025Z14664).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P. van Houwelingen, Tweede Kamerlid (FVD)
Onderdeel van zaak 2025Z14664:
- Gericht aan: D.E.M.C. Jansen, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Indiener: P. van Houwelingen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2025Z14664
Vragen van het lid Van Houwelingen (FvD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de antwoorden op schriftelijke vragen «NAVO-verplichtingen» met betrekking tot «pandemische paraatheid» (ingezonden 14 juli 2025).
Vraag 1
U schrijft in antwoord op Kamervragen (2025Z11435) dat er geen «NAVO-verplichtingen» zijn op het gebied van pandemische paraatheid maar waarom heeft uw ambtsvoorganger dit, bijvoorbeeld bij de plenaire begrotingsbehandeling VWS afgelopen oktober, dan keer op keer letterlijk zo gezegd in de Kamer?
Vraag 2
Deelt u de mening dat de uitspraken van uw ambtsvoorganger, in het begrotingsdebat, maar ook later bijvoorbeeld bij Ongehoord Nederland («Aan NAVO-verplichtingen zijn we gehouden», «daar zal ik mee moeten dealen», «De oud-premier heeft deze afspraken [met de NAVO] getekend dus wij houden ons eraan» enzovoort, enzovoort) er sterk op wijzen dat uw ambtsvoorganger (terecht of ten onrechte, dat doet er verder niet toe) blijkbaar van mening was dat deze NAVO-doelstellingen voor haar «verplichtingen» waren? Zo nee, waarom niet? Al deze formuleringen van uw ambtsvoorganger, meermaals en op verschillende momenten gedaan, terug te vinden in de Handelingen van de Kamer of na te luisteren bij de NPO, zijn toch overduidelijk niet vrijblijvend maar dwingend geformuleerd?
Vraag 3
Begrijpt u dat het daarom dus voor de Kamer belangrijk is erachter te komen op welke wijze (vrijblijvend of dwingend) uw ambtsvoorganger (in ieder geval door de NCTV maar wellicht ook door andere instellingen) is geïnformeerd over de «NAVO-doelstellingen» (u wil de vraag immers blijkbaar niet beantwoorden als ik net zoals uw ambtsvoorganger spreek over «NAVO-verplichtingen») die op een of andere manier raken aan pandemische paraatheid?
Vraag 4
Wederom de vraag, waar, wanneer, door wie en op welke wijze (mondeling en/of schriftelijk, wel of niet vertrouwelijk etc.) is uw ambtsvoorganger na haar aantreden op de hoogte gesteld van de «NAVO-doelstellingen» die betrekking hebben op of op een of andere manier gerelateerd zijn aan «pandemische paraatheid»?
Vraag 5
Kan u deze vragen afzonderlijk en binnen de normale termijn van drie weken beantwoorden?