Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Commissiemededeling veilige en duurzame e-commerce (Kamerstuk 22112-4008)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D34918, datum: 2025-08-13, bijgewerkt: 2025-08-13 13:12, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken (VVD)
- Mede ondertekenaar: A.B. Coco Martin, adjunct-griffier
- Aanbiedingsbrief
- Beslisnota bij Antwoorden op vragen commissie over het Fiche: Commissiemededeling veilige en duurzame e-commerce (Kamerstuk 22112-4008)
Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -4111 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.
Onderdeel van zaak 2025Z15120:
- Indiener: V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- 2025-09-09 16:45: Procedurevergadering vaste commissie voor Economische Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken
Preview document (🔗 origineel)
PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie inzake de commissiemededeling veilige en duurzame e-commerce. Deze leden hechten aan productveiligheid en eerlijke informatie voor consumenten, maar hebben zorgen over de toenemende lasten en kosten als gevolg van Brusselse regelgeving. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen aan de minister.
De leden van de PVV-fractie constateren dat non-conforme producten gedefinieerd worden als producten die niet voldoen aan Europese regelgeving op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu, duurzaamheid, intellectueel eigendom en effectiviteit. Deze leden vragen de minister of het niet wenselijk is om hierin een onderscheid te maken. Is het niet zo dat aspecten als veiligheid en gezondheid essentieel zijn en directe risico’s voor de consument opleveren, terwijl milieu en duurzaamheid veeleer een politieke, ideologische of individuele keuze betreffen? Moet het niet aan de consument worden overgelaten om, indien gewenst, te kiezen voor een minder duurzaam maar goedkoper product?
In het verlengde hiervan vragen de leden van de PVV-fractie hoe de minister aankijkt tegen het aanpassen van de eisen voor non-conforme producten, zodat milieu- en duurzaamheidscriteria geen rol meer spelen bij de handhaving op conformiteit. Deelt de minister de mening dat een volgens de Commissie niet-duurzaam product wel degelijk veilig en/of gezond kan zijn? Is de minister bereid om deze eisen te heroverwegen en dit punt aan te kaarten in Europees verband?
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat de voorgestelde Ecodesign-eisen kunnen leiden tot aanzienlijke extra kosten voor fabrikanten en consumenten. Deze leden lezen dat producten aan strengere eisen moeten voldoen, bijvoorbeeld op het gebied van uitstoot van schadelijke stoffen (waar CO₂ wordt genoemd als schadelijke stof). Vreest de minister niet dat dergelijke eisen zullen leiden tot hogere kosten voor de consument? Deelt de minister de mening van deze leden dat dergelijke eisen vooral de portemonnee van de consument raken? Waarom kijkt de minister niet kritischer naar de bredere uitrol van deze Ecodesign-eisen?
Voor alle aspecten die worden vastgelegd in productregelgeving, of het nu gaat om veiligheid, gezondheid, duurzaamheid, het milieu of iets anders, geldt dat sprake is van politieke keuzes. Wanneer deze keuzes eenmaal zijn vastgelegd in regelgeving dient iedereen zich aan die regelgeving te houden. Het staat de consument vrij om een keuze te maken uit producten die voldoen aan alle wettelijke eisen.
Het kabinet streeft naar een circulaire economie in 2050. Een circulaire economie draagt bij aan het creëren van een schoon milieu, een veilige en schone leefomgeving en meer leveringszekerheid van grondstoffen. Het past in deze ambitie om in Europa te werken aan het stellen van eisen aan producten op het gebied van veiligheid, effectiviteit, gezondheid en milieu. Het stellen van producteisen op het gebied van milieu kan verschillende doelen hebben, zoals het beschermen van de leefomgeving, het verminderen of voorkomen van afval en het behouden van waardevolle grondstoffen. Zo is een belangrijk doel van de Ecodesignwetgeving dat producten langer meegaan, zodat deze minder snel worden afgedankt, en dat ze daarna worden gerecycled.
Uiteraard kan een product niet duurzaam zijn, maar wel veilig en effectief, en andersom. Een product dient echter aan alle geldende wettelijke eisen te voldoen en is non-conform als dit niet het geval is. Het kabinet blijft zich inzetten voor veilige én duurzame producten en blijft hiervoor ook aandacht vragen bij de Europese Commissie.
Een consument hoeft bij de aanschaf van een product niet altijd een afweging te maken tussen kosten en duurzaamheid. Uit de effectbeoordeling van de Europese Commissie over de Ecodesign Verordening1 blijkt dat de aanschafprijs van bepaalde producten voor consumenten hoger zou kunnen worden, maar de gebruikskosten naar verwachting lager zullen zijn. Dit komt omdat producten bijvoorbeeld minder stroom gebruiken. Daarnaast gaan producten langer mee, omdat deze beter te repareren zijn en zo zijn ontworpen om minder snel kapot te gaan. De Europese Commissie houdt rekening met de economische, sociale en milieueffecten wanneer zij Ecodesigneisen aan producten stelt. In deze kosten- en batenanalyse heeft de Commissie onder andere aandacht voor de lasten voor bedrijven en het effect van de maatregelen op consumenten. De Commissie stelt de Ecodesigneisen zo vast dat deze een positief effect hebben op mens en milieu, terwijl de kosten voor bedrijven en consumenten proportioneel blijven. Over de gehele levenscyclus levert het de consument juist geld op. In 2023 zijn de kostenbesparingen als gevolg van de Ecodesign aanpak (in combinatie met het Energielabel) geschat op 650 euro gemiddeld per EU-huishouden.2
De leden van de PVV-fractie lezen dat het kabinet in nationaal verband informatiecampagnes wil voeren om consumenten bewust te maken van de risico’s van e-commerce. Op welke wijze denkt de minister invulling te geven aan deze campagnes? Wat wordt de inhoudelijke insteek en met welk budget wordt dit gerealiseerd?
De Europese Commissie heeft aangegeven het bewustzijn onder consumenten en ondernemers over productveiligheidsrisico’s en het belang van duurzame producten te willen vergroten via informatiecampagnes. Deze Europese campagnes zullen ook de Nederlandse consument bereiken. Ook het kabinet onderkent het belang van bewustwording rondom de risico’s van e-commerce, in het bijzonder wanneer het gaat om aankopen bij niet-EU webwinkels.
Eind 2024 is er een campagne gelanceerd om meer bekendheid te geven aan de Productenmeldwijzer. De Productenmeldwijzer helpt consumenten en ondernemers om de juiste toezichthouder te vinden voor het melden van een onveilig product. Tijdens deze onlinecampagne steeg het aantal bezoekers op de website, maar dit daalde daarna snel weer. Het is ook (nog) niet duidelijk of de Productenmeldwijzer voor meer meldingen van onveilige producten heeft gezorgd.
Het is de vraag of een grootschalige informatiecampagne vanuit de Rijksoverheid voldoende effectief is om duurzame gedragsverandering bij consumenten te realiseren. Consumenten worden sterk beïnvloed door lage prijzen en gerichte onlineadvertenties van e-commerceplatforms buiten de EU. Deze combinatie maakt het lastig om via overheidscommunicatie het aankoopgedrag wezenlijk te beïnvloeden. Voor een écht effectieve campagne zou bovendien een substantieel en structureel marketingbudget nodig zijn en is het maar zeer de vraag of zo’n campagne effect heeft.
Gezien het gebrek aan financiële middelen, de mogelijk beperkte effectiviteit van generieke voorlichting en de reeds aanwezige vormen van informatievoorziening vanuit de Rijksoverheid en de toezichthouders, zie ik op dit moment geen aanleiding om extra middelen beschikbaar te stellen voor een nationale bewustwordingscampagne over e-commerce. In plaats daarvan blijft het kabinet inzetten op informatievoorziening via haar eigen online kanalen. Een voorbeeld daarvan is het de ConsuWijzer3 van de ACM. Op de ConsuWijzer kunnen consumenten onder andere terecht met vragen over hun rechten bij online aankopen.
Ook lezen de leden van de PVV-fractie dat het kabinet positief tegenover voortzetting van bilaterale samenwerking met exporterende derde landen staat, waarbij lokale autoriteiten beter geïnformeerd worden over de Europese productveiligheidsregels. Hoe voorkomt de minister dat bilaterale samenwerking met derde landen blijft bij vrijblijvende gesprekken en goede intenties? Ook wordt er gesproken over eventuele ‘verdergaande instrumenten’, kan de minister verduidelijken wat hieronder wordt verstaan?
Het is aan de Europese Commissie om deze bilaterale samenwerking met derde landen vorm te geven en de gewenste resultaten te behalen. De lidstaten worden via het EU Product Compliance Network (EUPCN) geïnformeerd over de voortgang van dergelijke samenwerkingsinitiatieven.
Met 'verdergaande instrumenten' wordt gedoeld op handelsdefensieve instrumenten. Indien na onderzoek van de Europese Commissie blijkt dat derde landen zich schuldig maken aan dumpingpraktijken of marktverstorende gesubsidieerde export, kan worden overgegaan tot het nemen van antidumpingmaatregelen of antisubsidiemaatregelen.
De leden van de PVV-fractie constateren dat er dagelijkse zo’n 3 miljoen pakketten via Nederland de Europese Unie binnenkomen, waarvan circa 80% bestemd is voor consumenten in andere EU-lidstaten. Hoe kijkt de minister aan tegen de rol van Nederland als toegangspoort voor de Europese markt? Wordt Nederland in deze rol voldoende ondersteund door de Europese Unie, zowel financieel als logistiek? In hoeverre zet de minister zich in om hiervoor extra Europese middelen beschikbaar te krijgen, mede in het licht van de wens om controles op import te intensiveren.
Nederland vervult door zijn sterke logistieke positie en goede infrastructuur een belangrijke rol als toegangspoort tot de Europese markt. Dit brengt economische voordelen met zich mee, bijvoorbeeld voor de werkgelegenheid, voor Schiphol en de Rotterdamse haven, de luchtvaartmaatschappijen en voor pakketvervoerders die profiteren van de groeiende goederenstroom uit derde landen. Tegelijkertijd leidt dit ook tot zorgen: Europese bedrijven verliezen marktaandeel aan niet-Europese concurrenten, en er bestaat het risico dat via Nederland ook non-conforme of onveilige producten de interne markt bereiken. De sterke positie van Nederland vereist daarom een zorgvuldige balans tussen economische belangen en effectieve controle op de kwaliteit van ingevoerde goederen.
Financieel gezien wordt Nederland ondersteund door het heffen van douanerechten. De Douane controleert de goederenstroom die via Nederland de EU binnenkomt en int daarbij deze importheffingen. Hoewel douanerechten een eigen middel zijn van de EU, mogen lidstaten 25% daarvan behouden als kostenvergoeding. In de begroting is sprake van een scheiding van inkomsten en uitgaven en is er dus geen directe link tussen deze inkomsten en de uitgaven van de Douane.
Het organiseren van toezicht op losse e-commerce zendingen vraagt om meer capaciteit en kosten dan toezicht op bulkzendingen. Daarnaast kan de Europese Commissie priority control area’s instellen wat ook invloed zal hebben op de inzet van de Douane en markttoezichthouders. In anticipatie hierop heeft de Europese Commissie voorgesteld om een non-discriminatoire handling fee in te voeren op losse e-commerce zendingen. Nederland staat positief tegenover het verder onderzoeken van de mogelijkheden rond een handling fee. Hiermee zou in potentie de extra kosten van aanvullend toezicht opgevangen worden.
De leden van de PVV-fractie vragen wat de gevolgen zijn van het schrappen van de vrijstelling van invoerrechten onder de 150 euro voor de Nederlandse consument. In hoeverre worden consumenten hierdoor financieel geraakt?
Het schrappen van de invoervrijstelling onder de €150 kan de prijs van producten uit landen buiten de EU verhogen, vooral door de toevoeging van btw en inklaringskosten. De prijsstijging is afhankelijk van de waarde van de goederen en het tarief van invoerrechten. De impact voor consumenten zal variëren, afhankelijk van hun koopgedrag. Voor consumenten die regelmatig goedkope producten via buitenlandse webshops kopen, zullen de prijzen waarschijnlijk stijgen. Voor degenen die dit minder vaak doen, zal de financiële impact beperkt blijven.
Bedrijven kunnen op verschillende manieren reageren op het schrappen van de invoervrijstelling, bijvoorbeeld door meer in bulk te importeren of door de prijzen te verhogen. Over het geheel genomen is het onwaarschijnlijk dat de maatregel grote financiële gevolgen zal hebben voor de gemiddelde consument, maar voor degenen die regelmatig shoppen bij niet-EU lidstaten, kan de impact wel merkbaar zijn.
Tot slot vragen de leden van de PVV-fractie of de minister inzicht kan geven in de mate waarin de Brusselse aanpak van non-conforme producten en aanvullende regelgeving leidt tot vertragingen in leveringen of verminderde beschikbaarheid van producten voor de Nederlandse consument.
Op dit moment is er geen concreet inzicht in de mate waarin de Brusselse aanpak van non-conforme producten en aanvullende regelgeving leidt tot vertragingen in leveringen of verminderde beschikbaarheid van producten voor de Nederlandse consument. Er zijn tot op heden geen structurele signalen die hierop wijzen.
In de praktijk blijkt dat buitenlandse platforms en leveranciers hun logistieke ketens doorgaans snel kunnen aanpassen aan nieuwe eisen of controles, waardoor leveringen aan consumenten grotendeels zonder significante vertragingen plaatsvinden.
GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het BNC-fiche over e-commerce. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het BNC-fiche dat de minister de meerwaarde van de voorgestelde gecoördineerde toezichtacties van de Commissie benadrukt. In de mededeling benadrukt de Europese Commissie echter ook dat de Commissie nationale coördinatie onder toezichthouders stimuleert, onder andere door middel van oprichting van een nationale taskforce. Ook vanuit de markt wordt opgeroepen om een taskforce op te richten voor structureel overleg over dit onderwerp. Gaat de minister een nationale taskforce voor e-commerce opzetten om toezicht te bevorderen? Welke andere stappen zet de minister op nationaal niveau om het toezicht snel en significant te verbeteren?
Ik ben niet voornemens een nationale taskforce voor e-commerce op te richten. In Nederland bestaat een samenwerkingsverband tussen de markttoezichthouders, de Douane en het ministerie van EZ. Deze partijen werken samen aan actuele vraagstukken op het gebied van markttoezicht, waaronder ook de uitdagingen rond e-commerce.
Op ambtelijk niveau is er gesproken met de Deense autoriteiten die een aparte taskforce hebben opgericht. Hun werkwijze komt in de praktijk sterk overeen met de Nederlandse inspanningen om dit gezamenlijk op te pakken via het huidige samenwerkingsverband. Ik zie geen meerwaarde in het opzetten van een aparte nationale taskforce. Wel wordt onderzocht hoe de samenwerking tussen de Douane en de markttoezichthouders verder kan worden versterkt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich met betrekking tot toezicht af of de minister een voorbeeld neemt aan de aanpak in andere landen. De Duitse overheid heeft een nationaal actieplan gepresenteerd om duurzaamheid en consumentenbescherming te versterken in de context van e-commerce import. Welke verantwoordelijkheid en mogelijkheden heeft Nederland volgens de minister zelf om ook snel stappen te zetten? Gaat de minister, naar Duits voorbeeld, een nationaal actieplan opstellen? Zo ja, wanneer gaat hij met dit actieplan komen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet voornemens een afzonderlijk nationaal actieplan op te stellen naar Duits voorbeeld. Het Duitse plan bevat waardevolle elementen, maar veel daarvan sluiten aan bij bestaande Europese initiatieven, zoals de Europese Commissie aankondigde in haar e-commerce mededeling. In het BNC-fiche bij die mededeling geeft het kabinet aan positief te zijn over de Europese initiatieven. Nederlandse markttoezichthouders, ILT, NVWA, RDI, IGJ en de Arbeidsinspectie hebben eerder aangegeven dat een bredere ketenaanpak noodzakelijk is, waarbij ook platforms en producenten meer verantwoordelijkheid dragen. De Commissie zet met de hervorming van het Douanewetboek van de Unie al stappen in deze richting. De Nederlandse inzet en prioriteiten zijn in het BNC-fiche ook al duidelijk uiteengezet. Daarnaast zijn de Nederlandse markttoezichthouders en de Douane gestart met de ontwikkeling van een actualisatie van de Nationale Markttoezichtstrategie waarin e-commerce een belangrijk thema zal zijn.
Nederland heeft op de korte termijn mogelijkheden om stappen te zetten richting versterkt markttoezicht. Nederland heeft de afgelopen jaren, in vergelijking met andere lidstaten, relatief beperkt grenstoezicht op aspecten van markttoezicht gehouden op de e-commerce stroom. Zodoende zijn er recent extra stappen gezet om het toezicht op non-conforme producten aan de buitengrens te versterken. Zo voert de Douane in 2025 meer controles uit op markttoezicht. De Douane werkt hierbij nauw samen met de markttoezichthouders. Daarnaast worden op mijn initiatief, als stelselverantwoordelijke voor het markttoezicht, gesprekken gevoerd met de Douane en de verantwoordelijke beleidsdepartementen. Deze gesprekken gaan onder andere over de inzet en financiering van de benodigde capaciteit om indien gewenst aanvullende controles aan de grens mogelijk te maken. Hierbij blijft de beperkte capaciteit van de toezichthouders en de beperkte financiële ruimte van de verantwoordelijke beleidsdepartementen een zorgelijk punt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben nog een enkele vraag over toezicht. Tijdens het Rondetafelgesprek over het alarmsignaal van de toezichthouders dat de pakketstroom vanuit buitenlandse webshops onhoudbaar is geworden op 19 maart 2025 gaven de toezichthouders aan dat het gebrek aan een verantwoordelijke entiteit binnen de EU de handhaving lastig maakt. De ‘responsible person’ verplichting uit de productveiligheidsverordening wordt niet voldoende nageleefd. Bent u bereid er in Europa voor te pleiten dat de invulling van de EU-vertegenwoordiger meer aandacht krijgt?
Ik ben bekend met deze problematiek. Mede in verband met de signalen rondom de naleving van de verplichting tot de aanwijzing van een EU-vertegenwoordiger heb ik tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van september 2024 aandacht gevraagd voor een spoedige evaluatie van relevante regelgeving, de markttoezichtverordening. Naar verwachting gebeurt dit echter op zijn vroegst in 2026. Ik ben bereid om in Europa aandacht te blijven vragen voor een betere invulling van de verplichting tot het aanstellen van een EU-vertegenwoordiger door niet-Europese marktdeelnemers.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen uit het BNC-fiche dat het kabinet positief is over de inzet van de Commissie op informatiecampagnes en bewustwording over de risico’s van e-commerce. Tijdens het rondetafelgesprek op 19 maart over het toezicht op de pakketstroom kwam de noodzaak van het vergroten van het bewustzijn onder consumenten ook aan bod. Is de minister bereid om financiering vrij te maken voor een Nederlandse bewustwordingscampagne? Zo nee, waarom niet? Daarnaast kleven er voor ondernemers ook risico’s aan het importeren van non-EU producten. In veel gevallen zijn zij verantwoordelijk voor de veiligheid van die producten en de gevolgen voor hen wanneer blijkt dat een product gevaarlijk is. Hoe wil de minister zich gaan inzetten om het bewustzijn onder ondernemers te vergroten?
Hoewel ik het belang van bewustwording bij consumenten over de risico’s van e-commerce erken, ben ik niet van plan om financiering vrij te maken voor een nationale bewustwordingscampagne. Mijn overwegingen om dit niet te doen heb ik toegelicht in de beantwoording van de vraag van de PVV over nationale informatiecampagnes over e-commerce.
In 2024 hebben verschillende publieke organisaties ingezet op consumentenvoorlichting om consumenten bewuster te maken van de risico’s van online aankopen. In de beantwoording van eerdere Kamervragen van de SGP in februari 20254 heeft mijn voorganger hier een overzicht van gegeven.
Daarnaast kleven er voor ondernemers ook risico’s aan het importeren van non-EU producten. In veel gevallen zijn zij verantwoordelijk voor de veiligheid van die producten en de gevolgen voor hen wanneer blijkt dat een product gevaarlijk is. Hoe wil de minister zich gaan inzetten om het bewustzijn onder ondernemers te vergroten?
Ondernemers dragen een belangrijke verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de producten die zij op de markt brengen. De Rijksoverheid zet zich daarom ook in om ondernemers zo goed mogelijk te informeren over de regels. Zo wordt op het Ondernemersplein gerichte informatie aangeboden aan ondernemers over hun verplichtingen op het gebied van productveiligheid. Bij het Productcontactpunt kunnen ondernemers daarnaast gratis terecht met hun vragen over hun verplichtingen op het gebied van productconformiteit.5 Verder organiseren toezichthouders verschillende voorlichtingsactiviteiten en webinars om naleving van EU-productregelgeving te stimuleren.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie verbazen zich over het schijnbare verschil van handhaving in de offline- en in de onlinewereld. Als een bakkerij bij inspectie een aantal keren niet schoon genoeg blijkt te zijn, wordt er stevig in gegrepen en kan de bakkerij zelfs worden gesloten. Als een website onveilige of ongezonde producten verkoopt die niet aan de regels voldoen, wordt deze niet op zwart gezet, waarom niet? Is dit volgens de wet niet mogelijk of kunnen toezichthouders dit wel doen? Zo ja, waarom doen toezichthouders dit niet?
Op grond van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) kan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) maatregelen treffen die gevolgen hebben voor de zichtbaarheid en beschikbaarheid van een website. Zo kan de ACM onder meer een opdracht geven om inhoud te verwijderen, de toegang tot een online interface te beperken, of een waarschuwing aan consumenten te tonen. Ook kan zij een aanbieder van een hostingdienst gelasten om de toegang tot een online interface te deactiveren, te blokkeren of te beperken en, in voorkomend geval, een domeinnaam laten schrappen. De ACM heeft de bevoegdheid om een website uit de lucht te halen tot nu toe één keer ingezet. 6 Het bleek daarna relatief gemakkelijk voor het betreffende bedrijf om onder een nieuwe domeinnaam verder te gaan. Het is dus de vraag hoe effectief deze maatregel is. Daarbij is het belangrijk om te noemen dat deze maatregelen enkel kunnen worden getroffen als er sprake is van gevaar voor ernstige schade aan de collectieve belangen van consumenten. Daarnaast kunnen deze maatregelen alleen als een uiterste middel worden ingezet, na een machtiging daartoe van de rechter-commissaris, op het moment dat er geen andere, minder vergaande maatregelen ingezet kunnen worden om een inbreuk op consumentenrechten te beëindigen.
De Nederlandse markttoezichthouders7 beschikken op grond van artikel 14, vierde lid, onderdeel k, van Verordening (EU) 2019/10208 en artikel 22, vierde lid, van Verordening (EU) 2023/9889 over de bevoegdheid om platforms te verplichten bepaalde content te verwijderen, een expliciete waarschuwing te tonen of een website op zwart te laten zetten. Hierbij bestaat ook het risico dat het platform gemakkelijk onder een nieuwe domeinnaam verder gaat. Voor de markttoezichthouders geldt daarnaast hetzelfde als voor de ACM. Het inzetten van deze bevoegdheden is een uiterst middel dat pas mag worden ingezet als andere handhavingsmogelijkheden zijn uitgeput en het een ernstig risico betreft. Daar komt bij dat hier een bewerkelijk proces aan voorafgaat waardoor het instrument nauwelijks effectief kan worden ingezet.
De digitaledienstenverordening (Digital Services Act, hierna “DSA”)”) bevat verschillende zorgvuldigheidsverplichtingen voor aanbieders van tussenhandeldiensten, waaronder online platforms en online marktplaatsen, met betrekking tot de omgang met illegale inhoud op hun platforms. De strengste verplichtingen gelden voor zogenaamde zeer grote online platforms, die als zodanig moeten worden aangewezen door de Europese Commissie. Hiertoe behoren onder meer AliExpress, Temu en SHEIN. Tegen de platforms Temu en AliExpress lopen momenteel handhavingsprocedures van de Europese Commissie.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het begrijpelijk maar toch ingewikkeld dat veel handelingsperspectief rondom e-commerce bij de Commissie ligt. Welke nationale opties zijn er voor de minister om het toezicht op de pakketstroom te verbeteren en veilige en duurzame e-commerce voor Nederlanders te bevorderen? Is de minister bereid om te kijken naar wat hij nationaal aanvullend kan doen? Ziet de minister hierin voor zichzelf een voortrekkersrol, ook op het Europese toneel?
Er zijn diverse nationale mogelijkheden om het toezicht op de pakketstroom te versterken. Eén optie is het herzien of uitbreiden van de inzet van de Douane en markttoezichthouders, zoals de NVWA en ILT, zodat gerichter kan worden gecontroleerd op naleving van EU-regels voor producten, met name bij pakketten uit derde landen. Dit gebeurt nu ook al onder de gecoördineerde toezichtacties van de Europese Commissie. Daarbij controleert de Douane samen met de relevante markttoezichthouder extra aan de grens op producten met een hoog veiligheidsrisico.
De Nederlandse markttoezichthouders hebben echter in januari aangegeven dat grootschalig fysiek grenstoezicht lastig uitvoerbaar is, onder meer vanwege de enorme stroom pakketten en de beperkte capaciteit. De groei van het aantal e-commercezendingen is de afgelopen jaren zo snel gegaan, dat het toezicht daar niet in gelijke tred heeft kunnen meegroeien, Los van de financiële beperkingen speelt ook de beschikbaarheid van voldoende opgeleid personeel hierbij een rol.
Daarom pleiten de toezichthouders voor een bredere ketenaanpak, waarin ook platforms en producenten meer verantwoordelijkheid dragen voor naleving van regelgeving. De Europese Commissie zet met de hervorming van het Douanewetboek van de Unie en haar e-commerceaanpak stappen in die richting, al blijft zij tegelijkertijd sterk inzetten op grenscontroles als onderdeel van het markttoezicht. In de praktijk is dan ook een én-én aanpak nodig: fysieke controles aan de grens blijven van belang, maar zijn alleen effectief als ze worden ondersteund door aanvullende instrumenten. Denk hierbij aan betere risicoanalyses op basis van data, inzet van technologische hulpmiddelen zoals geautomatiseerde scansystemen en versterkte samenwerking tussen toezichthouders. Zulke maatregelen kunnen het toezicht effectiever maken zonder dat er altijd aanvullende capaciteit nodig is.
Tegelijkertijd vergt extra inzet van toezichtcapaciteit een zorgvuldige afweging binnen het bredere takenpakket van de betrokken toezichthouders. Meer aandacht voor controles op e-commerce gaat, mede gelet op ingezette bezuinigingen, ten koste van de controles op een andere terreinen waar toezicht nodig is. Die afweging ligt bij de beleidsverantwoordelijke departementen. Zij maken deze afweging in overleg met de markttoezichthouders en zijn op dit moment ook in gesprek. Hierbij is de financiële krapte bij de opdrachtgevers een belangrijk onderdeel van het gesprek.
Wat betreft mijn Europese rol: Ik zie mijzelf als een actieve en constructieve partner binnen de Europese samenwerking. Nederland levert samen met andere lidstaten een belangrijke bijdrage, maar het succes van Europese maatregelen hangt af van gezamenlijke inzet en eensgezindheid tussen alle lidstaten.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van onderhavige stukken en hebben hier nog enkele vragen over.
In schriftelijke vragen van de leden van de VVD-fractie wordt bevestigd dat 85% à 95% van de pakketjes van niet-Europese online platforms niet voldoet aan Europese regelgeving, bijvoorbeeld omdat ze onveilig zijn, slecht zijn voor de gezondheid of intellectueel eigendom schenden. Deze leden vinden dit schokkend en steunen het daarom om te komen tot een effectief pakket aan maatregelen om dit aan te pakken. Deze ogenschijnlijk ongebreidelde stroom aan pakketjes is namelijk niet alleen slecht voor de consument, maar óók voor onze ondernemers: zij voldoen wel gewoon aan de geldende regels en kunnen daarom moeilijk met deze niet-conforme producten concurreren.
Door de handelsoorlog is het denkbaar dat producten die vroeger voor de markt in de Verenigde Staten bedoeld waren, nu naar de Europese Unie (EU) worden gestuurd, menen de leden van de VVD-fractie. Verwacht het kabinet een toename van ‘dumping’ van niet-conforme producten op de Europese interne markt? Zo ja, wordt de urgentie om dus tot een effectieve aanpak te komen om onze consumenten en ondernemers te beschermen in de Europese Commissie voldoende gevoeld?
Het kabinet erkent de zorgen over mogelijke verschuivingen in handelsstromen richting de Europese Unie als gevolg van wereldwijde handelsspanningen. Op dit moment is er geen sprake van een grootschalig aanbod van producten tegen kunstmatig lage prijzen. Als er handelsstromen verlegd worden is het de vraag of er sprake is van een structureel effect, of een korte termijneffect.
Het kabinet deelt de mening dat alertheid is geboden. Als de Europese markt wordt overspoeld met bepaalde producten biedt het EU-handelsinstrumentarium hier specifieke maatregelen voor, zoals vrijwaringsmaatregelen, die de instroom van de desbetreffende producten kunnen beperken. Daarnaast kan de Europese Commissie antidumping- of antisubsidiemaatregelen nemen als er sprake is van dumping of oneerlijke subsidiering. De Europese Commissie houdt de situatie dan ook nauwlettend in de gaten. Zo is recent een Import Surveillance Task Force opgericht, waarmee de Commissie de mogelijke negatieve effecten van Amerikaanse handelstarieven op de EU-markt scherp monitort.
Als gevolg van de handelsoorlog is de EU ook actief op zoek naar andere handelspartners, zoals India. In hoeverre wordt de problematiek van non-conforme producten die belanden op de Europese markt nu al meegenomen in eventuele nieuwe handelsakkoorden?
Alle producten die de interne markt binnenkomen, moeten voldoen aan de Europese productregelgeving. Dit geldt ook voor derde landen die naar de EU exporteren en waarmee geen handelsakkoord is. Handelsakkoorden kunnen wel bijdragen aan de samenwerking met een derde land op gebied van productconformiteit. Zo worden er bijvoorbeeld afspraken gemaakt over (extra) controles aan de grens in het derde land. Daarnaast kunnen de verschillende verdragscomités gebruikt worden om de dialoog te faciliteren over bestaande of nieuwe productregelgeving.
Daarnaast kan het instellen van een bredere heffing op goederen die van buiten de EU worden geïmporteerd, extra inkomsten brengen. Hogere handelstarieven die de EU eventueel oplegt in de handelsoorlog kunnen ook extra inkomsten brengen. Wat is de inzet van het kabinet ten aanzien van deze extra verwachte inkomsten en de onderhandelingen over het eigenmiddelenbesluit?
Op dit moment vinden de onderhandelingen plaats over een nieuw Douanewetboek van de Unie. In eerste instantie ligt hier een voorstel voor het afschaffen van de vrijstelling van importheffingen voor goederen met een waarde onder de 150 euro. Daarnaast heeft de Commissie het idee van een zogenoemde ‘handling fee’ geopperd voor goederen die van buiten de Unie rechtstreeks aan consumenten worden geleverd. Dit betreft een vergoeding voor de extra inzet van de Douane en toezichthouders die nodig is om de grote stroom aan goederen aan de grens te controleren. Het kabinet vindt het van belang dat dit voorstel voor een non-discriminatoire heffing verder wordt uitgewerkt en werkt samen met andere lidstaten en de Europese Commissie aan de invulling hiervan, waarbij conformiteit met de internationale verplichten van de EU een belangrijk aandachtspunt is. Het instellen van een dergelijke heffing heeft – afhankelijk van de precieze uitwerking van het voorstel – naar verwachting gevolgen voor de inkomsten van de Nederlandse en EU-begroting. Een dergelijke heffing kan mogelijk extra inkomsten voor de EU en Nederland genereren. Het is van belang dat dit in samenhang wordt bezien met de onderhandelingen over een nieuw Eigenmiddelenbesluit (verwacht in de zomer van 2025).
Om de stroom aan pakketjes beter aan te kunnen, pleiten toezichthouders voor mogelijkheden tot zogenaamde mystery shopping. De leden van de VVD-fractie steunen dit. Hoe is het krachtenveld in de EU om dit te regelen?
Het kabinet heeft de Europese Commissie in mei 2024 per brief verzocht om belemmeringen voor het toezicht onder een fictieve identiteit weg te nemen. Hierbij heeft het kabinet de Europese Commissie gevraagd om te kijken naar de financiële regelgeving die deze belemmering veroorzaakt10. Ook in diverse gesprekken heeft het kabinet dit probleem bij de Commissie en andere lidstaten aangekaart. Het is niet waarschijnlijk dat deze belemmering op korte termijn wordt weggenomen.
De effectiviteit van de maatregelen vallen en staan bij voldoende capaciteit voor de douane en toezichthouders. Hoe gaat het kabinet regelen dat zij voldoende zijn geëquipeerd? Graag ontvangen de leden van de VVD-fractie een nadere toelichting op de stelling van het kabinet in het BNC-fiche dat ‘(eventuele) budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk departement(en)’.
Het kabinet erkent het belang van voldoende capaciteit bij de Douane en toezichthouders voor effectief markttoezicht. Dit is onderwerp van lopend overleg. Tegelijkertijd is extra inzet van capaciteit niet eenvoudig, en vraagt dit om een zorgvuldige afweging binnen het brede takenpakket van de betrokken diensten. Deze afweging wordt gemaakt door de verantwoordelijke beleidsdepartementen en de betreffende markttoezichthouder, waarbij de financiële krapte bij de opdrachtgevers een belangrijk onderdeel van het gesprek is.
De financiële middelen voor toezichthouders worden doorgaans verstrekt via de begroting van de verantwoordelijke beleidsdepartementen. Als er aanvullende budgettaire middelen nodig zijn om het toezicht te versterken, zullen deze middelen via het relevante beleidsdepartement worden toegewezen aan de toezichthouder. Dit proces omvat overleg tussen de betrokken partijen om de noodzaak en de hoogte van de extra middelen vast te stellen. Zodra er overeenstemming is bereikt, worden de aanvullende middelen ingepast in de begroting van het betreffende beleidsdepartement, in lijn met de gebruikelijke begrotingspraktijken en procedures.
Bij de beoordeling van een handling fee, zoals voorgesteld door de Europese Commissie, worden ook de gevolgen voor de Douane en de toezichthouders meegewogen, evenals eventuele budgettaire gevolgen. Daarnaast onderzoekt de Douane binnen de bestaande kaders welke mogelijkheden er zijn om het toezicht op e-commerce te verbeteren.
In hoeverre is in de huidige plannen van de Europese Commissie voorzien dat er meer in bulk wordt verzonden, zoals de douane graag ziet omdat dit controle makkelijker maakt?
Ja, in de plannen van de Commissie wordt ingezet op het stimuleren van bulkimport ten opzichte van directe verzending aan de consument, onder andere via het afschaffen van de vrijstellingsgrens voor importheffingen voor goederen onder de €150. Daarnaast publiceerde Nederland een non-paper ten behoeve van de onderhandeling over het nieuwe Douanewetboek van de Unie.11 In dit voorstel wordt gepleit voor de introductie van een warehouse model, dat bulkzendingen stimuleert. De inschatting is dat het warehouse model onderdeel gaat uitmaken van het nieuwe Douanewetboek van de Unie.
Frankrijk heeft in het verleden een website op zwart gezet. Welke mogelijkheden hebben de Europese autoriteiten nu om platforms bij stelselmatige schending van Europese regelgeving op zwart te zetten?
Zoals toegelicht bij het antwoord op vraag 6 van GroenLinks-PvdA is het op zwart zetten van een platform een uiterst ingrijpende maatregel. De Europese Commissie kan de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging van een zeer groot online platform verzoeken om deze bevoegdheid in te zetten. Dit is echter alleen mogelijk als alle andere handhavingsmogelijkheden zijn uitgeput en de overtreding van het zeer grote online platform neerkomt op een strafbaar feit waarbij het leven of de veiligheid van personen wordt bedreigd. Deze bevoegdheid op grond van de DSA lijkt daarom meer gericht op zware online criminaliteit dan op het aanbieden van non-conforme producten op een platform. Deze beperkte toepassing is ingegeven door het feit dat ook niet-illegale online inhoud wordt geraakt en diverse grondrechten in het geding komen als een heel platform op zwart wordt gezet.
Welke mogelijkheden hebben de Nederlandse autoriteiten om dit te regelen, bijvoorbeeld als zij vinden dat het te lang duurt voordat de EU ingrijpt of als de EU helemaal niet van plan is om in te grijpen? Welke beleidsopties zijn er om dit voor Nederlandse autoriteiten in het uiterste geval mogelijk te maken en hoe effectief acht het kabinet deze?
Deze mogelijkheden en effectiviteit hiervan heb ik toegelicht in het antwoord op vraag 6 van GroenLinks-PvdA over het op zwart zetten van online platforms.
De leden van de fractie van de VVD lezen dat de Europese Commissie via informatiecampagnes wil inzetten op het creëren van bewustzijn bij consumenten en ondernemers over productveiligheidsrisico’s en het belang van duurzame producten. Hoewel deze leden deze inzet begrijpelijk vinden gezien de problematiek, zetten deze leden vraagtekens bij de subsidiariteit van deze maatregel (waarom moet dit op Europees niveau geregeld worden?). Hoe kijkt het kabinet naar de subsidiariteit van specifiek deze maatregel?
Het kabinet onderschrijft het belang van goed geïnformeerde consumenten en veilige producten op de interne markt. In dat kader is het kabinet positief over Europese informatiecampagnes die gericht zijn op het vergroten van het consumentenbewustzijn over productveiligheid, met name in de digitale context en bij grensoverschrijdende aankopen. Deze campagnes bereiken ook de Nederlandse consument. Daarnaast is het ook belangrijk dat campagnes de Europese consument bereiken. Veel van de producten die Nederland binnenkomen, zijn namelijk niet bestemd voor de Nederlandse consument. De inzet van de Europese Commissie om alle Europese consumenten voor te lichten kan zo van toegevoegde waarde zijn. Daarnaast is het kabinet ook positief over de inzet van de Europese Commissie om professionals op te leiden (zoals via het ConsumerPRO-programma) en samen te werken met online platforms ter bevordering van vrijwillige naleving van de regels.
Bij de beantwoording van de schriftelijke vragen van de VVD getiteld ‘Kleding SHEIN vol hormoonverstorende stoffen, slippers 325 keer giftiger dan toegestaan’12, schreef de minister dat hij nog geen cijfers had over het aantal meldingen dat is binnengekomen bij de toezichthouders via Productenmeldwijzer (een platform om non-conforme producten te melden). Mochten deze beschikbaar zijn, ontvangen deze leden graag de cijfers over de effectiviteit van Productenmeldwijzer.
De Productenmeldwijzer is gelanceerd in september 2024. Er zijn daarom nog geen cijfers bekend over het aantal meldingen die toezichthouders ontvingen via de Productenmeldwijzer. Er is wel inzage in het aantal bezoekers op de Productenmeldwijzer. Dit is beperkt, namelijk ongeveer 200-300 per maand. Na de online campagne eind 2024 was er wel een duidelijke stijging in het aantal bezoekers op de website.
Heeft de minister andere indicaties dat het bewustzijn voor dit probleem onder Nederlandse consumenten en ondernemers is gestegen?
Nee. Hier is geen data over beschikbaar.
NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche betreffende de Commissiemededeling ‘Veilige en duurzame e-commerce’ en hebben enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie constateren dat de Commissie stelt dat lidstaten een ‘proactieve rol’ moeten spelen bij de uitvoering van gecoördineerde toezichtacties. Gezien het feit dat ongeveer 25% van alle e-commercepakketten die de EU binnenkomen via Nederland het grondgebied betreden vragen deze leden hoe het kabinet de uitvoerbaarheid van deze rol beoordeelt. Is de douane en zijn de toezichthouders daartoe op dit moment voldoende toegerust, zowel qua capaciteit als qua instrumentarium? Welke structurele keuzes maakt het kabinet om deze verantwoordelijkheid duurzaam in te vullen?
De eerste controles in het kader van de gecoördineerde toezichtacties van de Europese Commissie hebben inmiddels plaatsgevonden. Zo heeft de Douane samen met de relevante markttoezichthouders extra aan de grens gecontroleerd op producten met een hoog risico.
Deze EU-breed gecoördineerde controles zijn van tijdelijke aard en dienen onder meer om gegevens te verzamelen ter ondersteuning van de handhaving van online platforms onder de Digital Services Act. Daarnaast zijn de controles bedoeld om ervaring op te doen en de samenwerking tussen (Europese) douaneautoriteiten en markttoezichthouders te versterken.
Deze fysieke controles worden uitgevoerd binnen de bestaande beschikbare controlecapaciteit.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Nederlandse toezichthouders knelpunten ervaren bij het uitvoeren van toezicht onder fictieve identiteit, onder meer door belemmeringen in Europese financiële regelgeving. Kan het kabinet uiteenzetten welke concrete juridische bepalingen hierin belemmerend werken? Voorts vragen deze leden welke risico’s er ontstaan voor handhaving als toezichthouders zich niet anoniem kunnen gedragen in een digitale markt die grotendeels buiten de EU opereert?
De markttoezichtverordening en de algemene productveiligheidsverordening maken het mogelijk voor toezichthouders om onder een fictieve naam online aankopen te doen. Als het bekend is dat de aankoop door een toezichthouder wordt gedaan, dan bestaat het risico dat het bedrijf zich anders gaat gedragen. De toezichthouder ontvangt dan mogelijk geen willekeurig product meer, maar een product waarvan het bedrijf weet dat het aan de regels voldoet (zogenaamd golden sample).
In praktijk blijken online aankopen onder een fictieve identiteit echter lastig vanwege een belemmering in de Europese antiwitwaswetgeving. Het gaat hierbij om de artikelen 4 en 5 van de Verordening 2023/1113. Deze artikelen verplichten betaaldienstverleners om informatie over de betaler toe te voegen bij een overboeking van geld. Deze informatie moet correct zijn, in overeenstemming met het cliëntonderzoek op grond van de anti-witwasrichtlijn. Verordening 2023/1113 bevat geen uitzondering op deze verplichting voor markttoezichtautoriteiten. Om deze reden kunnen de Nederlandse markttoezichtautoriteiten momenteel geen online aankopen doen zonder dat de verkoper de identiteit van de toezichthouder kan achterhalen.
De Commissie en het kabinet noemen vooral grote platformen, maar veel e-commerceproducten worden verkocht door kleine ondernemers of dropshippers die actief zijn via marktplaatsen zoals Bol, Amazon of Etsy. Worden zij ook geraakt door de voorgestelde maatregelen en zo ja: welke gevolgen heeft dit voor hun markttoegang en regeldruk?
De voorstellen van de Europese Commissie in het kader van het nieuwe Douanewetboek van de Unie zijn van toepassing op alle invoer uit derde landen, ongeacht de omvang van de onderneming. Dit betekent dat ook kleine ondernemers en dropshippers die producten importeren en verkopen via platforms zoals Bol, Amazon of Etsy onder de nieuwe regels vallen. Een belangrijke wijziging is de afschaffing van de vrijstelling van invoerrechten voor zendingen met een waarde onder de €150. Als ondernemers het afdragen van invoerrechten volledig doorberekenen aan de consument zullen zij hier geen kosten van ondervinden. Echter, kan wel de administratieve regeldruk toenemen, bijvoorbeeld door strengere douaneformaliteiten of extra documentatieverplichtingen. Dit kan een belemmering vormen voor hun markttoegang en concurrentiepositie, zeker ten opzichte van grotere spelers met meer middelen om aan deze procedures te voldoen.
Om het MKB hierbij te ondersteunen, biedt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO) gerichte informatie en voorlichting over de veranderende regels rond import en douaneprocedures.
Voorts vragen deze leden wat de inschatting is van het kabinet over de gevolgen voor consumentenprijzen indien invoerheffingen worden uitgebreid en toezicht op platforms intensiever wordt?
De uitbreiding van invoerheffingen en versterkt douanetoezicht op e-commerceproducten uit derde landen zal naar verwachting leiden tot hogere prijzen voor deze producten. De mate waarin consumenten hierdoor financieel worden geraakt, hangt af van hun individuele koopgedrag. Vooral consumenten die regelmatig online aankopen doen buiten de Europese Unie zullen mogelijk merken dat deze aankopen duurder worden door het wegvallen van vrijstellingen en gecoördineerde controles.
Voor consumenten die hoofdzakelijk binnen de EU winkelen of weinig gebruikmaken van e-commerce uit derde landen, blijven de gevolgen beperkt. Het kabinet verwacht dan ook dat de gemiddelde impact op consumentenprijzen relatief gering zal zijn.
Bovendien geldt dat voor goederen die nu al via traditionele importstromen (bulkzendingen) uit derde landen worden ingevoerd, geen grote prijsontwikkelingen verwacht worden, omdat hier geen sprake is van een uitbreiding van invoerheffingen. De prijsverschillen tussen geïmporteerde bulkgoederen en direct geïmporteerde goederen door consumenten worden daarmee kleiner. Al met al voorziet het kabinet dat de effecten op het algemene prijspeil voor consumenten beperkt zullen blijven.
De leden van de NSC-fractie constateren dat de Europese Commissie voorstelt om een AI-webcrawler in te zetten om online platforms automatisch te monitoren op non-conforme producten. Deze leden vragen welke instantie in Nederland of op EU-niveau verantwoordelijk is voor het toezicht op de inzet en werking van deze technologie. Wordt het gebruik van deze AI-systemen vooraf juridisch en ethisch getoetst, en zo ja, op basis van welke kaders of wetgeving gebeurt dat?
Voordat een AI-systeem op de markt gebracht en in gebruik genomen mag worden, moet deze onder andere voldoen aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de AI-verordening. De AVG stelt eisen aan het gebruik van persoonsgegevens, en kan dus van toepassing zijn indien een web-crawler ook persoonsgegevens bekijkt of verzamelt. De AI-verordening stelt risicogebaseerde eisen aan verschillende categorieën van AI-systemen om ervoor te zorgen dat deze mensgericht en betrouwbaar zijn. Voor hoog-risico AI-systemen gaat het onder andere om maatregelen rondom risicobeheer, transparantie, databeheer en het monitoren van de systemen.
De AI-verordening voorziet in een stevig toezichtstelsel op zowel nationaal als Europees niveau. Nationaal worden markttoezichthouders aangewezen om toezicht te houden op hoog-risico AI, verboden AI en AI met transparantie-risico’s. De Europese Commissie zal toezicht houden op AI-modellen voor algemene doeleinden. De European Data Protection Supervisor (EDPS) zal toezicht houden op de ontwikkeling en het gebruik van AI-systemen door Europese instanties, waaronder de Europese Commissie. Indien de AI-webcrawler van de Europese Commissie onder een van de risicocategorieën van de AI-verordening valt, zal de EDPS hier dus toezicht op houden.
De leden van de NSC-fractie vragen of het kabinet zicht heeft op de omvang van onderwaardering en kunstmatige splitsing van e-commercezendingen, met het oog op ontwijking van invoerrechten boven de 150 euro. Zijn hierover signalen bekend bij de Douane of markttoezichthouders? Welke stappen worden ondernomen om deze vormen van ontduiking tegen te gaan, mede gezien de risico’s voor het gelijke speelveld met Europese ondernemers?
Deze signalen zijn bekend bij de Douane. Als geconstateerd wordt dat de waarde in de aangifte te laag is dan wordt de waarde in de aangifte gecorrigeerd op basis van, bijvoorbeeld, informatie op de website van het platform. Als de waarde na correctie meer dan € 150 is, worden invoerrechten geheven. Als vastgesteld wordt dat een zending kunstmatig is gesplitst wordt de aangifte gecorrigeerd zodat invoerrechten worden geheven.
De bevindingen van een fysieke controle zijn aanleiding voor de Douane om met het bedrijf dat de aangifte heeft ingediend, in gesprek te gaan zodat het bedrijf maatregelen kan nemen om de kwaliteit van de aangiften te verbeteren. Daarnaast kan de Douane risicogerichte profielen plaatsen om vergelijkbare zendingen gericht te controleren.
Als bescheiden, zoals een factuur, vals of vervalst zijn, dan wordt een onjuiste handeling verricht en daarmee wordt een strafbaar feit begaan. Bij gedetecteerde fraude wordt nader onderzoek gedaan. Er kunnen bijvoorbeeld sancties worden opgelegd. Ook kunnen meldingen worden doorgezet naar FIOD en EOM (Europees Openbaar Ministerie).
Om deze praktijken tegen te gaan, is op EU-niveau voorgesteld om de vrijstelling van invoerrechten onder de €150 volledig af te schaffen. Hierdoor vervalt het financiële voordeel dat nu bestaat bij het kunstmatig laag waarderen of splitsen van zendingen. Deze maatregel moet bijdragen aan een eerlijker speelveld voor Europese ondernemers die wél aan alle verplichtingen voldoen.
De mededeling noemt een investeringsbedrag van 100 miljoen euro voor Europees toezicht, maar het is niet duidelijk of dit toereikend is. De leden van de NSC-fractie vragen of het kabinet reeds een inschatting heeft gemaakt van de uitvoeringskosten voor de Nederlandse douane en toezichthouders. Worden deze gedekt binnen bestaande begrotingen of worden aanvullende middelen voorzien? Wat betekent dit voor de taakuitoefening van deze diensten op andere terreinen?
De mededeling kan gevolgen hebben voor de Nederlandse begroting en de inzet van de betrokken autoriteiten. De precieze gevolgen zijn op dit moment niet bekend en moeten worden verduidelijkt door de Commissie. De eerdergenoemde handling fee kan, afhankelijk van de precieze vormgeving, mogelijk extra inkomsten voor de EU en/of Nederland genereren. Het is van belang dat dit in samenhang wordt bezien met de onderhandelingen over enerzijds het nieuwe Douanewetboek van de Unie en anderzijds de onderhandelingen over een nieuw Eigenmiddelenbesluit, als onderdeel van de onderhandelingen voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) die deze zomer van start gaan en naar verwachting medio 2027 zullen worden afgerond.
https://www.beuc.eu/sites/default/files/publications/BEUC-X-2023-055_Benefits_of_Ecodesign_for_EU_households.pdf.↩︎
Ondernemersplein, «toelating EU-producten in Nederland», https://ondernemersplein.kvk.nl/toelating-eu-producten-in-nederland/.↩︎
ACM heeft lasten opgelegd om domeinnamen webwinkel TI-84 te laten schrappen | ACM.nl↩︎
De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA), de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI), de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).↩︎
Zie voor de uitwerking in het Nederlandse recht de Wet uitvoering markttoezichtverordening.↩︎
Zie artikel 32g van de Warenwet.↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brieven/2024/06/10/bijlage-brief-mcguinness-the-power-of-authorities-to-use-a-cover-identity.↩︎
Rijksoverheid, ‘non-paper inzake e-commerce' https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2025/01/10/bijlage-2-non-paper-e-commerce.↩︎
Antwoord op van de leden Martens-America en Kisteman over het bericht ’Kleding SHEIN vol hormoonverstorende stoffen, slippers 325 keer giftiger dan toegestaan’ | Tweede Kamer der Staten-Generaal↩︎