Antwoord op vragen van de leden Martens-America en Michon-Derkzen over het bericht 'UvA verhaalt schade bezettingen mei 2024 niet op demonstranten'
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D35094, datum: 2025-08-18, bijgewerkt: 2025-08-19 09:04, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-2839).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit ChristenUnie kamerlid)
- Mede namens: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2025Z10844:
- Gericht aan: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Gericht aan: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Indiener: C. Martens-America, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: I.J.M. Michon-Derkzen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2839
Vragen van de leden Martens-America en Michon-Derkzen (beiden VVD) aan de Ministers van Onderwijs Cultuur en Wetenschap en van Justitie en Veiligheid over het bericht «UvA verhaalt schade bezettingen mei 2024 niet op demonstranten» (ingezonden 28 mei 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen (ontvangen 18 augustus 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2501.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «UvA verhaalt schade bezettingen mei 2024 niet op demonstranten»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het besluit van de Universiteit van Amsterdam (UvA) om de schade van bijna 1,5 miljoen euro, veroorzaakt tijdens de bezettingen op het Roeterseiland en Binnengasthuisterrein in mei 2024, niet op de demonstranten te verhalen vanwege juridische onhaalbaarheid?
Antwoord 2
De Universiteit van Amsterdam (hierna: UvA) geeft aan dat het de juridische mogelijkheden grondig heeft onderzocht en op basis daarvan tot dit besluit is gekomen. Ik vertrouw erop dat dit besluit zorgvuldig tot stand is gekomen.
Vraag 3
Bent u het eens met de stelling dat het zeer onwenselijk is dat de kosten van vernielingen en schade als gevolg van ordeverstorende rellen op universiteiten verhaald worden op onschuldige studenten en de belastingbetaler?
Antwoord 3
Ik vind het belangrijk dat daders die schade veroorzaken, deze zoveel mogelijk vergoeden. Om schade te kunnen verhalen, moet duidelijk zijn wie voor de schade verantwoordelijk is. Helaas is er bij rellen vaak sprake van chaotische, onoverzichtelijke situaties. Hierdoor is het niet altijd mogelijk om aan te tonen wie welke schade heeft aangericht. Schadeverhaal op de daders zonder dat hun identiteit bekend is, is niet mogelijk. Zie ook het antwoord op vraag 5. Uit het mediabericht, waar in de eerste vraag naar verwezen wordt, blijkt dat het grootste gedeelte van de schade is vergoed door de verzekeraar. Op deze manier komt de schade niet ten laste van het onderwijsbudget, en ook niet ten laste van de overheid en daarmee de belastingbetaler.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het onvermogen van de UvA om individuele demonstranten aansprakelijk te stellen voor de aangerichte schade een precedent schept dat toekomstige gewelddadige of vernielzuchtige protesten kan aanmoedigen, gezien het gebrek aan (financiële) consequenties voor de daders?
Antwoord 4
Er is helaas bij een aantal demonstraties een kleine groep die de demonstratie aangrijpt om willens en wetens herhaaldelijk en soms serieuze strafbare feiten te plegen, soms al direct nadat de demonstratie een aanvang heeft genomen.
In dit geval hebben dertien van de veertien vervolgde demonstranten van de bezettingen in mei voor de rechter gestaan. Acht van hen zijn veroordeeld, van wie vier tot een gevangenisstraf, voornamelijk voor geweld tegen de politie. In dit kader is ook van belang dat zoveel mogelijk schade wordt verhaald, maar dat is niet altijd mogelijk, zie de antwoorden op vragen 3 en 5.
Vraag 5
Welke juridische belemmeringen maken het voor onderwijsinstellingen moeilijk om schade veroorzaakt door demonstranten op hen te verhalen?
Antwoord 5
In veel gevallen zijn belemmeringen om schade te verhalen niet zozeer juridisch maar praktisch van aard. Als de identiteit van dader niet bekend is en niet te achterhalen is, is het verhalen van schade praktisch onmogelijk, ook als de juridische mogelijkheden er zijn. Het civiele recht biedt verschillende mogelijkheden om schade te verhalen. Degene die door een onrechtmatige daad schade toebrengt aan een ander, bijvoorbeeld aan eigendommen van een onderwijsinstelling, is verplicht om deze schade te vergoeden (artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek).
Bij rellen kan er sprake zijn van onrechtmatige gedragingen in groepsverband. In dat geval is het vaak moeilijk om aan te tonen wie welke schade heeft aangericht. Om te voorkomen dat een groepsdeelnemer die niet zelf rechtstreeks de schade heeft toegebracht, zich kan verweren met het betoog dat de schade ook zou zijn ontstaan als hij niet aan de rellen had deelgenomen, is de zogenoemde groepsaansprakelijkheid ingevoerd (artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek).
Bij groepsaansprakelijkheid gaat het om een individuele aansprakelijkheid van tot een groep behorende personen (deelnemers) voor onrechtmatig vanuit de groep toegebrachte schade.2 Ook voor groepsaansprakelijkheid is dus vereist dat de identiteit van de leden van de groep bekend is. Daarnaast moet hiervoor aan de volgende vereisten zijn voldaan:
Eén of meer van tot een groep behorende personen moet onrechtmatig schade hebben toegebracht.
De kans op het aldus toebrengen van schade moet zodanig zijn geweest dat zij de tot de groep behorende personen had moeten weerhouden van hun gedragingen in groepsverband. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat dit impliceert dat een groepsdeelnemer alleen aansprakelijk kan zijn als hij wist of behoorde te begrijpen dat het groepsoptreden het gevaar schiep voor schade zoals die in concreto is toegebracht.3
Een tot een groep behorende persoon is alleen aansprakelijk als de gedragingen in groepsverband hem kunnen worden toegerekend. Daarvan is sprake als hem schuld treft.
Als aan deze vereisten is voldaan, zijn de deelnemers van de groep hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Dit betekent dat de benadeelde elke individuele deelnemer kan aanspreken voor het volledige schadebedrag.
Of een benadeelde zich met succes op de groepsaansprakelijkheid kan beroepen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Benadeelden kunnen hierbij praktische belemmeringen ervaren. Zo kan het moeilijk zijn om te achterhalen welke (groepen van) personen de schade hebben aangericht. Ik heb begrepen dat dat ook in de situatie waar deze Kamervragen betrekking op hebben (de pro-Palestinabezettingen in mei 2024) niet goed mogelijk is. Zoals ook blijkt uit het mediabericht waarnaar in de eerste vraag verwezen wordt, is de UvA wel voornemens om de schade van een kleine pro-Palestinabezetting op 21 juni 2024 te verhalen op demonstranten bij dat protest. Uit dat mediabericht blijkt dat deze vernielingen zijn aangericht in een kleinere ruimte en verricht door een klein aantal demonstranten.
Vraag 6
Bent u bereid om deze belemmeringen te betrekken bij de uitvoering van de motie van de leden Six Dijkstra en Michon-Derkzen over het wegenemen van praktische en juridische belemmeringen om schadekosten te verhalen op vandalen en kan worden aangegeven wanneer de Kamer hierover wordt geïnformeerd?4
Antwoord 6
Over de uitvoering van de genoemde motie van de leden Six Dijkstra en Michon-Derkzen heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer geïnformeerd op 12 juni jongstleden in het Eerste Halfjaarbericht Politie 20255. Hierin is aangegeven dat het door het onoverzichtelijke en chaotische karakter van dergelijke situaties niet altijd mogelijk is om te achterhalen wie verantwoordelijk is voor welke concrete schade. Politie en Openbaar Ministerie (OM) zetten zich altijd in om dit zoveel mogelijk te achterhalen.
Vraag 7
Welke aanvullende maatregelen kunnen onderwijsinstellingen zelf treffen om tijdens protesten beter bewijs te verzamelen zodat het aansprakelijk stellen van relschoppers, zowel individueel als in groepsverband, haalbaarder wordt in de praktijk en op welke wijze ondersteunt het kabinet de onderwijsinstellingen hierbij?
Antwoord 7
Zoals aangegeven in de antwoorden op vraag 5 en 6 kunnen er tijdens protesten onoverzichtelijke en chaotische situaties ontstaan waardoor het niet mogelijk is een specifieke schade aan een dader te koppelen. Instellingen spannen zich in om studenten, personeel en bezoekers een veilige leer- en werkomgeving te bieden en het demonstratierecht te faciliteren. Indien bekend is of als er een vermoeden is dat er een demonstratie of bezetting zal plaatsvinden, dan treffen de onderwijsinstellingen zelf preventief maatregelen om schade en hinder zoveel mogelijk te voorkomen. Instellingen leren van elkaars ervaringen in de omgang met protesten, maar het is voor instellingen geen doel op zich om de capaciteit van hun crisis- en veiligheidsorganisatie specifiek in te zetten louter om beter bewijs tegen relschoppers te verzamelen. Het uitvoeren van opsporingstaken is een taak van de overheid die uitgevoerd wordt door de politie onder het gezag van het OM. Indien er een opsporingsonderzoek wordt uitgevoerd naar de identiteit van de veroorzakers is er altijd overleg met de onderwijsinstellingen en worden waar nodig gegevens gevorderd.
Verder is het de verantwoordelijkheid van de individuele instelling om te beoordelen of het gevoerde beleid afdoende is, of dat er extra maatregelen nodig zijn, bijvoorbeeld het aanscherpen van het cameratoezicht op locaties met een verhoogd risico. Ik ondersteun de instellingen door regelmatig met bestuurders van instellingen te spreken over de omgang met protesten en waar nodig betrek ik daarbij ook vertegenwoordigers van de veiligheidsdiensten of de lokale driehoek.
Vraag 8
Wat is de status van de uitvoering van de motie van het lid Boswijk over het makkelijker maken van het verhalen van schade op individuele relschoppers?6
Antwoord 8
Over de uitvoering van deze motie is uw Kamer door de Minister van Justitie en Veiligheid geïnformeerd via het Eerste Halfjaarbericht Politie 2025.
Vraag 9
Klopt het dat er groepsaansprakelijkheid toepasbaar was bij schadeverhaal bij de Maagdenhuisbezetting in 2015 en in hoeverre is dat bij deze en andere recente rellen het geval?
Antwoord 9
Op 22 januari 2016 heeft de toenmalige Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in beantwoording van schriftelijke vragen7 aangegeven de zienswijze niet te onderschrijven dat in het geval van de Maagdenhuisbezetting de schade verhaalbaar was, omdat bij die bezetting nauwelijks kon worden gesproken van één bepaalde groep. Voorts verzamel ik als Minister geen gegevens over het wel of niet toepasbaar zijn van groepsaansprakelijkheid bij rellen in het hoger onderwijs. De individuele instellingen dienen zelf te beoordelen of ze hierop beroep kunnen doen en het is vervolgens aan de rechter om daarover uitspraak te doen.
Bij de recente Maagdenhuisbezetting van 14 april 2025 is er wel een groep aangehouden die zich binnen het gebouw verschanst had waar mogelijk sprake kan zijn van groepsaansprakelijkheid. De UvA heeft aangifte gedaan en aangegeven de kosten te willen verhalen op de bezetters.
Vraag 10
Hoe is de motie van het lid Duisenberg c.s., die de regering verzocht alles in het werk te stellen om binnen de juridische mogelijkheden schade maximaal te verhalen op relschoppers, uitgevoerd?8
Antwoord 10
Zoals aangegeven in bovengenoemde brief van 22 januari 2016, heeft de toenmalige Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hierover destijds meerdere malen gesproken met de UvA. Ik heb – zoals ik uw Kamer heb toegezegd – dit gesprek met de instellingen opnieuw gevoerd. De instellingen hebben aangegeven altijd aangifte te doen van strafbare feiten.
Vraag 11
In hoeverre acht u het wenselijk dat universiteiten, zoals de UvA, afhankelijk zijn van verzekeringsuitkeringen om schade door gewelddadige protesten te dekken en wat gebeurt er als een claim door de verzekeraar afgewezen wordt?
Antwoord 11
Verzekeraars hebben een belangrijke maatschappelijk functie om de schade te vergoeden die kan ontstaan uit allerlei onvoorziene ingrijpende gebeurtenissen. Afhankelijk van de voorwaarden van de verzekeraar, geldt dit ook voor de schade als gevolg van ongeregeldheden. Als de verzekeraar de schade uitkeert, kan deze vervolgens regres nemen op de dader. Indien een verzekeraar een claim afwijst betekent dit dat de verzekeringsnemer de schade niet vergoed krijgt via de verzekeraar. De universiteit kan dan nog steeds proberen de schade rechtstreeks op de daders te verhalen, indien zij bekend zijn. Als dat niet mogelijk is, zijn zij aangewezen op eigen middelen.
Vraag 12
Deelt u de mening dat wannneer relschoppers strafrechtelijk worden vervolgd voor strafbare feiten die zijn gepleegd tijdens rellen bij onderwijsinstellingen, onderwijsinstellingen altijd zich zouden moeten voegen in het strafproces om een vordering benadeelde partij in te stellen en – los van civielrechtelijke procedures – ook strafrechtelijk maximaal in te zetten op verhaal van schade op relschoppers? Zo ja, hoe vaak is dat de afgelopen tien jaren gebeurd?
Antwoord 12
Als onderwijsinstellingen schade hebben geleden als gevolg van rellen zijn er verschillende mogelijkheden om de schade te verhalen. Welke weg gekozen wordt, bepalen de instellingen zelf. Daar hoort ook zeker de mogelijkheid bij om zich met hun schade als benadeelde partij te voegen bij het strafrechtelijk proces tegen de daders van strafbare feiten. Als de rechter de schadevordering toewijst en de schadevergoedingsmaatregel oplegt, int het CJIB de schade voor de universiteit bij de dader. Dat hoeft de universiteit niet zelf te doen. Verder kan de strafrechter bij een voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde opleggen het storten van een geldbedrag aan het Schadefonds geweldsmisdrijven of aan een instelling die slachtofferbelangen behartigt.
Andere mogelijkheden zijn ook het verhalen van de schade via de verzekeraar. Als de verzekeraar de schade uitkeert, kan de verzekeraar vervolgens regres nemen op de daders. Als de daders bekend zijn, kunnen universiteiten de schade ook op hen verhalen via het civiele recht. Ten aanzien van de vraag hoe vaak dit de afgelopen tien jaar is gebeurd, heeft de rechtspraak laten weten dat deze informatie niet beschikbaar is in de managementinformatiesystemen. Ook ik beschik niet over informatie over rechtszaken die onderwijsinstellingen aangaan.
Folia, 27 mei 2025, UvA verhaalt schade bezettingen mei 2024 niet op demonstranten (https://www.folia.nl/actueel/166797)↩︎
Zie ook HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914, rov. 3.4.2.↩︎
Parl. Gesch. BW Boek 6 1981, p. 662. Zie ook het citaat uit de wetsgeschiedenis in HR 2 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:2914, rov. 3.4.1.↩︎
Kamerstukken II, 2024–2025, 34 324, nr. 19↩︎
Kamerstukken II 2024–2025, 29628–1277↩︎
Kamerstukken II, 2024–2025, 29 628, nr. 1230↩︎
Kamervragen (Aanhangsel) 2015–2016, nr. 1253↩︎
Kamerstukken II, 2015–2016, 34 326, nr. 4↩︎