Appreciatie tussentijdse evaluatie Europees Defensiefonds
Defensieraad
Brief regering
Nummer: 2025D35123, datum: 2025-08-18, bijgewerkt: 2025-09-08 10:06, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-28-287).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.P. Brekelmans, minister van Defensie (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 28-287 Defensieraad.
Onderdeel van zaak 2025Z15204:
- Indiener: R.P. Brekelmans, minister van Defensie
- Medeindiener: V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2025-08-21 16:00: Informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie op 28 en 29 augustus (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Defensie
- 2025-09-02 15:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-04 10:45: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
Preview document (🔗 origineel)
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 | 
| Vergaderjaar 2024-2025 | 
21 501-28 Defensieraad
Nr. 287 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN DEFENSIE EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 augustus 2025
Op 17 juni jl. publiceerde de Europese Commissie (hierna: Commissie) de tussentijdse evaluatie van het Europees Defensiefonds (hierna: EDF). Op 4 juli jl. verzocht de vaste commissie voor Defensie de Minister van Defensie om een appreciatie van deze tussentijdse evaluatie. Met deze brief ontvangt u de appreciatie van de evaluatie en de aanbevelingen.
Het EDF is het financieringsprogramma van de Commissie voor Research & Development (R&D) in het defensiedomein. Voor de periode 2021–2027 is hiervoor een budget van € 7,3 miljard beschikbaar. In de EDF-verordening is opgenomen dat vier jaar na de start van het programma een tussentijdse evaluatie moet plaatsvinden. Met de publicatie van de tussentijdse evaluatie op 17 juli jl. heeft de Commissie deze deadline gehaald. De evaluatie bestrijkt de periode van 30 juni 2021 t/m 31 juli 2024.
Het EDF is een industrieprogramma, met als doelstelling het bevorderen van de concurrentiekracht, efficiëntie en innovatiecapaciteit van de Europese defensie-industrie, om zo bij te dragen aan de strategische autonomie van de EU en haar handelsvrijheid.1 Daarnaast is het EDF een programma dat gebruikersgericht is, waarin de gebruikers de EU-lidstaten en Noorwegen (als enig deelnemend geassocieerd land) zijn. Om die reden wordt het EDF gestuurd door behoeften van de strijdkrachten van EU-lidstaten en Noorwegen. Het zijn deze landen zelf die onderzoeks- of ontwikkelingsonderwerpen indienen voor het EDF. Voor Nederland is het EDF een belangrijk instrument om Europese defensie(-industrie) samenwerking aan te jagen en om gezamenlijke behoeften voor capabilities (militaire vermogens) in te vullen via EU-samenwerking. Nederland geeft zijn inzet in het EDF vorm op basis van de capability-behoeften van Defensie, in samenspraak met Economische Zaken.
Deze brief gaat in op de tussentijdse evaluatie van het EDF en onze appreciatie hiervan. Wij kunnen ons grotendeels vinden in de bevindingen uit de evaluatie en zullen daarnaast een aantal aandachtspunten schetsen.
Totstandkoming evaluatie
Bij het schrijven van de tussentijdse evaluatie van het EDF kon de Commissie geen beroep doen op tastbare resultaten, omdat veel van de EDF-projecten nog in uitvoering zijn. Daarom heeft de Commissie zich gebaseerd op voorlopige inzichten en eerste resultaten uit het EDF. Hierbij staan twee uitgangspunten centraal:
– Ten eerste beschrijft de Commissie in hoeverre het EDF de gezamenlijke ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën binnen de EU stimuleert, waardoor schaalvoordelen worden behaald en fragmentatie wordt aangepakt.
– Ten tweede wordt gekeken naar vermogen van het EDF om de prestaties van toekomstige defensiecapaciteiten te verbeteren, het innovatievermogen van de Europese Defensie Technologische- en Industriële Basis (EDTIB) te versterken, en nieuwe defensieproducten- en technologieën binnen de EU te introduceren.2
Om tot deze tussentijdse evaluatie te komen heeft de Commissie verschillende manieren van dataverzameling toegepast. Er is intern binnen het verantwoordelijk Directoraat-Generaal voor Defensie-industrie en Ruimtevaart van de Commissie input opgehaald. Er is feedback verzameld van eigen werknemers en gekeken naar bestaande EDF-documenten en rapporten van de afgelopen jaren. Ook is er een kosten-batenanalyse gedaan door het Joint Research Centre van de Commissie om de economische en sociale impact van het EDF in te schatten. Daarnaast is er middels consultaties bij een brede groep belanghebbenden feedback verzameld. Zowel lidstaten als deelnemers (industrie en kennisinstellingen) aan het EDF zijn gevraagd bij te dragen. Ook zijn academici en denktanks bevraagd. Daarnaast hebben EU-instellingen zoals de Europese Dienst voor Extern Optreden, de Europese Militaire Staf (EUMS) en het Europees Defensieagentschap (EDA) input geleverd.
Hoofdboodschappen evaluatie
Op basis van bovenstaande uitgangspunten trekt de Commissie een zevental conclusies uit de tussentijdse evaluatie van het EDF, die de effectiviteit van het EDF tot nu toe schetsen. Zo is het EDF allereerst een belangrijke stimulans voor gezamenlijke R&D en Research & Technology (R&T) uitgaven in de EU. De € 1,14 miljard die jaarlijks gemiddeld voor het EDF beschikbaar is, vertegenwoordigt 11% van de totale defensie-gerelateerde R&D-uitgaven in de EU.3 De inschatting is daarnaast dat de R&T-uitgaven in de EU verdubbeld zijn tussen 2022 en 2025, mede dankzij het EDF. De grootste voordelen van deze extra uitgaven komen terecht in de vier grootste lidstaten; Frankrijk, Italië, Spanje en Duitsland. Dit zijn ook de lidstaten met het hoogste aantal aan deelnemende partijen in de EDF-consortia. Deze score is coherent met de relatieve grootte van de defensie-industrieën van deze landen. Alle EU-lidstaten ervaren in meer of mindere mate een positief effect van het EDF.4 Nederland staat de afgelopen jaren tussen plek 6 en plek 8 op de lijst van aantal deelnemende partijen in EDF-consortia.
Ten tweede bevordert het EDF samenwerking op het gebied van R&D in Europa en versterkt de EU-brede leverings- en waardeketens. De entiteiten die meedoen aan EDF-projecten zijn wijdverspreid over de EU, met wederom zwaartepunten in de vier grootste lidstaten. De derde conclusie is nauw aan de tweede verbonden. De Commissie oordeelt dat het EDF bijdraagt aan de integratie van midden- en kleinbedrijf (mkb), middelgrote ondernemingen, onderzoeksinstellingen, en nieuwkomers in de Europese defensiemarkt. Dit stimuleert het EDF onder andere door een bonussysteem voor mkb en middelgrote ondernemingen.5 Dit soort regelingen geeft grote defensiebedrijven een prikkel om kleinere bedrijven te betrekken. De Commissie onderschrijft echter dat het mede door regels omtrent het behandelen van geclassificeerde informatie, een uitdaging kan zijn voor kleine partijen om deel te nemen aan het EDF.6
De vierde conclusie is dat er binnen het EDF gewerkt wordt aan sleuteltechnologieën en -capaciteiten binnen het defensiedomein. De Commissie verwacht dat het EDF, zodra alle projecten zijn afgerond in 2031, 50 prototypes van capaciteiten zal opleveren.7 De Commissie benoemt het vinden van een balans tussen dit soort grote ontwikkelingsprojecten en kleinere, innovatieve projecten als een prioriteit. De vijfde conclusie is dan ook dat het EDF de innovatiecapaciteit van de EDTIB vergroot. Zo biedt het EDF ook financiering voor business coaching en advisering over deelname aan het EDF, en voor kleinschalige hackathons voor mkb of startups in de defensiesector.8
Ten zesde concludeert de Commissie dat het EDF aandacht moet besteden aan de waarborging van continuïteit van inspanningen over de volledige R&D-cyclus tot aan industrialisatie. Dit vereist volgens de Commissie ook een sterke commitment van de lidstaten die middels cofinanciering aan ontwikkelingsprojecten bijdragen.9 Cofinanciering is een essentieel onderdeel van het EDF, waar consortia van op aan moeten kunnen. Tot slot geeft de Commissie, als zevende conclusie, aan dat er aandacht moet gaan in het EDF naar de uiteindelijke verwerving van de EDF-resultaten.
Naast effectiviteit beoordeelt de Commissie ook de efficiëntie van de implementatie van het EDF. Over de voorbereiding van de werkprogramma’s wordt geschreven dat de grootste uitdaging zit in het selecteren van onderwerpen, aangezien het aanbod hoger is dan de budgettaire ruimte.10 Ook benoemt de Commissie het proces van indiening van projectvoorstellen. De afgelopen jaren is de beschikbare periode voor industrie en kennisinstellingen om aan consortiumvorming te doen verlengd, waardoor bedrijven zich beter kunnen voorbereiden. De Commissie concludeert echter dat het nog steeds een ingewikkeld proces is, mede door de vele documenten die indieners aan moeten leveren.11 De complexiteit van het EDF werkt ook door in het opstellen van een subsidieovereenkomst tussen de Commissie en consortia. Met de Defence Readiness Omnibus doet de Commissie nu een poging om de EDF-processen de simplificeren.12
Als derde onderwerp naast efficiëntie en effectiviteit wordt in de tussentijdse evaluatie de samenhang van het EDF met andere relevante programma’s en initiatieven behandeld. De Commissie geeft aan dat er actief naar samenhang met EDA-instrumenten als de Capability Development Priorities (CDP) en de Coordinated Annual Review on Defence (CARD) wordt gezocht.13 In deze instrumenten geven lidstaten hun prioriteiten voor capability development aan. Deze prioriteiten moeten de basis zijn voor de onderwerpen op het EDF-werkprogramma. Ook moet de synergie met Permanent Structured Cooperation (PESCO) projecten gestimuleerd worden.14 PESCO kan de kaders van projecten opzetten, waarna via het EDF de industrie wordt betrokken. Ook samenhang met NAVO is belangrijk. NAVO-standaarden moeten in EDF-projecten aangehouden worden om interoperabiliteit te bevorderen.15 Tot slot wordt in het EDF ook samenhang gezocht met civiele programma’s van de EU, zoals Horizon Europe en Digital Europe.16
Appreciatie
Wij onderschrijven het belang van het EDF als middel om Europese, grensoverschrijdende samenwerkingen aan te gaan binnen het defensiedomein. Nederland presteert goed in het EDF en maakt de doelstelling waar om in de top 10 van deelnemende partijen aan het EDF te staan, zoals beoogd in de Defensie Industrie Strategie 2018. Om het maximale uit het EDF te halen is het van belang dat het instrument goed loopt. Om die reden heeft Nederland op ambtelijk niveau actief bijgedragen aan de tussentijdse evaluatie van het EDF.
Er worden momenteel in Brussel onderhandelingen opgestart voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) van de Commissie. Hier zal ook een opvolger van het EDF onderdeel van uitmaken. Met de appreciatie van deze tussentijdse evaluatie van het EDF willen wij niet vooruitlopen op de onderhandelingen over het MFK voor de periode vanaf 2028.
Effectiviteit
Wij herkennen veel van de boodschappen die de Commissie heeft opgeschreven in de tussentijdse evaluatie. Ondanks dat er op het moment van publicatie van de tussentijdse evaluatie nog geen concrete resultaten zijn opgeleverd uit het EDF, onderkennen wij de waarde van het EDF en haar grensoverschrijdende aanpak. Geopolitieke ontwikkelingen hebben het belang van het EDF vergroot, omdat het EDF bijdraagt aan minder fragmentatie van de Europese defensiemarkt. Wij erkennen de toegevoegde waarde van het EDF als fonds dat regels en (financiële) prikkels bevat om defensie-R&D meer grensoverschrijdend te organiseren. Dit moet leiden tot grensoverschrijdende defensieproductieketens waarin toeleveranciers uit alle lidstaten een eerlijke kans krijgen om op basis van prijs, kwaliteit en levertijd toe te treden tot de keten van grote Europese defensiebedrijven. Dergelijke regels zijn van groot belang om de Nederlandse defensie-industrie effectief te positioneren.
Hoewel het EDF aantoonbaar resultaat oplevert in de ontstane grensoverschrijdende samenwerking, is het bovenal noodzakelijk dat het EDF leidt tot implementeerbare eindproducten. Deze eindproducten moeten bijdragen aan het vervullen van militaire behoeften van de Europese strijdkrachten. Voor het Ministerie van Defensie wordt het succes van het EDF grotendeels bepaald door de (gezamenlijke) aanschaf en het gebruik van het ontwikkelde materieel door de lidstaten. Deze fases zijn momenteel nog niet bereikt in het EDF, waardoor er over het succes van het EDF nog geen concrete uitspraken gedaan kunnen worden.
Wel deelt Nederland de analyse van de Commissie dat het EDF onderzoek- en ontwikkelingsprojecten mogelijk heeft gemaakt die nationaal niet mogelijk waren geweest. Projecten die middels het EDF gefinancierd worden kunnen een wezenlijke bijdrage leveren aan het ontwikkelen van belangrijke capaciteiten voor de Europese strijdkrachten. Het EDF moet er zo voor zorgen dat ook kritische capability-behoeften van de Nederlandse krijgsmacht worden ingevuld. Nederland is dankzij het EDF betrokken bij verschillende grootschalige ontwikkelingsprojecten die capaciteiten moeten opleveren die geen enkele EU-lidstaat individueel had kunnen ontwikkelen. Voorbeelden van dit soort projecten zijn HYDIS (endo-atmosferische interceptor), MARTE (main battle tank), ODIN’S EYE II (space-based missile early warning), en E-NACSOS (maritieme gezamenlijke surveillance en engagement). De huidige opzet van het EDF heeft ruimte gemaakt voor het opzetten van dit soort grootschalige initiatieven. Als het huidige ambitieniveau voor grote capaciteitsprojecten in het EDF behouden wordt, zal hier rekening mee moeten worden gehouden in de budgettering van het EDF.
Naast de hierboven genoemde grote capaciteitsprojecten benadrukt de Commissie in de evaluatie dat ruimte in het EDF voor kleinere, innovatieve projecten, ook een prioriteit is. Nederland deelt deze analyse. In de Defensie Strategie Industrie & Innovatie (2025–2029) worden «uitproberen, intelligent falen, leren en doorontwikkelen» immers beschreven als belangrijk aspecten van innovatiebeleid. Waar grote capaciteitsprojecten bijdragen aan bestaande capability-behoeften, bieden kleinere, innovatieve projecten inzicht in geheel nieuwe kansen en uitdagingen. Veel van de kleinere innovatieve projecten vinden plaats binnen de niet-thematische oproepen van de EDF werkprogramma’s. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen zijn succesvol bij het deelnemen aan die oproepen van het EDF. Zo coördineert het Nederlandse MKB Embedded Engineering het project LODESTAR I & II (Live Operational Data Enhancement for Situational Awareness Through Augmented Reality) wat al tweemaal geselecteerd is voor financiering door de Europese Commissie. Andere voorbeelden zijn de projecten DISCMAM (Digital Supply-chain for On-Site Maintenance in defence by Additive Manufacturing) met deelname van de TU/e en DEMAROCK (Disruptive Electromagnetic 70MM Rocket System) met deelname van NLR. Omdat deze oproepen ook gebruikt worden voor het opnemen van civiele ontwikkelingen in het defensiedomein, zijn bij deze projecten regelmatig organisaties betrokken die voorheen nog niet of nauwelijks actief waren in het defensiedomein. Voorbeelden hiervan zijn KWR Water Research Institute in S.W.I.F.T. (Sustainable Water Innovations for Fielded Troops) en Btg Bioliquids B.V. in ZEROWASTE (Zero Emissions in a circular military economy). De niet-thematische oproepen zijn daarmee belangrijke instrumenten voor dual use in het EDF. Het is voor Nederland van belang dat de slagingskans bij de deze oproepen ondanks de sterk toegenomen interesse niet daalt.
Efficiëntie
In de tussentijdse evaluatie van het EDF heeft de Commissie ook de efficiëntie waarmee het EDF wordt geïmplementeerd onderzocht. Vanuit Nederlands perspectief zijn hier verschillende aandachtspunten bij.
De Commissie schrijft dat van lidstaten een sterke commitment benodigd is in het EDF door met cofinanciering aan ontwikkelingsprojecten bij te dragen. Deze cofinanciering is essentieel voor de uitvoering van ontwikkelingsprojecten in het EDF. Nederland deelt de mening dat consortia van deze cofinanciering op aan moeten kunnen, maar geeft aan dat lidstaten hiervoor ook bepaalde rechten moeten krijgen. In de consultatierondes met lidstaten over de tussentijdse evaluatie heeft Nederland een voorstel ingediend bij de Commissie, dat ingaat op deze rechten voor lidstaten wanneer zij cofinanciering bijdragen aan EDF-ontwikkelingsprojecten. Nederland pleitte in dit voorstel voor ondersteuning vanuit de Commissie wanneer lidstaten voor deze cofinanciering bepaalde rechten vragen over de projectresultaten.
In tegenstelling tot wat de Commissie schrijft in de tussentijdse evaluatie, benadrukt Nederland hier dat lidstaten niet uit zijn op het bezit van de intellectuele eigendomsrechten van projectresultaten. Waar lidstaten wel aanspraak op willen maken wanneer ze cofinanciering bijdragen, zijn de toegangs- en gebruiksrechten van de resultaten. Nederland acht het van groot belang dat de lidstaten de resultaten van de EDF-trajecten kunnen gebruiken voor defensiedoeleinden. Daarnaast is het onze prioriteit dat de doorontwikkeling van projectresultaten verzekerd wordt voor het geval partijen uit het consortium stappen. Bovendien moet gegarandeerd worden dat lidstaten niet opnieuw de ontwikkelkosten hoeven te betalen als van het ontwikkeltraject over wordt gegaan naar (gezamenlijke) aanschaf. Het feit dat deze rechten niet geborgd zijn in het EDF leidt tot langdurige onderhandelingen met de consortia en over de Memoranda of Understanding tussen de lidstaten. Het zou lidstaten en deelnemende partijen helpen, als EDF-documentatie vanuit de Commissie inzichtelijk maakt waar de lidstaten recht op hebben. Zo is het voor deelnemers aan het EDF duidelijk welke toegangs- en gebruiksrechten op de resultaten uit EDF projecten de lidstaten verwachten als tegenprestatie voor de noodzakelijke cofinanciering. Op ambtelijk niveau, onder andere in het kader van de Defence Readiness Omnibus, voert Nederland daarom gesprekken met de Commissie en andere lidstaten om deze rechten voor lidstaten terug te laten komen in de EDF-verordening. Deze gesprekken zijn mede door de Nederlandse inbreng voor de tussentijdse evaluatie van het EDF aangewakkerd.
Een ander aandachtspunt heeft te maken met het feit dat de ambities voor het EDF de afgelopen jaren zijn verhoogd. Dit wordt mede gedreven door de lidstaten, die de onderwerpen voor de EDF-werkprogramma’s zelf indienen. Deze trend zorgt voor verdringing in de werkprogramma’s. Er is onvoldoende budget beschikbaar om aan de volledige ambitie te voldoen. Door te schuiven met onderwerpen en budgetten probeert de Commissie zoveel mogelijk projecten doorgang te laten vinden. Het schuiven van budgetten is voor lidstaten een niet-transparant proces. Daarom pleit Nederland voor meer budgettaire transparantie en inzicht in de keuzes die worden gemaakt door de Commissie over de verdeelsleutel van de beschikbare middelen tussen de werkprogramma’s.
Een onderwerp waarop de Commissie recentelijk (2024) meer transparantie is gaan bieden, is de uitslag van de EDF-gunningen. Voorheen was het lastig om een overzicht te krijgen van de gegevens van de uitslagen van het gehele EDF. Het gebrek aan transparantie hierin maakte het uitdagend om eigen analyses te maken over de verdeling van de budgetten van het EDF en de succespercentages van de verschillende deelnemers. Deze recente ontwikkelingen om meer transparantie te bieden worden door Nederland verwelkomd. Wij moedigen de Commissie aan om deze transparantie verder uit te breiden.
Nederland moedigt daarnaast de Commissie aan om het betrekken van mkb en dual use-bedrijven bij het EDF te behouden als speerpunt. Momenteel komt 47% van de deelnames in het EDF van mkb en middelgrote ondernemingen. De Commissie concludeert echter terecht dat deze partijen nog veel barrières ervaren voor deelname. Het is voor mkb, ook in Nederland, bijvoorbeeld een uitdaging om toegang te krijgen tot de R&D-consortia van grote defensiebedrijven. Deze grote bedrijven geven vaak de voorkeur aan (grotere) partners waar ze al bekend mee zijn. Het is van belang dat het EDF een instrument blijft waarmee nieuwe, innovatieve partijen kunnen toetreden tot de defensiemarkt. Daarom moet doorlopend worden gekeken hoe de administratieve lasten verlaagd kunnen worden en hoe steun bij het werken in de defensiecontext verbeterd kan worden.
Een ander aandachtspunt op het gebied van inclusiviteit heeft betrekking op de toenemende mate waarin consortia in omvang beperkt worden door consortiumleiders. Dit leidt ertoe dat toegang van nieuwe partijen tot een consortium wordt ontmoedigd. Consortiumleiders proberen projecten zo beter beheersbaar te maken, maar voor nieuwe partijen gaat hierdoor de drempel voor deelname aan het EDF omhoog. Deze ontwikkeling benadeelt vooral kleinere bedrijven die hun intrede willen maken in de defensiemarkt. Nederland ontmoedigt dit beleid door consortiumleiders, en promoot het vormen van inclusieve consortia.
Deelname aan het EDF kan door bedrijven als complex worden ervaren. Daarom is het belangrijk dat EDF-processen gestroomlijnd worden. Dit is bijvoorbeeld van belang voor de programme security instructions van EDF-projecten. Bij elk project wordt beoordeeld hoe de te ontwikkelen kennis en kunde moet worden beveiligd. Het valt op dat in de evaluatie de beveiligingseisen voor EDF-projecten door de Commissie met name worden genoemd als obstakel voor synergie en efficiëntie en niet als noodzakelijk middel om te voorkomen dat de EDF-resultaten in verkeerde handen vallen. Hoewel stroomlijnen van de beveiligingseisen terecht de aandacht heeft, moet het belang van adequate kennisveiligheid niet uit het oog worden verloren.
Aan de ene kant vinden wij het een positieve ontwikkeling dat de Europese Commissie middels de Defence Readiness Omnibus maatregelen treft om sommige elementen van het EDF te simplificeren en flexibiliseren. Aan de andere kant blijven we realistisch over de snelheid waarmee nieuwe, grote capaciteiten ontwikkeld kunnen worden. Het EDF is bedoeld voor de ontwikkeling van capaciteiten van de volgende generatie, van de onderzoeksfase tot prototype. Dergelijke capaciteitsontwikkelingen kosten tijd en kunnen niet van de plank worden aangeschaft. Door de tijd die aan de voorkant genomen wordt om dit materieel in Europees verband te ontwikkelen, wordt op termijn de interoperabiliteit tussen Europese krijgsmachten versterkt en de fragmentatie van de Europese defensie-industrie tegengegaan.
Samenhang
Nederland heeft gedurende de consultaties met de Commissie benadrukt dat de samenhang en complementariteit met het EDA en de Europese Militaire Staf binnen het EDF behouden moet worden. Nederland heeft beargumenteerd dat er aandacht moet gaan naar de ontwikkeling in een ketenbenadering van de verschillende instrumenten voor EU defensiesamenwerking. Hier moet van planning via EDA naar uitvoering via instrumenten van de Europese Commissie worden gewerkt. Wat ons betreft zou de link naar EDA-instrumenten formeler terug moeten komen in de prioritering van onderwerpen in het EDF. Ook ziet Nederland, evenals de Commissie, een rol voor PESCO als belangrijk afstemmingsinstrument voor verdere projecten in het EDF. Ook onderschrijft de Commissie, net als Nederland, het belang van coherentie met NAVO-standaarden.
De samenhang met civiele programma’s is ook van belang. Het EDF verschilt in aard van haar civiele tegenhanger, het negende Kaderprogramma Horizon Europe, in de toelatingseisen die het programma stelt. Het EDF heeft strenge eisen voor deelname, met name voor bedrijven die in de EU zijn gevestigd, maar waarbij er zeggenschap van buiten de EU van toepassing is.17 Daarnaast worden er voor EDF-projecten programme security instructies opgesteld. Wij erkennen dat de processen die nationaal moesten worden ingericht om aan de eisen voor een garantieverklaring te voldoen, ten tijden van de start van het EDF nog niet goed waren gestroomlijnd. Op dit moment werkt het kabinet aan het wetsvoorstel Weerbaarheid Defensie en Veiligheid Gerelateerde Industrie. Deze wet zal onder andere een juridische basis vormen voor het afgeven van geschiktheidsverklaringen voor bedrijven. Deze verklaringen worden in het EDF in specifieke gevallen vereist. Met de invoering van deze wet worden de processen voor toetsing van de betrouwbaarheid van entiteiten en de afgifte van de geschiktheidsverklaringen gestroomlijnd. Dit verlaagt in de toekomst de drempel voor deelname van de Nederlandse defensie-industrie aan het EDF.
Wij hebben van de Commissie vernomen dat de bevindingen uit de tussentijdse evaluatie van het EDF via drie verschillende sporen voor aanpassingen kunnen gaan zorgen in het programma. Ten eerste kunnen in het huidige programma al aanpassingen worden doorgevoerd. Ten tweede wordt de Defence Readiness Omnibus ingezet om complexe processen in het EDF waar mogelijk te versimpelen. Ten derde worden de bevindingen uit deze tussentijdse evaluatie meegenomen in de voorbereidingen op het nieuwe MFK. Wij zien erop toe dat de voor Nederland belangrijke bevindingen uit deze evaluatie op de juiste manier voor verbeteringen zorgen in het huidige EDF, en in een mogelijk volgend vergelijkbaar programma. Wij zullen uw Kamer informeren over relevante vorderingen op dit gebied.
De Minister van Defensie,
R.P. Brekelmans
De Minister van Economische Zaken,
V.P.G. Karremans
- Commission Staff Working Document, Interim Evaluation of the European Defence Fund, page 4↩︎ 
- Commission Staff Working Document, Interim Evaluation of the European Defence Fund, p. 6↩︎ 
- Idem, p. 11↩︎ 
- Report from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions, p. 2.↩︎ 
- Commission Staff Working Document, Interim Evaluation of the European Defence Fund, p. 16↩︎ 
- Idem, p. 18↩︎ 
- Idem, p. 20↩︎ 
- Commission Staff Working Document, Interim Evaluation of the European Defence Fund, p. 24↩︎ 
- Idem, p. 28↩︎ 
- Idem, p. 32↩︎ 
- Idem, p. 34↩︎ 
- Zie de Kamerbrief informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen, Fiche 3: Defence Readiness Omnibus pakket, Kamerstuk 22 112, nr. 4103↩︎ 
- Commission Staff Working Document, Interim Evaluation of the European Defence Fund, p. 49↩︎ 
- Idem, p. 49↩︎ 
- Idem, p. 52↩︎ 
- Idem, p. 57↩︎ 
- Verordening 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad, artikel 9↩︎