Antwoord op vragen van het lid Tseggai over het bericht dat de burgemeester van Eindhoven alarm slaat over het antisemitisch geweld in Eindhoven
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D35151, datum: 2025-08-19, bijgewerkt: 2025-08-20 13:02, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-2846).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2025Z11637:
- Gericht aan: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Indiener: M. Tseggai, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2846
Vragen van het lid Tseggai (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht dat de burgemeester van Eindhoven alarm slaat over het antisemitisch geweld in Eindhoven (ingezonden 10 juni 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 19 augustus 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2602.
Vraag 1
Kent u het bericht dat de burgemeester van Eindhoven alarm slaat over het antisemitisch geweld in zijn stad? Zo ja, wat vindt u van dit bericht?1
Antwoord 1
Ja. Het bewijst helaas dat een actief betrokken overheid bij de bestrijding van antisemitisme nodig blijft.
Vraag 2
Kunt u aangeven hoe in het publieke en politieke debat vorm gegeven kan worden aan de door de Eindhovense burgemeester geuite hartenwens om onze gedeelde waarden zwaarder te laten wegen dan onze voorkeuren, achtergronden of overtuigingen? Welke rol ziet u hierin voor uzelf weggelegd?
Antwoord 2
Ik onderschrijf de uitspraak van burgemeester Dijsselbloem. Ik zie het als mijn taak en verantwoordelijkheid als Minister van Justitie en Veiligheid om me daar, in voorkomende gelegenheden, ook publiekelijk over uit te spreken. Lokale bestuurders kunnen wat dat betreft rekenen op mijn steun.
Vraag 3
Wat is de stand van zaken in de uitvoering van de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030? Bent u bereid om in overleg te gaan met (vertegenwoordigers van) burgemeesters of, en zo ja in hoeverre deze strategie burgemeesters de mogelijkheid geeft om invulling te geven aan hun verbindende verantwoordelijkheid?
Antwoord 3
Over de stand van zaken in de uitvoering van de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030 is uw Kamer onlangs per brief geïnformeerd.2 Concrete lokale maatregelen liggen bij het lokaal gezag, maar ik ben altijd bereid in gesprek te gaan met gemeenten over de aanpak van antisemitisme.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoe ingespeeld wordt op aangiften van deze en vergelijkbare delicten van antisemitische vernielingen, beledigingen en bedreigingen? Wat is bijvoorbeeld het ophelderingspercentage? Hoeveel aangiften leiden uiteindelijk tot een uitspraak van de strafrechter?
Antwoord 4
In algemene zin is het zo dat de strafrechtelijke aanpak van discriminatie, waaronder strafbare feiten gericht tegen Joden vanwege hun godsdienst of discriminatie gericht tegen Joden als etnische groep, geprioriteerd is.
Dit betekent dat bij een aangifte het Openbaar Ministerie bij een haalbare en bewijsbare zaak in beginsel over zal gaan tot vervolging. In de artikelen 137c tot en met 137g en 429quater Wetboek van Strafrecht (Sr) zijn verschillende discriminatiedelicten omschreven, zoals groepsbelediging en het aanzetten tot haat, geweld en discriminatie. Dit zijn de specifieke discriminatiefeiten.
Daarnaast is in de OM-Aanwijzing discriminatie het vervolgingsbeleid neergelegd gericht op de aanpak van discriminatie. Dit beleid ziet onder meer ook op commune delicten met een discriminatie-aspect. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om een vernieling van een synagoge of het bedreigen of mishandelen van iemand omdat diegene Joods is. Bij deze delicten heeft het feit dat iemand Joods is als motief of aanleiding een rol gespeeld om het delict te plegen, of is het gebruikt om het delict indringender te plegen. Bij deze delicten is – net als bij andere commune delicten met een discriminatieaspect – het uitgangspunt van de strafvorderingsrichtlijn van het OM dat een strafverzwaring van 100% wordt toegepast in de eis van de officier van justitie. Vanaf 1 juli jl. is dit beleid ingebed in het nieuwe artikel 44bis Sr, waarmee een wettelijk verankerde strafverzwaringsgrond in het leven wordt geroepen.
Waar het de opvolging door onder andere politie en Openbaar Ministerie betreft, bieden de in april jl. gepubliceerde rapporten «Strafbare discriminatie in beeld 2024» van het Openbaar Ministerie en «Discriminatiecijfers in 2024» van de lokale antidiscriminatievoorzieningen, politie en enkele andere organisaties de meest recente gegevens. Daaruit kan opgemaakt worden dat er in 2024 bij de politie 880 incidenten onder noemer antisemitisme geregistreerd zijn. In 88 gevallen was sprake van bedreiging, er waren 78 bekladdingen, 7 incidenten waarbij mensen bespuugd zijn, zes gevallen van geweld, 36 keer geweld in combinatie met een discriminatoire uitlating, 8 pesterijen, 607 antisemitische uitlatingen, 37 vernielingen, 2 weigeringen en 11 overige, verder niet gekwalificeerde incidenten met antisemitisch aspect. Bij het OM is in datzelfde jaar 80 keer de discriminatiegrond antisemitisme geregistreerd voor specifieke discriminatiefeiten. Bij zogenaamde codis-feiten gaat het om 69 registraties. Codis-feiten zijn commune delicten, zoals vernieling, bedreiging of mishandeling, gepleegd met een discriminatoir aspect. Er zijn bij het OM in 2024 in totaal 37 feiten ingestroomd die in verband staan met het conflict tussen Israël en Hamas sinds 7 oktober 2023. Het ging hierbij om 11 specifieke feiten en 26 codis-feiten, waarvan in totaal 5 feiten werden gepleegd tijdens een demonstratie. In 31 gevallen ging het om gedragingen tegen of uitingen over (personen uit) Israël of met een Joodse afkomst. Hierbij is de discriminatiegrond antisemitisme geregistreerd. Omdat antisemitisme geen kwalificatie met een wettelijke grondslag is, is niet altijd te achterhalen in hoeveel gevallen een verdachte veroordeeld is vanwege het antisemitische karakter van zijn of haar gedraging.
Vraag 5
Welke maatregelen neemt u zich voor om burgemeesters te faciliteren in het voeren van een effectief beleid voor het voorkomen en bestrijden van antisemitisme?
Antwoord 5
Vooralsnog is de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030,3 die samen met de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) is opgesteld, leidend wat de inzet van het kabinet betreft. Deze bevat een aantal maatregelen met gemeenten als focuspunt. Te noemen zijn:
de bijdrage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die gemeenten sinds 2024 ontvangen om – in generieke zin – meer aan preventie van discriminatie te kunnen doen;
de ontwikkeling van een near real time dashboardten behoefte van gemeenten waarmee discriminatoire/antisemitische incidenten worden gemonitord;
de herziening van de handleiding «Omgaan met desinformatie» voor medeoverheden, die blijvend onder de aandacht van gemeenten wordt gebracht;
de mede ten behoeve van gemeenteambtenaren ontwikkelde Symbolenbank van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Deze Symbolenbank bevat aanvullende informatie over rechts-extremistische symbolen die worden aangetroffen;
de handreiking voor gemeenten, gemaakt door de Expertise Unit Sociale Stabiliteit van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over hoe om te gaan met spanningen en polarisatie, als gevolg van het conflict in het Midden-Oosten;
de subsidieregeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport «Versterking Tweede Wereldoorlog Herinneringssector»;
de landelijke «Leer over de Holocaust»-campagne die de NCAB samen met de ministeries van OCW, VWS en SZW heeft georganiseerd en uitgevoerd, waar gemeenten zich bij aan kunnen sluiten.
Ook in het belang van gemeenten is de voortzetting van de aanpak «Ons Voetbal Is Van Iedereen» (OVIVI) en «Onze Club Is Van iedereen» (OCIVI) van de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Justitie en Veiligheid, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Sociale Zaken en Werkgelegenheid samen met de KNVB en NOC*NSF en andere maatregelen gericht op het tegengaan van discriminatie en antisemitisme in de sport en dan met name rond professioneel voetbal.
Daarnaast heeft de gemeente Amsterdam, binnenkort gevolgd door gemeente Den Haag, het steunpunt Holocausteducatie opgericht waar docenten terecht kunnen met vragen over Holocausteducatie.
Afgezien van deze specifieke maatregelen staan burgemeesters en gemeenten verschillende, generieke door de overheid gecreëerde structuren bij, ingericht op het tegengaan van discriminatie en antisemitisme ter beschikking. Daarbij is te denken aan het reeds aangehaalde stelsel van antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s). Daarnaast zijn er binnen de politie ook structuren voor het tegengaan van discriminatie zoals het Expertise Centrum Anti-Discriminatie van de politie (ECAD-P) en – heel specifiek – het Netwerk Divers Vakmanschap waaronder ook het Joods Politie Netwerk.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, ben ik altijd bereid in overleg met gemeenten te treden over concrete maatregelen om de aanpak gericht op het tegengaan van antisemitisme, binnen en buiten het kader van de Strategie, verder te versterken.
Betrokkenheid van de rijksoverheid is niet voorwaardelijk aan het voeren van een effectief beleid gericht op het voorkomen en bestrijden van antisemitisme op lokaal niveau. Het staat gemeenten, binnen de bestaande juridische kaders, verantwoordelijkheden en bevoegdheden geheel vrij om naar eigen inzicht vorm te geven aan hierop gericht beleid.
AD, 3 juni 2025, «Dijsselbloem slaat alarm over antisemitisch geweld in Eindhoven: kinderen uitgescholden, rabbijn bespuugd», (https://www.ad.nl/eindhoven/dijsselbloem-slaat-alarm-over-antisemitisch-geweld-in-eindhoven-kinderen-uitgescholden-rabbijn-bespuugd~a0f6b2b0/).↩︎
Kamerstukken II, 2024–2025, 30 950, nr. 462↩︎
Bijlage bij Kamerstukken II, 2024–2025, 30 950, nr. 429↩︎