[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Rooderkerk over de berichten 'Door kabinet beloofd onderzoek naar doorstroomtoetsen blijkt niet te bestaan' en 'Scholen die overstapten op andere doorstroomtoets scoren flink beter'

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2025D35829, datum: 2025-08-27, bijgewerkt: 2025-08-28 10:55, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-2904).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z13344:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2904

Vagen van het lid Rooderkerk (D66) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de berichten «Door kabinet beloofd onderzoek naar doorstroomtoetsen blijkt niet te bestaan» en «Scholen die overstapten op andere doorstroomtoets scoren flink beter» (ingezonden 26 juni 2025).

Antwoord van Staatssecretaris Paul (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 27 augustus 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2712

Vraag 1

Bent u bekend met de artikelen «Door kabinet beloofd onderzoek naar doorstroomtoetsen blijkt niet te bestaan»1 en «Scholen die overstapten op andere doorstroomtoets scoren flink beter»?2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat er door het College voor Toetsen en Examens (CvTE) geen onderzoek wordt gedaan naar specifiek de verschillen tussen de doorstroomtoetsaanbieders zelf, en dus niet verschillen tussen vaardighedenniveaus of digitaal/papier, ondanks dat dat meermaals aan de Kamer is beloofd?

Antwoord 2

Nee, dit klopt niet. Er lopen verschillende onderzoeken die bijdragen aan het antwoord op de vraag waar de verschillen tussen toetsaanbieders vandaan komen. Omdat het nog niet bekend is wat de verschillen tussen toetsaanbieders precies veroorzaakt, is het niet mogelijk één factor gericht te onderzoeken. Het CvTE heeft daarom na de analyse van de eerste afname van 2024, in samenspraak met OCW, Stichting Cito en de toetsaanbieders, een onderzoeksprogramma opgezet waarin breed onderzoek gedaan wordt naar enkele factoren die een effect kunnen hebben op verschillen in resultaten tussen de doorstroomtoetsen. Onderdeel van dit onderzoeksprogramma is een meerjarig onderzoek naar mogelijke verschillen in prestaties tussen papieren en digitale afname van de doorstroomtoets.

Naast het opstarten van het onderzoeksprogramma voert het CvTE ook reguliere analyses uit voor het goed en zorgvuldig uitvoeren van haar wettelijke taken in het primair onderwijs. Na de afname van de doorstroomtoets in zowel 2024 als 2025 is een terugblik gepubliceerd die beschrijft hoe de vaststelling van de normering verlopen is en wat het landelijk beeld is van de toetsresultaten en schooladviezen. In 2025 is hierbij ook specifiek gekeken naar de toetsprestaties van scholen die het afgelopen jaar van toetsaanbieder gewisseld zijn. Ook dat draagt bij aan een steeds scherper beeld van de verschillen tussen toetsen.

Vraag 3

Klopt het dat er tot op heden géén gericht onderzoek is gestart naar specifiek de verschillen in toetsscores tussen toetsaanbieders, zoals uit navraag bij het CvTE blijkt?

Antwoord 3

Nee, dit klopt niet. Zoals ook beschreven in het antwoord op vraag 2, lopen er verschillende onderzoeken die bijdragen aan het antwoord op de vraag waar de verschillen tussen toetsaanbieders vandaan komen. Omdat het nog niet bekend is wat de verschillen in toetsscores tussen toetsaanbieders precies veroorzaakt, is het niet mogelijk één factor gericht te onderzoeken. Daarom zijn er binnen het onderzoeksprogramma meerdere onderzoeken gestart naar verschillende factoren die een effect kunnen hebben op verschillen in resultaten. Waarschijnlijk worden de verschillen in resultaten tussen de doorstroomtoetsen niet verklaard door één van deze factoren maar door een ingewikkeld samenspel van meerdere omstandigheden. Deze onderzoeken bevinden zich in verschillende fases, waarover meer informatie is te vinden op de website van het CvTE.3

Naast het opstarten van het onderzoeksprogramma voert het CvTE ook reguliere analyses uit voor het goed en zorgvuldig uitvoeren van haar wettelijke taken in het primair onderwijs. Ook dat draagt bij aan een steeds scherper beeld van de verschillen tussen toetsen.4

Vraag 4

Herinnert u zich dat u in de zomer van 2024 heeft toegezegd dat er een grondig onderzoek zou komen naar de opvallende verschillen in resultaten tussen de doorstroomtoetsen van verschillende aanbieders?

Antwoord 4

Ja.

Vraag 5

Wat is er exact terechtgekomen van uw claim in uw brief van augustus 2024 waarin u stelt: «Het CvTE onderzoekt waar de onderlinge verschillen tussen de doorstroomtoetsen vandaan komen en hoe die, indien nodig, kunnen worden opgelost.»?5

Antwoord 5

Zoals ook beschreven in het antwoord op vraag 2, heeft het CvTE na de analyse van de eerste afname van 2024, in samenspraak met OCW, Stichting Cito en de toetsaanbieders, een onderzoeksprogramma opgezet waarin breed onderzoek gedaan wordt naar factoren die een effect kunnen hebben op verschillen in resultaten.

Naast het opstarten van het onderzoeksprogramma voert het CvTE ook reguliere analyses uit voor het goed en zorgvuldig uitvoeren van haar wettelijke taken in het primair onderwijs. Ook dat draagt bij aan een steeds scherper beeld van de verschillen tussen toetsen.

Meer informatie over het onderzoeksprogramma, de lopende onderzoeken én de reguliere analyses is te vinden op de website van het CvTE.6

Vraag 6

Klopt het dat er na deze brief vervolgens alleen onderzoek is gestart naar verschillen in vaardighedenniveaus en in digitale of papieren toetsen, maar niet naar verschillen tussen de toetsen zelf?

Antwoord 6

Nee, dit klopt niet. Zoals ook beschreven in het antwoord op vraag 2 en 3, is niet bekend wat de verschillen in toetsscores tussen toetsaanbieders precies veroorzaakt. Daarom wordt binnen het onderzoeksprogramma van het CvTE breed onderzoek gedaan naar factoren die een effect kunnen hebben op verschillen in resultaten. Meer informatie over de lopende onderzoeken is te vinden op de website van het CvTE.7

Naast het opstarten van het onderzoeksprogramma voert het CvTE ook reguliere analyses uit voor het goed en zorgvuldig uitvoeren van haar wettelijke taken in het primair onderwijs. Ook dat draagt bij aan een steeds scherper beeld van de verschillen tussen toetsen.

Vraag 7

Wat is er concreet terechtgekomen van de zinsnede «Het CvTE onderzoekt waar deze verschillen vandaan komen.» uit uw brief van april 2025?8

Antwoord 7

Zoals ook beschreven in het antwoord op vraag 2, 3 en 5 heeft het CvTE na de analyse van de eerste afname van in 2024, in samenspraak met OCW, Stichting Cito en de toetsaanbieders, een onderzoeksprogramma opgezet waarin breed onderzoek gedaan wordt naar factoren die een effect kunnen hebben op verschillen in resultaten. Meer informatie over de lopende onderzoeken is te vinden op de website van het CvTE.9

Vraag 8

Herinnert u uw uitspraken in het Kamerdebat van mei 2025 waarin u aangaf dat het CvTE «erbovenop zit» wat betreft de grote verschillen tussen doorstroomtoetsen?

Antwoord 8

Ja.

Vraag 9

Deelt u de opvatting dat de Kamer door uw bovenstaande uitspraken over «erbovenop zitten» en meerdere claims over onderzoek, in de veronderstelling is gebracht dat er daadwerkelijk onderzoek liep naar deze toetsverschillen, en niet enkel naar verschillen in leerlingvaardigheden en digitaal of papier?

Antwoord 9

In mijn brieven aan uw Kamer en tijdens het Kamerdebat van 15 mei 2025 is aangegeven dat het CvTE de verschillen in resultaten tussen verschillende doorstroomtoetsen onderzoekt. Dit is juist. Het CvTE heeft een onderzoeksprogramma opgezet waarin breed onderzoek gedaan wordt naar factoren die een effect kunnen hebben op verschillen in resultaten. Zoals de afnamemodus (papier of digitaal) of de verdeling van scholen uit het speciaal (basis)onderwijs over de verschillende toetsen. Omdat er veel factoren van invloed kunnen zijn op prestaties en dus ook verschillen in prestaties, bestaat het onderzoeksprogramma uit diverse deelonderzoeken, reguliere analyses en externe audits.

Vraag 10

Kunt u een volledig overzicht verstrekken van alle onderzoeken die sinds zomer 2024 zijn aangekondigd, gestart of uitgevoerd in relatie tot de doorstroomtoets, inclusief onderwerp, onderzoeksvraag, onderzoekende instantie, datum dat het onderzoek gestart is en de status van het onderzoek?

Antwoord 10

Een overzicht van alle onderzoeken in relatie tot de doorstroomtoets is gepubliceerd op de website van het CvTE.10

Vraag 11

Kunt u bevestigen dat het CvTE op herhaald verzoek van de Volkskrant heeft geweigerd om relevante toetsgegevens openbaar te maken, zelfs na een beroep op de Wet open overheid, en bent u bereid deze gegevens alsnog met de Kamer te delen?

Antwoord 11

De analyses die de Volkskrant verzocht om openbaar te maken, waren ten tijde van het verzoek nog niet afgerond of nog niet verwerkt in de uiteindelijke rapportage die openbaar gepubliceerd zou worden. Het CvTE heeft daarom aangegeven deze documenten niet openbaar te maken. Voor meer informatie over de redenen daarvoor verwijs ik u door naar het CvTE.

Inmiddels zijn de analyses afgerond en verwerkt in de rapportage «Terugblik normering doorstroomtoetsen 2025» van het CvTE. Deze rapportage is op 1 juli 2025 openbaar gepubliceerd en gedeeld met uw Kamer.

Vraag 12

Hoe beoordeelt u de analyse van de PO-Raad waaruit blijkt dat basisscholen die overstapten van toetsaanbieder gemiddeld beduidend hogere resultaten behaalden, met verschillen oplopend tot 10 procentpunt in het aantal leerlingen dat het streefniveau haalt?

Antwoord 12

Eerst is het goed te benoemen dat de verschillen in resultaten tussen toetsaanbieders niet nieuw zijn. Dit is een gevolg van het diverse aanbod aan doorstroomtoetsen dat we sinds 2015 kennen, ontstaan uit een wens van het onderwijsveld met groot politiek draagvlak. Wel hebben we, door de inzet van het CvTE voor een gelijkluidende normering voor alle toetsen, sinds de eerste afname van de doorstroomtoets in 2024 beter zicht op de verschillen in resultaten. Ook zijn scholen die wisselen van doorstroomtoets niet nieuw.

De analyses van de PO-Raad en het CvTE bevestigen dat er verschillen tussen resultaten in toetsen zijn. Wel is het lastig om conclusies te verbinden aan de waargenomen verschillen in prestaties. Er is een sterke indicatie dat waargenomen verschillen mede afhankelijk kunnen zijn van de kenmerken van de toets die leerlingen maken. Zo kan het samenhangen met de manier van de toets afnemen (zoals papier of digitaal), mate van adaptiviteit (in hoeverre de moeilijkheidsgraad van de aangeboden opgaven zich tijdens de afname aanpast aan de prestaties van de leerling), gemiddelde afnameduur en lengte van de toets. Vooral de keuze om op papier of digitaal te toetsen lijkt een belangrijke rol te spelen.

Dit alles onderschrijft de noodzaak van het onderzoeksprogramma van het CvTE om zicht te verkrijgen op welk samenspel aan factoren de verschillen in resultaten tussen toetsen kan verklaren. Dit helpt het CvTE om, samen met de toetsaanbieders, de doorstroomtoetsen verder te verbeteren. Hoe dan ook zijn de verschillen in resultaten tussen de doorstroomtoetsen een aspect dat hoort bij het huidige pluriforme stelsel.

Vraag 13

Deelt u de analyse dat dergelijke verschillen, zelfs bij scholen met vergelijkbare populaties, het risico in zich dragen dat de doorstroomtoets bijdraagt aan grotere kansenongelijkheid, in plaats van gelijke kansen voor elk kind?

Antwoord 13

Met de keuze voor de huidige stelselinrichting kwam de politiek tegemoet aan een breed gedragen wens om per school een toets te kunnen kiezen die past bij de leerlingen die zij hebben of de visie waarmee zij hun onderwijs inrichten. In die zin kan het stelsel juist ook bijdragen aan gelijke kansen – mits goed duidelijk is onder welke omstandigheden een bepaalde toets goed past bij een leerlingenpopulatie. Daarom is het onderzoeksprogramma van het CvTE ook zo belangrijk. Tegelijkertijd begrijp ik de vragen die de zichtbaar geworden verschillen tussen toetsen oproepen. Op verzoek van uw Kamer breng ik dan ook de verschillende consequenties van wijzigingen in de stelselinrichting in beeld, conform de motie van het lid Rooderkerk (D66).11

De doorstroomtoets is een betrouwbaar tweede gegeven bij het schooladvies, zodat de school kan bepalen welk type voortgezet onderwijs het best bij die leerling past. Die eerlijke kans verdient iedere leerling. We weten uit verschillende onderzoeken dat bepaalde leerlingen in het voorlopig schooladvies vaker te maken hebben met onbedoelde onderschatting van hun vaardigheden, zoals leerlingen uit gezinnen die het financieel moeilijker hebben, leerlingen op het platteland, leerlingen met een migratieachtergrond en meisjes. Maar uiteindelijk bepaalt de school, met het toetsadvies in de hand en in samenspraak met de leerling en ouders, welk schooltype en -niveau het beste bij een leerling past.

Vraag 14

Hoe beoordeelt u het feit dat overstappende scholen hun positie ten opzichte van de inspectienorm direct verbeteren, terwijl de toets geacht wordt een objectieve maatstaf te zijn?

Antwoord 14

Er zijn verschillende factoren waardoor scholen anders op toetsen kunnen presteren. Zo kan het zijn dat een nieuwe (toets)vorm beter aansluit bij wat leerlingen op school gewend zijn, bijvoorbeeld omdat ze in het onderwijs meer op papier doen dan digitaal. Of omdat ze door het gebruikte leerlingvolgsysteem bekend zijn geraakt met bepaalde kenmerken van de toets. Daarmee is het nog steeds een goede maatstaf voor de leerlingprestaties op die school: alle doorstroomtoetsen voldoen aan de kwaliteitseisen uit het beoordelingskader van het CvTE.

Er lopen verschillende onderzoeken die bijdragen aan het antwoord op de vraag waar de verschillen tussen toetsaanbieders vandaan komen. Daarnaast breng ik op verzoek van uw Kamer de verschillende consequenties van wijzigingen in de stelselinrichting in beeld, conform de motie van het lid Rooderkerk (D66).12

Vraag 15

Kunt u reflecteren op de conclusie van de PO-Raad dat de doorstroomtoets momenteel eerder werkt als afrekenmechanisme dan als betrouwbaar instrument voor gelijke kansen? Hoe weegt u die kritiek, ook in het licht van de uitspraken van de voorzitter van de Onderwijsraad over de noodzaak van latere selectie?

Antwoord 15

De doorstroomtoets is een betrouwbaar tweede gegeven bij het schooladvies, zodat de school kan bepalen welk type voortgezet onderwijs het best bij die leerling past. Die eerlijke kans verdient iedere leerling. We weten uit verschillende onderzoeken dat bepaalde leerlingen in het voorlopig schooladvies vaker te maken hebben met onbedoelde onderschatting van hun vaardigheden, zoals leerlingen uit gezinnen die het financieel moeilijker hebben, leerlingen op het platteland, leerlingen met een migratieachtergrond en meisjes. De doorstroomtoets kan bijdragen aan kansengelijkheid voor elke leerling door als objectief gegeven het perspectief van de leraar aan te vullen.

Dit kabinet neemt maatregelen om nadelige effecten van vroege selectie te ondervangen, onder andere door vo-scholen te stimuleren om de onderbouw flexibeler in te richten. De vergroting van de kennisbasis en het stimuleren van kennisdeling op dit thema is gericht op bredere onderwijspaden in de onderbouw van het vo, zodat leerlingen in het vo onderwijs volgen binnen een passende onderwijsrichting. Daarbij vind ik het belangrijk om aangedragen oplossingsrichtingen mee te nemen, zowel van sectororganisaties als van docenten en schoolleiders.

Daarbij is het ook van belang om te benadrukken dat scholen de ruimte kunnen en moeten benutten die er al is om leerlingen de gelegenheid te bieden zich zo goed mogelijk te kunnen ontwikkelen. Het huidige stelsel biedt scholen ruimte om extra tijd te creëren voor de doorstroom van hun leerlingen naar de voor hen best passende plek in het voortgezet onderwijs. Zo kunnen scholen een tweejarige dakpanklas inrichten rekening houdend met diverse begeleiding van en uitdaging voor leerlingen. Dat ondersteunen we door kennisdeling en kennisbouw.

Vraag 16

Hoe beoordeelt u de oplossingsrichtingen die de sector aandraagt, namelijk later selecteren en het beperken van het aantal functies die de doorstroomtoets nu heeft?

Antwoord 16

Zoals ook beschreven in het antwoord op vraag 15 neemt dit kabinet maatregelen om nadelige effecten van vroege selectie te ondervangen, onder andere door vo-scholen te stimuleren om de onderbouw flexibeler in te richten, en het vergroten van de kennisbasis en het stimuleren van kennisdeling op dit thema. Zodat leerlingen in het vo onderwijs volgen binnen een passende onderwijsrichting.

Samen met de inspectie wordt gekeken naar de functie die de doorstroomtoets nu heeft voor het toezicht op onderwijs, mede naar aanleiding van de motie-Stoffer (SGP)/Ceder (CU).13 Dit is een complex vraagstuk, omdat het ook van belang is dat de inspectie een objectieve maat kan betrekken bij haar beoordeling van de onderwijskwaliteit. Bovendien is een deel van het handhavingsinstrumentarium, zoals het beëindigen van de bekostiging, direct gekoppeld aan een onvoldoende oordeel op de leerresultaten. Wel moet worden voorkomen dat scholen perverse prikkels ervaren om te sturen op leerresultaten, omdat zij daar anders op zouden worden afgerekend. De inspectie verkent welke mogelijkheden er zijn om deze functie van de doorstroomtoets optimaal in te richten. Zoals eerder toegezegd wordt uw Kamer eind 2025 geïnformeerd over de verkenning hierop naar aanleiding van de motie-Stoffer/Ceder.

Vraag 17

Acht u het wenselijk dat de toetsresultaten en schooladviezen in gemeenten met veel praktisch opgeleide ouders structureel anders worden behandeld dan in gemeenten met veel theoretisch opgeleide ouders, zoals blijkt uit de analyse van de PO-Raad?

Antwoord 17

Alle leerlingen verdienen een passend schooladvies, een eerlijke kans bij de overgang naar de middelbare school. De doorstroomtoets is daarom een tweede objectief perspectief bij het schooladvies van de leraar. Dit aanvullende perspectief maakt het risico op onderadvisering kleiner. Dit is extra belangrijk voor leerlingen die te maken hebben met structurele onderadvisering, zoals leerlingen uit gezinnen die het financieel moeilijker hebben, leerlingen op het platteland, leerlingen met een migratieachtergrond en meisjes. Omdat deze groepen leerlingen verdeeld zijn over álle basisscholen in Nederland is het niet wenselijk dat de toetsresultaten en schooladviezen per gemeente anders behandeld worden. Het wettelijk kader rondom de doorstroomtoets en de overgang po-vo geldt natuurlijk voor iedere school en biedt ruimte aan onderwijsprofessionals om per leerling en situatie te bezien wat op dat moment het best passende advies is.

Vraag 18

Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?

Antwoord 18

Ja.


  1. De Volkskrant, d.d. 20 juni 2025, «Door kabinet beloofd onderzoek naar doorstroomtoetsen blijkt niet te bestaan».↩︎

  2. De Volkskrant, d.d. 24 juni 2025, «Scholen die overstapten op andere doorstroomtoets scoren flink beter»↩︎

  3. Het overzicht is te vinden op https://www.cvte.nl/onderwerpen/toetsen-primair-onderwijs/onderzoeken-en-publicaties.↩︎

  4. Na de afname van de doorstroomtoets in zowel 2024 als 2025 is een terugblik gepubliceerd die beschrijft hoe de vaststelling van de normering verlopen is en wat het landelijk beeld is van de toetsresultaten en schooladviezen. In 2025 is hierbij ook specifiek gekeken naar de toetsprestaties van scholen die het afgelopen jaar van toetsaanbieder gewisseld zijn.↩︎

  5. Kamerstuk 31 293, nr. 741↩︎

  6. Het overzicht is te vinden op https://www.cvte.nl/onderwerpen/toetsen-primair-onderwijs/onderzoeken-en-publicaties.↩︎

  7. Idem↩︎

  8. Kamerstuk 31 293, nr. 798↩︎

  9. Idem↩︎

  10. Idem↩︎

  11. Kamerstukken II, 2024/2025, 31 293, nr. 770↩︎

  12. Kamerstukken II, 2024/2025, 31 293, nr. 770↩︎

  13. Kamerstukken II,2024/25, 31 293, nr. 771.↩︎