WODC-onderzoek naar de effecten van de civiele verboden op Outlaw Motorcycle Gangs
Bestrijding georganiseerde criminaliteit
Brief regering
Nummer: 2025D36262, datum: 2025-09-01, bijgewerkt: 2025-09-04 09:43, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Effecten van het civiel verbod op āoutlaw motorcycle gangsā
- Effecten van het civiel verbod op āoutlaw motorcycle gangsā. Samenvatting
- Beslisnota bij WODC-onderzoek naar de effecten van de civiele verboden op Outlaw Motorcycle Gangs
Onderdeel van kamerstukdossier 29911 -476 Bestrijding georganiseerde criminaliteit.
Onderdeel van zaak 2025Z15695:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-09-03 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-10 14:00: Criminaliteitsbestrijding, ondermijning en georganiseerde criminaliteit (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-09-11 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (š origineel)
29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit
Nr. 476 Brief van de minister van Justitie en Veiligheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 september 2025
Hierbij bied ik u het onderzoeksrapport āEffecten van het civiel verbod op āoutlaw motorcycle gangsā aan. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) heeft dit onderzoek laten uitvoeren op verzoek van DG Ondermijning, naar aanleiding van een verzoek van het Openbaar Ministerie. In deze brief deel ik de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek. Eind 2025 volgt de beleidsreactie.
In de afgelopen jaren heeft het Openbaar Ministerie veel inspanningen verricht om Outlaw Motorcycle Gangs (OMGās) door de rechter civielrechtelijk te laten verbieden. Deze inspanningen hebben geresulteerd in het verbieden van zeven OMGās. Het WODC-onderzoek bestudeert wat de effecten zijn geweest van deze verboden op de OMGās. Hebben de verboden effect gehad op het criminele gedrag van (leden van) de clubs? Wat zien we nog meer qua effecten? De resultaten van het onderzoek zijn waardevol voor de evaluatie van het huidige beleid op OMGās en voor de vormgeving van het toekomstig beleid op OMGās.
Uitkomsten onderzoek
De onderzoekers hebben ten eerste de beleidstheorie gereconstrueerd die ten grondslag ligt aan het civiel verbod van OMGās. Uit de beleidstheorie volgt dat het civiele verbod drie doelen kent:
Niet tolereren dat de overheid organisaties laat bestaan die de veiligheid van burgers en ondernemers aantast (normatief).
Het doorbreken van het organiserend vermogen van OMGās om criminaliteit te voorkomen (instrumenteel).
Het ondersteunen en vergemakkelijken van de integrale aanpak van OMGās (faciliterend).
De onderzoekers concluderen dat het normatieve doel is gerealiseerd, omdat er zeven clubs onherroepelijk zijn verboden. Voor wat betreft het instrumentele doel is de conclusie van de onderzoekers dat dit deels is gerealiseerd. Het is immers lastiger geworden voor verboden OMGās om zichtbare clubactiviteiten te ontplooien; de civiele verboden hebben vooral daar effect op gehad. Er zijn evenwel geen indicaties dat het civiel verbod effect heeft gehad op de frequentie van het criminele gedrag door OMG-leden. Wel suggereren de data dat het lastiger is geworden om met andere OMG-leden delicten te plegen en dat de leden daarom dit nu meer doen met partners buiten de OMG-populatie.
Hoewel het aantal leden van OMGās na de verboden is gedaald, is dit aantal groter dan het aantal omstreeks de start van de aanpak in 2014. Daar komt bij dat er ook nieuwe OMGās zijn opgericht, die ook een nieuwe groep leden aanboort. Het lidmaatschap van een OMG blijft dus voor sommige mannen aantrekkelijk. De wereld van georganiseerde criminaliteit en de OMG-subcultuur wordt dus minder gemakkelijk geraakt door een civiel verbod.
Het onderzoek doet geen uitspraken over de mate waarin het faciliterend doel is behaald, maar laat wel zien dat de verboden de integrale aanpak hebben ondersteund omdat het makkelijker is geworden om OMGās te vervolgen voor bijvoorbeeld het dragen van colors.
Wat betreft de reputatie en zichtbaarheid van de clubs is er dus veel veranderd: clubhuizen zijn gesloten, evenementen en ride-outs vinden niet of nauwelijks plaats en de clubsymbolen zijn grotendeels uit het straatbeeld verdwenen. Ook zijn de belangrijkste clubs hun legale status kwijt. Het verbod bemoeilijkt clubactiviteiten en sommige leden zien zich genoodzaakt zich aan te passen. Ook laat het onderzoek zien dat de rechtsstaat is versterkt en dat de samenleving niet accepteert dat er organisaties zijn die zichzelf buiten de wet plaatsen. Omdat het OMG-landschap sinds de start van de aanpak sterk is versplinterd stellen de onderzoekers de vraag of de aanpak niet meer gefocust zou moeten zijn op de meest gevaarlijke (leden van) OMGās, in plaats van de huidige brede inzet op alle OMGās in Nederland.
Vervolg
Om een gedegen beleidsreactie op te stellen op het onderzoek is zorgvuldige afstemming nodig met de partners die een rol hebben in de integrale aanpak van OMGās, zoals de leden van het Landelijk Strategisch Overleg OMGās.1 Ik streef ernaar uw Kamer eind 2025 van een beleidsreactie te voorzien.
De minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
Het LSO informeert en adviseert de minister van Justitie en Veiligheid namens de samenwerkende partners die deelnemen aan de Regionale en Landelijke Informatie- en Expertise Centra (Belastingdienst Directie MKB en FIOD, politie, Openbaar Ministerie, lokaal bestuur, Koninklijke Marechaussee) in de aanpak van OMGĀ“s.ā©ļø