Inbreng verslag schriftelijk overleg over de stand van zaken onderzoek naar de opvattingen van jongeren over lhbtiq+ personen (Kamerstuk 30420-419)
Emancipatiebeleid
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D36563, datum: 2025-09-02, bijgewerkt: 2025-09-04 13:43, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z12324:
- Indiener: M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-06-18 14:05: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-07-03 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-09-02 14:00: Stand van zaken onderzoek naar de opvattingen van jongeren over lhbtiq+ personen (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
30 420 Emancipatiebeleid
Inbreng verslag van een schriftelijk overleg
Vastgesteld d.d. …
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 juni 2025 inzake de stand van zaken van het onderzoek naar de opvattingen van jongeren over lhbtiq+ personen (Kamerstuk 30 420, nr. 419). Bij brief van ... heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie
Bosnjakovic
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
II Reactie van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief over de stand van zaken van het literatuuronderzoek naar de opvattingen van jongeren over lhbtiq+ personen. Deze leden maken zich zorgen over de dalende acceptatie van lhbtiq+ personen en vinden het om die reden positief dat het ministerie van OCW dit onderzoek is gestart. Ook vinden ze de zaken die specifiek worden onderzocht relevant, zoals de opvattingen van jongeren over lhbtiq+ personen en verklarende factoren. Deze leden vinden het terecht dat conservatieve denkbeelden en sociale media (de manosphere) prominent zijn meegenomen in dit onderzoek. Zij hebben nog een aantal vragen over de opzet en de consequenties voor toekomstig beleid.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het rapport dat het ministerie van OCW in het bijzonder is “geïnteresseerd in lesbische, homoseksuele, bi+-, transgender-, intersekse en non-binaire personen”. Waarom de specifieke focus op deze groepen? Ook andere groepen, bijvoorbeeld personen die aseksueel zijn, merken dat ze te maken hebben met vooroordelen, onveiligheid en uitsluiting. Deze leden lezen ook dat in de literatuurstudie verwezen wordt naar onderzoek daarover en weten dat er nog veel onbekendheid is. Waarom wordt deze groep, maar ook andere groepen niet verder onderzocht? Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting.
Tevens lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat er landelijke trenddata ontbreken over opvattingen over bi+-, transgender-, intersekse- en non-binaire personen. Is de staatssecretaris bereid hier eventueel nader onderzoek naar te laten verrichten en/of het mee te nemen in een periodieke of jaarlijkse monitor? Is de staatssecretaris bereid nader onderzoek te laten verrichten naar verklaringen voor veranderingen in geconstateerde ontwikkelingen? Daarnaast lezen deze leden dat er in nationale rapporten een toename in acceptatie van homoseksualiteit zichtbaar is, terwijl er in regionale rapporten een afname zichtbaar is. Zou deze discrepantie nader toegelicht kunnen worden? Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om de acceptatie in elke regio te monitoren? Kan de staatssecretaris nader toelichten waarom sommige regio’s de acceptatie wel monitoren en sommige regio’s niet?
Ook horen de leden van GroenLinks-PvdA-fractie graag in hoeverre het onderzoek representatief is en hoe de representativiteit wordt geborgd in de onderzoeken die de literatuurstudie aanhaalt, maar ook in vervolgonderzoek. In hoeverre is het aannemelijk dat jongeren die in (zeer) conservatieve gemeenschappen opgroeien bereid gevonden worden om mee te doen aan onderzoek? Wordt hier bij toekomstig onderzoek of in het tweede deel nadrukkelijk op ingezet, bijvoorbeeld in samenspraak met conservatieve geloofsgemeenschappen zoals conservatieve kerken en moskeeën? Wanneer ‘na de zomer’ wordt precies het tweede deel van het onderzoek verwacht?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de literatuurstudie dat één van de deelvragen als volgt luidt: welke demografische en sociale factoren hangen hiermee samen? Deze leden vragen of voorafgaand aan het onderzoek geselecteerd is naar welke factoren er gekeken zou worden. Zo ja, welke kenmerken zijn uiteindelijk geselecteerd? In welke mate ziet de staatssecretaris een samenhang tussen de patriarchale cultuur en de discrepantie tussen meisjes en jongens met betrekking tot hun opvattingen over lhbtiq+ personen? Hoe reflecteert de staatssecretaris op de mogelijke rol die de klassensamenstelling binnen school speelt in de vorming van opvattingen over lhbtiq+ personen? Hoe reflecteert de staatssecretaris, gelet hierop, op het feit dat veel jongeren en docenten die zich identificeren als lhbtiq+ zich onveilig voelen in de klas? Welke concrete maatregelen neemt de staatssecretaris om dit tegen te gaan? Hoe reflecteert de staatssecretaris op de constatering dat onderzoek laat zien dat interventies het meest effectief zijn wanneer zij educatieve componenten combineren met intergroepscontact, zoals gastlessen van lhbtiq+ personen, waarbij een veilig pedagogisch klimaat cruciaal is? Hoe kunnen docenten hierin ondersteund worden?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het literatuuronderzoek dat jongeren in de adolescentie en vroege volwassenheid het meest ontvankelijk zijn voor attitudeverandering. De onderzoekers geven aan dat interventies op deze leeftijd kansrijk zijn. Welke conclusies en concrete maatregelen verbindt het kabinet daaraan? Is het kabinet het ook met deze leden eens dat uit deze bevinding de aanname gedaan kan worden dat de problemen waar meeroudergezinnen tegenaan lopen een remmende werking kunnen hebben op de acceptatie van lhbtiq+ personen? Jonge en opgroeiende kinderen kunnen immers het beeld krijgen dat gezinnen met meerdere ouders niet tot de norm behoren. Wat gaat het kabinet hieraan doen? Is dit een onderwerp dat meegenomen kan worden in de vervolgstudie?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie horen graag een reflectie op de bevindingen van de onderzoekers en de rol die het kabinet ziet. Kan het kabinet ingaan op de actoren die de onderzoekers noemen? Wat kan het kabinet bijvoorbeeld nog meer doen om te bevorderen dat jongeren uit verschillende groepen elkaar tegenkomen? Deze leden denken specifiek aan plekken waar mensen elkaar ontmoeten, zoals buurthuizen, culturele organisaties en sportorganisaties. Voert het kabinet gesprekken met de vertegenwoordigers van deze organisaties?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie vragen of het kabinet het met
deze leden eens is dat representatie in de media van verschillende
groepen belangrijk is en politici daar op geen enkele manier over gaan,
maar het wel belangrijk is om te blijven benadrukken. Welke rol neemt
dit kabinet als het gaat om de invloed van sociale media? Juist omdat de
onderzoekers wijzen op de belangrijke rol van beïnvloeding online vragen
deze leden of het kabinet aanknopingspunten ziet in het rapport om
duidelijkere afspraken te maken met sociale media-organisaties. Welke
mogelijkheden ziet de staatssecretaris om op dit thema samen te werken
met collega’s van andere ministeries? Hoe zou de samenwerking op dit
thema en andere thema’s aangaande de emancipatie van lhbtiq+ personen
bevorderd kunnen worden?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de onderzoekers
nadrukkelijk wijzen op de rol van het onderwijs en die urgentie
begrijpen deze leden maar al te goed. Zij horen graag een uitgebreide
reflectie van het kabinet, zeker in het licht van het kabinetsbeleid van
de afgelopen jaren, waaronder toekomstige bezuinigingen op organisaties
die opkomen voor lhbtiq+ personen. Kan dat een rol spelen in de dalende
acceptatie de komende jaren? Nemen de onderzoekers het kabinetsbeleid
mee in het tweede deel of in een vervolgstudie? Kunnen de onderzoekers
in het vervolgonderzoek specifiek kijken naar de rol van het onderwijs
en het wegvallen van subsidie voor organisaties zoals het Regenboogloket
dat zich juist bezighoudt met de veiligheid van alle leerlingen en het
onderwijspersoneel? In hoeverre speelt de verspreiding van desinformatie
over de Week van de Lentekriebels en de teruggang in deelname van
scholen aan deze week een rol? Wordt ook onderzocht wat de rol is van
uitspraken van (toekomstige) bewindslieden zoals de voorgedragen nieuwe
minister van OCW, die in het verleden schokkende, schadelijke uitspraken
heeft gedaan over de lhbtiq+ gemeenschap? In hoeverre rijmt het
aanstellen van een minister die dergelijke uitspraken heeft gedaan met
het voornemen van het ministerie om zich hard te maken voor de rechten
en veiligheid van de lhbtiq+ gemeenschap?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het eerste deel van het onderzoek door de Universiteit van Amsterdam naar de opvattingen van jongeren over lhbtiq+ personen. Deze leden willen in dit kader enkele punten onderstrepen en het kabinet verzoeken om een nadere toelichting.
De leden van de VVD-fractie nemen kennis van de observatie uit het eerste deel van het onderzoek dat jongeren in Nederland over het algemeen positieve houdingen vertonen ten opzichte van homoseksuele en lesbische personen. Tegelijkertijd signaleren deze leden met zorg dat recente gegevens uit de GGD Gezondheidsmonitor Jeugd wijzen op een mogelijke afname in acceptatie in enkele regio’s tussen 2019 en 2023. Hoewel dit volgens de onderzoekers nog geen landelijke trend vormt, onderstrepen deze leden het belang van preventie om te voorkomen dat conservatieve invloeden, zoals die uit de online manosphere én vanuit niet-westerse conservatieve christelijke en islamitische organisaties, voet aan de grond krijgen onder jongeren. Is de staatssecretaris bereid om, in samenwerking met platforms en onderwijsinstellingen, gerichte maatregelen te ontwikkelen om jongeren weerbaar te maken tegen dergelijke extremistische invloeden, bijvoorbeeld via de richtlijn over veilig internetgebruik? Welk type maatregelen zou hierbij effectief kunnen zijn? Kan de staatssecretaris hier enkele voorbeelden van geven? Is het kabinet bereid om, samen met maatschappelijke organisaties en gelijkgezinde lidstaten in Europa, te verkennen hoe weerbaarheid tegen dergelijke beïnvloeding kan worden vergroot? Welke landen zijn aangaande dit thema gelijkgezind en welke landen zijn dat niet?
De leden van de VVD-fractie constateren tevens dat de literatuurstudie weinig aandacht besteedt aan opvattingen over bi+, transgender, non-binaire en intersekse personen, evenals de rol van sociale media en conservatieve denkbeelden. Deze leden kijken uit naar het tweede, empirische deel van het onderzoek dat hier dieper op ingaat. In hoeverre is de staatssecretaris van plan om deze bevindingen te integreren in beleid, bijvoorbeeld door het versterken van bewustwordingscampagnes in gesloten gemeenschappen waar het risico op wegkijken bij misstanden groter is?
Tot slot benadrukken de leden van de VVD-fractie dat de kern van het Nederlandse emancipatiebeleid moet zijn dat iedereen in vrijheid zichzelf kan zijn, zonder angst voor discriminatie of geweld. Deze leden vernemen daarom graag hoe het kabinet de resultaten van het lopende onderzoek zal vertalen in concrete en doelgerichte maatregelen die bijdragen aan die vrijheid, met bijzondere aandacht voor jongeren in de vormende fase van hun leven.
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de stand van zaken van het onderzoek naar de opvattingen van jongeren over lhbtiq+ personen. Deze leden hebben de volgende vragen aan de staatssecretaris.
De leden van de BBB-fractie willen de staatssecretaris met klem wijzen op een fragment van Nieuws van de Dag deze zomer waarin te zien was dat jongeren met een migratieachtergrond in Amsterdam homoseksualiteit niet accepteren.1 Opvoeding, cultuur en groepsdruk spelen daarin een grote rol. Hoe kijkt de staatssecretaris naar dit fragment?
Daarnaast merken de leden van de BBB-fractie op dat in de Kamerbrief de volgende zin staat: “Sinds 2009 wijst bestaand onderzoek uit dat er sprake is van een duidelijk stijgende acceptatie”. Maar uit de GGD Gezondheidsmonitor blijkt dat in Amsterdam nog maar 43 procent van de jongeren homoseksualiteit normaal vindt. Hoe verklaart de staatssecretaris deze regionale daling? Waarom wordt deze daling niet serieus genomen? En is er een verband met het feit dat de meeste Amsterdammers (59 procent in 2023) een migratieachtergrond hebben?2
Verder merken de leden van de BBB-fractie op dat de staatssecretaris de opvattingen van jongeren over lhbtiq+ personen “een complex samenspel van factoren, waarbij er niet één factor als enige aanwijsbaar is” noemt. Maar in de literatuurstudie staat letterlijk “jongeren met een migratieachtergrond of een etnische minderheidsstatus rapporteren gemiddeld minder positieve opvattingen over homoseksuele personen dan jongeren zonder deze kenmerken”. Waarom wordt dit niet gewoon benoemd?
De leden van de BBB-fractie willen hierom dat het Sociaal en Cultureel Planbureau een nieuw onderzoek doet, gericht op de groepen waar de acceptatie het hardst daalt. Kan de staatssecretaris toezeggen een nieuw onderzoek met oplossingen uit te laten voeren gefocust op deze groep?
Verder willen de leden van de BBB-fractie dat er streng wordt opgetreden tegen discriminatie van lhbtiq+ personen. In buurten en steden waar de acceptatie daalt, zoals in Amsterdam, moeten scholen en jongerenwerkers extra hulp krijgen. Is de staatssecretaris bereid om dat te doen?
Daarnaast merken de leden van de BBB-fractie op dat de staatssecretaris schrijft dat ouders en vrienden invloed hebben op jongeren. Komt er beleid dat zich richt op die omgeving, bijvoorbeeld via wijkgericht werken met scholen, ouders en gemeenschappen?
Tot slot vragen de leden van de BBB-fractie of de staatssecretaris in gesprek wil gaan met de burgemeester van Amsterdam. De acceptatie onder jongeren in die stad is zorgwekkend laag. Wat doet de gemeente Amsterdam hieraan qua opsporing, vervolging, integratie en educatie?
II Reactie van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Nieuws van de Dag, d.d. 18 juni 2025, 'Homo zijn als jongen in Amsterdam kan niet, ga gewoon naar meisjes kijken' | Nieuws van de Dag↩︎