Nota van wijziging
Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de accijns in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001, verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn 98/70/EG wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad
Nota van wijziging
Nummer: 2025D37104, datum: 2025-09-08, bijgewerkt: 2025-09-08 11:52, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2025Z11485:
- Indiener: C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Onderdeel van zaak 2025Z16068:
- Indiener: A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-06-10 15:50: Regeling van Werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-06-18 09:30: Extra procedurevergadering commissie I&W (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-07-02 09:30: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-07-16 12:00: Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2023/2413 (RED III) wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-09-10 10:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-09-29 18:30: Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2023/2413 (RED III) wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Preview document (đ origineel)
Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de accijns in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001, verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn 98/70/EG wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad
Nota van wijziging
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In het voorgestelde artikel I, onderdeel A, komt onderdeel 9 te luiden:
De begripsbepaling âleveren aan de Nederlandse marktâ wordt vervangen door een nieuwe begripsbepaling en bijbehorende omschrijving en komt te luiden:
leveren aan de Nederlandse markt van vervoer:
uitslag tot verbruik als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, dan wel leveren van minerale oliën door een houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van die wet aan een andere houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats, beide voor zover de inboeker kan aantonen dat de hoeveelheid ingeboekte brandstof is uitgeslagen tot verbruik als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, geleverd aan de sector land of de sector binnenvaart;
leveren van een hoeveelheid brandstof aan de sector zeevaart.
B
In het voorgestelde artikel I, onderdeel A, komt onderdeel 11 te luiden:
11. De begripsomschrijving van onderneming komt te luiden:
onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007, voor zover deze onderneming is ingeschreven in het handelsregister als bedoeld in die wet en rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld in artikel 3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
C
In het voorgestelde artikel I, onderdeel C, wordt in artikel 9.7.1.3, onderdeel b, na âvan de richtlijn hernieuwbare energieâ toegevoegd â, met inbegrip van de controle over de ingevoerde gegevens door luchtvaartbrandstofleveranciers als bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) 2023/2405â.
D
In het voorgestelde artikel I, onderdeel V, komt onderdeel 3 te luiden:
3. Het eerste lid, onderdeel c (nieuw) komt te luiden:
c. voldoet aan de overig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen, waaronder eisen ten aanzien van het aantonen dat de hoeveelheid ingeboekte biobrandstof is geleverd aan de Nederlandse markt voor vervoer.
E
In het voorgestelde artikel I, onderdeel W, vervalt in artikel 9.7.4.4, onderdeel b, âin het geval van vloeibare hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong,â.
F
In het voorgestelde artikel I, onderdeel Y, wordt aan artikel 9.7.4.6 een lid toegevoegd, luidende:
7. In afwijking van het eerste lid schrijft het bestuur van de emissieautoriteit een aantal emissiereductie-eenheden bij ter grootte van een bij ministeriële regeling vastgesteld gedeelte van de CO2-equivalent-ketenemissiereductie van de hoeveelheid ingeboekte elektriciteit.
G
Het voorgestelde artikel I, onderdeel AL, komt te luiden:
Artikel 9.7.6.1 wordt als volgt gewijzigd:
In het eerste lid wordt na onderdeel c een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. de broeikasgasemissiegegevens;
Het tweede lid komt te luiden:
2. De producent van waterstof uit elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, niet zijnde biomassa, controleert:
a. de aard en hoeveelheid van de door hem gebruikte elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, niet zijnde biomassa, voor de vervaardiging van de hernieuwbare waterstof;
b. de juiste verhouding tussen de hoeveelheid gebruikte elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, niet zijnde biomassa, en de hoeveelheid door hem vervaardigde hernieuwbare waterstof;
c. de hoeveelheid per afnemer van de door hem geleverde hernieuwbare waterstof;
d. de broeikasgasemissiegegevens;
en voert hierover een goede boekhouding.
Het derde lid komt te luiden:
3. De producent van een hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong controleert:
a. de aard en hoeveelheid van de door hem gebruikte hernieuwbare waterstof voor de vervaardiging van de hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong;
b. de juiste verhouding tussen de hoeveelheid gebruikte hernieuwbare waterstof en de soort en hoeveelheid door hem vervaardigde hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong;
c. de hoeveelheid per afnemer van de door hem geleverde hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong;
d. de broeikasgasemissiegegevens;
en voert hierover een goede boekhouding.
Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over het eerste tot en met derde lid.
H
In het voorgestelde artikel I, onderdeel AM, komt onderdeel 1 te luiden:
In het eerste lid wordt na âondernemingâ ingevoegd âof een partijâ, âmassabalansâ vervangen door âmassabalans van biobrandstoffenâ, âduurzame grondstofâ vervangen door âduurzame grondstof voor biobrandstofâ en na âduurzame biobrandstofâ toegevoegd âen controleert de broeikasgasemissiegegevensâ.
I
In het voorgestelde artikel I, onderdeel AO, komt artikel 9.8.4.3 te luiden:
Artikel 9.8.4.3
Het bestuur van de emissieautoriteit opent op verzoek van de raffinaderijhouder op diens naam in het register een rekening met inboekfaciliteit en overboekfaciliteit.
Het bestuur van de emissieautoriteit opent op verzoek van de leverancier tot eindverbruik, bedoeld in artikel 9.7.1.1, of de onderneming, bedoeld in artikel 9.7.5.3, derde lid, op diens naam in het register een rekening met overboekfaciliteit.
Het bestuur van de emissieautoriteit opent op naam van de partijen, bedoeld in het eerste en tweede lid, niet meer dan één rekening.
Het bestuur van de emissieautoriteit opent in het register een afboekrekening.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het openen, bijhouden en beheer van de rekeningen in het register.
J
In het voorgestelde artikel I, onderdeel AO, wordt in artikel 9.8.4.5, eerste lid, âop de rekening van een raffinaderijhouderâ vervangen door âop de rekening van de partijen, bedoeld in artikel 9.8.4.3, eerste en tweede lidâ.
Toelichting
A (artikel I, onderdeel A â artikel 9.7.1.1)
De begripsbepaling âleveren aan de Nederlandse marktâ wordt uitgebreid met de toevoeging âaan vervoerâ, als samengesteld begrip. De toevoeging âaan vervoerâ komt vervolgens in de begripsomschrijving tot uitdrukking met toevoeging van de reeds gedefinieerde begrippen âsector landâ, âsector binnenvaartâ en âsector zeevaartâ, waarmee een nadere invulling wordt gegeven aan de verschillende (vervoers)toepassingen van de geleverde brandstoffen. De nieuwe begripsbepaling wordt gebruikt in artikel 9.7.4.1, eerste lid, onderdelen a en c, van de Wet milieubeheer, waarbij regels worden gesteld aan het inboeken van een geleverde vloeibare biobrandstof of vloeibare hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong. Het in de begripsbepaling opgenomen onderdeel a bevat als kern uitslag tot verbruik of leveren onder schorsing van betaling van accijns, voor zover de inboeker kan aantonen dat is uitgeslagen tot verbruik. Met andere woorden, het betreft het leveren van brandstoffen zijnde accijnsgoederen (met inbegrip van LPG en LNG), aan (vervoers)toepassingen in de sector land en de sector zeevaart. Onderdeel b van de begripsbepaling vult de begripsbepaling voorts in met het leveren van een hoeveelheid brandstof aan de sector zeevaart.
B (artikel I, onderdeel A - artikel 9.7.1.1)
Met deze wijziging wordt de begripsomschrijving van onderneming aangevuld, zodat duidelijk is dat een onderneming ook daadwerkelijk ingeschreven dient te zijn in het handelsregister, naast het vereiste van rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Daarmee verkrijgt de onderneming, in de hoedanigheid van inboeker, de bevoegdheid om een geleverde hoeveelheid hernieuwbare energie in het register in te kunnen voeren ingevolge artikel 9.7.4.1 van de Wet milieubeheer.
C (artikel I, onderdeel C â artikel 9.7.1.3)
Met deze uitbreiding van de delegatiegrondslag voor het stellen van regels over de controle van in de Uniedatabank ingevoerde gegevens over luchtvaartbrandstoffen, wordt uitvoering gegeven aan artikel 10 van Verordening (EU) 2023/2405 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 inzake het waarborgen van een gelijk speelveld voor duurzaam luchtvervoer (ReFuelEU Luchtvaart). De lidstaten dienen ingevolge Verordening (EU) 2023/2405 te beschikken over het nodige wettelijke en administratieve kader op nationaal niveau om ervoor te zorgen dat de door luchtvaartbrandstofleveranciers in die Uniedatabank ingevoerde informatie nauwkeurig is, en is geverifieerd en gecontroleerd overeenkomstig artikel 31 bis van de RED. Verzuimd is om hiervoor een delegatiegrondslag op te nemen in de Uitvoeringswet FuelEU Maritiem en ReFuelEU Luchtvaart. Vanwege de koppeling met de RED is ervoor gekozen om deze delegatiegrondslag alsnog toe te voegen aan artikel 9.7.1.3 van de Wet milieubeheer, om zo de geconstateerde omissie te herstellen.
D (artikel I, onderdeel V â artikel 9.7.4.2)
Met de in onderdeel c opgenomen delegatiegrondslag worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur eisen gesteld aan de in te boeken vloeibare biobrandstof, in aanvulling op de eisen zoals opgenomen in de onderdelen a (duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria) en b (gecertificeerde opslaglocatie en massabalans over opslaglocatie). In ieder geval hebben de aanvullende eisen betrekking op het aantonen dat de hoeveelheid ingeboekte biobrandstof is geleverd aan de Nederlandse markt voor vervoer. Daarnaast kan worden gedacht aan het versoepelen van de eis van het voeren van een massabalans van bioLPG en bioLNG over de opslaglocatie waar deze biobrandstoffen zich direct voorafgaande aan de levering aan de Nederlandse markt voor vervoer bevonden. De reden hiervoor is dat hoeveelheden in het buitenland vervaardigd bioLNG na de invoering in Nederland in de regel niet meer op een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën terechtkomt, maar bij aankomst in Nederland direct in opslagvaten door opleggers naar de tanklocatie verplaatst wordt.
E (artikel I, onderdeel W â artikel 9.7.4.4)
Artikel 9.7.4.4 van de Wet milieubeheer bevat regels ten aanzien van in te boeken vloeibare of gasvormige hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong. Een belangrijke voorwaarde om deze brandstoffen van niet-biologische oorsprong te kunnen inboeken bevat de in onderdeel b opgenomen eis, dat deze brandstoffen zich direct voorafgaand aan de levering aan de Nederlandse markt voor vervoer op een opslaglocatie van de inboeker bevond, die door het door hem gehanteerde vrijwillige systeem is gecertificeerd, dan wel op een opslaglocatie van een ander voor zover die certificering zich over die opslaglocatie uitstrekt. Daarnaast dient de inboeker over die opslaglocatie de massabalans van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong te voeren. Deze eisen gelden zowel ten aanzien van vloeibare als ten aanzien van gasvormige hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong.
F (artikel I, onderdeel Y â artikel 9.7.4.6)
Dit nieuwe zevende lid is overgenomen van artikel 9.7.4.6, derde lid (oud), van de Wet milieubeheer. Echter, vanwege de overgang in de systematiek van een afrekening en beloning op energiebasis (energiesturing) naar een afrekening en beloning op broeikasgasketenbelasting en âbesparing (CO2-ketenemissiesturing), bevat het zevende lid geen delegatiegrondslag meer om bij inboeking van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen de energiewaarde van deze ingeboekte elektriciteit administratief met een ministeriĂ«le regeling vast te stellen factor te vermenigvuldigen (onder de oude systematiek was dat factor 4).
Ingevolge het nieuwe zevende lid, schrijft het bestuur van de emissieautoriteit een aantal emissiereductie-eenheden bij, ter grootte van een bij ministeriële regeling vastgesteld gedeelte van de CO2-equivalent-ketenemissiereductie van de hoeveelheid ingeboekte elektriciteit. Als hoofdregel voor de bij ministeriële regeling vast te stellen gedeelte van de CO2-equivalent-ketenemissiereductie van de hoeveelheid ingeboekte elektriciteit geldt, dat het bestuur van de emissieautoriteit gebruik maakt van het gemiddelde aandeel elektriciteit uit hernieuwbare bronnen in Nederland volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Op deze hoofdregel van waardering van de geleverde elektriciteit zullen enkele uitzondering worden gemaakt: voor het gedeelte van de geleverde elektriciteit die de inboeker aantoonbaar op zijn adres uit hernieuwbare bronnen heeft opgewekt, dan wel via een directe lijn op zijn adres krijgt geleverd, beschouwt het Register hernieuwbare energie vervoer de gehele geleverde hoeveelheid elektriciteit als afkomstig uit hernieuwbare bronnen.
G (artikel I, onderdeel AL â artikel 9.7.6.1)
Met de overgang van een beloning op basis van de energie-inhoud van de vervaardigde biobrandstof of hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong naar een beloning op basis van de CO2-ketenemissiereductie, is ook de hoogte van de CO2eq emissiebesparing van de (uit een grondstof voor een biobrandstof of uit een hernieuwbare waterstof) vervaardigde biobrandstof onderscheidenlijk hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong van belang. Daarom verlangt artikel 9.7.6.1 van de Wet milieubeheer dat de producent van een biobrandstof en die van een hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong zich vanaf kalenderjaar 2026 ook verantwoorden over de broeikasgasemissiereductie. Hiertoe controleert de producent de broeikasgasemissiegegevens op het bewijs van duurzaamheid.
H (artikel I, onderdeel AM â artikel 9.7.6.2)
De uitbreiding van de bepaling naar partijen, herstelt een onbedoelde beperking van de reikwijdte van de bepaling tot ondernemingen. Uit het toezicht van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) op schakels in de keten van duurzame (grondstoffen voor) biobrandstoffen en die van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong, blijkt dat niet elke gecertificeerde schakel van een erkend duurzaamheidsysteem of van een erkend vrijwillig systeem de hoedanigheid van onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet heeft. Met de overgang naar een certificeringsystematiek voor hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong waar voorheen een systematiek van boekhoudkundige vergroening met garanties van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen gold, is ook een uitbreiding van de reikwijdte van artikel 9.7.6.2 van de Wet milieubeheer naar vrijwillige systemen geboden. Ten slotte verduidelijkt de wijziging dat de duurzame grondstof op een biobrandstof betrekking heeft en vult ze de bepaling aan met een vereiste controle van de broeikasgasemissiegegevens op het bewijs van duurzaamheid.
I (artikel I, onderdeel AO - artikel 9.8.4.3)
De rekeningen in het register kennen verscheidene faciliteiten. Welke faciliteit een rekeninghouder op zijn rekening krijgt is afhankelijk van zijn rol. Dat is neergelegd in het eerste en tweede lid. Zo heeft de raffinaderijhouder op zijn rekening in het register de mogelijkheid om hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong in het register in te boeken en daarvoor raffinaderijreductie-eenheden op zijn rekening te ontvangen (inboekfaciliteit). Eenmaal ontvangen raffinaderijreductie-eenheden kan de raffinaderijhouder vervolgens overboeken naar een leverancier tot eindverbruik, bedoeld in artikel 9.7.1.1, of een onderneming, bedoeld in artikel 9.7.5.3, derde lid, van de Wet milieubeheer (overboekfaciliteit). Ook leveranciers tot eindverbruik, bedoeld in artikel 9.7.1.1, of ondernemingen, bedoeld in artikel 9.7.5.3, derde lid, van de Wet milieubeheer, verkrijgen een rekening met een overboekfaciliteit in het Register raffinagereductie-eenheden, om overboeking van hun rekeningen naar de andere rekeninghouders mogelijk te maken.
De beperking tot één rekening per partij ingevolge het derde lid is ingegeven door de begrenzing van de spaarmogelijkheid (zie artikel 9.8.4.5 van de Wet milieubeheer). Het hebben van meer rekeningen zou het immers voor een partij mogelijk maken om die spaarbeperkingen te omzeilen.
Met de in het vierde lid genoemde afboekrekening kan het bestuur van de emissieautoriteit de naar die rekening overgeboekte raffinagereductie-eenheden onttrekken aan het aantal in het register beschikbare raffinagereductie-eenheden.
De ingevolge het vijfde lid bij ministeriële regeling te stellen regels over het openen, bijhouden en beheren van de rekening hebben onder andere betrekking op de bij het openen te verstrekken gegevens, de toegang door medewerkers van de onderneming tot de rekening en eventuele verplichtingen met betrekking tot omgang met de inlogcodes en dergelijke.
J (artikel I, onderdeel AO â artikel 9.8.4.5)
Raffinaderijreductie-eenheden die niet zijn gebruikt door een leverancier tot eindverbruik ten behoeve van het voldoen aan zijn jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer als bedoeld in artikel 9.7.2.1 van de Wet milieubeheer, kunnen worden gespaard door de houders van deze eenheden voor het volgende kalenderjaar. Dit zijn naast de raffinaderijhouders die hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong in het Register raffinagereductie-eenheden inboeken en daarvoor raffinaderijreductie-eenheden op hun rekening ontvangen, ook de partijen die raffinaderijreductie-eenheden op hun rekening in het register overgeboekt kunnen krijgen, zoals de leveranciers tot eindverbruik, bedoeld in artikel 9.7.1.1, of de onderneming, bedoeld in artikel 9.7.5.3, derde lid, van de Wet milieubeheer.
Â
Â
DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT - OPENBAAR VERVOER EN MILIEU,
A.A. Aartsen