Antwoord op vragen van de leden Rajkowski en Michon-Derkzen over het bericht ‘student encampment for Palestine’ op de Universiteit van Amsterdam (UvA)
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D37179, datum: 2025-09-04, bijgewerkt: 2025-09-08 14:27, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-3021).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.T.M. Hermans, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede namens: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2025Z13203:
- Gericht aan: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Gericht aan: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Indiener: Q.M. Rajkowski, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: I.J.M. Michon-Derkzen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
| Vergaderjaar 2024-2025 | Aanhangsel van de Handelingen |
| Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3021
Vragen van de leden Rajkowski en Michon-Derkzen (beiden VVD) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie en Veiligheid over de «student encampment for Palestine» op de Universiteit van Amsterdam (ingezonden 25 juni 2025).
Antwoord van Minister Hermans (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 4 september 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2655 en 2746.
Vraag 1
Bent u bekend met de oproep van begin mei 2025 van Samidoun om deel te nemen aan een «student encampment for Palestine» die van 2 tot 20 juni plaatsvond op de Roeterseilandcampus van de Universiteit van Amsterdam (UvA)?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Bent u het eens met de stelling dat het onacceptabel en zeer zorgelijk is dat een organisatie als Samidoun, die in andere landen is verboden wegens banden met terreurbewegingen, in Nederland openlijk betrokken is bij en oproept tot demonstraties op universiteitscampussen? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u de prominente rol van Samidoun bij deze demonstraties, mede in het licht van de kabinetswens om via het Openbaar Ministerie (OM) een verbod op deze organisatie te laten uitspreken?
Antwoord 2 en 3
In algemene zin vindt het kabinet organisaties en verenigingen die in Nederland steun uitspreken voor terroristische organisaties, extremisme en terrorisme bevorderen en geweld verheerlijken absoluut verwerpelijk. Extremistische uitingen, zoals haatzaaien, opruiing en aanzetten tot geweld horen niet thuis in onze democratische rechtsstaat.
Zoals u begrijpt kan er niet op individuele casuïstiek in worden gegaan, zo ook niet waar het gaat over de specifieke betrokkenheid van organisaties bij demonstraties, omdat hiermee in de bevoegdheid van de lokale driehoek, te weten de burgemeester, de politie en het Openbaar Ministerie, wordt getreden. Het verbieden van organisaties valt onder het civielrechtelijke domein. Het is aan het Openbaar Ministerie om een verzoek tot het verbieden van een rechtspersoon te doen bij de rechter. Uiteindelijk is het aan de rechter om een organisatie te verbieden.
Tevens heeft het kabinet, conform het Regeerprogramma 2024 en in reactie op verschillende moties, waaronder de motie Yeşilgöz c.s.1, een verkenning uitgevoerd naar de wijze waarop andere landen met eerdergenoemde type organisaties omgaan. Op 15 mei jl. is uw Kamer hierover geïnformeerd.2 Uit de verkenning volgt dat andere landen interessante instrumenten hebben om dergelijke organisaties aan te pakken. Dit biedt aanknopingspunten voor nader onderzoek. Hierover zal de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer in het najaar van 2025 nader informeren.
Vraag 4
Op welke manier biedt het door het kabinet aangekondigde wetvoorstel Strafbaarstelling verheerlijken terrorisme handvaten om de betrokkenheid van eventuele terroristische organisaties bij dit soort demonstraties en bezettingen aan te pakken?
Antwoord 4
Het kabinet geeft uitvoering aan het Regeerprogramma 2024 door het verheerlijken van terrorisme (inclusief de verspreiding van terroristische boodschappen) en het openlijk betuigen van steun aan terroristische organisaties strafbaar te stellen. Het daartoe strekkende wetsvoorstel is recent in consultatie gegeven. Verheerlijkende of steun betuigende boodschappen kunnen bijdragen aan radicalisering en het plegen van (terroristisch) geweld, door de anderen ontvankelijk te maken voor deze ideeën. De voorgestelde strafbaarstellingen onderstrepen het gevaar dat (denkbeelden van) terroristische organisaties veroorzaken in onze maatschappij en het belang dat dit kabinet hecht aan de bescherming van de nationale veiligheid en democratische rechtsstaat.
Het Wetboek van Strafrecht kent op dit moment verschillende strafbaarstellingen waarmee in het openbaar gedane uitingen, waaronder ook het tonen van bepaalde afbeeldingen of symbolen, strafrechtelijk aangepakt kunnen worden, zoals opruiing (tot terroristische misdrijven), groepsbelediging en het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld tegen mensen. De voorgenomen strafbaarstelling van het verheerlijken van terroristische misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld en van het openlijk betuigen van steun aan een terroristische organisatie vormt een aanvulling op het bestaande wettelijke instrumentarium. Het prijzen van terroristisch geweld wordt zelfstandig strafbaar, ook wanneer anderen niet direct worden opgeroepen tot het plegen van geweld. Dat is nu nog niet het geval. Daarnaast wordt het strafbaar om in het openbaar steun te betuigen aan een verboden terroristische organisatie. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan het in het openbaar dragen van kleding met symbolen of logo’s van zo’n organisatie.
Of deze nieuwe strafbaarstellingen kunnen worden toegepast op uitingen die bij demonstraties in het openbaar worden gedaan, zal afhangen van de omstandigheden van het geval. Dit is ter beoordeling van het Openbaar Ministerie en, indien strafrechtelijke vervolging wordt ingesteld, aan de rechter. Daarbij kan ook worden onderzocht of er betrokkenheid is geweest van bepaalde organisaties of groeperingen, en zo ja, hoe die betrokkenheid strafrechtelijk dient te worden gekwalificeerd. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een strafbare vorm van deelneming, zoals medeplegen of uitlokking.
Vraag 5
Krijgen onderwijsinstellingen met de strafbaarstelling van de verheerlijking van terrorisme handvaten om in te kunnen grijpen bij het tonen van symbolen van terroristische organisaties op en rondom universiteitsgebouwen en andere onderwijsinstellingen? Zo ja, op welke manier dan? Zo nee, waarom niet en bent u van mening dat dit wel wenselijk zou moeten zijn?
Antwoord 5
Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven is het afhankelijk van de omstandigheden van het geval of de nieuwe strafbaarstellingen kunnen worden toegepast op uitingen die bij demonstraties in het openbaar worden gedaan. Daarom kan er op dit moment niet vooruit worden gelopen op de vraag of het wetsvoorstel onderwijsinstellingen handvatten biedt. Wel is het zo dat instellingen op basis van de wet en hun huis- en gedragsregels afwegen wat wel en niet kan op privéterrein van hun instelling. De onderwijsinstellingen hebben afgesproken dat, indien zij van mening zijn dat er sprake is van een gepleegd strafbaar feit, er altijd aangifte wordt gedaan bij de politie. Het is aan het Openbaar Ministerie en, indien vervolging wordt ingesteld, aan de rechter om te bepalen of er in het concrete geval sprake is geweest van strafbare feiten.
Vraag 6
Deelt u de analyse dat deze bezetting, net als eerdere rellen en bezettingen, het onderwijsproces ontregelt en de autoriteit van het universiteitsbestuur ondermijnt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De besturen op de instellingen spannen zich dagelijks in om hun verantwoordelijkheid voor de organisatie en continuïteit van het primaire proces in een veilige leer- en werkomgeving in te vullen. Dat betekent niet dat er geen incidenten plaatsvinden. In de praktijk komen besturen voor lastige dilemma’s te staan wanneer zij geconfronteerd worden met gebeurtenissen, incidenten of bezettingen waarbij zij het evenwicht moeten vinden tussen het demonstratierecht, de academische vrijheid en de continuïteit van onderwijs en onderzoek in een veilige leer- en werkomgeving. Door het stellen van heldere regels (waaronder de gezamenlijke «Richtlijn protesten») en deze te handhaven, de inzet van onder andere risicogericht toegangsbeleid, en inzet op verbetering van de informatiedeling tussen instellingen en lokale driehoek, ziet de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat de weerbaarheid van instellingen tegen verstoringen het afgelopen jaar is verhoogd. In de Kamerbrief van 3 juli jl. over veiligheid op universiteiten en hogescholen wordt hierop ingegaan en in de bijlage wordt door de koepels toegelicht hoe zij dit doen.3
Vraag 7 en 8
Bent u van mening dat zolang er geen beslissing is genomen over een eventueel verbod op Samidoun, onderwijsinstellingen aangemoedigd moeten worden om afstand te nemen van deze organisatie en aanwezigheid ervan op hun instelling te weren?
Bent u bereid om onderwijsinstellingen te informeren over waarom andere landen Samidoun op de terrorismelijst hebben staan en dat het onwenselijk is dat zulke organisaties de sfeer en het debat op onderwijsinstellingen domineren en sturen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7 en 8
Het is zaak dat het debat over de aanwezigheid van Samidoun op de campussen door de academische gemeenschap zelf op het scherpst van de snede gevoerd wordt. Het is aan de besturen van instellingen om dit debat te faciliteren en hierover te besluiten. Uiteraard zijn zij hierop aanspreekbaar. In de bijlage bij de Kamerbrief over veiligheid op universiteiten en hogescholen wordt een toelichting gegeven over welke mechanismen van escalatie er mogelijk zijn wanneer protesten op universiteiten of hogescholen uit de hand lopen of de veiligheid van studenten en medewerkers gevaar loopt.
Verder is voor haatzaaien en het verheerlijken van geweld is geen plaats in Nederland. De organisatie Samidoun spreekt steun uit voor verschillende terroristische organisaties. De organisatie Samidoun legitimeert, vergoelijkt en verheerlijkt geweld, waaronder geweld door organisaties die op de terrorismelijst van de Europese Unie staan. Ook spreekt de organisatie actief zijn steun uit voor terroristische organisaties. Dergelijke uitspraken kunnen een radicaliserend effect hebben. Zo heeft dit er in oktober 2024 toe geleid dat een lid van deze organisatie vreemdelingrechtelijk gesignaleerd werd. Dit betekent dat betrokkene zal worden geweerd indien hij Nederlands grondgebied wil betreden of hier wordt aangetroffen. Zoals gezegd is er in onze rechtsstaat ruimte om scherpe discussies te voeren en hiertoe bijeenkomsten te organiseren, maar altijd binnen de grenzen van de wet.
Vraag 9
Klopt het dat er nu geen landelijke richtlijnen bestaan over hoe om te gaan met dit soort bezettingen? Zo nee, welke richtlijnen zijn er dan? Zo ja, bent u het eens met de stelling dat de aangekondigde escalatieladder een dergelijke richtlijn moet vormen waarin concrete verantwoordelijkheden worden vastgelegd?
Antwoord 9
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 hebben universiteiten en hogescholen gezamenlijk de «richtlijn protesten» opgesteld. Deze richtlijn is ingebed in escalatiemogelijkheden bij veiligheidssituaties, waarover uw Kamer is geïnformeerd via de in het antwoord op vraag 7 en 8 genoemde Kamerbrief en bijlagen.
Vraag 10
Heeft u of uw ambtenaren, vooruitlopend op de aangekondigde escalatieladder, steeds contact gehad met de UvA over de handhaving van huisregels en het inschakelen van politie bij dergelijke acties?
Antwoord 10
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft het afgelopen jaar regelmatig gesproken met bestuurders van universiteiten en hogescholen, waaronder ook de UvA en hierbij ook vertegenwoordigers uit het veiligheidsdomein uitgenodigd over de omgang met demonstraties en bezettingen en onderlinge samenwerking. In de Kamerbrief over veiligheid op universiteiten en hogescholen en bijlage van de koepels wordt ingegaan op de handhaving van huisregels en de samenwerking met de veiligheidsketen.
Vraag 11
Deelt u de mening dat studenten die zich schuldig maken aan illegale bezetting, vernieling of het verhinderen van onderwijs in het uiterste geval moeten kunnen worden geschorst of hun recht op studiefinanciering kunnen verliezen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Als de huisregels en ordemaatregelen van instellingen worden overtreden kunnen instellingen op basis van artikel 7.57h van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) maatregelen nemen tegen studenten, waaronder het tijdelijk of definitief ontzeggen van de toegang of in het uiterste geval beëindiging van inschrijving. Indien instellingen overgaan tot ontzegging of opschorting van de inschrijving van een student, vervalt ook het recht op studiefinanciering. Inschrijving is immers een vereiste om studiefinanciering te kunnen ontvangen. Het vervallen van het recht op studiefinanciering is daarbij een gevolg van de stopzetting van de inschrijving en geen op zichzelf inzetbare strafmaatregel.