Stand van zaken ten aanzien van het versterken van het ondernemingsklimaat en aanpak vermindering regeldruk voor ondernemers
Bedrijfslevenbeleid
Brief regering
Nummer: 2025D37529, datum: 2025-09-05, bijgewerkt: 2025-09-08 09:35, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken
- Beslisnota bij Kamerbrief over stand van zaken ten aanzien van het versterken van het ondernemingsklimaat en aanpak vermindering regeldruk voor ondernemers
- AI4WPM Een verkenning van AI-gedreven oplossingen voor het verminderen van regeldruk bij werkgebonden personenmobiliteit
- Flitspeiling mkbondernemers Regeldruk en AVG
- Vervolgonderzoek implementatie EU-richtlijnen in lagere regelgeving
- Minder druk met rapportages over werkgebonden personenmobiliteit
- Adviesrapport over effectieve AVG-voorlichting
- Onderzoek naar integratie van Besluit WPM met CSRD EED en CO2-Prestatieladder
- Minder regeldruk voor ondernemers bij de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)
Onderdeel van kamerstukdossier 32637 -706 Bedrijfslevenbeleid.
Onderdeel van zaak 2025Z16250:
- Indiener: V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- 2025-09-09 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-30 16:45: Procedurevergadering vaste commissie voor Economische zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
In deze brief informeer ik u over de stand van zaken ten aanzien van het versterken van het ondernemingsklimaat en het Actieprogramma Minder
Druk Met Regels.1
Nederland kent een prachtige economische geschiedenis en we mogen met recht trots zijn op de iconen die onze economie heeft voortgebracht: bedrijven als Philips, Unilever, Shell, ASML, AkzoNobel, KLM en vele andere internationaal opererende bedrijven.
Echter, alleen met trots op onze economische geschiedenis, bouwen we geen economische toekomst. Laat ik maar gelijk met de deur in huis vallen: ik maak me zorgen over die economische toekomst. Tegelijkertijd denk ik dat we het tij nog kunnen keren, maar dat betekent wel dat we met z’n allen de urgentie moeten onderkennen van de verslechtering van het ondernemings-, vestigings- en investeringsklimaat (hierna: ondernemingsklimaat) in Nederland.
Door de optelsom van knelpunten, zoals de snel stijgende kosten, gebrek aan ruimte, alsmaar meer regels, de verlammende werking van de stikstofproblematiek, onvoorspelbaar overheidsbeleid, geopolitieke spanningen en de toenemende (en ook meer dan eens oneerlijke) concurrentie uit het buitenland, hebben ondernemers en ondernemingen in Nederland het steeds lastiger.
Ondernemers leveren een belangrijke bijdrage aan onze maatschappij, aan de financiering van onze publieke voorzieningen en aan de innovaties en transities die nodig zijn om Nederland klaar te maken voor de toekomst en om internationaal concurrerend te blijven. We hebben onze ondernemers en bedrijven dus hard nodig: we moeten het geld namelijk eerst verdienen, voordat we het kunnen uitgeven. Om dat te kunnen blijven doen hebben ondernemers een stabiel en voorspelbaar ondernemingsklimaat nodig. Zij moeten kunnen rekenen op de overheid en merken en voelen dat de overheid er voor hen is.
Nederland is de afgelopen jaren gedaald van plek vier naar plek tien op de internationale ranglijst van meest concurrerende landen.2 Daarbij is de waardering van het Nederlandse ondernemingsklimaat door bedrijven gedaald van een 6,7 in 2022 naar een 6,0 in 2024.3
Een goed ondernemingsklimaat bestaat uit een optelsom van een aantal succesfactoren, oftewel het creëren van de juiste randvoorwaarden en door het oplossen van grote uitdagingen. Het gaat onder meer om genoeg personeel, om toegang tot financiering, om een betrouwbare en efficiënte overheid én om goede en prijsefficiënte toegang tot productiefactoren als grondstoffen, elektriciteit, (digitale) infrastructuur, ruimte en water. Ondernemers hebben vanuit de overheid optimale randvoorwaarden nodig en een overheid die het bedrijfsleven blijvend ondersteunt om te investeren in ons verdienvermogen. Daarbij is het aanpakken van regeldruk essentieel voor het creëren van een gunstig(er) ondernemingsklimaat.
Een minder gunstig ondernemingsklimaat heeft impact op ons verdienvermogen en daarmee op onze brede welvaart. En het vergroot de kans dat bedrijven of bedrijfsactiviteiten zich buiten onze landsgrenzen (gaan) vestigen of ervoor kiezen hier niet door te groeien. Dit leidt onder meer tot het wegvallen van investeringen en banen, weglekken van kennis en ondermijnt het bewerkstelligen van de voor ons liggende transities, zoals de energietransitie of de digitalisering van economie en samenleving, met directe gevolgen voor onze economische welvaart en voor de betaalbaarheid van essentiële publieke voorzieningen zoals de gezondheidszorg, onderwijs en defensie.
De verslechtering van het ondernemingsklimaat is ook alarmerend omdat dit doorwerkt op onze (economische) veiligheid en weerbaarheid, de arbeidsproductiviteit, de positie van Nederland op de hoogwaardige markten van de toekomst en hoe Nederland invloed kan uitoefenen en zich handhaaft met het oog op geopolitieke verschuivingen. Dit zet het toekomstig verdienvermogen van Nederland op het spel.
Als we willen dat Nederland in de toekomst nog steeds hoogwaardige zorg, goed onderwijs en een veilige samenleving heeft, waar het fijn is om in te leven, moeten we nú handelen. We bevinden ons wat dat betreft op een kruispunt en de economie heeft daarbij geen boodschap aan de demissionaire status van het kabinet.
Om ons ondernemingsklimaat te optimaliseren is het van belang dat we blijven werken om de randvoorwaarden om in Nederland te ondernemen te verbeteren. In mijn brief van 1 juli heb ik daarom aangegeven dat het behoud en stimuleren van het bedrijfsleven één van mijn prioriteiten is.4 Het kabinet heeft een veelvoud aan acties in gang gezet om het ondernemingsklimaat te versterken die neergelegd zijn in kamerbrieven die recent verschenen zijn, dan wel binnenkort zullen verschijnen. Ik wil mij concentreren op de hiernavolgende thema’s waarop ik de komende tijd nadrukkelijker inzet om stappen vooruit te zetten. Daarbij is het verminderen van regeldruk een van mijn belangrijkste prioriteiten.
Prioriteiten en bijbehorende acties
Behoud en stimulering van (hoog-) technologische industrie en investeringen ten behoeve van ons verdienvermogen in de toekomst
Versterken innovatie en kennisontwikkeling met het 3%-R&D-actieplan.5
Vernieuwing industriebeleid met focus op onder andere halfgeleiders, biotechnologie en quantum.
Realisatie van een AI-faciliteit
Adviesrapport o.l.v. de heer Peter Wennink over versterking van het Nederlandse investeringsklimaat en verdienvermogen.
Verminderen van regeldruk
Zie voor toelichting paragraaf Nieuwe aanpak regeldruk.
Behoud van fysieke ruimte voor ondernemers
Ruimtelijke Economische Visie: inzetten op behoud van strategische locaties en herontwikkeling van bedrijventerreinen. Dit wordt gekoppeld aan woningbouw, energie en infrastructuur om schaarse ruimte optimaal te benutten. 6
Bescherming tegen geopolitieke invloeden
Met de Nationale Technologie Strategie wordt geïnvesteerd in sleuteltechnologieën, grondstoffenzekerheid en digitale infrastructuur.
Versterking aanpak Economische Veiligheid7
Daarnaast worden vitale kennis en bedrijven beschermd, onder meer via een nieuw investeringsscreeningsstelsel.8
Overige acties die hieraan ondersteunend zijn:
Productiviteitsagenda: beleid gericht op versterking van de arbeidsproductiviteit. Uw Kamer wordt voor het Commissiedebat MKB hier over geïnformeerd.
Ook worden maatregelen genomen ter versterking van het financieringsklimaat en het beleid voor start- en scale-ups. Hier kom ik op korte termijn bij u op terug.
Op 19 maart 2024 heeft uw Kamer per motie ook gevraagd om de belangrijkste knelpunten voor het ondernemingsklimaat voor grotere bedrijven in kaart te brengen en oplossingen te bieden.9 De bovenstaande aanpak biedt een handelingsperspectief voor zowel grote bedrijven als het mkb. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie van het lid Flach, die ik hiermee als afgedaan beschouw.
Versterking van de samenwerking met het bedrijfsleven, andere belangrijke stakeholders en andere overheden.
Uw Kamer heeft veelvuldig aandacht gevraagd voor zorgen rondom het ondernemersklimaat in Nederland. De aangenomen Kamermoties Martens-America/Zeedijk10 en Van Strien11 hebben het kabinet aangespoord een wederkerig en breed ondernemersakkoord te verkennen en werk te maken van een structurele dialoog en wederkerige afspraken tussen overheid en het bedrijfsleven. De zorgen worden gedeeld door het kabinet en zij heeft in haar regeerakkoord vastgelegd om via een Pact Ondernemingsklimaat samen het ondernemingsklimaat te verbeteren en het vertrouwen van ondernemers te versterken.
Het kabinet is daarom in 2024 begonnen met de intensivering van het gesprek met het bedrijfsleven over het ondernemingsklimaat. Op de Top Ondernemingsklimaat uit 2024 is onder ander met een grote groep ondernemers en VNO-NCW/MKB-Nederland een waardevolle dialoog begonnen over wat de knelpunten en kansen zijn. Mijn voorganger heeft de verkenner Vivienne van Eijkelenborg gevraagd om te werken aan het sluiten van een Pact Ondernemingsklimaat.
Tijdens het debat Staat van de Economie op 2 juli jl. heb ik aangegeven dat ik zorgvuldig wilde overwegen of en hoe ik vervolg zou geven aan het Pact Ondernemingsklimaat dat door mijn voorganger in gang is gezet. Daarbij heeft voor mij altijd voorop gestaan dat een pact sluiten nooit een doel op zich is: het moet gaan om de resultaten voor ondernemers en het geven van een stem aan ondernemers in Den Haag.
Het proces om te komen tot een pact heeft ons een scherper beeld gegeven over de knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen én de zorgen van ondernemers.
Ik heb evenwel geconstateerd dat het sluiten van een Pact op zichzelf geen afdoende antwoord biedt op de complexe uitdagingen waarvoor we staan. Deze constatering heeft mij ertoe gezet om op een andere manier aan de slag te gaan met de terechte zorgen en aansporingen vanuit uw Kamer om het vertrouwen van ondernemers te versterken en hen in positie te brengen.
Ik wil daarom de komende periode voortbouwen op een aantal fundamenten die voortgekomen zijn uit de inspanningen die geleverd zijn door de verkenner, de betrokken ondernemers en organisaties VNO-NCW en MKB-Nederland. Ik ben hen zeer erkentelijk voor hun inzet en de belangrijke inzichten die ons zijn gegeven. Met de volgende acties wil ik deze uitkomsten gebruiken om de aanpak rondom het versterken van het Ondernemersklimaat het vervolg te geven die ondernemers vooruithelpt.
OndernemersTop
Zo zal ik onder andere in december 2025 weer een OndernemersTop organiseren. Deze stellen we volledig in het teken van regeldrukvermindering en dat zullen we vormgeven door het organiseren van een grote hackathon met ondernemers met het oog op het verminderen van regeldruk door een nieuw in te stellen taskforce. De
hackathon zal in dienst komen te staan van de nieuwe aanpak regeldruk van het kabinet. Verderop in deze brief zal ik dit nader toelichten op pagina 6.
Structureel overleg met VNO-NCW en MKB-Nederland
Ik ga twee keer per jaar een structureel overleg organiseren met VNO-NCW en MKB-Nederland en het kabinet. Een dergelijk overleg draagt bij aan
structurele samenwerking, open dialoog en concrete actie tussen overheid
en ondernemers. Dit overleg moet passen in bestaande overlegstructuren zoals het overleg met de sociale partners. Ik wil in overleg met het kabinet en VNO-NCW/MKB-Nederland bezien hoe we dit het beste vorm kunnen geven.
Ik streef ernaar uw Kamer in het eerste kwartaal 2026 te informeren over bovenstaande trajecten en welke concrete opvolgingen er aan de uitkomsten hiervan gegeven wordt.
Nieuwe aanpak regeldruk
Ondernemers hebben te maken met steeds hogere kosten: de structurele regeldrukkosten zijn de afgelopen jaren met 731 miljoen euro gestegen.12 Dat gaat ten koste van investeringen, innovatie en groei. Regels kosten ondernemers geld, tijd en kunnen soms voor grote irritaties zorgen. Het leidt hen af van wat de kern van hun werkzaamheden zou moeten zijn: ondernemen. Het kabinet heeft daarom een breed gedragen ambitie uitgesproken om de regeldruk voor het bedrijfsleven terug te brengen en ook uw Kamer vraagt terecht al jarenlang aandacht voor dit onderwerp.
De afgelopen tijd is hier een breed palet aan acties voor opgezet. Uiteenlopend van het voorkomen van nieuwe regeldruk door het versterken van ATR, tot het aanpassen van de Bedrijfseffectentoets en een tranchegerichte aanpak om bestaande regeldruk te verminderen. Hier zijn enerzijds de nodige vorderingen gerealiseerd. De bijlage bij deze brief geeft hiervan een overzicht. Maar anderzijds hebben ondernemers nog te weinig gemerkt van de aanpak van bestaande regeldruk.
Ondernemers verwachten uiteraard merkbaar resultaat van de inspanningen die geleverd worden. Onze aanpak van bestaande regeldruk is onvoldoende gebleken. Dat is niet goed. Daarom kies ik dan ook voor een nieuwe aanpak aanvullend op de acties die zijn ingezet. Hierdoor versterk ik de huidige aanpak en wil ik samen met ondernemers komen tot merkbare vermindering van regeldruk. De aanpak bestaat uit de volgende acties:
1. Concreet doel en commitment
Zowel het kabinet als het parlement hebben de wens om de regeldruk voor ondernemers systematisch te verminderen. Het kabinet heeft in het regeerprogramma de ambitie vastgelegd om regeldruk voor bedrijven merkbaar terug te dringen. De Tweede Kamer heeft deze doelstelling aangescherpt via de motie-Kisteman, waarin wordt gevraagd de regeldrukkosten voor de sector van de negen indicatorbedrijven eind 2026 met 20% te verminderen. Door het huidige Actieprogramma Minder Druk met Regels zijn weliswaar belangrijke eerste stappen gezet, maar er zijn nog onvoldoende resultaten geboekt.
De motie-Kisteman verzoekt de regering om onnodige regeldrukkosten voor de gehele sector van de negen indicatorbedrijven eind 2026 met 20% te hebben verminderd, of om concrete stappen te hebben gezet die als gevolg vermindering van deze onnodige regeldrukkosten hebben. Omdat het lastig is om te kwantificeren wat de totale regeldrukkosten per individueel bedrijf zijn, en wat daarvan onnodige regeldrukkosten zijn, vertaalt deze motie zich niet gemakkelijk tot een concreet doel. Daarnaast beperken de MKB-indicatoronderzoeken zich tot regeldruk in de negen onderzochte sectoren.13 Verplichtingen voor ondernemers – en daarmee ook regeldruk - verschillen sterk per sector. In de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken worden de meest belastende verplichtingen per sector uitgelicht; dit komt in totaal neer op circa dertig verplichtingen. Voorbeelden van verplichtingen zijn regels en procedures bij ontslag van werknemers, vakbekwaamheidseisen, en de keuring van installaties en arbeidsmiddelen. Deze dertig verplichtingen bestaan uit een stelsel van wetten, regels en procedures. Voor deze verplichtingen geldt dat zij misschien wel bestaan uit honderden afzonderlijke regels. Ongeveer 25% van de meest belastende verplichtingen wordt nu opgepakt, maar 75% nog niet.
Om uitvoering te geven aan de motie-Kisteman zal het kabinet voor het einde van 2026 100% van de meest belastende verplichtingen uit deze MKB-indicator bedrijvenonderzoeken hebben doorgelicht en komen met voorstellen voor regeldrukvermindering (op comply-or-explain basis). Het kabinet begint met het oppakken van de verplichtingen die leiden tot de meest merkbare regeldrukvermindering voor ondernemers met als doel het schrappen of verminderen van de regeldruk van 500 regels voor de zomer van 2026. Op dit doel heb ik politiek commitment gekregen van mijn collega’s in het kabinet en we werken nu aan een concrete doelstelling (in regeldrukkosten en aantallen regels) per departement, die ik ook inzichtelijk zal maken richting de Kamer.
2. Taskforce regeldrukvermindering
Elke regel begint met een zorg. Een zorg over mogelijke fraude of misbruik van een regeling, een zorg over publieke gezondheid, over het milieu, etc. Dat zijn in alle gevallen gerechtvaardigde zorgen, die ook vaak politiek geagendeerd zijn en uiteindelijk tot regels hebben geleid. Bij de vermindering van het aantal regels wil ik niet rücksichtslos over deze zorgen heenstappen. Daarom richt ik een taskforce regeldrukvermindering op die de opdracht heeft om te kijken hoe we deze zorgen op een andere manier kunnen adresseren, maar dan met minder regeldruk voor ondernemers. Bijvoorbeeld door te werken met ‘high trust, high penalty’, data slimmer aan elkaar te verbinden of door afspraken te maken met sectoren. De taskforce zal niet alleen bestaan uit ambtenaren van de kerndepartementen die verantwoordelijk zijn voor de meeste regels in Nederland, maar ook ondernemers en vertegenwoordigers van het bredere bedrijfsleven zullen betrokken worden.
3. Hackathon om regeldruk te verminderen
Op 15 december organiseren we de tweede OndernemersTop. Deze stellen we volledig in het teken van regeldrukvermindering en dat zullen we vormgeven door het organiseren van een grote hackathon met ondernemers met het oog op het verminderen van regeldruk op de manier zoals de taskforce deze zal aanvliegen. Indien succesvol, stel ik voor deze hackathon jaarlijks te herhalen.
4. Aanpakken van de dynamiek die leidt tot regeldruk
We kunnen tot slot niet om de dynamiek heen die leidt tot regeldruk. In mijn ogen zijn de drie belangrijkste aspecten daarvan:
Het geloof dat regels ook altijd het probleem oplossen. We denken te vaak dat meer regels (bijvoorbeeld een verbod) de oplossing zijn voor een probleem. In de praktijk zien we echter dat dat niet of slechts marginaal het geval is. Ondernemers die van kwade wil zijn, trokken zich al niets aan van bestaande regels en zullen zich ook niets aantrekken van nieuwe regels. De oplossing is dan dus niet meer regeldruk uitstorten over een hele sector, waardoor in feite ondernemers die van goede wil zijn meer administratieve lasten op hun bord krijgen, maar bijvoorbeeld meer handhaving. Soms zorgen verboden ook voor een opleving van een illegale markt, waarop toezicht onmogelijk is en waardoor het probleem dus mogelijk alleen maar verergert.
Te veel wantrouwen richting de private sector. Ik merk dat er in de overheid ook (te) vaak met wantrouwen wordt gekeken naar ondernemers. Zijn ze niet enkel uit op winstbejag? Gaan ze wel goed om met publieke belangen? Ondernemers merken dit zelf ook. Dit wantrouwen leidt logischerwijs tot meer regels, om zeker te stellen dat bepaalde dingen gaan zoals we willen dat zij gaan. Dit speelt breed in de overheid en vergt een cultuurverandering. Daarbij weten we dat cultuurveranderingen tijd kosten en niet gemakkelijk gaan. Ik ga samen met de minister van BZK aan de slag om hier een strategie voor te ontwikkelen.
De neiging om risico’s te veel te mitigeren door middel van regels. De wereld en het leven bestaat uit risico’s en die willen we logischerwijs mitigeren. Dat doen we allemaal en dat doen ondernemers ook. Maar risico’s moet je altijd goed afwegen tegenover de maatregelen die je neemt om ze te beperken. Ik ben van mening dat we deze afweging in de overheid niet altijd goed maken en ga met de departementen bij wie dit het meeste speelt in gesprek over hoe we dit beter kunnen doen. Over de resultaten van deze gesprekken zal ik de Kamer op de hoogte houden.
Overigens wil ik hierbij benadrukken dat de regeldrukaanpak niet alleen nationale acties betreft maar ook is gericht op EU regelgeving. Immers, een groot deel van de regelgeving –en dus ook de regeldruk- is afkomstig uit Brussel.
De Europese Commissie heeft een stevige ambitie om regeldruk terug te dringen. Samen met andere lidstaten werkt Nederland met de Europese Commissie aan beleid om die ambities waar te maken. Inmiddels heeft de Commissie als doelstelling geformuleerd om uiterlijk eind 2029 de regeldrukkosten die worden veroorzaakt door rapportageverplichtingen, te hebben verminderd met ten minste 25% voor alle ondernemingen en 35% voor het mkb. De Commissie schat in dat de 25% regeldrukreductie een EU-brede besparing van EUR 37,5 miljard moet opleveren (zie verder bijlage 4).
In bijlage 1 leest u over de voortgang van het Actieprogramma Minder Druk Met Regels14 en de initiatieven die door het kabinet in gang zijn gezet.
Vincent Karremans
Minister van Economische Zaken
Bijlage 1: Voortgang Actieprogramma Minder Druk Met Regels
Het demissionaire kabinet heeft het afgelopen jaar verschillende stappen gezet om bestaande regeldruk te verminderen (via het regeldrukreductieprogramma) en nieuwe regeldruk te voorkomen (o.a. via wijziging instellingswet ATR). Hieronder wordt de voortgang beschreven.
1. Aanpak van bestaande regeldruk
Regeldrukreductieprogramma
Eerste tranche
In de eerste tranche van het Regeldrukreductieprogramma zijn vier complexe, sector-overstijgende dossiers aangepakt. Deze onderwerpen zijn door de Ministeriële Stuurgroep geselecteerd op basis van de uitkomsten van de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken naar de meest belemmerende regeldruk voor mkb-ondernemers en het perspectief om – met behoud van de beleidsdoelstellingen – resultaten in het verminderen van regeldruk te realiseren. Bij de eerste tranche is gekeken naar sector-overstijgende onderwerpen om tot brede impact van de regeldrukvermindering te komen. De resultaten van de eerste tranche zijn samengevat onderstaand figuur (zie voor een uitgebreidere beschrijving bijlage 2).
2025 | 2026 | |
---|---|---|
Besluit WPM | Voorlichting en tools:
Voorstellen uitwerken voor een uitzondering voor het mkb. |
Tussentijdse evaluatie van het Besluit WPM waarin o.a. wordt besloten over het aanpassen van het besluit om de regeldruk te verminderen, rekening houdend met de CO2-reductieopgave |
RI&E | Het in kaart brengen en verhelpen van de belemmeringen om te komen tot een erkende branche-RI&E. Inrichten van de juiste ondersteuning aan brancheorganisaties voor het opstellen van erkende branche RI&Es. |
Inrichten van de juiste ondersteuning aan brancheorganisaties voor het opstellen van erkende branche RI&Es. |
Re-integratie zieke werknemers | Verder in tweede tranche met
|
|
AVG |
|
|
Tweede tranche
In de tweede tranche ga ik verder aan de slag om regeldruk aan te pakken op concrete dossiers. Daarbij staat het merkbaar verminderen van regeldruk voor ondernemers centraal. We kijken daarbij naar diverse (combinaties van) mogelijkheden om dat te realiseren, zoals:
Het vervangen of schrappen van een regel als deze niet (meer) bijdraagt aan het behalen van de beleidsdoelstelling;
Het aanpassen van regelgeving om bijvoorbeeld betere aansluiting op de reguliere bedrijfsvoering mogelijk te maken;
Het aanbrengen van proportionaliteit, zoals uitzondering van of een minder streng regime voor kleine ondernemingen;
Het vereenvoudigen van het nakomen van verplichtingen, zoals het stroomlijnen van rapportages en toezicht;
Bieden van (meer) ondersteuning, zoals de ontwikkeling van eenvoudig toegankelijke tools en templates;
Betere voorlichting over nut en noodzaak van verplichtingen, waarop geen van bovenstaande aanpassingen mogelijk zijn.
Net als bij de eerste tranche vormen de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken een belangrijke basis voor de selectie van dossiers. Andere input komt uit gesprekken en contacten met brancheorganisaties en departementen. We gaan in deze tranche aan de slag met zowel sector-overstijgende onderwerpen als onderwerpen die relevant zijn voor een specifieke sector. Daarnaast voeren ambtenaren van mijn departement gesprekken met brancheorganisaties en departementen om tot concretisering van de regeldruk voor hun sector te komen, evenals mogelijke oplossingen daarvoor. Dit is in lijn met de motie van de leden Van Zanten en Vermeer voor een sectorale regeldrukaanpak16. Onder verwijzing naar de nadere beschrijving in bijlage 5 zal het komende half jaar aan de volgende onderwerpen worden gewerkt:
RI&E en Re-integratie zieke werknemer
Uitvragen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Afvalbeheer autowrakken en batterijen
Vakbekwaamheidseisen voor de financiële sector
Andere regeldrukreductie-initiatieven
Het verminderen van regeldruk en schrappen van onnodige regels is prioriteit van het hele kabinet. Op het terrein van gezond en veilig werken is – naast de inzet in het Regeldrukreductieprogramma – ingezet op het aanpassen van bestaande regelgeving en is afgezien van een aantal nieuwe regels17. Het programma Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Eisen en Regelgeving (STOER) richt zich nadrukkelijk op het borgen van regeldrukvermindering in de woningbouw. Voorstellen uit het adviesrapport gaan onder meer over tegengaan van de stapeling van eisen (zoals bovenwettelijke betaalbaarheidseisen), het voorkomen van een wildgroei aan regels en het voornemen om de ATR tweejaarlijks een review uit te laten voeren op woningbouwregelgeving. Een kabinetsreactie op het adviesrapport wordt in oktober naar uw Kamer gestuurd. Ook is onlangs een kabinetsbrede agenda met initiatieven voor het versterken van de kwaliteit
van wetgeving naar de Kamer gestuurd. De agenda is vormgegeven aan de hand van drie speerpunten voor de wetgevingskwaliteit: effectiviteit, rechtsstatelijkheid en vereenvoudiging. 18
Daarnaast is het Regeldruk Coördinatoren Overleg (RCO) een interdepartementaal overlegorgaan waar activiteiten en maatregelen die direct betrekking hebben op regeldruk worden afgestemd en besproken om de samenwerking op dit thema interdepartementaal te versterken. Door U te informeren over deze interdepartementale aanpak heb ik uitvoering gegeven aan de motie van het lid Amhaouch c.s.19.
2. Voorkomen van regeldruk
Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)
Een belangrijke mijlpaal is dat het wetsvoorstel Instellingswet Adviescollege Toetsing Regeldruk door de Tweede Kamer en Eerste Kamer is aangenomen. Hiermee krijgt ATR een permanente status en uitbreiding van de taken, zoals:
Adviseren over voorstellen voor EU-regelgeving waarvoor een BNC-fiche wordt opgesteld. Dit is nodig, omdat het grootste deel van de regeldrukkosten voortvloeit uit EU-regelgeving;
Ministeries vroegtijdig de mogelijkheid bieden ATR te kunnen vragen te adviseren over beleidsvisies;
Adviseren aan de Staten-Generaal over initiatiefwetsvoorstellen en amendementen;
Betrokkenheid in een vroege fase bij de voorbereiding vanvoorstellen voor wet- en regelgeving die naar verwachting tot substantiële regeldrukeffecten leiden.
In overeenstemming met de motie van het lid Flach c.s.20 heeft ATR verkennend onderzoek21 gedaan naar de regeldruk vanuit Europa en in het bijzonder naar rapportageverplichtingen. De dossiers die ATR noemt als meest belastende EU-regelgeving, komen overeen met de knelpunten die door de Europese Commissie zijn geïdentificeerd in het kader van haar aanpak van regeldruk. Eén van dit in het rapport genoemde onderwerpen – het AVG-dossier – is onderdeel van de eerste tranche van het Regeldrukreductieprogramma.
ATR wijst in het rapport op enkele algemene oorzaken van de hoge regeldruk:
Impactassessments bij EU-voorstellen richten zich op individuele verordeningen of richtlijnen. Ook als deze op zichzelf goed vormgegeven zijn, wordt de cumulatie van regeldruk met andere Europese regelgeving niet meegenomen;
De neiging om voortdurend risico’s te willen verminderen, al dan niet naar aanleiding van een incident, kan leiden tot een reflex die leidt tot disproportionele ingrepen;
Vaak is de uiteindelijke richtlijn (na de impact assessment van het oorspronkelijke voorstel) een combinatie van beleidsopties, waardoor de impact van de richtlijn niet een-op-een inzichtelijk is;
Het is niet mogelijk gebleken om alle bestaande regels in kaart te brengen. Een eenduidig overzicht lijkt niet te bestaan. Door het ontbreken hiervan kunnen nieuwe informatieverplichtingen voor een sector worden opgesteld, terwijl die informatie mogelijk op basis van andere Europese verplichtingen al voorhanden is.
Daarnaast doet ATR in het rapport enkele aanbevelingen. Die richten zich op het belang van:
Het consequent en op dezelfde wijze uitvoeren van impact assessments door de Europese Commissie;
Het in kaart brengen van regeldrukeffecten voor Nederland ten behoeve van de beoordeling van EU-voorstellen en de standpuntbepaling;
Aandacht voor regeldruk die wordt veroorzaakt door toezichthouders;
Het (tijdig) uitvoeren van evaluaties;
Het goed betrekken van bedrijven om uit de praktijk suggesties te ontvangen over hoe en op welke punten regeldruk kan worden beperkt.
De aanbevelingen van ATR sporen met de inzet van het kabinet zoals verwoord in het Actieprogramma Minder Druk Met Regels. Daarin is onder meer aangegeven dat het kabinet pleit voor het meer en beter uitvoeren van impact assessments, evaluaties en consultaties en een sterker mandaat van de Regulatory Scrutiny Board (RSB, een soort ATR op EU-niveau). Verder geeft het kabinet aandacht aan regeldruk die wordt veroorzaakt door toezichthouders. Regeldruk in standpuntbepalingen en onderhandelingen over EU-regelgeving zal meer aandacht krijgen en zwaarder meewegen en het kabinet zal de regeldrukeffecten bij de beoordeling van EU-voorstellen beter in kaart brengen. Ten aanzien van de suggestie van ATR over het betrekken van bedrijven, wijs ik erop dat dit een rode draad is in het hele Actieprogramma. Het is om die reden dat de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken een belangrijke basis vormen voor het Regeldrukreductieprogramma. Ook zet het kabinet nadrukkelijk in op het goed betrekken van het bedrijfsleven via bijvoorbeeld de MKB-toets voor zowel nationale als Europese regelgeving.
Naar aanleiding van de motie van het lid Flach c.s.22 heeft de Ministeriële Stuurgroep Ondernemingsklimaat, Regeldruk en Uitvoerbaarheid (vanaf nu Ministeriële Stuurgroep) op 28 mei 2025 de uitwerking van de bijsturings- en monitoringsrol bij wetsvoorstellen met een negatief ATR-advies vastgesteld. De Ministeriële Stuurgroep vormt zich op basis van het overzicht van wetsvoorstellen met een negatief advies dat wordt aangeleverd door het ATR en de begeleidende notitie van EZ een gemeenschappelijk beeld van de meeste voorkomende oorzaken van een negatief advies en de manieren waarop dat zoveel mogelijk kan worden voorkomen. De Ministeriële Stuurgroep stuurt bij door op basis van deze inzichten afspraken te maken over het verbeteren van beleids- en wetgevingstrajecten. Voor de eerstvolgende Ministeriële Stuurgroep wordt het overzicht en de analyse van negatief geadviseerde wetsvoorstellen over het afgelopen half jaar geagendeerd, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de motie.
Bedrijfseffectentoets en MKB-toets
De Bedrijfseffectentoets (BET)23 is een verplichte toets van de gevolgen voor het bedrijfsleven bij nieuwe of te wijzigen wet- en regelgeving. Met de aanscherping van de BET is het mkb (waaronder het micro- en klein bedrijf) nadrukkelijker de standaard bij het voldoen aan de regelgeving, daarnaast kijkt men of een uitzondering voor het micro- en kleinbedrijf gewenst is. Dat blijkt onder meer uit het ‘nee, tenzij’-principe bij rapportageverplichtingen en het lastenluw implementeren van Europese regelgeving. Ook is de BET toegankelijker en beter vindbaar gemaakt.
Onderdeel van de BET is de MKB-toets (en de equivalenten van de agrarische praktijktoets- en VWS praktijktoets). Bij de MKB-toets en hun equivalenten (hierna: MKB-toets) geven ondernemers in een gesprek advies over de werkbaarheid en uitvoerbaarheid van de voorgenomen wet- en regelgeving. Momenteel zijn er sinds 2018 precies 100 MKB-toetsen uitgevoerd. Gebleken is dat inzet van dit instrument leidt tot nieuwe inzichten door de praktijkvisie van mkb-ondernemers. In veel gevallen worden voorstellen daarom op praktische elementen aangescherpt, en in sommige gevallen zelfs ingetrokken. Ook ontstaat bij departementen meer begrip voor de beroepspraktijk en de uitdagingen van ondernemers, en andersom leidt de MKB-toets ook tot meer inzicht voor ondernemers in de complexiteit van beleidsvraagstukken.
In de MKB-toets zullen familiebedrijven meer worden betrokken, waarmee wordt geborgd dat beleid voldoende bijdraagt aan de positie van familiebedrijven. De Handreiking MKB-toets wordt hierop aangepast. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie van het lid Grinwis c.s. over het invoeren van een familietoets.24
Uw Kamer heeft op 11 april via een motie van het lid Van Dijk gevraagd om meer rekening te houden met het middenbedrijf bij de beoordeling van impact van wet- en regelgeving en om het maken van een inventarisatie van het EZ-beleid en –wet- en regelgeving waarbij rekening wordt gehouden met de bedrijfsomvang en antwoord te geven of verschillende grenzen nuttig zijn met het oog op doorgroei van een bedrijf.25 Uw kamer heeft mij op 11 april ook gevraagd via een motie van het lid White om nadrukkelijker rekening te houden met het micro- en kleinbedrijf bij het maken van beleid. 26
Bij het beoordelen van de impact van nieuwe wet- en regelgeving, waaronder van EZ, wordt gebruik gemaakt van de BET, waar sinds de herziening in 2025 is opgenomen dat de impact van nieuwe wetten op het mkb, bestaand uit het micro, klein en het middenbedrijf, worden meegenomen. Het doorgroeien van bedrijven heeft mijn aandacht en ik draag hieraan bij door bijvoorbeeld bedrijven te stimuleren aan speur- en ontwikkelingswerk te doen en door de toegang tot financiering te verbeteren zodat bijvoorbeeld start- en scale-ups gemakkelijker door kunnen groeien. Dit helpt bedrijven te investeren, hun omzet te verhogen en hun bedrijf door te laten groeien.
Het is reeds staand beleid om beleidsmatig specifiek rekening te houden met het mkb, waaronder het klein- en microbedrijf, waar dit nodig is vanwege knelpunten die het micro- en kleinbedrijf ervaart.
Er zijn een aantal regelingen uitsluitend gericht op het mkb. Voorbeelden daarvan zijn Borgstellingsregeling MKB (BMKB) en de Vroegefasefinanciering. Ook biedt Qredits met name het micro- en kleinbedrijf financiering aan. Het micro- en kleinbedrijf maakt overigens ook gebruik van generieke beleidsinstrumenten. Zo liet de evaluatie van de WBSO tussen 2018 en 2024 zien dat ongeveer de helft van de WBSO-gebruikers microbedrijf is, een derde kleinbedrijf, en 9% middenbedrijf. Het gebruik van regelingen, door het micro, klein- en middenbedrijf, wordt ook onderzocht in de evaluaties van EZ-instrumenten die regelmatig plaatsvinden.
Regelingen die zijn gericht op het mkb gebruiken overwegend de grootteklasse-afbakeningen van de Europese Commissie (aanbeveling 2003/361). Deze definitie is gebaseerd op omzet, aantal werknemers en balanstotaal gebruikt.
Met dit staand beleid, en de aanpassing van de BET waarmee effecten op het mkb specifiek worden bijgehouden, heb ik beide moties afgedaan.
3. Onderzoeken
Onderzoek naar ‘niet-lastenluwe implementatie van EU-richtlijnen
Het afgelopen jaar heeft KPMG onderzoek gedaan naar de niet-lastenluwe implementatie van EU-richtlijnen in lagere regelgeving. Niet-lastenluwe implementatie houdt in dat bij implementatie niet is gekozen voor de implementatiewijze die de minste lasten oplegt aan de door de regeling geraakte bedrijven.27 Dit onderzoek (zie bijlage) biedt inzicht in de mate waarin tussen 3 juli 2019 en 3 januari 2025 implementatie van EU-regelgeving in AMvB’s en ministeriële regelingen, niet conform Aanwijzing 9.5 van de ‘Aanwijzing voor de regelgeving’ heeft plaatsgevonden, en welke gevolgen dit heeft voor de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven en het ondernemingsklimaat.28 Dit onderzoek sluit aan op een eerdere studie uit 2023 van Deloitte die keek naar de implementatie van Europese richtlijnen in nationale wetten.29
In de onderzochte periode zijn 4.784 AMvB’s en ministeriële regelingen gepubliceerd. Van deze regels zijn er 8 aangemerkt als (gedeeltelijk) niet-lastenluw, wat betekent dat ze niet volledig voldoen aan Aanwijzing 9.5 eerste lid van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Een overzicht hiervan staat in Bijlage D van het rapport. Bij zes van deze acht regelingen is expliciet vermeld dat van de standaardregel om te kiezen voor de implementatiewijze die de minste lasten oplegt aan de door de regeling geraakte bedrijven is afgeweken. In alle gevallen is toegelicht waarom voor deze aanpak is gekozen. De motivatie hiertoe is opgenomen in het ‘Overzicht niet-lastenluwe AMvB’s en ministeriële regelingen’ in bijlage D bij het rapport.
Hoewel in alle regelingen aandacht wordt besteed aan regeldrukkosten, wordt zelden apart berekend hoeveel extra lasten voortkomen uit bepalingen die verder gaan dan strikt noodzakelijk volgens de EU-richtlijn. Daardoor blijft onduidelijk in hoeverre bedrijven hierdoor extra worden belast. KPMG adviseert om de schrijfwijzer voor de nota van toelichting aan te passen, zodat meerkosten voortaan expliciet worden onderbouwd en de BET (waarin sinds wijziging ervan in maart dit jaar staat dat bij de nationale uitwerking van Europese regelgeving lastenluwe implementatie de standaard is) structureel wordt toegepast. Ik zal deze aanbevelingen oppakken, zodat er voortaan een meer zorgvuldige belangenafweging gemaakt wordt bij de afweging tussen een bepaald beleidsdoel en de gecreëerde regeldruk. Daarnaast zal ik met de Ministeriële Stuurgroep bekijken of dit onderzoek aanleiding geeft om de geïdentificeerde dossiers mee te nemen in een van de volgende tranches van het regeldrukreductieprogramma.
MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken
Onlangs heb ik U geïnformeerd over de tweede serie onderzoeken naar regeldruk bij drie mkb-branches, de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken30. Deze onderzoeken vormen met de eerder uitgevoerde MKB-indicatoronderzoeken een belangrijke basis voor de aanpak van bestaande regeldruk in het Regeldrukreductieprogramma.
Inmiddels is de voorbereiding gestart voor de derde ronde MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken, waarin de volgende sectoren worden doorgelicht:
Maritiem;
Schoonmaak;
Groene en circulaire bedrijvigheid.
Ik heb voor deze sectoren gekozen, omdat dit goed georganiseerde branches zijn die het huidige beeld van de regeldruk voor het mkb aanvullen. De maritieme sector is indicatief voor bedrijven die internationaal ondernemen. Mijn verwachting is dat het onderzoek verschillen in wetgeving tussen landen aan het licht brengt.
De schoonmaaksector is interessant, omdat deze indicatief is voor dienstverlenende bedrijven met werknemers die relatief meer kwetsbaar zijn. Een onderzoek naar deze sector kan een licht schijnen op de toepassing en uitwerking van sociale wetgeving.
Daarnaast laat ik onderzoeken welke regels bedrijven belemmeren in hun verduurzaming met behulp van een indicatorbedrijf dat zich bezighoudt met groene en circulaire bedrijvigheid. Hiermee geef ik opvolging aan de motie van het lid Thijssen31 om bij het schrappen van onnodige regels prioriteit te geven aan regels die verduurzaming in de weg staan.
De onderzoeken worden dit jaar opgestart en de resultaten worden medio 2026 aangeboden aan uw Kamer. De resultaten zullen vervolgens meegenomen worden in mijn aanpak van bestaande regeldruk.
Bijlage 2: Dossiers 1e en 2e tranche Regeldrukreductieprogramma
Dossiers eerste tranche
In de 1e tranche van het Regeldrukreductieprogramma zijn vier complexe, sector-overstijgende dossiers aangepakt. Deze onderwerpen zijn door de Ministeriële Stuurgroep geselecteerd op basis van de uitkomsten van de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken naar de meest belemmerende regeldruk voor mkb-ondernemers en het perspectief om – met behoud van de beleidsdoelstellingen – resultaten in het verminderen van regeldruk te realiseren. Bij de eerste tranche is gekeken naar sector-overstijgende onderwerpen om tot brede impact van de regeldrukvermindering te komen. De 1e tranche heeft geleid tot de volgende resultaten.
Besluit CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit (Besluit WPM)
Probleemstelling:
Organisaties met 100 of meer werknemers rapporteren elk jaar over de zakelijke en woon-werkreizen van hun werknemers. 2024 was het eerste jaar waarover organisaties moesten rapporteren. De rapportageverplichting is onderdeel van een pakket aan maatregelen dat moet leiden tot 1,5 megaton minder CO₂-uitstoot door werkgebonden reizen in 2030. Dit is in 2019 afgesproken met het Klimaatakkoord. In 2026 vindt een tussentijdse evaluatie plaats. Als dan blijkt dat de CO₂-uitstoot door werkgebonden reizen onvoldoende daalt om het reductiedoel van 1,5 megaton in 2030 te halen, zal in de regelgeving een norm worden opgenomen die de CO2-uitstoot per reizigerskilometer maximeert. Wijziging van het besluit WPM is daarvoor noodzakelijk.
Vooral kleine en middelgrote ondernemingen vinden het lastig om aan de rapportageverplichting te voldoen en de gegevens over woon-werkmobiliteit te verzamelen. Grote ondernemingen hebben daar minder problemen mee, maar moeten vaak ook rapporteren voor de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en de Energy Efficiency Directive (EED). Die rapportages zijn verplicht op grond van Europese regels. Die overlap zorgt voor extra werk voor grote ondernemingen.
Oplossingen:
De werkgroep regeldrukreductie Besluit WPM heeft in opdracht van de
Ministeriële Stuurgroep Ondernemingsklimaat, Regeldruk en
Uitvoerbaarheid onderzocht hoe het rapporteren over werkgebonden reizen
eenvoudiger kan. Conform de opdracht aan de werkgroep ging het vooral om
de aansluiting op andere EU rapportages en het vergemakkelijken van de
rapportage over woon-werkmobiliteit. Het rapport van de werkgroep is als
bijlage bij deze brief gevoegd. De werkgroep heeft een indeling gemaakt
naar korte, middellange en lange termijn opties.
Korte termijn opties
De staatssecretaris van IenW is al begonnen met de opvolging van de voorstellen van de werkgroep die op korte termijn gerealiseerd kunnen worden. Het gaat dan om de vereenvoudiging en verbetering van de bestaande handreiking voor gegevensverzameling die is gemaakt om organisaties te helpen met het verzamelen van de benodigde gegevens.32 Daarnaast ontwikkelt het ministerie van IenW hulpmiddelen om het verzamelen van de data over woon-werk te vergemakkelijken. Dit najaar komen die hulpmiddelen beschikbaar. Ook stelt het ministerie van IenW een tool beschikbaar die het eenvoudiger maakt om enquêteresultaten te verwerken.
Middellange termijn opties
De werkgroep doet verschillende voorstellen voor regeldrukvermindering waarvoor het Besluit WPM moet worden aangepast of die grote veranderingen vereisen in de ICT-systemen. Hieraan kan op middellange termijn (na 2026) invulling worden gegeven. De staatssecretaris van IenW neemt deze beleidsopties mee in de tussentijdse evaluatie van het besluit WPM in 2026. De opties betreffen de berekeningsmethode van de CO2-uitstoot, de eenheid waarover wordt gerapporteerd en het niveau waarop wordt gerapporteerd (concern of onderneming). Andere opties zijn het beperken van de rapportage over woon-werkmobiliteit tot het gebruik van zakelijke vervoermiddelen, het verlagen van de frequentie van het rapporteren en het uitzonderen van specifieke sectoren. Die opties zullen de regeldruk aanzienlijk verminderen, maar tegelijkertijd ook de CO2-reductiedoelstelling voor werkgebonden personenmobiliteit in het geding brengen. Alternatieve maatregelen binnen het besluit WPM kunnen dan nodig zijn om de CO2-reductiedoelstelling te halen.
Met de staatssecretaris van IenW heb ik afgesproken om voorstellen uit te werken voor een uitzondering voor het mkb. Met die uitzondering zou tegemoet worden gekomen aan de wens van de Kamer. Zie de aangenomen motie van de leden Van Zanten en Vermeer (beiden BBB) waarmee is uitgesproken dat het de voorkeursoptie van de Ministeriële Stuurgroep Ondernemingsklimaat, Regeldruk en Uitvoerbaarheid zou moeten zijn dat de rapportages werkgebonden personenmobiliteit worden afgeschaft voor het mkb.33 Deze optie betekent wel dat de grote werkgevers (met meer dan 250 werknemers) de volledige CO2-reductieopgave van het besluit WPM voor hun rekening moeten nemen (1,5 megaton CO2-reductie in 2030). Concreet gaat het dan om een extra reductie van 0,27 megaton CO2. De precieze gevolgen voor grote bedrijven van een uitzondering voor het mkb dienen nog in kaart te worden gebracht. De voorstellen voor een uitzondering voor het mkb worden meegenomen in de evaluatie in 2026.
Lange termijn opties
Op grond van het Besluit WPM, de CSRD en de EED rapporteren ondernemingen op dit moment over werkgebonden personenmobiliteit bij drie verschillende loketten. Het ideaalbeeld is dat bedrijven nog maar één keer gegevens hoeven aan te leveren via één loket. Hiermee zouden ze in één keer aan alle rapportageverplichtingen voldoen. Deze aanpak is logisch en efficiënt, maar vraagt wel om ingrijpende aanpassingen in ICT-systemen en regelgeving. Dit kan pas op langere termijn (na 2028) worden gerealiseerd als het Besluit WPM is aangepast en goed aansluit op de CSRD en EED.
Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E)
Probleemstelling:
Iedere ondernemer met minimaal één werknemer in dienst heeft de wettelijke verplichting om een RI&E op te stellen, waarin de risico’s met betrekking tot de arbeidsomstandigheden worden vastgelegd. Daarnaast beschrijven ze in een plan van aanpak de maatregelen die ze nemen om deze risico’s te beheersen. Ondernemers geven aan het opstellen van een RI&E tijdrovend en ingewikkeld te vinden. Vaak huren ondernemers hiervoor externe deskundigen in, wat tot extra kosten leidt.
Oplossingen:
Sinds 2010 kunnen brancheverenigingen een branche-RI&E opstellen. Om kleine ondernemers te helpen bij het maken van een RI&E, zetten het kabinet en brancheorganisaties in op de ontwikkeling van meer erkende branche-RI&E ‘s en het stimuleren van het gebruik daarvan. Hierover bent u door de staatssecretaris van SZW geïnformeerd met de voortgangsbrief Arbovisie 204034 en de brief Verminderen van regeldruk35.
In een branche-RI&E zijn de belangrijkste risico’s in een branche al geïnventariseerd. Met de branche-RI&E als voorbeeld is het voor werkgevers eenvoudiger om een eigen RI&E te maken. Bovendien zijn werkgevers met minder dan 25 werknemers bij gebruik van een erkende branche-RI&E uitgezonderd van de toetsingsplicht, wat tijd en geld bespaart. De branche-RI&E’s worden erkend door alle bij de cao aangesloten werknemersorganisaties en een werkgeversorganisatie. Daarna worden ze aangemeld bij het steunpunt RI&E en gepubliceerd.
Het kabinet brengt in samenspraak met sociale partners in kaart welke belemmeringen er zijn om tot meer erkende branche-RI&E’s te komen en oplossingen om deze weg te nemen. Ook bekijkt het kabinet welke ondersteuning nodig is om brancheorganisaties te helpen bij het ontwikkelen, actueel houden en erkennen van een branche-RI&E. Daarnaast zal het kabinet met sociale partners bekijken hoe bedrijven kunnen worden geholpen om de branche-RI&E te gebruiken.
Het in kaart brengen en verhelpen van de belemmeringen om te komen tot een erkende branche-RI&E en het inrichten van de juiste ondersteuning zal in 2025 en 2026 plaatsvinden. Het stimuleren van erkende branche-RI&E ‘s heeft doorlopend aandacht. De staatssecretaris van SZW heeft aan uw Kamer toegezegd dat een werkgroep bestaande uit alle betrokken partijen naar de knelpunten gaat kijken om te komen tot gezamenlijke oplossingen. Deze werkgroep brengt eind van het jaar een update hierover uit.
Re-integratie zieke werknemer
Probleemstelling:
Met betrekking tot de verplichtingen rondom langdurig zieke werknemers worden de hoogste lasten voor ondernemers veroorzaakt door loondoorbetaling en de premies voor een ziekteverzuimverzekering. De periode waarin een ondernemer een langdurig zieke werknemer moet doorbetalen (minimaal 70%) is op dit moment 104 weken. De regeldrukkosten voor het re-integreren van een zieke medewerker worden vooral veroorzaakt door het opbouwen van een re-integratiedossier dat aantoont dat de werkgever er alles aan heeft gedaan om de re-integratie van de zieke medewerker te bevorderen. Het opstellen van dit dossier is tijdrovend en bovendien is de werkgever wettelijk verplicht het proces te laten begeleiden door een arbodienst. Daarnaast worden vaak een arbeidsdeskundige en een re-integratiebureau ingeschakeld om de re-integratie binnen of buiten het bedrijf mogelijk te maken.
De huidige periode van loondoorbetaling bij ziekte en de verplichtingen rondom re-integratie zijn belangrijke en effectieve factoren bij de re-integratie van zieke werknemers en het voorkomen van instroom in de arbeidsongeschiktheidsuitkering; en daarmee het behouden en vergroten van het arbeidsaanbod. Tegelijkertijd ziet en begrijpt het kabinet dat vooral kleine ondernemers deze verplichtingen als zwaar ervaren en zich belemmerd kunnen voelen om mensen in vaste dienst te nemen.
Oplossingen:
Naar aanleiding van de adviezen van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) werkt het kabinet aan een voorstel voor een herziening van het arbeidsongeschiktheidsstelsel. Dit voor een begrijpelijk, uitvoerbaar en betaalbaar arbeidsongeschiktheidsstelsel.
Daarnaast werkt het kabinet in het kader van het arbeidsmarktpakket aan een wetsvoorstel waarmee kleine en middelgrote werkgevers eerder duidelijkheid krijgen over de periode waarover de eigen functie van de zieke werknemer voor deze werknemer beschikbaar moet blijven. Ook werkt het kabinet aan een wetsvoorstel om het medisch advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de zieke werknemer leidend te maken bij de toets die het UWV uitvoert op het re-integratieverslag (de RIV-toets). Hierdoor kunnen werkgevers uitgaan van het medisch advies van de bedrijfsarts en neemt het risico op een verlenging van de loondoorbetalingsperiode met maximaal 52 weken (loonsanctie) af. Hiermee wordt aan dit dossier een concrete invulling gegeven binnen de eerste tranche.
Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)
Probleemstelling
Dagelijks worden persoonsgegevens verwerkt, bijvoorbeeld bij online aankopen of het invullen van formulieren. De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) biedt kaders voor de rechtmatige en zorgvuldige omgang met die gegevens.
De AVG heeft als doel om de verwerking van persoonsgegevens mogelijk te maken op een manier die grondrechten van burgers beschermt en tegelijkertijd het vrije verkeer van persoonsgegevens binnen de Unie mogelijk maakt. Vrijwel elk bedrijf verwerkt persoonsgegevens, zoals klantinformatie, e-mailadressen of personeelsdossiers en heeft te maken met de AVG. Voor organisaties, vooral het midden- en kleinbedrijf (mkb), brengt naleving van de regels in de AVG extra werk en kosten met zich mee. De AVG maakt bijna geen uitzonderingen voor het mkb. De vereisten in de AVG hangen namelijk voor een groot deel af van de risico’s van een verwerking van persoonsgegevens voor grondrechten en niet zozeer van hoe groot het bedrijf is.
Uit het MKB-indicatoren onderzoek uit 2023 is naar voren gekomen dat hoewel de feitelijke tijdsbesteding voor ondernemers beperkt is, zij de AVG als belastend ervaren omdat zij vaak niet goed weten hoe zij de naleving van de wet met hun leveranciers of klanten moeten regelen. In het Actieprogramma Minder Druk Met Regels heeft het kabinet aangegeven dat zij de uitdagingen ziet die het mkb bij de AVG ervaart. De werkgroep regeldrukreductie AVG heeft naar aanleiding hiervan bekeken hoe de in verband met de AVG ervaren regeldruk voor ondernemers kan worden verminderd, zonder dat dit ten koste gaat van de bescherming van persoonsgegevens. De werkgroep heeft zich gefocust op voorstellen om de AVG beter werkbaar te maken binnen de kaders van de AVG. Het rapport van de werkgroep is meegezonden als bijlage van deze brief.
De werkgroep constateert in haar rapport dat mkb-ondernemers die gegevensverwerkingen niet als hoofdactiviteit hebben de AVG vaak complex vinden. Deze ondernemers hebben doorgaans beperktere kennis van de AVG, tijd en financiële middelen om zich te verdiepen in de regels. Daardoor voelen zij zich genoodzaakt expertise in te huren om de AVG op een goede manier te implementeren, wat extra kosten met zich meebrengt. In sommige gevallen bieden brancheverenigingen ondersteuning aan leden zodat ondernemers niet, of minder, afhankelijk zijn van externe experts. Ondernemingen weten daarbij niet goed hoe zij in de praktijk invulling moeten geven aan de open normen in de AVG. Van belang is daarbij dat toezichthouders in verschillende EU-landen de regels consistent toepassen. Daarnaast maken ondernemingen kosten (tijd en financiële middelen) om de verplichtingen in de AVG na te leven. Ondernemers moeten in voorkomende gevallen bijvoorbeeld documenten opstellen, risico’s inschatten en maatregelen nemen. Dat komt naast wettelijke verplichtingen op andere domeinen waar zij al aan moeten voldoen.
Oplossingen
Het kabinet ziet dat het advies in lijn is met de analyse over regeldruk in verband met de AVG uit die Kamerbrief Minder Druk met Regels en de inzet van het kabinet met betrekking tot het Omnibus-IV voorstel over simplificatie van de AVG.36
Bij het verminderen van regeldruk voor ondernemers bij de AVG spelen de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en het Europees Comité voor gegevensbescherming (hierna: het Comité) een belangrijke rol.37 De Europese Commissie concludeerde in het Tweede Verslag over de werking van de AVG dat toezichthouders hun inspanningen moeten verdubbelen onder meer aan de hand van proactieve contacten met het MKB om bezorgdheid over de naleving voor zover deze niet terecht is, te verminderen.38 De AP heeft onder meer de taak om organisaties voor te lichten over de AVG, waarbij zij rekening dient te houden met de behoeftes van het mkb. Het Comité publiceert - als koepel van onafhankelijke Europese toezichthouders - richtlijnen aanbevelingen en best practices over de uitleg van de AVG voor een uniforme toepassing in de EU. Begrijpelijke en toegankelijke praktische informatie is van groot belang voor ondernemers om te weten wanneer zij de AVG goed naleven. In aansluiting op het rapport van de werkgroep, wil de AP haar voorlichting nog meer toespitsen op de praktijk van het mkb. De AP gaat een praktische gereedschapskist met sjablonen voor verplichte documenten, zoals een verwerkingsregister of een privacyverklaring publiceren. Ook wil de AP een lijst gaan publiceren van verwerkingen waarvoor geen uitgebreide risicoanalyse (Data Protection Impact Assessment (DPIA)) nodig is, waardoor ondernemingen meer duidelijkheid krijgen. Gezien de benodigde Europese afstemming in het Comité heeft de AP enige tijd nodig om deze documenten te kunnen opstellen en publiceren.
Op 21 mei jl. publiceerde de Europese Commissie een vierde Omnibuspakket dat tot doel heeft onnodige regeldruk te verminderen en stelt hierin onder meer voor om de AVG gericht aan te passen.39 De Commissie wil de uitzondering voor het bijhouden van een verwerkingsregister uitbreiden, zodat bedrijven met minder dan 750 werknemers geen register meer hoeven bij te houden, zolang hun gegevensverwerking geen hoog gegevensbeschermingsrisico oplevert. Het kabinet steunt deze voorstellen en zet zich in Brussel in om regeldruk bij de AVG verder te verlagen bij dit Omnibusvoorstel en mogelijke nieuwe voorstellen in de toekomst, zonder dat dit ten koste gaat van de bescherming van persoonsgegevens.
Het kabinet ziet dat er daarnaast kansen liggen om regeldruk te verminderen voor het mkb door binnen sectoren meer met elkaar samen te werken, omdat ondernemingen binnen eenzelfde sector vaak vergelijkbare verwerkingen van persoonsgegevens uitvoeren. Tot nu toe wordt in de EU betrekkelijk weinig gebruik gemaakt van zogenoemde AVG-gedragscodes, die sectoren kunnen helpen om duidelijkheid te geven over toepassing van de AVG. De voorwaarden voor gedragscodes worden door het MKB als streng ervaren, terwijl voor ondernemers en brancheverenigingen het niet altijd duidelijk is wat gedragscodes hen opleveren. Het Comité heeft in zijn strategie voor 2024-2027 toegezegd de ontwikkeling en implementatie van passende en effectieve nalevingsmaatregelen, zoals certificering en gedragscodes, te blijven ondersteunen.40 Daarnaast zal het kabinet met de AP bespreken hoe het gebruik van sectorale initiatieven zoals gedragscodes in Nederland verder kan worden gestimuleerd.
Tegelijkertijd zal een zekere lastendruk blijven bestaan. Een organisatie die persoonsgegevens verwerkt, zal zich moeten houden aan de wettelijke vereisten voor de bescherming van persoonsgegevens. Met de hiervoor genoemde initiatieven hoopt het kabinet dat de verplichtingen in de AVG makkelijker werkbaar worden voor ondernemers en onnodige regeldruk voor ondernemers te verminderen.
Dossiers tweede tranche
Tijdens het komende half jaar zal aan de volgende onderwerpen worden gewerkt. Deze lijst is nog niet uitputtend. Hieraan kunnen naar aanleiding van de lopende gesprekken onderwerpen worden toegevoegd.
RI&E en Re-integratie zieke werknemer
De SZW-onderwerpen uit de eerste tranche van het Regeldrukreductieprogramma zijn nog niet af. In het najaar van 2025 breng ik gezamenlijk met de staatssecretaris van SZW in kaart welke belemmeringen er zijn om te komen tot een erkende branche-RI&E en hoe deze belemmeringen worden weggenomen. Ook maken we een begin met het inrichten van de juiste ondersteuning. Vanuit regeldrukperspectief zal ik bijdragen aan de totstandkoming van het meerjarig Actieprogramma Arbo Actief!, zodat werkgevers minder regeldruk ervaren bij het goed toepassen van de arboregels. De staatssecretaris van SZW heeft uw kamer op 28 mei jl. over dit Actieprogramma geïnformeerd41. Het kabinet blijft voor de langere termijn werken aan een voorstel voor herziening van het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid. Waarbij de vermindering van regeldruk voor werkgevers (en specifiek kleine ondernemers) bij ziekte en arbeidsongeschiktheid van hun werknemers nadrukkelijk een onderdeel wordt.
Uitvragen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Het CBS heeft de wettelijke taak om statistieken te maken voor praktijk, beleid en wetenschap. Een groot deel van het werkprogramma van het CBS vindt zijn basis in Europese statistiekverordeningen. Daarnaast maakt het CBS statistieken op verzoek van vooral ministeries en andere overheden als basis voor beleid binnen alle domeinen van de economie en samenleving, waaronder ook over allerlei ontwikkelingen binnen het bedrijfsleven. Daarvoor heeft het CBS informatie nodig, die het vooral haalt uit overheidsregistraties, en waar nodig ook uitvraagt bij bedrijven.
Zowel CBS als EZ maken zich in Europees verband hard voor minder regeldruk voor burgers en bedrijven. Hiervoor zullen verschillende kansen worden geïdentificeerd en beschreven in een non-paper om in Europees verband het gesprek te voeren. Onder meer het implementeren van de Europese richtlijn VAT in a Digital Age (VIDA) heeft de aandacht. Deze richtlijn verplicht bedrijven onder andere vanaf 1 juli 2030 om bij grensoverschrijdende transacties een e-factuur uit te reiken en de gegevens daaruit digitaal te rapporteren aan de Belastingdienst. Deze gegevens zijn een deel van de gegevens die het CBS – zij het minder specifiek - nu opvraagt bij bedrijven boven bepaalde handelsomzet-drempels. Ik wil daarom onderzoeken of de gegevens die via VIDA worden gerapporteerd ook aansluiten bij de benodigde gegevens voor het CBS. Het doel hiervan is om zoveel mogelijk data op te leveren zodat de Intrastat-rapportageverplichtingen voor bedrijven zoveel als mogelijk kan worden beperkt, en idealiter zelfs volledig kan vervallen, hetgeen de enquêtedruk aanzienlijk zal verminderen. De kamer is recent geïnformeerd over VIDA-richtlijn waar verplichte e-facturatie onderdeel van uitmaakt.
Zoals ook vermeld in de brief worden bij de te maken beleidskeuzes en de implementatie van de richtlijn ondernemers via (internet)consultatie betrokken. Ook is er nadrukkelijk aandacht voor de administratieve lasten van ondernemers, de impact op de bedrijfsvoering en de benodigde ondersteuning. Dit geldt voor kleine ondernemers in het bijzonder.
Afvalbeheer autowrakken en batterijen
Regeldruk voor ondernemers in de automotive sector wordt veroorzaakt door een gebrek aan overzicht van de informatie over de verplichtingen waaraan moet worden voldaan en de veelheid aan instanties (onder meer de omgevingsdienst, de Arbeidsinspectie en diverse instanties voor het scheiden en registreren van afval, zoals producentenorganisaties RecyBEM en ARN) waar bedrijven mee te maken hebben. Vermindering van (ervaren) regeldruk vanuit de overheid kan mogelijk worden bereikt door vereenvoudiging en vindbaarheid van de beschikbare informatie. Ondernemers zijn geholpen met een uitgebreid overzicht vanuit IPLO (Informatiepunt Leefomgeving) van de milieubelastende activiteiten en afvalstromen waar bedrijven mee te maken hebben, inclusief bijbehorende regelgeving en betrokken instanties. Zo zijn er verschillende partijen betrokken bij het afvalbeheer van auto(onderdelen), batterijen en banden. Het kan de betreffende bedrijven helpen om een helderder overzicht te bieden van de verantwoordelijkheden per partij en regels per afvalstroom. De Europese regelgeving over autowrakken is lastenluw geïmplementeerd. Momenteel lopen er in Brussel onderhandelingen over aanpassing van deze wetgeving. Het regeldrukperspectief wordt daarin meegenomen. De Europese regelgeving voor batterijen is direct geldend. De nationale implementatie die nog noodzakelijk is wordt eveneens lastenluw geïmplementeerd.
Vakbekwaamheidseisen voor de financiële sector
Financieel adviseurs moeten permanent actueel vakbekwaam zijn en daarnaast periodiek examen doen om adviesbevoegd te blijven en inhoudelijk klantcontact te hebben. Ondernemingen in deze sector ervaren veel regeldruk om aan deze verplichtingen te voldoen. Ondernemers betwijfelen het nut en de noodzaak van de examens voor permanente educatie en de aansluiting daarvan op de dagelijkse praktijk. Deze verplichting komt voort uit de Wet op het financieel toezicht (Wft). Permanente educatie en de regulering daarvan is in het leven geroepen nadat uit onderzoek van de Autoriteit Financiële Markten bleek dat adviseurs te vaak onvoldoende vakbekwaam waren. Dit had een negatief effect op het herstel van vertrouwen in de financiële sector na de financiële crisis. Bij eventuele aanpassingen in het stelsel moet worden geborgd dat consumenten worden geadviseerd door aantoonbare vakbekwame adviseurs.
Bijlage 3: Overzicht departementale initiatieven regeldrukreductie
*: regeldrukreductie in aanpak versterking ondernemingsklimaat42
Initiatief regeldrukreductie | Departement | Beoogde regeldrukreductie |
---|---|---|
Tweede tranche wetsvoorstel internationale sanctiemaatregelen* | BZ | Het kabinet werkt aan de tweede tranche van het wetsvoorstel internationale sanctiemaatregelen. Een van de leidende uitgangspunten in de tweede tranche is een meer risico-gebaseerde benadering. |
Geïntegreerde benadering duurzaamheidswetgeving | EZ | Lagere regeldrukkosten door betere uitvoerbaarheid duurzaamheidswetgeving |
Verkenning verhogen omzetdrempels voor fusietoezicht | EZ | Sinds de inwerkingtreding is de omzetdrempel voor fusietoezicht nooit geïndexeerd. Hierdoor zijn de uitvoeringslasten en de regeldruk voor zowel de ACM als het bedrijfsleven gestegen. De toenmalige minister van EZ heeft aangekondigd om te kijken of de omzetdrempels kunnen worden geïndexeerd. Dit zou tot een verhoging van de omzetdrempels leiden. Over de voortgang wordt de Kamer nog geïnformeerd. |
Informatie-uitwisseling KVK en andere poortwachters* | EZ | De informatie-uitwisseling tussen KVK en andere poortwachters wordt verbeterd, om evident malafide partijen te herkennen en te weren. |
Stimuleren branche vermijdings- en reductieplannen (VRP) om nalevingslasten m.b.t. zorgwekkende stoffen (ZZS) te minimaliseren* | IenW | Om een versnelling van de gewenste Zeer Zorgwekkende Stoffen emissiereductie te realiseren met zo laag mogelijke nalevingslasten voor ondernemers, gaan het kabinet en het bedrijfsleven (VNO-NCW en MKB-Nederland) de ontwikkeling van branche vermijdings- en reductieplannen (VRP) stimuleren. Ondernemers kunnen op basis van een branche-VRP met relatief geringe regeldrukkosten een bedrijfsspecifieke VRP ontwikkelen, waarbij vereenvoudiging en uitvoerbaarheid centraal staan. |
Verpakkingswetgeving | IenW | Begin 2025 is de nieuwe verpakkingenverordening (EU) 2025/40 gepubliceerd. Deze verordening komt in plaats van de huidige verpakkingenrichtlijn en zet daarmee een grote stap in de harmonisatie van verpakkingswetgeving. De eisen van de nieuwe verordening gaan vanaf augustus 2026 in. |
Controle op de opdrachten richting RVO | LVVN | Vereenvoudiging van de formulieren waar mogelijk. |
Verminderen van regeldruk (zie Kamerbrief d.d. 28-5-202543):
|
SZW |
|
Zieke werknemers gaan uit dienst met een vaststellingsovereenkomst | SZW | Formeel is dan sprake van een (verwijtbare) benadelingshandeling Ziektewet, waardoor er geen recht is op een Ziektewetuitkering en zo nodig wordt ook de uitbetaalde WW-uitkering teruggevorderd. UWV is hierover al samen met het ministerie van SZW in gesprek, dit wordt de komende periode geïntensiveerd om zo gezamenlijk tot oplossingen te komen. Hierbij gaat het ook op welke wijze werkgevers en werknemers beter op hun gezamenlijke verantwoordelijkheden kunnen worden aangesproken. |
Inkomensregistratie onderzoeken | SZW met FIN | Beoogde reductie: de eventuele verschuiving van administratieve
lasten vermindert regeldruk. EZ sluit evt. ook aan bij evt. gesprekken
met relevante stakeholders. Globale omschrijving reductie: nu zijn veel functies in de overheid afhankelijk van inkomen (zowel om belasting te innen, alsook om inkomensondersteuning te bieden). Echter er ontbreekt veel actuele informatie (voornamelijk van eenmanszaken). Nu wordt deze informatie door burgers zelf aangeleverd bij instanties en jaarlijks achteraf getoetst aan vastgestelde verzamelinkomens of andere contra-informatie. Dat zorgt voor een deel van deze groep voor problemen (hoge terugvorderingen van toegekende uitkeringen, tegemoetkomingen etc.). Met deze verkenning wordt onderzocht of en zo ja op welke manier deze inkomensgegevens wel tijdig kan worden ontvangen. |
Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Eisen en Regelgeving (STOER) | VRO | Gemiddeld €30.000,- per gebouwde woning en halvering planvoorbereidingsfase: van gemiddeld 7 jaar naar circa 3,5 jaar. |
(Ont)Regel de Zorg: brede aanpak om te komen tot regeldrukvermindering in de zorg, hierbij wordt samengewerkt met systeem- en zorgpartijen | VWS | Halveren van de administratietijd per 2030 naar maximaal 20% van de werktijd van zorgverleners. |
Bijlage 4: Europese regeldrukreductie
De Europese Commissie heeft een stevige ambitie om regeldruk terug te dringen.44 In de Raad van de Europese Unie werkt Nederland samen met de andere lidstaten en de Europese Commissie aan de versterking van het beleid om regeldruk te verminderen. In februari van dit jaar heeft de Commissie in een mededeling een omvangrijk nieuw pakket aan acties en maatregelen gepresenteerd om te werken aan effectievere uitvoering en vermindering van regeldruk voor burgers, bedrijven en overheden.45 Een goed functionerende Europese interne markt is daarbij essentieel. Want ondernemers worden in de praktijk nog te vaak geconfronteerd met uiteenlopende complexe procedures en versnipperde handhaving. Uw Kamer ontvangt op een later moment een actualisering van de huidige interne markt actieagenda46. Hierin staan de interne markt barrières beschreven die het kabinet adresseert.
Onderdeel van de agenda om deze doelen te halen is de aankondiging van Omnibussen (het combineren, stroomlijnen en verduidelijken van wetgeving), en een aantal andere voorstellen voor bundeling en vereenvoudiging van bestaande wetgeving. Inmiddels heeft de Commissie al meerdere Omnibuspakketten gepubliceerd. Omdat ik besef hoe omvangrijk de lasten voor ondernemers zijn die voortkomen uit Europese verplichtingen, zoals die van de huidige CSRD, ben ik positief gestemd over de Omnibus-voorstellen die de bedrijven in de EU en dus ook in Nederland weer concurrerender moeten maken. Het kabinet steunt de lijn naar vergaande vereenvoudiging die de Europese Commissie hier inzet, evenals de urgentie ervan, zonder de gerelateerde beleidsdoelstellingen en het beoogde beschermingsniveau van wetgeving te ondermijnen.
Het kabinet zet zich in om hier zoveel mogelijk regeldrukreductiepotentieel te effectueren. Daarbij richt het kabinet zich niet alleen op de inhoud van bestaande voorstellen, maar ook op het waar mogelijk agenderen van nieuwe initiatieven om onnodige regeldruk te verminderen op thema’s die voor Nederland van belang zijn. Op meerdere punten komt de Commissie in de mededeling tegemoet aan de verzoeken en suggesties die Nederland eerder heeft gedaan om te werken aan vermindering van regeldruk. Zo heeft Nederland er eerder op aangedrongen dat er meer aandacht wordt gegeven aan een uniforme uitvoering en effectieve handhaving van EU-regels. Het is positief dat de Commissie in deze mededeling op deze punten in gaat. Met name de “uitvoeringsdialogen” waarbij de Commissie met tal van belanghebbenden in gesprek gaat over de wijze waarop regels worden uitgevoerd en de aankondiging van de Commissie snel en resoluut te zullen handhaven, zijn in dat opzicht interessant.
Nederland heeft er ook voor gepleit dat alle bestaande regels systematisch tegen het licht worden gehouden om waar mogelijk regeldruk te verminderen en dat daarbij vooral wordt gekeken naar wat ondernemers in de praktijk als meest knellend ervaren. De Commissie heeft in deze mededeling aangekondigd dit inderdaad te gaan doen en daarvoor “praktijkchecks” te zullen uitvoeren. Die checks zijn erop gericht om van ondernemers – met name uit het mkb – te horen hoe EU-regelgeving in de praktijk wordt ervaren.
Nederland heeft herhaaldelijk benadrukt dat voorstellen voor regelgeving zouden moeten worden voorzien van een effectbeoordeling om de regeldrukgevolgen te kunnen inschatten en erop gewezen dat er in diverse gevallen voorstellen worden gedaan zonder dat er een effectbeoordeling is gemaakt. Het is in dat opzicht een stap in de goede richting dat de Commissie aankondigt om in meer gevallen de effecten van voorgenomen gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen te zullen toetsen.
Nederland is zich ervan bewust dat de Europese Commissie het niet alleen kan. Ook medewetgevers en individuele lidstaten hebben een verantwoordelijkheid.
Het kabinet wil die verantwoordelijk zeker nemen, bijvoorbeeld waar het gaat om het meewegen van regeldruk in standpuntbepalingen en onderhandelingen. De nieuwe rol bij de totstandkoming van BNC-fiches, die ATR op grond van de Instellingswet krijgt, zal de kwaliteit vergroten van de regeldruk-analyses die het kabinet maakt van EU-voorstellen.
Hieronder wordt nader ingegaan op de Omnibuspakketten en op de door de Commissie gemaakte inschattingen van de EU-brede regeldrukreductie die met de Omnibusvoorstellen zou kunnen worden gerealiseerd. Deze bedragen kunnen afwijken in het geval het voorstel van de Commissie na onderhandelingen met de Raad en het Europees Parlement nog worden gewijzigd.
Omnibuspakket I over de vereenvoudiging van duurzaamheidsrapportages
De duurzaamheidsrapporteringsverplichtingen worden toespitst op de grootste ondernemingen die waarschijnlijk de grootste impact zullen hebben op mens en milieu. Zo worden kleinere ondernemingen er niet mee belast. Dit omnibuspakket omvat maatregelen voor:
Beter toegankelijke en efficiëntere duurzaamheidsrapportering (CSRD) met een boogde besparing van jaarlijks €4,4 miljard, eenmalige besparingen circa €1,6 miljard bij implementatie, en een reductie van reikwijdte van 80% minder ondernemingen die rapportageplichtig zijn;
Het vereenvoudigen van de passende zorgvuldigheid (due diligence) om verantwoorde handelspraktijken te ondersteunen (CSDDD) met een beoogde besparing van jaarlijks circa €320 miljoen en eenmalig circa €60 miljoen bij implementatie;
Het versterken van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie voor een eerlijkere handel (CBAM) (beoogde besparing nog niet gekwantificeerd);
Taxonomieverordening met een besparing van jaarlijks €0,8 miljard (inbegrepen bij CSRD-cijfers, omdat dit voortkomt uit vrijstelling van taxonomie-rapportage voor bedrijven buiten CSRD-scope).
Omnibuspakket II over het vereenvoudigen van investeringen
Dit pakket is gericht op het verminderen van rapportageverplichtingen, vooral voor financiële tussenpersonen en eindgebruikers van InvestEU-financiering door middel van vereenvoudigde rapportage. Concreet wordt verwacht dat deze maatregelen ongeveer €350 miljoen aan administratieve lastenbesparing opleveren gedurende de resterende looptijd van het programma.
Omnibuspakket III over het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)
In dit pakket worden administratieve processen voor boeren en overheidsinstanties vereenvoudigd, wat leidt tot minder administratieve lasten. Er vindt nadere vereenvoudiging plaats door het verminderen van overlap tussen EU-regelgeving en nationale wetgeving, waardoor minder dubbele rapportage en controles nodig zijn. Er zijn maatregelen gericht op efficiëntere crisis- en risicobeheersinstrumenten. Procedures rondom strategische nationale plannen (GLB Nationaal Strategische Plannen - NSP) worden gestroomlijnd om deze flexibeler en minder belastend te maken en de gebruiksvriendelijkheid van GLB-beleidsinstrumenten die zijn gericht op het mkb, specifiek kleinere boeren, wordt verbeterd. Hierbij is de kwantitatieve indicatie van regeldrukvermindering circa EUR 1,58 miljard per jaar. De Commissie wijst er echter op dat de impact afhangt van de keuzes die lidstaten maken. Bij de voorgestelde aanpassingen om het concurrentievermogen van landbouwbedrijven te vergroten, ziet het kabinet kansen om de regeldruk te verminderen. Dit is echter niet door de Commissie gekwantificeerd.
Omnibuspakket IV
Onderdeel Definitie small mid-cap
De Commissie introduceert een nieuwe categorie ondernemingen, de zogenoemde small midcaps (SMC's; ondernemingen met minder dan 750 werknemers en hetzij tot €150.000.000 omzet, hetzij tot 129.000.000 aan totale activa). Deze kleine midcaps krijgen voor het eerst toegang tot bepaalde bestaande voordelen voor kleine en middelgrote ondernemingen, zoals specifieke afwijkingen in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) of vereenvoudigde regels, zoals prospectusregels die de notering van SMC's op de aandelenmarkt eenvoudiger en goedkoper maken. Met de definitie van deze categorie verwacht de Commissie een impact van € 79,2 – 93,3 miljoen EUR.
Onderdeel Digitalisering en gemeenschappelijke specificaties
De maatregelen zien op productregelgeving, waaronder de mogelijkheid voor de commissie om gemeenschappelijke specificaties op te stellen, digitalisering van rapportage en instructies, elektronische conformiteitsverklaringen, instructies om fysieke documentstromen en opslagbehoeften, verplichte toevoeging van een digitaal contact, gebruik van een digitaal productpaspoort en vermindering van rapportageverplichtingen voor nationale autoriteiten. Voor dit onderdeel van het omnibuspakket ontbreken kwantitatieve inschattingen door de Commissie.
Onderdeel Batterijenverordening
Hier heeft de Commissie de verplichtingen om te voldoen aan de nieuwe zorgvuldigheidsregels uitgesteld naar 2027. Het kabinet verwacht dat bedrijven dit uitstel als positief ervaren, omdat zowel bedrijven als toezichthouders zo meer tijd hebben om zich hierop voor te bereiden. Het voorstel wordt in samenhang gezien met het hieboven genoemde small midcaps-voorstel, dat het toepassingsbereik en de rapportagefrequentie verkleint. Dit leidt tot regeldrukverlaging. Er is geen kwantitatieve inschatting gegeven van de regeldrukreductie, maar de verwachting is dat de maatregel regeldruk zal verminderen door de implementatie beter te laten aansluiten op de praktijk.
Omnibuspakket V Defensiegereedheid
Dit pakket beoogt juridische en administratieve belemmeringen voor defensiegereedheid in Europa weg te nemen. De Commissie stelt dat bestaande EU-regelgeving onvoldoende toegerust is op deze nieuwe realiteit.
Kernmaatregelen in het pakket omvatten:
Een versnelde vergunningprocedure (max. 60 dagen) voor defensie gerelateerde projecten via een nationaal ‘één-loket’-systeem;
Verduidelijking van bestaande uitzonderingen in milieu-, natuur- en arbeidswetgeving zodat deze toepasbaar zijn op defensiegereedheid;
Vrijstellingen voor invoerrechten en rapportageverplichtingen voor militaire goederen en kritieke grondstoffen;
Verduidelijking van het EU-duurzaamheidskader om investeringen in defensie-industrie te faciliteren;
Aanpassingen in de EDF-verordening ter vergroting van flexibiliteit, voorspelbaarheid en snelheid van financiering, inclusief testactiviteiten in Oekraïne;
Wijzigingen in de richtlijn voor intra-EU overdracht van defensieproducten en de Defensieaanbestedingsrichtlijn, gericht op vereenvoudiging, innovatiebevordering en administratieve verlichting.
Omnibuspakket VI Chemie
De Commissie heeft een voorstel gedaan tot wijziging van de Verordening classificatie, labelen en verpakking van chemische stoffen (CLP), cosmetica (CPR) en meststoffen (FPR). Het hoofddoel is vereenvoudigen en stroomlijnen van bepaalde vereisten en procedures voor chemische producten en het terugdringen van administratieve lasten zonder afbreuk te doen aan gezondheid of milieu. Ook is er een voorstel tot uitstel van de inwerkingtreding van de nieuwe CLP-vereisten tot 1 januari 2028, om juridische zekerheid te bieden en lasten voor bedrijven te verminderen.
Er is nog geen volledige impact assessment opgesteld vanwege de urgentie, wel een staff working document met kostenramingen en onderbouwing op basis van consultaties en eerdere analyses. De inschatting van de Commissie is dat CLP minstens €333 miljoen (typografie), €30 miljoen (advertenties) aan besparing oplevert.
Toekomstige Omnibussen
De Commissie heeft nog vier omnibussen aangekondigd; een omnibus digitaal, militaire mobiliteit, milieu en voedselveiligheid.
Kamerstukken II 2024/25, 32637 nr. 660.↩︎
https://www.imd.org/centers/wcc/world-competitiveness-center/rankings/world-competitiveness-ranking/↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2024/12/09/monitor-ondernemingsklimaat-2024↩︎
Kamerstuk 36600-XIII, nr. 65↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 33009 nr. 165.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 34682 nr. 229.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 30821 nr. 302.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 33009 nr. 140.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 32637 nr. 625.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 32637 nr. 612: Motie van de leden Martens-America en Zeedijk over vaart maken met het vormgeven van het proces voor de totstandkoming van een ondernemersakkoord.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 36410 XIII nr. 44: Motie van het lid Van Strien c.s. over een verkenning naar een wederkerig en breed ondernemersakkoord.↩︎
Over de periode 2018-2023: toename van de structurele regeldrukkosten in Nederland met € 731 miljoen↩︎
Regeldruk MKB-indicatorbedrijven in zes sectoren | Rapport | Rijksoverheid.nl; Regeldruk MKB-indicatorbedrijven in drie sectoren: Overkoepelend rapport onderzoek regeldruk mkb | Rapport | Rijksoverheid.nl. De volgende sectoren zijn onderzocht: winkelambacht (kapsalon), horeca (hotel), retail (modewinkel), metaal (machinefabrikant), bouw (aannemer), voedingsmiddelenindustrie (vleeswarenproducten), automotive (autodealer), chemische maakindustrie en de financiële adviessector.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 32637 nr. 660.↩︎
Voor meer informatie over het adviesrapport van OCTAS, zie: https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-sociale-zaken-en-werkgelegenheid/organisatie/commissies/octas.↩︎
Kamerstuk 32637-672↩︎
Kamerstuk 32637-697↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2025/06/06/tk-agenda-wetgevingskwaliteit↩︎
Kamerstuk 29515-476↩︎
Kamerstuk 32637-609↩︎
Rapportage Verkenning naar aanleiding van motie Flach, Adviescollege toetsing regeldruk, geraadpleegd op: https://www.adviescollegeregeldruk.nl/documenten/2025/04/25/rapportage-verkenning-naar-aanleiding-van-motie-flach↩︎
Kamerstuk 36450-39↩︎
Kamerstuk 32637-667↩︎
Kamerstuk 36600-XIII-39↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 32637 nr. 684.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 32637 nr.677.↩︎
Het onderzoek richtte zich op de term ‘niet-lastenluwe implementatie’ (artikel 9.5 van de Aanwijzingen voor de regelgeving), omdat de veelgebruikte term ‘nationale koppen’ geen officiële term is en daarmee geen duidelijk afgebakend onderzoeksobject biedt. Bovendien omvat ‘niet-lastenluwe implementatie’ alle gevallen waarin niet gekozen wordt voor de optie die de minste lasten voor bedrijven met zich meebrengt.↩︎
Aanwijzing 9.5. Lastenluwe implementatie (1. Bij implementatie wordt gekozen voor de implementatiewijze die de minste lasten oplegt aan de door de regeling geraakte bedrijven. 2. Bij afwijking van het eerste lid wordt dit expliciet vermeld in de toelichting en worden de overwegingen geschetst die tot deze keuze hebben geleid.)↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2024/01/22/bijlage-2-eindrapport-strengere-richtlijnimplementatie-en-impact-ondernemingsklimaat-2019-2023↩︎
Kamerstuk 32637-667↩︎
Kamerstuk 36600-L-11↩︎
Uit een enquête van RVO onder ondernemingen die hun rapportage hebben ingediend, blijkt dat het overgrote deel van hen (83%) de Handreiking ‘Gegevensverzameling werkgebonden personenmobiliteit’ heeft gebruikt voor het verzamelen en indienen van de gegevens.↩︎
Kamerstukken II, 2024/25, 32 637, nr. 673.↩︎
Kamerstuk 25883-528↩︎
Kamerstuk 32637-697↩︎
BNC-fiche bij Omnibus IV - Wijziging van verordeningen om bepaalde steunmaatregelen voor het mkb uit te breiden naar small mid-cap ondernemingen en aanvullende vereenvoudigingsmaatregelen.↩︎
Het Europees Comité voor gegevensbescherming staat ook bekend als de European Data Protection Board (EDPB).↩︎
eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52024DC0357↩︎
Europese Commissie, Voorstel voor Verordening tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2016/679, (EU) 2016/1036, (EU) 2016/1037, (EU) 2017/1129, (EU) 2023/1542 en (EU) 2024/573 wat betreft de uitbreiding van bepaalde voor kleine en middelgrote ondernemingen beschikbare verzachtende maatregelen tot kleine midcap-ondernemingen en verdere vereenvoudigingsmaatregelen, COM(2025) 501, EUR-Lex - 52025PC0501 - EN - EUR-Lex.↩︎
Kamerstuk 25883-528↩︎
Zie Kamerbrief Aanpak versterking ondernemingsklimaat, september 2025↩︎
Kamerstuk 32637-697↩︎
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=CELEX:52025DC0047↩︎
Zie Mededeling van de Commissie over ‘Een eenvoudiger en sneller Europa: mededeling over uitvoering en vereenvoudiging’, COM92025) 47, zie link↩︎
Kamerstukken II 22112, nr. 3975.↩︎