[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Bal, etc. m.b.t. het afgeven van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (Kamerstuk 30872-313)

Landelijk afvalbeheerplan

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2025D37691, datum: 2025-09-08, bijgewerkt: 2025-09-10 08:51, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 30872 -318 Landelijk afvalbeheerplan.

Onderdeel van zaak 2025Z16307:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


30 872 Landelijk afvalbeheerplan

Nr. 318 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 september 2025

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 23 mei 2025 over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Bal, etc. m.b.t. het afgeven van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (Kamerstuk 30 872, nr. 313).

De vragen en opmerkingen zijn op 18 juni 2025 aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 8 september 2025 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Peter de Groot

Adjunct-griffier van de commissie,

Coco Martin

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inhoudsopgave

Inleiding

GroenLinks-PvdA-fractie

PvdD-fractie

SGP-fractie

Inleiding

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen en het Besluit inzamelen afvalstoffen met betrekking tot het afgeven van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (hierna: het ontwerpbesluit). Zij onderschrijven het belang van een goede en transparante afgifte van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) en zijn daarom voorstander van de afgifteplicht. Het is één van de noodzakelijke stappen richting het realiseren van een circulaire economie. Deze leden hebben nog wel enkele vragen over het ontwerpbesluit.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben geen verdere vragen of opmerkingen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Hierover hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende ontwerpbesluit. Zij hebben nog enkele vragen, mede in het licht van de aangenomen motie-Stoffer c.s. (Kamerstuk 36600-XII, nr. 48) over het heroverwegen van beleidsmatige prikkels die reparatie en hergebruik van elektrische en elektronische apparatuur ontmoedigen.

GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in een voetnoot van het ontwerpbesluit dat gescheiden inzameling een eerste vereiste is om de recycling van AEEA te waarborgen. Hiervoor moet de consument actief bijdragen en “moeten er geschikte voorzieningen voor het inleveren van AEEA, met inbegrip van openbare inzamelpunten waar particuliere huishoudens hun afval ten minste kosteloos moeten kunnen inleveren, worden opgezet.” Welke concrete acties gaat de minister nemen om die inzamelpunten te realiseren? Hoe worden burgers beter geïnformeerd over de mogelijkheden om AEEA correct af te voeren? Deze leden missen nog concrete acties om de afgifteplicht tot een succes te maken.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen benadrukken dat stevige handhaving noodzakelijk is om de afgifteplicht tot een succes te maken. Wordt er voldoende capaciteit gerealiseerd om effectieve handhaving te realiseren? In het ontwerpbesluit lezen deze leden dat er extra fte’s nodig zijn om de afgifteplicht te handhaven. Wordt deze extra capaciteit ook echt vrijgemaakt?

Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie steunen de inzet om tot meer, betere en fijnmazigere inzameling van AEEA te komen. Voormalig staatssecretaris Jansen erkende dat de transitie naar een circulaire economie belangrijk is voor strategische autonomie, grondstoffenzekerheid en de betaalbaarheid van grondstoffen. In AEEA zitten heel veel waardevolle materialen die we zo veel mogelijk moeten hergebruiken voor strategische autonomie, grondstoffenzekerheid en de betaalbaarheid van grondstoffen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen daarom waarom hierbij alleen gericht wordt op de 100.000 ton die niet passend verwerkt wordt, en er niet op groter niveau gewerkt is aan wetgeving waarmee ten minste de volgende punten zouden worden aangepakt: verbeterde inzameling (onder andere zoals in onderliggende voorstel, maar ook breder kijkend), verbetering van de reparatiestructuur (onder andere door het versoepelen van de vereisten van het Europees Comité voor Elektrotechnische Normalisatie (CENELEC), voordat bedrijfsmatig reparatie mag plaatsvinden), stimulering van hergebruik en reparatie, beleid gericht op een zo hoog mogelijke strategie op de R-ladder waarbij dit in de gehele levensduur en alle fasen van een product duidelijk terugkomt en inzet op hogere verwerkingsvereisten om zo veel mogelijk grondstoffen terug te winnen om de enorme hoeveelheid AEEA die momenteel de shredder of verbranding in gaat aan te pakken. Zou de minister kunnen reflecteren en ten minste per aangehaald punt uitgebreid kunnen onderbouwen waarom hier wel of niet voor gekozen is? Kan de minister in de reflectie ook het uiteindelijke doel van een volledig circulaire economie in 2050 meenemen en reflecteren of dit ontwerpbesluit past bij de grote stappen die gezet moeten worden om een volledig circulaire economie te kunnen bewerkstelligen? Het huidige ontwerpbesluit ziet toe op verbeterde inzameling, maar wekt ook de indruk dat hierbij vooral de belangen van de producentenorganisatie gediend zijn en hun verplichting om tot voldoende inzameling te komen. Kan de minister de belangenafwegingen expliciet benoemen en aangeven hoe precies de afwegingen gewogen zijn in het algemeen belang?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat het ontwerpbesluit momenteel nog verwijst naar het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP). Nu is het de bedoeling dat op relatief korte termijn het Circulair Materialenplan (CMP) het LAP gaat vervangen. Daarom vragen deze leden wat hiervan naar verwachting de consequenties zijn en waarom niet de mogelijkheid wordt aangegrepen om tot een meer circulaire keten te komen door verwerkingseisen te verhogen.

Het afgeven van AEEA

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat het ontwerpbesluit er mogelijk voor zorgt dat er een vermindering in het aantal verwerkers van AEEA kan ontstaan. Dit is een onwenselijke situatie, gelet op het feit dat we nu nog veel te laagwaardig AEEA verwerken waardoor we onnodig veel materialen vernietigen. Daarom vragen deze leden welke mogelijkheden er zijn er om juist het aantal verwerkers toe te laten nemen. Zou een herziening van de CENELEC-vereisten hiervoor niet noodzakelijk zijn? En is de minister van mening dat de door Stichting OPEN geboden financiële ondersteuning aan partijen die een CENELEC-conformiteitsverklaring ‘preparation for re-use’ willen behalen voldoende bekend is in de keten of zijn hier nog mogelijkheden voor verbeteringen?

MKB-toets

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen bij de MKB-toets dat door ondernemers, brancheverenigingen en in diverse andere zienswijzen die gedurende de internetconsultatie zijn ingediend, nadrukkelijk gevraagd is om meer mogelijkheden te krijgen om AEEA te kunnen voorbereiden voor hergebruik. Door ondernemers wordt hier voor de zoveelste keer om aanvullende circulaire wet- en regelgeving gevraagd om de circulaire economie echt van de grond te laten komen, maar zij worden weer niet gehoord, omdat ‘nationale koppen’ volgens de voormalige staatssecretaris ongewenst zijn. Kan de minister hierop reflecteren? En kan zij uitleggen waarom ondernemers uit de circulaire economie het maar steeds moeten afleggen tegen lineaire ondernemers, omdat circulair beleid als ‘nationale kop’ wordt gezien? Op welke manier gaat de minister ervoor zorgen dat circulaire ondernemers niet meer hoeven op te boksen tegen het oneerlijke speelveld waarin lineaire ondernemers bevoordeeld worden?

Overig

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat organisaties, zoals kringlooporganisaties, milieustraten en retailers, momenteel geld krijgen van Stichting OPEN voor het inzamelen van AEEA. Zij vragen de minister of een afgifteverplichting disruptief kan werken op de huidige inzamelstructuur, doordat de bestaande vergoedingenstructuur onder druk kan komen te staan, doordat zij met deze wijziging verplicht kunnen worden AEEA te leveren aan Stichting OPEN en de daaraan verbonden inzamelaars. Ontstaat hiermee niet het risico dat ketenpartijen kosten maken om AEEA in te zamelen en voor te bereiden, en producentenorganisaties het vervolgens gratis kunnen inzamelen vanwege de plichten die volgen uit de afgifteplicht? Deze leden vragen daarnaast ook hoe de minister kijkt naar het feit dat Stichting OPEN vorig jaar 50 miljoen euro terug heeft gestort aan producenten, terwijl ketenpartijen zoals kringloopwinkels het financieel juist enorm zwaar hebben.

SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie constateren dat producenten en importeurs, verenigd in de Stichting OPEN, belang kunnen hebben bij een lineaire afvalbeheerstructuur, terwijl een meer circulaire afvalbeheerstructuur nodig is. Herkent de minister de zorgen van onder meer Techniek Nederland, Thuiswinkel.org en INretail dat de voorgestelde afgifteplicht, zoals ingebed in het geheel van de productenverantwoordelijkheid en de afvalstoffenregelgeving kan leiden tot minder hergebruik en reparatie dan mogelijk is en meer laagwaardige recycling dan nodig is? Deze leden hebben begrepen dat er nauwelijks overleg is geweest met deze organisaties over het voorliggende voorstel. Waarom niet? Deze leden horen graag of de minister naast de Stichting OPEN ook structureel in overleg is of gaat met andere betrokken partijen in de keten met het oog op het realiseren van een meer circulaire afvalbeheerstructuur voor elektrische en elektronische apparatuur.

De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de minister gaat voorkomen dat apparaten onnodig worden gerecycled, terwijl hergebruik en reparatie mogelijk was geweest.

De leden van de SGP-fractie horen graag op welke wijze het voorliggende ontwerpbesluit eraan bijdraagt dat levensduurverlening door hergebruik en reparatie in plaats van afvoer wordt gestimuleerd en onnodige afvoer voor laagwaardige recycling wordt ontmoedigd. Deze leden vragen of het wordt toegestaan dat apparaten die bij een inzamelpunt of winkel worden ingeleverd, eerst worden gescreend op herbruikbaarheid (ook van onderdelen), voordat ze als afval worden aangemerkt en verwerkt. Kunnen reparateurs en refurbishers zonder belemmeringen apparaten demonteren om bijvoorbeeld van meerdere afgedankte apparaten een werkend apparaat te maken?

De leden van de SGP-fractie leggen de volgende situatie voor. Een klant levert bij aankoop van een nieuwe wasmachine het oude apparaat in. De ontvangende retailer constateert dat het apparaat nog relatief jong en te repareren is. Is de veronderstelling juist dat het voorliggende voorstel betekent dat de retailer het apparaat moet afvoeren naar een gecertificeerde verwerker en beperkt wordt in de mogelijkheden om het apparaat over te dragen aan een (lokaal) reparatiebedrijf of refurbisher? Acht de minister dit gewenst?

De leden van de SGP-fractie horen graag wat de reikwijdte van de voorgestelde afgifteplicht is voor installateurs die te maken hebben met aanbod van oude of defecte elektrotechnische apparatuur, zoals cv-ketels, warmtepompen en zonnepanelen. Hebben en houden installateurs ruimte om bijvoorbeeld van twee defecte cv-ketels één werkend apparaat te maken en deze op de markt te brengen?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de afgifteplicht geen betrekking heeft op voorbereiding voor hergebruik en pas ingaat zodra de houder besluit zich van de apparatuur te ontdoen. Is de veronderstelling juist dat apparaten die zich bij een bedrijf of op een bedrijfsterrein bevinden voor reparatie, refurbishment of hergebruik niet als ‘afval’ worden beschouwd en niet onder de afgifteplicht vallen zolang de houder niet besloten heeft het apparaat af te danken? Hoe worden onduidelijkheden in de praktijk en juridische risico’s voor reparateurs en refurbishers zoveel mogelijk voorkomen? Is de minister voornemens richtsnoeren hiervoor op te stellen?

De leden van de SGP-fractie horen graag hoe wordt gegarandeerd dat apparaten die na reparatie of refurbishment klaargemaakt zijn voor hergebruik en op de markt aangeboden worden niet onder de afvalstoffenregelgeving vallen. Is het aan de eigenaar, zoals het reparatiebedrijf, om te bepalen of het apparaat dat aangeboden wordt, klaar is voor hergebruik? Hoe wordt gezorgd voor duidelijke communicatie richting betrokken partijen, waaronder toezichthouders en ondernemers?

De leden van de SGP-fractie horen graag of de veronderstelling juist is dat de juridische afvalstatus van een apparaat bepaald wordt volgens de criteria in de Kaderrichtlijn Afvalstoffen en de Wet Milieubeheer. In hoeverre bieden deze criteria ruimte om een apparaat dat technisch defect is, maar waarde heeft voor hergebruik, niet als afval te kwalificeren?

De leden van de SGP-fractie constateren dat geen termijn is opgenomen waarbinnen afgedankte apparatuur, of onderdelen daarvan, afgevoerd moet worden. In hoeverre krijgen bedrijven de tijd om afgedankte apparatuur(onderdelen) op te sparen ten behoeve van een efficiënte afvoer? Heeft de minister een registratieverplichting ten behoeve van het aanhouden van afgedankte apparatuur(onderdelen) overwogen, zodat bedrijven flexibiliteit houden en niet met handhavingsproblemen te maken krijgen?

De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de minister de administratievelastendruk gaat beperken. Wordt gewerkt aan een gebruiksvriendelijk digitaal registratiesysteem? De toelichting geeft aan dat de afgifteplicht primair van toepassing is op bedrijven waar structureel meer dan gemiddelde hoeveelheden apparatuur vrijkomen. Kan de minister aangeven hoe dit in de praktijk ingevuld wordt? Wanneer zijn bedrijven zoals kleine installatiebedrijven of reparatiebedrijven, vrijgesteld van de voorgestelde registratie- en afgifteverplichtingen?

II Reactie van de bewindspersoon

GroenLinks-PvdA-fractie

  1. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in een voetnoot van het ontwerpbesluit dat gescheiden inzameling een eerste vereiste is om de recycling van AEEA te waarborgen. Hiervoor moet de consument actief bijdragen en “moeten er geschikte voorzieningen voor het inleveren van AEEA, met inbegrip van openbare inzamelpunten waar particuliere huishoudens hun afval ten minste kosteloos moeten kunnen inleveren, worden opgezet.” Welke concrete acties gaat de minister nemen om die inzamelpunten te realiseren?

De voetnoot die in de vraag wordt geciteerd, biedt slechts verdere toelichting van de overkoepelende Europese regelgeving voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (hierna: AEEA), waaronder inzameling bij particuliere huishoudens valt. De voorliggende afgifteplicht is echter enkel van toepassing op bedrijven en geldt daarmee niet voor particuliere huishoudens.

Wanneer er sprake is van een afvalstof moet het apparaat worden afgegeven door een bedrijf conform één van de drie gestelde opties in de afgifteplicht. De eerste optie betreft het direct afgeven aan CENELEC gecertificeerde verwerkers zoals bepaald in artikel 11 van de Regeling AEEA. De tweede mogelijkheid betreft het afgeven aan het daartoe bestemde inzamelsysteem voor AEEA dat hetzij door een individuele producent of importeur beschikbaar is gesteld, hetzij door een producentenorganisatie namens de producent of importeur beschikbaar is gesteld. Als derde is er de mogelijkheid om het af te geven aan een inzamelaar met een specifieke vergunning voor het ophalen van AEEA. De inzamelaar zal de AEEA afgeven aan een gecertificeerde verwerker of aan het inzamelsysteem van de producentenorganisatie.

De inzameling van AEEA van particuliere huishoudens is de verantwoordelijkheid van producenten van elektrische en elektronische apparatuur (hierna: EEA). Dit is geregeld via de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (hierna: UPV) voor AEEA. Het realiseren van inzamelpunten voor particuliere huishoudens is een verplichting die volgt uit de UPV AEEA. De UPV wordt in Nederland uitgevoerd door de collectieve producentenorganisatie Stichting OPEN. Stichting OPEN zamelt via verschillende kanalen AEEA van particuliere huishoudens in. Voorbeelden hiervan zijn inzameling via gemeentelijke milieustraten en inzamelmeubels bij retailers zoals supermarkten, bouwbedrijven en elektronicawinkels. De inzameldoelstelling uit de UPV AEEA wordt momenteel nog niet bereikt.

  1. Hoe worden burgers beter geïnformeerd over de mogelijkheden om AEEA correct af te voeren? Deze leden missen nog concrete acties om de afgifteplicht tot een succes te maken.

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 geldt de afgifteplicht niet voor burgers. Burgers worden door Stichting Open geïnformeerd over de mogelijkheden om AEEA correct af te voeren. Stichting Open organiseert daarvoor regelmatig informatiecampagnes zoals de ‘Doe Maar Apart’ campagne en de ‘Nationale Wecycle week’. Stichting Open communiceert eveneens naar bedrijven over de inzameling van AEEA.

  1. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen benadrukken dat stevige handhaving noodzakelijk is om de afgifteplicht tot een succes te maken. Wordt er voldoende capaciteit gerealiseerd om effectieve handhaving te realiseren? In het ontwerpbesluit lezen deze leden dat er extra fte’s nodig zijn om de afgifteplicht te handhaven. Wordt deze extra capaciteit ook echt vrijgemaakt?

De afgifteplicht zal lokaal door omgevingsdiensten en regionale politie worden gehandhaafd. De lokale instanties maken eigenstandige afwegingen voor de uitvoering van het toezicht. Verwachting is dat de extra benodigde capaciteit voor deze handhaving beperkt is omdat de afgifteplicht de facto al onderdeel is van de bestaande uitvoering van toezicht en controles. Ook zonder afgifteplicht beoogt het algemene Europese en nationale wettelijk kader nu al dat AEEA gescheiden wordt afgegeven. AEEA moet nu namelijk ook al gescheiden worden ingezameld wat vergemakkelijkt wordt door gescheiden afgifte. De extra fte’s voor de ILT die uiteengezet worden in het ontwerpbesluit zijn voornamelijk nodig voor vergunningverlening aan inzamelaars. Op dit moment wordt bekeken wat dit vraagt aan capaciteit van de ILT en of die dient te worden aangevuld.

PvdD-fractie

  1. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie steunen de inzet om tot meer, betere en fijnmazigere inzameling van AEEA te komen. Voormalig staatssecretaris Jansen erkende dat de transitie naar een circulaire economie belangrijk is voor strategische autonomie, grondstoffenzekerheid en de betaalbaarheid van grondstoffen. In AEEA zitten heel veel waardevolle materialen die we zo veel mogelijk moeten hergebruiken voor strategische autonomie, grondstoffenzekerheid en de betaalbaarheid van grondstoffen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen daarom waarom hierbij alleen gericht wordt op de 100.000 ton die niet passend verwerkt wordt, en er niet op groter niveau gewerkt is aan wetgeving waarmee ten minste de volgende punten zouden worden aangepakt: verbeterde inzameling (onder andere zoals in onderliggende voorstel, maar ook breder kijkend), verbetering van de reparatiestructuur (onder andere door het versoepelen van de vereisten van het Europees Comité voor Elektrotechnische Normalisatie (CENELEC), voordat bedrijfsmatig reparatie mag plaatsvinden), stimulering van hergebruik en reparatie, beleid gericht op een zo hoog mogelijke strategie op de R-ladder waarbij dit in de gehele levensduur en alle fasen van een product duidelijk terugkomt en inzet op hogere verwerkingsvereisten om zo veel mogelijk grondstoffen terug te winnen om de enorme hoeveelheid AEEA die momenteel de shredder of verbranding in gaat aan te pakken. Zou de minister kunnen reflecteren en ten minste per aangehaald punt uitgebreid kunnen onderbouwen waarom hier wel of niet voor gekozen is? Kan de minister in de reflectie ook het uiteindelijke doel van een volledig circulaire economie in 2050 meenemen en reflecteren of dit ontwerpbesluit past bij de grote stappen die gezet moeten worden om een volledig circulaire economie te kunnen bewerkstelligen?

De afgifteplicht richt zich specifiek op het dichten van de geïdentificeerde lekstroom van circa 100.000 ton AEEA per jaar dat in het grijze circuit terechtkomt als ‘oud ijzer’. Hierbij is er risico op onjuiste verwerking, kans op milieuschade en het verdwijnen van belangrijke grondstoffen. Om tot een volledig circulaire elektronicaketen te komen, zijn er uiteraard meer maatregelen nodig dan enkel de afgifteplicht. Verdere maatregelen zijn uiteengezet in het Nationaal Programma Circulaire Economie1 (hierna: NPCE). In het NPCE is onder andere aandacht voor de ketenstappen inzameling, reparatie, hergebruik en recycling.

De inzameling van AEEA is belegd bij producenten van EEA via de UPV. De UPV wordt in Nederland uitgevoerd door de collectieve producentenorganisatie Stichting OPEN. De inzameldoelstelling wordt momenteel nog niet gehaald. Zodoende heeft Stichting OPEN op verzoek van de ILT recent een nieuw Actieplan 2025-20302 opgesteld met vijftien acties om de inzameldoelstelling te bereiken.

Reparatie en hergebruik worden op verschillende manieren bevorderd. Hoe dit gebeurt, is uiteengezet in de kamerbrief van 24 juni 2024 over reparatie in de circulaire economie3. Belangrijke elementen om reparatie, hergebruik en hoogwaardige recycling te stimuleren, zijn onder meer de voorliggende afgifteplicht, het versoepelen van de eisen die van toepassing zijn op reparatie en hergebruik voor kleine reparatiebedrijven, waarbij de CENELEC certificeringplicht voor deze bedrijven vervalt, en het nationaal reparateursregister.

Het stimuleren van (hoogwaardige) recycling, waarmee belangrijke grondstoffen worden teruggewonnen, is eveneens van belang om tot een circulaire elektronicaketen te komen.

Hoe de beleidsmatige prikkels worden afgestemd om betere inzameling, hergebruik, reparatie en recycling is 12 december jl. met de Kamer gedeeld in een brief4 waarbij de uitvoering motie Stoffer over reparatie en hergebruik van elektrische en elektronische apparatuur5 wordt toegelicht. Tot slot is het van belang in te zetten op een ambitieuze herziening van de EU-Richtlijn AEEA. Hier zet het kabinet zich al geruime tijd voor in. De Europese Commissie heeft aangegeven in 2026 een herzieningsvoorstel te presenteren.

  1. Het huidige ontwerpbesluit ziet toe op verbeterde inzameling, maar wekt ook de indruk dat hierbij vooral de belangen van de producentenorganisatie gediend zijn en hun verplichting om tot voldoende inzameling te komen. Kan de minister de belangenafwegingen expliciet benoemen en aangeven hoe precies de afwegingen gewogen zijn in het algemeen belang?

De afgifteplicht is onderdeel van de maatregelen die de Nederlandse regering neemt om het in de EU-Richtlijn AEEA gestelde inzamelpercentage6 te behalen. Uit onderzoeken blijkt dat in het huidige systeem een lekstroom bestaat waarbij een deel van de AEEA buiten de officiële inzamelstructuur van de producenten wordt ingezameld, op illegale wijze wordt vermengd en niet op gepaste wijze volgens de CENELEC-standaard wordt verwerkt. De afgifteplicht richt zich op het dichten van deze lekstroom. Stichting Open heeft in hun Actieplan 65%7 en in het nieuwe Actieplan 2025-2030 aangegeven dat de afgifteplicht een noodzakelijke randvoorwaarde is voor het slagen van hun doelen om de inzameling van bedrijfsmatig AEEA te halen. De afgifteplicht zorgt er daarbij voor dat de Stimuleringsregeling8 van Stichting Open het volle potentieel kan benutten. De afgifteplicht dient daarmee het algemeen belang dat AEEA correct ingezameld en verwerkt wordt.

  1. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat het ontwerpbesluit momenteel nog verwijst naar het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP). Nu is het de bedoeling dat op relatief korte termijn het Circulair Materialenplan (CMP) het LAP gaat vervangen. Daarom vragen deze leden wat hiervan naar verwachting de consequenties zijn en waarom niet de mogelijkheid wordt aangegrepen om tot een meer circulaire keten te komen door verwerkingseisen te verhogen.

Waar in het ontwerpbesluit Landelijk Afvalbeheerplan staat, kan vanaf de inwerkingtreding daarvan Circulair Materialenplan worden gelezen. Nederland hanteert hoge verwerkingseisen voor AEEA door het werken conform CENELEC standaard 50625 verplicht te stellen. Het verder verhogen van de verwerkingseisen ten opzichte van andere EU lidstaten zou voor een ongelijk speelveld zorgen voor Nederlandse verwerkers.

  1. Het afgeven van AEEA. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat het ontwerpbesluit er mogelijk voor zorgt dat er een vermindering in het aantal verwerkers van AEEA kan ontstaan. Dit is een onwenselijke situatie, gelet op het feit dat we nu nog veel te laagwaardig AEEA verwerken waardoor we onnodig veel materialen vernietigen. Daarom vragen deze leden welke mogelijkheden er zijn er om juist het aantal verwerkers toe te laten nemen. Zou een herziening van de CENELEC-vereisten hiervoor niet noodzakelijk zijn? En is de minister van mening dat de door Stichting OPEN geboden financiële ondersteuning aan partijen die een CENELEC-conformiteitsverklaring ‘preparation for re-use’ willen behalen voldoende bekend is in de keten of zijn hier nog mogelijkheden voor verbeteringen?

De afname in inzamelaars of verwerkers van AEEA die mogelijk kan ontstaan als gevolg van de afgifteplicht zal naar verwachting alleen gaan om laagwaardige verwerking van AEEA. De inzamelvergunningplicht zal leiden tot een professionalisering in inzamelbedrijven van AEEA. Daarmee is het ook mogelijk en wenselijk dat een aantal bedrijven dat nu AEEA inzamelt deze activiteiten staakt. Het gaat hierbij om bedrijven in het ‘grijze circuit’ dat AEEA als ‘oud ijzer’ verwerkt. Een product waarbij dit risico aanwezig is, zijn bijvoorbeeld cv-ketels, boilers en geisers. Deze apparaten zijn hoog-metaal houdend en lopen daarmee meer risico om als oud ijzer verwerkt te worden. Met het verwerken van een cv-ketel als oud ijzer wordt meer verdiend dan met het verwerken van dezelfde cv-ketel volgens de CENELEC-norm. Verwerking volgens CENELEC vereisten garandeert echter wel een hoogwaardige verwerking met inbegrip van veiligheidsmaatregelen zoals het verwijderen van batterijen of depollutie. Door de noodzakelijke hogere eisen is verwerken volgens de CENELEC vereisten duurder dan verwerken als oud ijzer. Versoepelen van de CENELEC vereisten voor verwerking heeft daarom niet de voorkeur omdat dit meer ruimte zou bieden voor laagwaardiger verwerken van AEEA. Om een impuls te geven aan voorbereiding voor hergebruik wordt er momenteel gewerkt aan het versoepelen van de eisen die van toepassing zijn op reparatie en hergebruik voor kleine reparatiebedrijven. Stichting Open communiceert proactief naar bedrijven over de mogelijkheid van financiële ondersteuning om een ‘preparation for re-use’ conformiteitsverklaring te behalen.

  1. MKB-toets. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen bij de MKB-toets dat door ondernemers, brancheverenigingen en in diverse andere zienswijzen die gedurende de internetconsultatie zijn ingediend, nadrukkelijk gevraagd is om meer mogelijkheden te krijgen om AEEA te kunnen voorbereiden voor hergebruik. Door ondernemers wordt hier voor de zoveelste keer om aanvullende circulaire wet- en regelgeving gevraagd om de circulaire economie echt van de grond te laten komen, maar zij worden weer niet gehoord, omdat ‘nationale koppen’ volgens de voormalige staatssecretaris ongewenst zijn. Kan de minister hierop reflecteren? En kan zij uitleggen waarom ondernemers uit de circulaire economie het maar steeds moeten afleggen tegen lineaire ondernemers, omdat circulair beleid als ‘nationale kop’ wordt gezien? Op welke manier gaat de minister ervoor zorgen dat circulaire ondernemers niet meer hoeven op te boksen tegen het oneerlijke speelveld waarin lineaire ondernemers bevoordeeld worden?

Het voorbereiden voor hergebruik van AEEA is een belangrijke pijler in een circulaire elektronicaketen. Op het moment dat een verwerker een afgedankt elektrisch apparaat wil voorbereiden voor hergebruik dan is daarvoor de CENELEC-conformiteitsverklaring ‘preparation for re-use’ nodig, om te garanderen dat het voorbereiden voor hergebruik goed en veilig gebeurt. Stichting OPEN biedt financiële ondersteuning aan partijen die deze CENELEC certificering willen behalen. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 4 worden er ook andere instrumenten ingezet om reparatie en hergebruik te stimuleren. Dit is uiteengezet in de Kamerbrief ‘reparatie in een circulaire economie’ en de Kamerbrief in reactie op de motie Stoffer. Een belangrijke maatregel is het versoepelen van de eisen die van toepassing zijn op reparatie en hergebruik voor kleine reparatiebedrijven waarbij de CENELEC certificeringplicht voor deze bedrijven vervalt. Daarnaast beogen het nationaal reparateursregister en het inzetten op een ambitieuze herziening van de EU-Richtlijn AEEA in 2026 op levensduurverlenging van EEA. Deze maatregelen moeten gezamenlijk het repareren en hergebruiken van EEA vergemakkelijken.

  1. Overig. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat organisaties, zoals kringlooporganisaties, milieustraten en retailers, momenteel geld krijgen van Stichting OPEN voor het inzamelen van AEEA. Zij vragen de minister of een afgifteverplichting disruptief kan werken op de huidige inzamelstructuur, doordat de bestaande vergoedingenstructuur onder druk kan komen te staan, doordat zij met deze wijziging verplicht kunnen worden AEEA te leveren aan Stichting OPEN en de daaraan verbonden inzamelaars. Ontstaat hiermee niet het risico dat ketenpartijen kosten maken om AEEA in te zamelen en voor te bereiden, en producentenorganisaties het vervolgens gratis kunnen inzamelen vanwege de plichten die volgen uit de afgifteplicht? Deze leden vragen daarnaast ook hoe de minister kijkt naar het feit dat Stichting OPEN vorig jaar 50 miljoen euro terug heeft gestort aan producenten, terwijl ketenpartijen zoals kringloopwinkels het financieel juist enorm zwaar hebben.

De afgifteplicht richt zich enkel op bedrijven. Producenten, verenigd in Stichting Open, blijven ook met de afgifteplicht verantwoordelijk voor de organisatie en financiering van het inzamelen van AEEA van zowel particulieren huishoudens als bedrijven. Deze verantwoordelijkheden zijn dus omvangrijker dan de afgifteplicht. De verplichtingen voor producenten zijn geregeld via de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor AEEA. Het realiseren van inzamelpunten is een verplichting die volgt uit die UPV. Daarbij hoort onder andere een landelijk dekkend inzamelnetwerk en het gratis innemen van AEEA. Het is aan stichting Open om voor dit inzamelnetwerk de noodzakelijke afspraken te maken over bijvoorbeeld vergoedingen voor bedrijven die als inzamelpunt fungeren, zoals retailers en kringlopen. Dit zijn private afspraken waar het ministerie geen rol in heeft. In het licht van de verplichtingen voor inzameling die volgen uit de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en de belangrijke rol die kringlopen en retailers momenteel spelen in de inzameling, wordt er geen risico voorzien dat de vergoedingenstructuur als gevolg van de afgifteplicht onder druk komt te staan.

Stichting Open is ook verantwoordelijk voor de financiële afspraken over de bekostiging van het innamesysteem en het voldoen aan andere wettelijke verplichtingen. Het is niet aan de overheid om over deze geldstromen te oordelen. In het doorontwikkeltraject uitgebreide producentenverantwoordelijkheid wordt wel aandacht besteed aan meer transparantie over de financiën van producentenorganisaties9.

SGP-fractie

  1. De leden van de SGP-fractie constateren dat producenten en importeurs, verenigd in de Stichting OPEN, belang kunnen hebben bij een lineaire afvalbeheerstructuur, terwijl een meer circulaire afvalbeheerstructuur nodig is. Herkent de minister de zorgen van onder meer Techniek Nederland, Thuiswinkel.org en INretail dat de voorgestelde afgifteplicht, zoals ingebed in het geheel van de productenverantwoordelijkheid en de afvalstoffenregelgeving kan leiden tot minder hergebruik en reparatie dan mogelijk is en meer laagwaardige recycling dan nodig is?

De zorgen van deze organisaties zijn bekend. De afgifteplicht grijpt echter aan op een zeer specifiek punt in de keten, namelijk het moment waarop een apparaat een afvalstof wordt. Hergebruik en reparatie kan plaatsvinden gedurende de gebruiksfase of de afvalfase. In de gebruiksfase geldt de productregelgeving en is er geen sprake van de afvalstoffenwetgeving of de afgifteplicht. Ook in de afvalfase kan hergebruik en reparatie kan. Of een apparaat een afvalstof is moet worden getoetst aan de Wet Milieubeheer. Op grond van de Wet Milieubeheer is een apparaat een afvalstof wanneer de houder zich daarvan ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of moet ontdoen. Er moet dus sprake zijn van een actie van het wegdoen van een apparaat, de intentie om het apparaat weg te doen of de wettelijke verplichting om het apparaat weg te doen. De beoordeling of een apparaat een afvalstof is, is de verantwoordelijkheid van de houder van het apparaat. Handelingen zoals reparatie en opknappen in de afvalfase noemen we overkoepelend voorbereiden voor hergebruik. De afgifteplicht geldt enkel voor elektrische en/of elektronisch apparaten die een afvalstof zijn. Daarmee beïnvloedt het hergebruik en reparatie in de gebruiksfase dus op geen enkele wijze. De wijze waarop eventuele reparatie en eventuele voorbereiding voor hergebruik van producten die niet afgedankt zijn, wordt toegepast en uitgevoerd, valt namelijk buiten het kader van de afgifteplicht.

De afgifteplicht gaat vervolgens vóóraf aan elke afvalverwerkingshandeling waaronder voorbereiding voor hergebruik. Voorbereiding voor hergebruik is namelijk een verwerkingshandeling van afval met het doel een AEEA zodanig te herstellen dat het weer als product op de markt kan worden (terug)gebracht. Op handelingen met afval zijn specifieke eisen van toepassing uit de Regeling AEEA. In de huidige regelgeving voor AEEA is reeds bepaald dat producenten moeten bevorderen dat apparaten die worden voorbereid voor hergebruik apart worden ingezameld van apparaten waarvoor een tweede leven niet mogelijk is. Stichting Open heeft als producentenorganisatie aangegeven dat hergebruik en reparatie van AEEA belangrijke onderdelen zijn voor de invulling van de wettelijke producentenverantwoordelijkheid. Zo biedt Stichting Open onder meer een financiële ondersteuning aan verwerkers die het CENELEC-certificaat ‘preparation for re-use’ willen behalen. Daarom zorgt de afgifteplicht er naar verwachting niet voor dat hergebruik en reparatie van apparaten afneemt.

  1. Deze leden hebben begrepen dat er nauwelijks overleg is geweest met deze organisaties over het voorliggende voorstel. Waarom niet? Deze leden horen graag of de minister naast de Stichting OPEN ook structureel in overleg is of gaat met andere betrokken partijen in de keten met het oog op het realiseren van een meer circulaire afvalbeheerstructuur voor elektrische en elektronische apparatuur.

De afgifteplicht is al enkele jaren in voorbereiding. Gedurende die periode is er veelvuldig overleg geweest met alle betrokken partijen. Daarnaast zijn alle verplichte afstemming- en inspraakprocedures doorlopen waaronder de MKB-toets en internetconsultatie. In aanvulling daarop zijn er ook regelmatig overleggen tussen het ministerie en de partijen zoals Stichting Open en Techniek Nederland over het bredere beleid voor een circulaire elektronicaketen. Hierbij is ook gesproken over de afgifteplicht. Het ministerie hecht eraan om belanghebbenden breed te betrekken. Dat gebeurt via individuele gesprekken of platforms zoals bijvoorbeeld de Lang Leve Elektronica coalitie.

  1. De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de minister gaat voorkomen dat apparaten onnodig worden gerecycled, terwijl hergebruik en reparatie mogelijk was geweest.

De afgifteplicht heeft als doel het tegengaan van een lekstroom van circa 100.000 ton AEEA dat nu als “oud ijzer” wordt afgevoerd en incorrect verwerkt. Daarmee wordt dit AEEA verwerkt zonder inachtneming van de CENELEC vereisten en zonder veiligheidsmaatregelen zoals het verwijderen van batterijen. De afgifteplicht zal er daarmee voor zorgen dat deze apparaten wél correct verwerkt zullen worden via voorbereiding voor hergebruik of recycling. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 10 heeft de afgifteplicht geen invloed op het hergebruik of reparatie van apparaten die niet zijn afgedankt. In algemene zin stimuleer ik hergebruik en reparatie van apparaten gedurende hun levensfase en in de afvalfase. De beleidsinstrumenten die daarvoor ingezet worden, zijn uiteengezet in het NPCE, in de Kamerbrief van 24 juni 2024 over reparatie in de circulaire economie10 en in de Kamerbrief als reactie op motie Stoffer over reparatie en hergebruik van elektrische en elektronische apparatuur. Hierbij gaat het onder andere om de voorgenomen afgifteplicht, het versoepelen van de eisen die van toepassing zijn op reparatie en hergebruik voor kleine reparatiebedrijven, het nationaal reparateursregister en het inzetten op een ambitieuze herziening van de EU-Richtlijn AEEA in 2026.

  1. De leden van de SGP-fractie horen graag op welke wijze het voorliggende ontwerpbesluit eraan bijdraagt dat levensduurverlening door hergebruik en reparatie in plaats van afvoer wordt gestimuleerd en onnodige afvoer voor laagwaardige recycling wordt ontmoedigd. Deze leden vragen of het wordt toegestaan dat apparaten die bij een inzamelpunt of winkel worden ingeleverd, eerst worden gescreend op herbruikbaarheid (ook van onderdelen), voordat ze als afval worden aangemerkt en verwerkt. Kunnen reparateurs en refurbishers zonder belemmeringen apparaten demonteren om bijvoorbeeld van meerdere afgedankte apparaten een werkend apparaat te maken?

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 10 is de afgifteplicht dusdanig scherp afgebakend dat het reparatie en hergebruik van niet afgedankte apparaten niet beïnvloedt. Om hergebruik en reparatie actief te stimuleren worden andere beleidsmiddelen ingezet zoals bijvoorbeeld de recent verschenen handreiking ‘hergebruik en voorbereiden voor hergebruik (afgedankte) elektrische en elektronische apparaten’11.

Het is binnen de huidige vigerende wetgeving al mogelijk om apparaten die geen afvalstof zijn te repareren en te hergebruiken. Wanneer een apparaat wordt afgedankt, wordt het een afvalstof. Voor afvalverwerkingshandelingen – waaronder voorbereiding voor hergebruik - van AEEA is een CENELEC-certificaat verplicht. De handelingen die in de vraag worden beschreven waarbij van meerdere afgedankte apparaten één werkend apparaat gemaakt wordt, vallen binnen de handelingen waarvoor een CENELEC-certificering nodig is. De afgifteplicht wijzigt deze verplichting niet. Om voorbereiding voor hergebruik te vergemakkelijken voor kringloopbedrijven en kleine reparateurs wordt momenteel een aanpassing van de ministeriele regeling AEEA voorbereid, om de eisen die van toepassing zijn op reparatie en hergebruik voor kleine reparatiebedrijven te versoepelen. Hierbij wordt de CENELEC-certificeringsplicht vervangen voor een set aan simpelere maatregelen voor deze bedrijven. Ik verwacht deze regeling spoedig naar de Kamer te zenden.

  1. De leden van de SGP-fractie leggen de volgende situatie voor. Een klant levert bij aankoop van een nieuwe wasmachine het oude apparaat in. De ontvangende retailer constateert dat het apparaat nog relatief jong en te repareren is. Is de veronderstelling juist dat het voorliggende voorstel betekent dat de retailer het apparaat moet afvoeren naar een gecertificeerde verwerker en beperkt wordt in de mogelijkheden om het apparaat over te dragen aan een (lokaal) reparatiebedrijf of refurbisher? Acht de minister dit gewenst?

Om tot een circulaire EEA-keten te komen, is het van belang dat de levensduur van apparaten zo optimaal mogelijk benut wordt waarbij een apparaat bij einde levensduur op een correcte wijze verwerkt wordt.

Zoals beschreven in het antwoord op vraag 10 is de afgifteplicht enkel van toepassing op afvalstoffen. De toetsing wanneer een apparaat een afvalstof is, gebeurt aan de hand van de Wet Milieubeheer. In de Wet Milieubeheer staat dat een apparaat een afvalstof is wanneer de houder zich daarvan ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of moet ontdoen. Er moet dus sprake zijn van een actie van het wegdoen van een apparaat, de intentie om het apparaat weg te doen of de wettelijke verplichting om het apparaat weg te doen. In dit geval is het aan de houder van de wasmachine om die beoordeling te maken. Om deze beoordeling te maken, kan gebruik gemaakt worden van de handreiking hergebruik en voorbereiden voor hergebruik van (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur12.

Alleen wanneer er sprake is van een afvalstof moet het apparaat worden afgegeven conform één van de drie gestelde opties in de afgifteplicht. De eerste optie betreft het direct afgeven aan CENELEC gecertificeerde verwerkers zoals bepaald in artikel 11 van de Regeling AEEA. De tweede mogelijkheid betreft het afgeven aan het daartoe bestemde inzamelsysteem voor AEEA dat hetzij door een individuele producent of importeur beschikbaar is gesteld, hetzij door een producentenorganisatie namens de producent of importeur beschikbaar is gesteld. Als derde is er de mogelijkheid om het af te geven aan een inzamelaar met een specifieke vergunning voor het ophalen van AEEA. De inzamelaar zal de AEEA afgeven aan een gecertificeerde verwerker of aan het inzamelsysteem van de producentenorganisatie.

Als het apparaat een afvalstof is, kan de ontvangende retailer daarmee dus het apparaat naar een CENELEC gecertificeerde verwerker brengen zodat het apparaat kan worden voorbereid voor hergebruik alvorens het terug op de markt gebracht wordt. Dit kan een (lokaal) reparatie of refurbishment bedrijf zijn wanneer zij een CENELEC certificaat hebben. Overigens is voor het repareren van afgedankte EEA ook in de huidige situatie (zonder afgifteplicht) een CENELEC certificaat verplicht.

Is er geen sprake van een afvalstof omdat het apparaat niet voldoet aan de eisen uit de Wet Milieubeheer, dan kan reparatie worden uitgevoerd waarbij het product na de reparatie moet voldoen aan de geldende productregelgeving. In dit geval zijn dat de producteisen, zoals veiligheidsvoorschriften, voor wasmachines.

  1. De leden van de SGP-fractie horen graag wat de reikwijdte van de voorgestelde afgifteplicht is voor installateurs die te maken hebben met aanbod van oude of defecte elektrotechnische apparatuur, zoals cv-ketels, warmtepompen en zonnepanelen. Hebben en houden installateurs ruimte om bijvoorbeeld van twee defecte cv-ketels één werkend apparaat te maken en deze op de markt te brengen?

Binnen de huidige regelgeving is het samenstellen van een apparaat uit meerdere apparaten (ook wel ‘kannibaliseren’ genoemd) een handeling die alleen mag worden uitgevoerd met een CENELEC certificering. Het apparaat waar onderdelen uit gebruikt worden voor de reparatie van een ander apparaat wordt geclassificeerd als AEEA. Zodoende is er een CENELEC certificering noodzakelijk voor kannibaliseren. De afgifteplicht heeft hier geen invloed op.

  1. De leden van de SGP-fractie lezen dat de afgifteplicht geen betrekking heeft op voorbereiding voor hergebruik en pas ingaat zodra de houder besluit zich van de apparatuur te ontdoen. Is de veronderstelling juist dat apparaten die zich bij een bedrijf of op een bedrijfsterrein bevinden voor reparatie, refurbishment of hergebruik niet als ‘afval’ worden beschouwd en niet onder de afgifteplicht vallen zolang de houder niet besloten heeft het apparaat af te danken? Hoe worden onduidelijkheden in de praktijk en juridische risico’s voor reparateurs en refurbishers zoveel mogelijk voorkomen? Is de minister voornemens richtsnoeren hiervoor op te stellen?

De beoordeling of een apparaat een afvalstof is of niet, moet per geval gedaan worden. Een generieke uitspraak op basis van het geschetste scenario is niet mogelijk. Wel is het belangrijk om bedrijven te helpen bij het doen van deze beoordeling en het bepalen van de juiste route naar hergebruik van een apparaat. Daarvoor is recent de handreiking hergebruik en voorbereiden voor hergebruik van (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur gepubliceerd.

  1. De leden van de SGP-fractie horen graag hoe wordt gegarandeerd dat apparaten die na reparatie of refurbishment klaargemaakt zijn voor hergebruik en op de markt aangeboden worden niet onder de afvalstoffenregelgeving vallen. Is het aan de eigenaar, zoals het reparatiebedrijf, om te bepalen of het apparaat dat aangeboden wordt, klaar is voor hergebruik? Hoe wordt gezorgd voor duidelijke communicatie richting betrokken partijen, waaronder toezichthouders en ondernemers?

Als een apparaat is voorbereid voor hergebruik en gereed is om op de markt te worden aangeboden, dient gecontroleerd te worden of er sprake is van einde-afval. Deze controle moet gebeuren aan de hand van artikel 1.1 van de Wet Milieubeheer. Er is sprake van einde-afval wanneer aan vier criteria voldaan is: (1) de apparatuur is bestemd om te worden gebruikt voor specifieke doelen; (2) er is een markt voor of vraag naar de apparatuur; (3) de apparatuur voldoet aan de technische voorschriften voor de specifieke doelen en aan de voor producten geldende wetgeving en normen; en (4) het gebruik van de apparatuur heeft over het geheel genomen geen ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid.

Een einde-afvalstatus kan worden bereikt via een zelfbeoordeling. Om bedrijven te helpen deze zelfbeoordeling te doen voor apparaten is er hierover ook een uitgebreid stappenplan opgenomen in de handreiking hergebruik en voorbereiden voor hergebruik van (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur. De handreiking is via meerdere kanalen verspreid onder belanghebbende partijen zoals bedrijven en gemeenten.

  1. De leden van de SGP-fractie horen graag of de veronderstelling juist is dat de juridische afvalstatus van een apparaat bepaald wordt volgens de criteria in de Kaderrichtlijn Afvalstoffen en de Wet Milieubeheer. In hoeverre bieden deze criteria ruimte om een apparaat dat technisch defect is, maar waarde heeft voor hergebruik, niet als afval te kwalificeren?

Deze veronderstelling is juist. Er moet aan de Wet Milieubeheer worden getoetst of een apparaat een afvalstof is. Wanneer een apparaat voldoet aan de voorwaarden uit de Wet Milieubeheer is er sprake van een afvalstof. Het belangrijkste criterium daarbij is of de houder van de stof deze wil of moet afdanken. Een technisch defect hoeft daar niet automatisch toe te leiden. Ook als een apparaat de status van afvalstof heeft, belemmert dit hergebruik in beginsel niet. Na voorbereiden voor hergebruik kan AEEA weer op de markt gebracht worden. Zie verder ook de antwoorden op vragen 13 en 14.

  1. De leden van de SGP-fractie constateren dat geen termijn is opgenomen waarbinnen afgedankte apparatuur, of onderdelen daarvan, afgevoerd moet worden. In hoeverre krijgen bedrijven de tijd om afgedankte apparatuur(onderdelen) op te sparen ten behoeve van een efficiënte afvoer? Heeft de minister een registratieverplichting ten behoeve van het aanhouden van afgedankte apparatuur(onderdelen) overwogen, zodat bedrijven flexibiliteit houden en niet met handhavingsproblemen te maken krijgen?

Bedrijven mogen AEEA opslaan binnen de vigerende wetgeving. Bij AEEA is er onder bepaalde omstandigheden een vergunning nodig. Bij vergunningplichtige opslag gelden de regels van de vergunning. Indien er geen vergunning nodig is voor opslag gelden de generieke voorschriften uit artikel 4.431c en artikel 4.431d van het Besluit activiteiten leefomgeving. Dit besluit schrijft voor dat afvalstoffen voorafgaand aan nuttige toepassing – zoals voorbereiden voor hergebruik of recycling - niet langer dan drie jaar opgeslagen mogen worden. De afgifteplicht verandert niets aan deze situatie.

  1. De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de minister de administratievelastendruk gaat beperken. Wordt gewerkt aan een gebruiksvriendelijk digitaal registratiesysteem? De toelichting geeft aan dat de afgifteplicht primair van toepassing is op bedrijven waar structureel meer dan gemiddelde hoeveelheden apparatuur vrijkomen. Kan de minister aangeven hoe dit in de praktijk ingevuld wordt? Wanneer zijn bedrijven zoals kleine installatiebedrijven of reparatiebedrijven, vrijgesteld van de voorgestelde registratie- en afgifteverplichtingen?

De afgifteplicht is een verdere specificering van de bestaande wet- en regelgeving en introduceert slechts zeer beperkt een meldplicht voor ongeveer vijftig inzamelaars en verwerkers van AEEA die nu nog geen melding hoeven te maken bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (hierna: LMA). Daarnaast wordt verwacht dat ongeveer veertig inzamelaars een vergunning zullen aanvragen. De afgifteplicht heeft geen effect op de administratieve lastendruk van de afgevende bedrijven. De afgifteplicht is alleen van toepassing op bedrijven waar structureel een bovengemiddelde hoeveelheid AEEA vrijkomt door de aard van de activiteiten. Er is gekozen om de afgifteplicht af te bakenen op bedrijfscategorie en niet op hoeveelheid vrijkomende AEEA bij een individueel bedrijf. Daarmee is er gekozen voor een risicogerichte aanpak om de weglek van AEEA te voorkomen. Op deze wijze is er maximale helderheid over voor welke bedrijven de afgifteplicht geldt en wijzigt dit ook niet op het moment dat er bij een bedrijf op een gegeven moment meer of minder AEEA vrijkomt dan verwacht, en worden bedrijven in een categorie waar (minder dan) gemiddeld AEEA vrijkomt vrijgesteld van de afgifteplicht zodat deze bedrijven geen onevenredige administratieve last ervaren. Bedrijven in een bedrijfscategorie waar structureel relatief veel AEEA vrijkomt moeten dus voldoen aan de afgifteplicht. Dit zijn kringloopbedrijven en bedrijven voor reparatie van gebruikte producten, metaalrecyclingbedrijven waaronder schroothandelaren, milieustraten, bouwbedrijven, installatiebedrijven, grondbouwbedrijven, wegbouwbedrijven, waterbouwbedrijven, schildersbedrijven, datacentra, laboratoria en ziekenhuizen.


  1. Kamerstuk 32 852, nr. 225↩︎

  2. Stichting OPEN – Actieplan 2025-203↩︎

  3. Kamerstuk 32 852, nr. 316↩︎

  4. Kamerstuk 36 600 XII, nr. 78↩︎

  5. Kamerstuk 36 600 XII, nr. 48↩︎

  6. Het inzamelpercentage betreft 85% inzameling van de in een jaar geproduceerde hoeveelheid AEEA↩︎

  7. Stichting OPEN – Actieplan 65%↩︎

  8. Uitbreiding Stimuleringsregeling inbouw airco’s en warmtepompen - Stichting OPEN↩︎

  9. Kamerstuk 32 852, nr. 268↩︎

  10. Kamerstuk 32 852, nr. 316↩︎

  11. Handreiking hergebruik en voorbereiden voor hergebruik elektr app - Afval Circulair↩︎

  12. Handreiking hergebruik en voorbereiden voor hergebruik elektr app - Afval Circulair↩︎