Stand van zaken Nationaal Programma Vitale Regio's (NPVR)
Gebiedsgerichte economische perspectieven en Regionaal Economisch Beleid
Brief regering
Nummer: 2025D37957, datum: 2025-09-09, bijgewerkt: 2025-09-10 12:19, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F. Rijkaart, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 29697 -173 Gebiedsgerichte economische perspectieven en Regionaal Economisch Beleid.
Onderdeel van zaak 2025Z16413:
- Indiener: F. Rijkaart, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-09-10 13:05: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
29 697 Gebiedsgerichte economische perspectieven en Regionaal Economisch Beleid
32 851 Grensoverschrijdende samenwerking (GROS)
Nr. 173 Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 september 2025
De regio is prachtig, krachtig en vol zelfvertrouwen, een uitspraak tijdens het Commissiedebat Regio’s en grensoverschrijdende samenwerking van 5 februari jongstleden die ik van harte onderschrijf. Tijdens dit debat heeft mijn ambtsvoorganger met een brede afvaardiging van uw Kamer gesproken over de onwenselijke achterstanden die inwoners in bepaalde regio’s ervaren op onder andere het gebied van wonen zorg, onderwijs en inkomen en over het belang van het Nationaal Programma Vitale Regio's (NPVR) om deze achterstanden te verkleinen. Het huidige en het voorgaande kabinet en de Kamer hebben deze bevindingen omarmd sinds het verschijnen van het rapport ‘Elke regio telt!’. Samen hebben wij geconcludeerd dat de elf regio’s die centraal staan in het NPVR iets anders en meer vragen en dat Rijksbeleid en de manier waarop het Rijk in Nederland investeert recht moet doen aan de verschillen in het land. Want ook in deze regio’s liggen volop kansen, die benut kunnen worden als Rijk en regio samen optrekken. Hier wordt hard aan gewerkt, maar dit vraagt om langjarig commitment. Tijdens het debat van februari jl. is aan uw Kamer toegezegd u voor Prinsjesdag te informeren over de plannen voor de elf regio's vanuit het NPVR, inclusief de bandbreedtes van de plannen. Ik neem u in deze brief onder andere mee in de stand van zaken, recente ontwikkelingen en een aantal praktijkvoorbeelden.
Voortvarend aan de slag
In de periode na de lancering van het NPVR in januari jl. heeft mijn ambtsvoorganger kennisgemaakt met de bestuurlijk trekkers van de elf regio’s, is er aan elke regio een Rijksvertegenwoordiger gekoppeld1 en vond op 3 april jl. een officiële startbijeenkomst plaats. De startbijeenkomst bracht ambtelijke en bestuurlijke vertegenwoordigers van de elf regio's, regionale stakeholders2 en ministeries samen. Dit heeft opnieuw getoond hoe waardevol deze onderlinge contacten en kennisuitwisseling zijn als basis voor de verdere samenwerking.
Aan de plannen voor de regio’s wordt op dit moment hard gewerkt tussen regio’s en het Rijk. Deze manier van interbestuurlijke samenwerking stelt de regionale context en daarmee de leefwereld van de inwoners centraal. De opgaven die we gezamenlijk willen aanpakken zijn niet in één nacht ontstaan en vragen langjarig commitment voor duurzame oplossingen om de leefbaarheid voor inwoners en aantrekkelijkheid van deze regio’s te behouden en waar nodig te versterken. De plannen voor de regio vormen het uitgangspunt voor de te ontwikkelen uitvoeringsagenda’s. Deze uitwerking staat centraal in de komende periode en vraagt om een zorgvuldig proces, waarvoor draagvlak nodig is in de regio’s en bij de ministeries. De regio’s volgen hun eigen tempo. Dat betekent dat de plannen voor de regio’s niet allemaal op hetzelfde moment klaar zijn. Ik voorzie de plannen voor de regio’s in de periode tussen eind 2025 en het eerste kwartaal van 2026. De daaruit voortkomende uitvoeringsagenda’s verwacht ik in de tweede helft van 2026. In de jaarlijkse voortgangsbrief over het NPVR die ik rondom de jaarwisseling aan uw Kamer zal sturen, zal ik onder andere stilstaan bij de stand van zaken per regio.
Bandbreedtes
Dit proces loopt parallel aan en in samenhang met de uitwerking van mijn toezegging over financiële bandbreedtes aan het lid Bikker. Omdat het proces om tot de plannen van de regio te komen nog volop gaande is, kan ik de toegezegde financiële bandbreedtes in deze brief nog niet met u delen. Ik voorzie twee stappen om tot een inschatting van de financiële bandbreedtes te komen: ik start vanuit de doelstellingen van het NPVR3 en bekijk vanuit dat perspectief wat de belangrijkste opgaven in de elf regio’s zijn. Ook al is het proces nog in volle gang, een aantal opgaven worden wel in alle elf regio’s in meer of mindere mate ervaren. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de mismatch op de woningmarkt, een clustering van kwetsbare inwoners met gezondheidsachterstanden en armoedeproblematiek, druk op de arbeidsmarkt door vergrijzing en ontgroening en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van voorzieningen. Op basis van de plannen van de regio’s en de opgaven die hierin centraal staan wordt gekeken in welke mate ze in geld uit te drukken zijn of dat er gezocht moet worden naar een andersoortige oplossing, zoals meer ruimte in wet- en regelgeving of maatwerk in beleid. Dit leidt tot een eerste overkoepelende indicatie van de bandbreedte voor de elf regio’s gezamenlijk op basis van de drie inhoudelijke doelstellingen van het NPVR. Over deze eerste stap zal ik u in de brief rondom de jaarwisseling informeren. De tweede stap is om deze analyse verder te specificeren naar de elf afzonderlijke regio’s. Er zal via het reguliere begrotingsproces budgettaire dekking gevonden moeten worden als tot besluitvorming per regio wordt gekomen. Dit gebeurt als we de plannen voor de regio’s door vertalen naar uitvoeringsagenda’s in 2026.
Ik of mijn opvolger zal u rondom het zomerreces van 2026 informeren over de uitvoeringsagenda’s, daaraan gekoppelde afspraken per regio en de doorvertaling in bandbreedtes per regio.
Aandacht voor regionale verschillen in Rijksbeleid
Landelijk beleid past niet altijd één op één bij de realiteit in de regio’s. Daarom wil ik in deze brief een aantal voorbeelden beschrijven die exemplarisch zijn voor beleid dat net anders uitpakt in deze regio’s. Hierdoor kunnen (op het eerste oog) kleine dingen voor grote verschillen zorgen.
Samen met mijn collega van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) heb ik aandacht voor regionale verschillen bij het opstellen van landelijk beleid. Een voorbeeld hiervan is de Realisatiestimulans, waarover het ministerie van VRO u onlangs heeft geïnformeerd.4 Mijn ministerie heeft in de afgelopen periode nauw samengewerkt met het ministerie van VRO en de regio’s om de opgave in kaart te brengen. Met de komst van de Realisatiestimulans worden de regio’s meer ondersteund voor de woningbouw dan in het verleden. De Realisatiestimulans geeft een vaste bijdrage voor elke betaalbare woning, ook de woningen die gerealiseerd worden in de NPVR-gebieden. Dit geldt niet alleen voor alle nieuw te bouwen woningen maar ook als het gaat om vervangende nieuwbouw. Er is met de regio’s verkend of en hoe de woningbouwopgave afwijkt van de generieke uitgangspunten achter de regeling. Uit de hieromtrent gevoerde gesprekken met de elf regio’s komt naar voren dat de huisvestingsopgave in dit type regio inderdaad anders is dan in meer grootstedelijk gebied, maar dat er op dit moment nog een onvoldoende eenduidig beeld is van een hogere toerekenbare publieke onrendabele top. Er is in deze regio’s eerder sprake van een herstructureringsopgave dan een uitbreidingsopgave en daarmee een leefbaarheidsopgave, met als noodzaak de woningvoorraad aan te laten sluiten op de woonwensen van de (huidige en toekomstige) inwoners. De fysieke opgave in dit type regio houdt ook verband met de sociaaleconomische opgaven; de woningvoorraad bestaat in delen van deze regio’s voor een groter deel uit relatief goedkope particuliere (koop)woningen. Dit kan in sommige wijken een aanzuigende werking op kwetsbare doelgroepen hebben, waardoor in deze wijken een clustering van kwetsbare inwoners ontstaat. Nader onderzoek is nodig om te bepalen op welke manier het Rijk bij zou kunnen dragen om deze opgave op te pakken, met aandacht voor de regionale context.
Een tweede belangrijke constatering was dat de ambtelijke capaciteit ook in deze regio’s een aandachtspunt is om de beoogde plannen, die ook bijdragen aan de nationale woningbouwopgave, te realiseren. De minister van VRO heeft een programma in wording om de ambtelijke capaciteiten van gemeenten te versterken. De programmatische aanpak uitvoeringskracht, die momenteel wordt uitgewerkt, is landsbreed en zo ook relevant voor de NPVR-gebieden. Onze ministeries trekken hier nauw samen in op, zodat hier voldoende aandacht voor is binnen het programma.
Daarnaast bleek dat de invloed van woningbouw op en de samenhang met de bereikbaarheid van voorzieningen in deze regio’s heel belangrijk is. Dit is echter dermate regiospecifiek dat daarop nadere verdieping nodig is, zoals ik eerder in deze brief beschreef. Voor die verdieping wordt samengewerkt tussen mijn departement en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). IenW werkt samen met andere departementen en de regio aan het meer centraal stellen van bereikbaarheid van banen en voorzieningen en leveringszekerheid van goederen in het beleid. Dat gaat allereerst over het behoud en versterking van voorzieningen in deze regio’s. In maart jl. bent u geïnformeerd over het Kabinetsstandpunt Bereikbaarheid op Peil, waarin het bereikbaarheidspeil is geïntroduceerd waarmee de staat van de bereikbaarheid van voorzieningen in beeld wordt gebracht.5 Voor het notaoverleg MIRT in het najaar 2025 ontvangt u een plan van aanpak voor de regionale bereikbaarheidsanalyses en -profielen. Hierin wordt ook de koppeling met het NPVR gelegd, aangezien de informatie over bereikbaarheid van banen en voorzieningen die met de regionale bereikbaarheidsanalyses wordt gegenereerd ook van belang is voor de 11 NPVR-regio’s.
Een laatste voorbeeld dat ik graag wil aanhalen is op het terrein van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN). Specifiek voor het landelijk gebied werkt LVVN aan de geschiktheid van beleid bij plattelandsgebieden conform motie van der Plas.6 Hiervoor wordt gekeken naar het principe ‘rural proofing’, ofwel ‘plattelandsproofing’. Dit is de praktijk van het kijken naar beleid door een rurale lens, om te zorgen dat beleid aansluit bij de context en opgaven van het landelijke gebied. Het ministerie van LVVN heeft het initiatief genomen om een Rural Policy Review uit te laten voeren door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Deze Review heeft ten eerste het doel om inzichten te krijgen in hoe het gaat in het landelijk gebied, bijvoorbeeld op het gebied van welzijn en de regionale identiteit. Een tweede doel is het evalueren van het huidige beleid voor het landelijk gebied, in nauwe samenwerking met de plattelandsgemeenschap. Een belangrijk element hierin is het vertalen van het concept ‘plattelandsproofen’ naar de Nederlandse context. Ik werk nauw samen met het ministerie van LVVN op dit thema om een goede samenhang met het NPVR te waarborgen.
Tot slot is Defensie bij uitstek een overheidsorganisatie die in heel het land locaties en activiteiten heeft. Die activiteiten hebben in veel gevallen impact op de leefomgeving, maar brengen ook investeringen, werkgelegenheid en draagvlak voor andere voorzieningen met zich mee.
Feedback loop
Het is belangrijk dat signalen over regiospecifieke knelpunten in landelijk beleid terugkomen bij de betreffende ministeries. Eerder in deze brief benoemde ik de aanstelling van Rijksvertegenwoordigers voor de elf NPVR-regio’s. De Rijksvertegenwoordigers hebben inmiddels allemaal kennisgemaakt met hun regio en de bestuurlijke trekker. Zij zijn betrokken bij de regio’s vanuit de inhoud, zijn eerste aanspreekpunt voor de bestuurlijk trekker in de regio, en hebben ook een signaalfunctie naar hun collega’s binnen het eigen ministerie én bij andere ministeries om zaken die knellen onder de aandacht te brengen en daarmee bij te dragen aan verkenning van oplossingsrichtingen. Signalen als deze zijn onderdeel van de feedback loop die wordt gebruikt voor het herijken van de beleids- en investeringslogica,7 en die ik vanuit mijn coördinerende rol met collega’s van andere ministeries bespreek. We voeren structureel interdepartementaal het gesprek over maatwerk en zoeken de oplossingsrichtingen niet alleen in geld, maar ook in vaststellen waar het exact knelt (interpretatie en implementatie) en zo nodig verkenning van mogelijkheden voor uitzonderingsposities voor regelingen, aanpassing van beleid of andere wijzen om af te wijken van generiek beleid. Hierbij kan het gaan om concrete instrumenten of juist langjarige trajecten. In het najaar van 2025 zal ik opnieuw met de bestuurlijk trekkers van de regio’s en de Rijksvertegenwoordigers bij elkaar komen om eerste ervaringen met elkaar te delen en, vooruitlopend op de plannen van de regio, reeds zichtbare knelpunten vanuit de regio’s ten aanzien van de beleids- en investeringslogica te bespreken. Ik zal u in mijn jaarlijkse voortgangsbrief over het NPVR informeren over de voortgang van de doorontwikkeling van de beleids- en investeringslogica. Daarnaast benadruk ik hierbij nogmaals dat het onverminderd belangrijk is en blijft dat de Kamer niet alleen aandacht vraagt bij BZK voor de thema’s die centraal staan in het NPVR, maar ook bij andere ministeries.
Belangrijke ontwikkelingen
In een groot deel van de plannen voor de regio wordt expliciet aandacht besteed aan de bestaande samenwerking met de buurlanden, omdat grensbelemmeringen vaak onderdeel zijn van de lokale opgaven en ervoor zorgen dat kansen niet verzilverd kunnen worden. De aanpak van deze belemmeringen is voor inwoners in deze regio’s van grote waarde voor de kwaliteit van leven, wonen en werken. Om deze reden is naast de staande gremia8 het afgelopen jaar het Schakelpunt Grensbelemmeringen Vlaanderen-Nederland opgericht, dat beziet hoe in specifieke gevallen kan worden afgeweken van bestaande wet- en regelgeving om grensbelemmeringen tussen Nederland en Vlaanderen aan te pakken. Daarnaast staat de aanpak van grensbelemmeringen aan álle EU-binnengrenzen centraal in de op 6 mei jl. in het Europees Parlement aangenomen verordening BRIDGEforEU. Deze verordening roept op tot het oprichten dan wel aanwijzen van grensoverschrijdende coördinatiepunten, met als doel het wegnemen van belemmeringen in grensregio’s. Het kabinet staat positief tegenover deze ontwikkeling. In het kader van BRIDGEforEU zullen de komende periode gesprekken worden gevoerd met betrokken grensregio’s en buurlanden om de praktische invulling nader vorm te geven. De samenwerking over de grens is een essentieel element binnen het NPVR om gezamenlijk te werken aan regionale ontwikkeling.
Tot slot: dit kabinet gelooft in de kracht van de regio. We investeren in structurele samenwerking en kijken kritisch naar de manieren waarop we de kracht van de regio kunnen stimuleren. Dit vraagt onverminderde voortzetting van het NPVR in de komende kabinetsperiode. Er is een lange adem nodig om in deze regio’s tot passende oplossingen en daarmee duurzame ontwikkeling te komen. Daarvoor is van het hele kabinet commitment nodig op de lange termijn, over kabinetsperiodes heen. Deze oproep wordt tevens gedeeld door de bestuurlijk trekkers van de elf regio’s in een brief die onlangs aan de verschillende fracties is verzonden ten behoeve van de aankomende verkiezingen. Om op de langere termijn de structurele opgaven rondom onder andere wonen, gezondheid, armoede en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van voorzieningen in deze regio’s gezamenlijk op te lossen, zal evenwel meer nodig zijn dan de huidige samenwerking met inzet van incidentele middelen.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
F. Rijkaart
Bijlage 1: Overzicht Rijksvertegenwoordigers
Departement | Rijksvertegenwoordiger | Regio |
---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening | DG Ruimtelijke Ordening | Noord- Fryslân |
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | DG Werk aan Uitvoering | Zuid- Oost Drenthe |
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | DG Mobiliteit | Achterhoek |
Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening | SG VRO | Midden-Limburg |
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | DG Openbaar Bestuur en Democratische Rechtstaat | Zuid-Limburg |
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | SG OCW | Zeeuws-Vlaanderen |
Ministerie van Justitie en Veiligheid | DG Rechtspleging en Rechtshandhaving | Kop van Noord-Holland |
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | DG Curatieve Zorg | Noord en Oost-Groningen |
Ministerie van Economische zaken | DG Bedrijfsleven en Innovatie | Twente |
Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | DG Realisatie Landelijk Gebied | Noord-Limburg |
Ministerie van Klimaat en Groene Groei | DG Realisatie Groene Groei | Zuid- en Oost-Fryslân |
Een overzicht van deze verdeling vindt u in de bijlage.↩︎
Zoals onderwijs- en zorgspartijen en vertegenwoordigers van arbeidsmarkten↩︎
Het NPVR heeft drie overkoepelende doelstellingen: 1. Veilige en leefbare regio’s: het verbeteren van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving in regio’s met onder andere expliciete aandacht voor een passende woningvoorraad, herstructurering en transformatie en verduurzaming van de gebouwde omgeving en een gezonde groene leefomgeving.; 2. Een duurzaam en bereikbaar voorzieningenniveau dat ondersteunend is aan de vitaliteit en het beoogde toekomstperspectief van de regio’s en het behoud van de aantrekkelijkheid en leefbaarheid in deze regio’s voor inwoners.; 3. Een gezonde en kansrijke toekomst voor inwoners in de regio’s, waaronder gezond opgroeien en oud worden, ontwikkelkansen in het onderwijs, perspectief op werk en regionale economische ontwikkeling.↩︎
Kamerstuk 32 847, nr. 1344↩︎
Kamerstuk 31 305, nr. 489↩︎
Kamerstuk 36 410, nr. 111↩︎
Bij beleids- en investeringslogica ligt de focus op het goed organiseren van gebiedsgericht werken bij het Rijk, op het verbinden van ministeries en het inbedden van een feedback loop om de signalen vanuit regio’s en medeoverheden structureel mee te kunnen nemen in verdere doorontwikkeling van beleid (Kamerstuk 29 697, nr. 158).↩︎
Samenwerkagenda met Nedersaksen, de Grenslandagenda en de grensgovernance Nederland-Vlaanderen.↩︎