Ontwerp Subsidieregeling beroeps en belangenverenigingen decentraal bestuur 2026 – 2030
Bijlage
Nummer: 2025D38676, datum: 2025-09-11, bijgewerkt: 2025-09-11 14:40, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Voorhang Subsidieregeling beroeps- en belangenverenigingen decentraal bestuur 2026 - 2030 (2025D38675)
Preview document (🔗 origineel)
Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van PM 2025, nr. PM, houdende regels voor de subsidiëring van beroeps- en belangenverenigingen voor het decentraal bestuur (Subsidieregeling beroeps- en belangenverenigingen decentraal bestuur 2026-2030)
(KetenID WGK027546)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op de artikelen 2, eerste lid, onder a en b, artikel 3, eerste lid, en 4, eerste lid, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en artikel 8, eerste lid, artikel 11, tweede en van het Kaderbesluit BZK-subsidies;
Besluit:
Artikel 1. Begripsbepaling
Minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Artikel 2
De Minister kan voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, subsidie verstrekken aan:
Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters;
De Nederlandse Vereniging voor Raadsleden;
De vereniging Statenlidnu;
De Vereniging van Gemeentesecretarissen;
De Vereniging van Griffiers;
De Vereniging van Rekenkamers;
De Wethoudersvereniging.
Artikel 3
1. De Minister kan aan een vereniging als bedoeld in artikel 2, een
eenmalige subsidie verstrekken voor kosten die direct samenhangen met de
voorbereiding en ontwikkeling van de activiteiten, bedoeld in het tweede
lid.
2. De Minister kan aan een vereniging als bedoeld in artikel 2, een meerjarige subsidie verstrekken voor kosten die worden gemaakt in de periode van 1 januari 2027 tot 1 januari 2031 die direct samenhangen met de volgende activiteiten:
opleidings- en ontwikkelactiviteiten op basis van een didactische visie met betrekking tot:
ambts- en vakspecifieke vaardigheden en kennis voor de beroepsgroep;
oriëntatieprogramma en inwerkprogramma voor de beroepsgroep; en
reflectie, intervisie en ontmoeting ter bevordering van het functioneren van de beroepsgroep.
het aanbieden van toegankelijke en begrijpelijke informatie aan de beroepsgroep;
het geven van advies en ondersteuning aan de beroepsgroep ter bevordering van de uitoefening van het ambt; en
Evaluatie onderzoek en het monitoren van de kwaliteit van de gesubsidieerde activiteiten.
3. Subsidie wordt niet verstrekt voor beleidsmatig onderzoek.
Het subsidieplafond
Artikel 4
Het subsidieplafond voor de voorbereiding en ontwikkeling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, en voor de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, bedraagt tot 1 januari 2031 in totaal € 18.772.000.
Met uitzondering van de Vereniging van Gemeentesecretarissen wordt het subsidieplafond per vereniging, naast een basisbedrag voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten en een bedrag voor het verzorgen van oriëntatie- en inwerkprogramma’s voor de beroepsgroep, nader onderverdeeld in maximumbedragen op basis van de volgende indicatoren:
de omvang van de beroepsgroep die de vereniging bedient;
de mate waarin de beroepsgroep gebruik maakt van de activiteiten van de vereniging; en
de mate waarin de vereniging aanverwante beroepsgroepen bedient.
Voor het Nederlands Genootschap van Burgemeesters bevat het subsidieplafond naast de bedragen, bedoeld in het vijfde lid, een extra bedrag ter bekostiging van de specifieke ondersteuning voor burgemeesters.
De in het tweede en derde lid bedoelde bedragen zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling.
Het subsidieplafond bedraagt per jaar ten hoogste voor:
Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters € 1.158.900;
De Nederlandse Vereniging voor Raadsleden € 618.100;
De vereniging Statenlidnu € 414.200;
De Vereniging van Gemeentesecretarissen € 100.000;
De Vereniging van Griffiers € 435.000;
De Vereniging van Rekenkamers € 460.000;
De Wethoudersvereniging € 568.200.
De subsidieverlening
Artikel 5
De aanvraag tot subsidieverlening voor de ontwikkeling van het ondersteunings- en opleidingsaanbod als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt ingediend op uiterlijk 1 november voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.
De aanvraag voor het meerjarige opleidings- en ondersteuningsaanbod op basis van een didactische visie als bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt op uiterlijk 1 november ingediend voorafgaand op de kalenderjaren waarop het betrekking heeft.
Voorschotverlening
Artikel 6
De Minister verstrekt een voorschot per boekjaar. Een boekjaar is gelijk aan een kalenderjaar.
De Minister verstrekt een voorschot van ten hoogste 80% van de verleende subsidie, rekening houdend met het bestedings- of uitgavenpatroon in de aanvraag.
Het voorschot wordt binnen zes weken na de beschikking tot subsidieverlening verstrekt.
Egalisatiereserve
Artikel 7
De vereniging kan een egalisatiereserve vormen als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend, komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.
De hoogte van de egalisatiereserve is ten hoogste 10% van het subsidiebedrag voor het betreffende boekjaar. Indien op 31 december van een boekjaar de egalisatiereserve meer dan 10% van het over dat jaar verstrekte subsidiebedrag bedraagt, dient het meerdere teruggestort te worden op de bankrekening van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De egalisatiereserve wordt uitsluitend aangewend voor kosten die direct samenhangen met de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid.
Subsidievaststelling
Artikel 8
De vereniging dient de aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk in op 1 juli na afloop van het laatste boekjaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft.
Het verschil tussen het verleende bedrag en het bedrag zoals dat is vastgesteld, wordt binnen zes weken na vaststelling van de subsidie verstrekt of teruggevorderd.
Artikel 9
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2026 en vervalt met ingang van 1 januari 2031. De einddatum van de gesubsidieerde activiteiten is uiterlijk 31 december 2030. Op de verantwoording en vaststelling van de subsidie blijft de regeling van toepassing.
Artikel 10
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling beroeps- en belangenverenigingen decentraal bestuur 2026-2030.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
F. Rijkaart
Bijlage
Tabel 1
|
|
|
|
|
|
|
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Nederlands Genootschap van Burgemeesters: | € 200.000 | € 75.000 | € 83.900 | € 200.000 | € 600.000 | € 1.158.900 | |
Nederlandse Vereniging voor Raadsleden: | € 200.000 | € 300.000 | € 8.100 | € 75.000 | € 55.000 | € 618.100 | |
Wethoudersvereniging: | € 200.000 | € 200.000 | € 38.200 | € 75.000 | € 35.000 | € 568.200 | |
StatenlidNu: | € 200.000 | € 100.000 | € 34.200 | € 75.000 | € 5.000 | € 414.200 | |
Nederlandse Vereniging van Rekenkamers: | € 200.000 | € 100.000 | € 50.000 | € 75.000 | € 35.000 | € 460.000 | |
Vereniging van Griffiers: | € 200.000 | € 75.000 | € 50.000 | € 75.000 | € 35.000 | € 435.000 | |
Vereniging van gemeentesecretarissen: | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | € 100.000 |
Toelichting
Algemeen deel
Mensen maken het openbaar bestuur. Ons decentraal bestuur kan niet zonder toegewijde politieke ambtsdragers en hun ondersteuners en adviseurs. Zij zijn dragers van de democratische rechtsstaat. Een goed en sterk decentraal bestuur is noodzakelijk om complexe maatschappelijke uitdagingen en bestuurlijke opgaven aan te pakken. Politieke ambtsdragers en hun ondersteuners en adviseurs dienen hun ambten slagvaardig te kunnen uitoefenen in een politiek-rechtsstatelijk samenspel ten bate van het algemeen belang.
Veel van deze ambtsdragers vervullen hun ambt met toewijding en plezier, maar niettemin vraagt dit doorlopende investering in de aantrekkelijkheid van hun ambten en in de kwaliteit van het decentraal bestuur. Dit betekent dat inzet nodig is op de oriëntatie en instroom van (potentiële) politieke ambtsdragers. Zo wordt zorg gedragen voor voldoende ambtsdragers en de vertegenwoordiging van alle groepen in de samenleving. Ook moet er worden gewerkt aan het behoud van politieke ambtsdragers door goede ondersteunings- en ontwikkelmogelijkheden.
Het is van publiek belang dat ambtsdragers ondersteund en toegerust worden om hun ambten goed en naar eigen inzicht te blijven uitoefenen. Dit vergt goede mogelijkheden voor opleiding, informatievoorziening en ondersteuning van raadsleden, Statenleden, burgemeesters, wethouders, gemeentesecretarissen, griffiers en rekenkamerleden. Een investering in dit publieke belang is noodzakelijk, omdat de duurzame kennisinfrastructuur van de decentrale democratie kwetsbaar is.
Voor opleiding, informatievoorziening en ondersteuning kunnen politieke ambtsdragers ook terecht bij politieke partijen. Daarnaast kunnen ambtsdragers een beroep doen op het rechtspositiebesluit decentrale ambtsdragers als zij opleidingen wensen te volgen.
Met deze regeling wordt voorzien in opleiding, informatievoorziening en ondersteuning van ambtsdragers en secretarissen, griffiers en rekenkamerleden via hun beroeps- en belangenverenigingen. Dit zijn publieke instituties die hun achterban ondersteunen met inwerkprogramma’s, netwerkvorming en informatievoorziening. Zij bieden ook mogelijkheden tot opleiding en ontwikkeling aan hun beroepsgroepen en zijn daarmee complementair aan de inzet van politieke partijen voor hun politieke ambtsdragers. Bovendien bieden de verenigingen, anders dan politieke partijen, de mogelijkheid om opleidingen te volgen met collega’s van een andere politieke kleur en partij, wat de uitwisseling van ideeën en ervaringen makkelijker kan maken. Het zijn instituten die snel kennis, kansen en knelpunten vanuit het decentraal bestuur signaleren en deze delen met de nationale overheid, wat hen belangrijke partners maakt voor het Rijk. Zij vormen de oren en ogen van het decentraal bestuur. Daarbij zijn zij in staat in samenwerking met elkaar doelmatig en doeltreffend de beroepsgroepen te voorzien in hun ondersteuningsbehoefte. Onder andere in de vorm van een digitale leeromgeving. Daarbij gaat het niet alleen om het overdragen van (vak)kennis. Het zijn van een volksvertegenwoordiger, bestuurder, griffier, rekenkamerlid of gemeentesecretaris houdt juist ook in het horen van de inwoners en deze geluiden vertalen binnen het openbaar bestuur. Dat versterkt de kwaliteit van het openbaar bestuur.
Het is van belang dit publieke belang te blijven bevorderen via deze subsidieregeling. Hiermee kunnen de verenigingen op meerjarige subsidie rekenen om hun achterbannen in onderlinge samenwerking met opleidings- en ontwikkelingsmogelijkheden te bedienen. Kennis die wordt verworven door de verenigingen blijft behouden voor het openbaar bestuur. Deze subsidieregeling stut daarmee de kennisinfrastructuur van het decentraal bestuur, die op haar beurt zorgt voor een sterk bestuur en een robuuste rechtsstaat met goed toegeruste ambtsdragers. Dit is nodig gezien de context waarin politieke ambtsdragers en secretarissen, griffiers en rekenkamerleden functioneren. Bijvoorbeeld door de complexere taken voor het decentraal bestuur, maar ook door werkdruk en agressie waarmee politieke ambtsdragers, secretarissen, griffiers en rekenkamerleden helaas te maken hebben.
Via opleiding en ontwikkelaanbod kan invulling worden gegeven aan het bevorderen en ondersteunen van kennis over en vaardigheden met democratische en rechtsstatelijke waarden, en het toerusten en ondersteunen van de beroepsgroepen binnen het decentraal bestuur op het uitdragen van deze waarden in de praktijk en de dilemma’s daarbij. De noodzaak hiertoe is ook onderstreept door de Staatscommissie rechtsstaat en de Adviescommissie Versterken Weerbaarheid Democratische Rechtsorde. 12
In beginsel sluit deze regeling het financieren doen van algemeen beleidsmatig onderzoek uit. Onder beleidsmatig onderzoek in dit werkveld wordt in de context van de regeling verstaan het (laten) doen van onderzoek naar vraagstukken m.b.t. de algemene inrichting en het functioneren van het decentraal bestuur met het oog op beleidsontwikkeling. Onderzoeksbehoeften van deze aard kunnen altijd kenbaar worden gemaakt aan het ministerie van BZK zodat dit ieder jaar kan worden opgenomen in de onderzoeksagenda van het ministerie. Daarnaast kunnen de verenigingen onderzoeken vanuit de eigen middelen financieren. Een activiteit vanuit een vereniging die de kennispositie versterkt om in de uitoefening van het ambt beter te functioneren kan bijvoorbeeld worden gezien als advies en ondersteuning aan de beroepsgroep. Dit is als subsidiabele activiteit in deze regeling opgenomen.
De beroeps- en belangenverenigingen houden zich uiteraard ook bezig met belangenbehartiging. Vanwege de onafhankelijke positie van beroepsverenigingen ten opzichte van het ministerie van BZK is het niet toegestaan belangenbehartiging door middel van een subsidie van het ministerie te financieren. Beroepsverenigingen zullen deze activiteiten via andere wegen, zoals contributies, moeten bekostigen.
Op grond van deze regeling kunnen de verenigingen ook activiteiten aanbieden aan gedeputeerden. Ook kunnen de verenigingen hun activiteiten aanbieden aan gezagdragers, eilandraden, eilandgedeputeerden, eilandsecretarissen en eilandgriffiers op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het is aan de verenigingen om naar eigen inschatting het aantal opleidingsplaatsen voor deze beroepsgroepen te bepalen.
Artikelsgewijs deel
Artikel 2
De minister kan slechts subsidie verstrekken aan de in artikel 2 genoemde verenigingen. De regeling is van toepassing op de genoemde verengingen:
Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters;
De Nederlandse Vereniging voor Raadsleden;
De vereniging Statenlidnu;
De Vereniging van Gemeentesecretarissen;
De Vereniging van Griffiers;
De Vereniging van Rekenkamers;
De Wethoudersvereniging.
De regeling is van toepassing op deze verenigingen vanwege de meerjarige subsidierelatie die er is met deze verenigingen die allen representatief zijn voor de centrale beroepsgroepen in het decentraal bestuur. De verenigingen zijn actief voor politieke ambtsdragers die minder vanzelfsprekend vanuit hun ambt een beroep kunnen of willen doen op de eigen gemeente of provincie gezien de onafhankelijke politieke rol die zij vervullen. Andere beroepsgroepen onder deze regeling, te weten de griffiers en rekenkamerleden hebben ook een bijzondere positie in het decentraal bestuur. Zij zijn afhankelijk van de politieke ambtsdragers voor de eigen ondersteuning en opleiding. Om die reden vallen de verenigingen voor deze beroepsgroepen ook onder de regeling. De beroepsgroep gemeentesecretarissen hebben een meer zelfstandig positie in het decentraal bestuur, maar vervullen een cruciale rol in het decentraal bestuur en worden net als de andere beroepsgroepen onder deze regeling in de Gemeente- en Provinciewet genoemd. Daarbij laten deze verenigingen al meerjarig een ordelijke verantwoording over de activiteiten zien die naar tevredenheid worden uitgevoerd. Om het structurele karakter van deze (subsidie)relatie te onderstrepen is deze regeling vormgegeven.
Artikel 3
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de activiteiten waarvoor de subsidie kan worden verstrekt. De subsidie kan slechts worden verstrekt voor de activiteiten genoemd in het eerste lid. Samenwerking van meerdere verenigingen bij de uitwerking van activiteiten is een pré.
Subsidie kan worden verstrekt voor het aanbieden van opleidings- en ontwikkelactiviteiten op basis van een didactische visie. In de didactische visie wordt ingegaan op welke wijze de verenigingen duurzaam werken aan opleiding en ontwikkeling van de beroepsgroepen via volwasseneneducatie. De didactische visie gaat in op de wijze waarop de vorm (achtergronden, leerstijlen, leervragen) van de opleidings- en ontwikkelingsactiviteiten bijdragen aan de effectiviteit van de beroepsgroepen. Dit is gericht op zowel beginnende als ervaren ambtsdragers. De verenigingen worden gefaciliteerd bij het vormen van deze didactische visie door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ook worden gezamenlijk de kaders uitgewerkt waarlangs deze didactische visie wordt getoetst.
Evaluatieonderzoek is de systematische monitoring en beoordeling van de activiteiten waarmee kan worden vastgesteld of de doelen van de activiteit efficiënt en effectief zijn bereikt.
Artikel 4
Het subsidieplafond en de verdeelsleutel is als volgt opgebouwd:
Eerste lid
In totaal is het subsidieplafond per jaar € 3.754.400,-.
Tweede lid
Tussen 2003 (Nederlands Genootschap van Burgemeesters als eerste) en 2017 (Statenlidnu als laatste) zijn de subsidierelaties met de beroeps- en belangenverenigingen van de beroepsgroepen gegroeid. De bedragen die BZK per vereniging beschikbaar stelde zijn organisch door de jaren heen gegroeid. Daar lag geen verdeelsleutel aan ten grondslag. Om die reden is er een verdeelsleutel gevormd langs de kenmerken van de verenigingen en van de beroepsgroepen die de verenigingen worden geacht te bedienen.
Het subsidiebedrag per vereniging per jaar kent een basisbedrag van € 200.000,- en € 75.000,- voor het verzorgen van een oriëntatie en inwerkprogramma voor de doelgroep. Voor het Nederlands Genootschap van Burgemeesters betreft dit laatste bedrag €200.000 vanwege al bestaande subsidies voor dit doel die met deze regeling hierbij worden gevoegd.
De andere indicatoren zijn als volgt opgebouwd:
Naar gelang de omvang van de beroepsgroep wordt er een bedrag aan de verenigingen toegekend. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de classificaties:
0 – 354: € 75.000,-
De beroepsgroepen waarvan één functionaris per gemeente en provincie (354 totaal) actief is. Hier vallen het Nederlandse Genootschap van Burgemeesters en de Vereniging van Griffiers onder
355 – 1000: € 100.000,-
Hier vallen de Vereniging van Rekenkamers en Statenlidnu onder.
1001 – 2000: € 200.000,-
Hier valt de Wethoudersvereniging onder.
2001 – 10.000: € 300.000,-
Hier valt de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden onder.
de mate waarin de beroepsgroep gebruik maakt van de activiteiten van de vereniging;
Er zijn middelen beschikbaar naar mate gebruik wordt gemaakt van de activiteiten van de verenigingen. Bij 100% gebruik door de beroepsgroep volgt € 100.000,-. Naarmate dit minder wordt gaat het bedrag procentueel omlaag. Met het ingaan van de regeling is dit vastgesteld op basis van de gegevens uit de Basismonitor Politieke Ambtsdragers op:
Nederlands Genootschap van Burgemeesters: € 83.900,- (83,9%)
Nederlandse Vereniging voor Raadsleden: € 8.100,- (8,1%)
Wethoudersvereniging: € 38.200,- (38,2%)
Statenlidnu: € 34.200,- (34,2%)
Bij de verenigingen voor rekenkamers en griffiers is het gebruik niet eenduidig vast te stellen. Daarnaast zijn dit ‘niet-politieke’ beroepsgroepen. Waarbij het bij bijvoorbeeld volksvertegenwoordigers een keuze is om gebruik te maken van de verenigingen is het bij deze ambtelijke beroepsgroepen onderdeel van de eigen professionalisering. Verondersteld wordt dat de verenigingen zich voor alle functionarissen van hun beroepsgroep inspannen, maar dat volledige dekking wordt gehaald. Om die reden wordt 50% (€ 50.000,-) gehanteerd
de mate waarin de vereniging aanverwante beroepsgroepen bedient;
Niet iedere beroepsgroep in het decentraal bestuur kan rekenen op een beroepsvereniging. De verenigingen ontvangen een bijdrage om aanverwante doelgroepen te bedienen. Per vereniging wordt daar € 35.000,- voor beschikbaar gesteld. Voor de wethoudersvereniging wordt € 55.000,- beschikbaar gesteld vanwege de bestuurders die zij moeten ondersteunen en voor Statenlidnu wordt € 5.000,- beschikbaar gesteld gezien de geringe omvang van de beroepsgroep commissieleden. De verenigingen kunnen o.a. de volgende aanverwante beroepsgroepen bedienen:
Nederlandse Vereniging voor Raadsleden: ook commissieleden
Wethoudersvereniging: ook gedeputeerden
Vereniging van Griffiers: ook raads- en statenadviseurs en Statengriffiers
Vereniging van Rekenkamers: ook Rekenkamers van regio’s, waterschappen en provincies
Statenlidnu: ook commissieleden
De beroepsgroepen in Caribisch Nederland: in het algemeen deel van deze toelichting wordt aangegeven dat de verenigingen ook hun aanbod kunnen aanbieden aan de beroepsgroepen in het decentraal bestuur van Caribisch Nederland. Hierbij zijn de beschikbare opleidingsplekken en andere activiteiten die voor deze beroepsgroepen worden ontplooid een afweging van de verenigingen zelf is.
Derde lid
Het ambt van burgemeester vraagt om specifieke ondersteuning. De
burgemeester is de enige beroepsgroep onder deze regeling benoemd door
de Kroon. Ook kan het een eenzaam ambt zijn waarbij men onder hoge druk
komt te staan. Opleiding, ontwikkeling, ondersteuning en advies doet men
bij voorkeur vertrouwelijk onderling met elkaar. Zie bijvoorbeeld de rol
die de burgemeester vervult bij vraagstukken rondom de openbare orde of
het demonstratierecht. Er zijn niet veel plekken om dat te doen naast
het Nederlands Genootschap van burgemeesters. Vanwege deze context wordt
€ 600.000,- per jaar beschikbaar gesteld voor het Nederlands Genootschap
van burgemeesters. Daarbij onderstreept dit de afspraak uit de
arbeidsvoorwaardenonderhandeling tussen de burgemeesters en het
ministerie van BZK (2003) waaruit de voorganger van dit fonds voor
burgemeesters voortkwam. Ook worden met deze regeling twee voorgaande
regelingen aan het NGB (professionaliseringsfonds en regeling voor het
oriëntatieprogramma voor potentiële burgemeesters) samengevoegd.
Vierde lid
De in het tweede en derde lid bedoelde bedragen zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling. De Vereniging van Gemeentesecretarissen wordt uitgezonderd van de financieringssystematiek, omdat in CAO afspraken die zij als ambtelijke beroepsgroep wel hebben in tegenstelling tot de andere beroepsgroepen al afdoende mogelijkheden zijn om in de meeste van de subsidiabele activiteiten te voorzien.
Vijfde lid
Op basis van bovenstaande verdeelsleutel bedraagt het subsidieplafond per vereniging per jaar ten hoogste:
Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters € 1.158.900;
De Nederlandse Vereniging voor Raadsleden € 618.100;
De vereniging Statenlidnu € 414.200;
De Vereniging van Gemeentesecretarissen € 100.000;
De Vereniging van Griffiers € 435.000;
De Vereniging van Rekenkamers € 460.000;
De Wethoudersvereniging € 568.200.
Artikel 5
De aanvragers hebben tot 1 november van ieder kalenderjaar de gelegenheid om een aanvraag in te dienen. Hierbij mag de termijn waarop de voorgestelde subsidie betrekking heeft meerdere jaren beslaan. Uiterlijk voor het einde van het jaar waarop de aanvraag wordt ingediend wordt er uitsluitsel gegeven over de aanvraag. De einddatum van de voorgestelde activiteiten is uiterlijk 1 januari 2031.
Artikel 6
In de financiering van de subsidie kan er een voorschot per boekjaar worden uitgekeerd. Dit voorschot betreft 80% van de totale aangevraagde subsidie. Binnen zes weken na akkoord op de aanvraag wordt het voorschot uitgekeerd.
Artikel 7
De verenigingen wordt de gelegenheid geboden een egalisatiereserve aan te houden die maximaal 10% is van de totale subsidie. Hiermee kan worden geanticipeerd op periodes waar de verenigingen meer activiteiten moeten uitvoeren. Bijvoorbeeld in aanloop naar en na verkiezingen wanneer er nieuwe politieke ambtsdragers starten.
Artikel 8
De verenigingen hebben tot 1 juli om de verantwoording over de subsidie die op 1 januari van datzelfde kalenderjaar afloopt in te dienen. Daarop krijgen de verenigingen uiterlijk na 6 weken na het indienen van de verantwoording uitsluitsel. Na beoordeling van de verantwoordingsdocumenten en vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag, dus maximaal 20% van de verleende subsidie uitgekeerd.
Artikel 9
Op grond van artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 moet een subsidieregeling van het Rijk een tijdstip bevatten waarop die regeling vervalt. Dit tijdstip mag niet later vallen dan het tijdstip vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de regeling. In verband hiermee is in artikel 7 van de onderhavige regeling een horizonbepaling opgenomen. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2026 en vervalt met ingang van 1 januari 2031. Op de verantwoording en vaststelling van de subsidie blijft de regeling wel van toepassing.
Artikel 10
De subsidieregeling heet ‘Subsidieregeling beroeps- en belangenverenigingen decentraal bestuur 2026-2030’ omdat het een regeling betreft voor de beroeps- en belangenverenigingen die zich inzetten voor de beroepsgroepen in het decentraal bestuur en omdat de regeling deze tijdspanne kent.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
F. Rijkaart