Voorstel van het Presidium tot wijziging van het Reglement van Orde en tot vaststelling van een afzonderlijke regeling in verband met het in buitengewone omstandigheden tijdelijk mogelijk maken van digitale vergadermogelijkheden
Voorstel van het Presidium tot wijziging van het Reglement van Orde en tot vaststelling van een afzonderlijke regeling in verband met het in buitengewone omstandigheden tijdelijk mogelijk maken van digitale vergadermogelijkheden
Voorstel tot wijziging Reglement van Orde
Nummer: 2025D38747, datum: 2025-09-11, bijgewerkt: 2025-09-12 15:29, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. (Martin) Bosma, voorzitter van het Presidium (PVV)
Onderdeel van kamerstukdossier 36808 -2 Voorstel van het Presidium tot wijziging van het Reglement van Orde en tot vaststelling van een afzonderlijke regeling in verband met het in buitengewone omstandigheden tijdelijk mogelijk maken van digitale vergadermogelijkheden.
Onderdeel van zaak 2025Z16712:
- Indiener: M. (Martin) Bosma, voorzitter van het Presidium
- Voortouwcommissie: commissie voor de Werkwijze
- 2025-09-17 00:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (đ origineel)
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL | 2 | |
Vergaderjaar 2024-2025 | ||
36 808 | Voorstel van het Presidium tot wijziging van het Reglement van Orde en tot vaststelling van een afzonderlijke regeling in verband met het in buitengewone omstandigheden tijdelijk mogelijk maken van digitale vergadermogelijkheden | |
Nr. 2 | VOORSTEL | |
Artikel I
Het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 7.19, vijfde lid, wordt toegevoegd: Bij afzonderlijke regeling, vast te stellen door de Kamer, kunnen hierover nadere regels worden gesteld.
B
Na artikel 15.23 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 15.7a Tijdelijke digitale vergadermogelijkheden in buitengewone omstandigheden
Artikel 15.23a Tijdelijke digitale vergadermogelijkheden in buitengewone omstandigheden
1. Voor zover buitengewone omstandigheden dit naar haar oordeel noodzakelijk maken, kan de Kamer besluiten dat voor een periode van ten hoogste drie maanden:
a. de leden zich op afstand langs elektronische weg aanwezig kunnen melden; of
b. een of meer openbare vergaderingen van de Kamer of van een of meer commissies plaatsvinden langs elektronische weg.
2. Een openbare vergadering langs elektronische weg is gelijktijdig openbaar in beeld en geluid te volgen voor het publiek. Aan de vergadering wordt door alle deelnemers langs elektronische weg deelgenomen.
3. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan door het Presidium worden genomen, indien naar het oordeel van het Presidium de buitengewone omstandigheden de Kamer verhinderen dit te nemen. Het besluit kan eveneens door de Voorzitter worden genomen, indien naar het oordeel van de Voorzitter de buitengewone omstandigheden het Presidium eveneens verhinderen dit te nemen.
4. De Kamer kan steeds besluiten een periode waarin een besluit als bedoeld in het eerste lid van kracht is eerder te doen eindigen, of deze periode voor de duur van ten hoogste drie maanden te verlengen.
5. Het Presidium draagt zorg dat de elektronische omgeving waarin de vergaderingen plaatsvinden betrouwbaar en veilig is, en dat daarin op een volwaardige wijze kan worden vergaderd.
6. Bij afzonderlijke regeling, vast te stellen door de Kamer, worden nadere regels gesteld ter uitvoering van dit artikel, waarbij kan worden bepaald dat op in die regeling omschreven wijze kan worden afgeweken van dit Reglement.
Artikel II
Ter uitvoering van de artikelen 7.19, vijfde lid, en 15.23a, zesde lid, van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, wordt als regeling vastgesteld:
Regeling Tijdelijke digitale vergadermogelijkheden
Hoofdstuk 1. Algemeen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze Regeling wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:
- commissie: commissie van de Kamer:
- digitaal aanwezig melden: het zich op afstand langs elektronische weg aanwezig melden als bedoeld in artikel 15.23a, eerste lid, onder a, van het Reglement;
- Kamer: Tweede Kamer der Staten-Generaal;
- leden: leden van de Kamer;
- Reglement: Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;
- openbare vergadering langs elektronische weg: openbare vergadering van de Kamer of van een commissie van de Kamer die plaatsvindt langs elektronische weg als bedoeld in artikel 15.23a, eerste lid, onder b, van het Reglement.
Hoofdstuk 2. Digitaal quorum
Artikel 2. Digitaal aanwezig melden
De leden die zich digitaal aanwezig melden dienen steeds in persoon te kunnen worden geĂŻdentificeerd.
Hoofdstuk 3. Plenaire vergaderingen langs elektronische weg
Artikel 3. Openen plenaire openbare vergadering langs elektronische weg
Een openbare vergadering langs elektronische weg van de Kamer wordt slechts geopend, indien:
a. de vergadering gelijktijdig openbaar in beeld en geluid is te volgen voor publiek langs elektronische weg;
b. ieder lid, met uitzondering van leden die zijn uitgesloten van het bijwonen van de vergadering op grond van artikel 8.18 van het Reglement, digitaal toegang heeft tot de elektronische omgeving waarin de vergadering plaatsvindt;
c. is voldaan aan artikel 8.3, eerste lid, van het Reglement;
d. de leden op zodanige wijze zichtbaar en hoorbaar zijn dat hun identiteit kan worden vastgesteld;
e. is gewaarborgd dat de leden bij de stemmingen over een zaak steeds kunnen verzoeken om een hoofdelijke stemming als bedoeld in artikel 8.26 van het Reglement.
Artikel 4. Toepassing Reglement langs elektronische weg
In een openbare vergadering langs elektronische weg van de Kamer wordt voor de toepassing van het Reglement:
- onder âvergaderzaalâ steeds verstaan âelektronische omgevingâ;
- onder âzitplaatsenâ steeds verstaan âdigitale toegangâ;
- onder âstaande van de spreekplaatsâ steeds verstaan âzichtbaar en hoorbaarâ;
- onder âligt in de vergaderzaal op de tafel van de Griffierâ steeds verstaan âwordt beschikbaar gesteldâ;
- onder âin de vergaderzaal rondgedeeldâ steeds verstaan âbeschikbaar gesteldâ.
Artikel 5. Stemmingen over personen
Stemmingen over personen als bedoeld in de artikelen 8.31 tot en met 8.36 van het Reglement worden zoveel mogelijk uitgesteld totdat deze kunnen plaatsvinden in een vergadering die niet langs elektronische weg plaatsvindt. Indien uitstel niet mogelijk is, wordt in afwijking van die artikelen gestemd volgens een door het Presidium vast te stellen procedure waarbinnen zoveel mogelijk wordt voorkomen dat een stem herleidbaar is tot het lid dat de stem heeft uitgebracht.
Hoofdstuk 4. Commissievergaderingen langs elektronische weg
Artikel 6. Openen commissievergaderingen langs elektronische weg
Een openbare commissievergadering langs elektronische weg wordt slechts geopend, indien:
a. de vergadering gelijktijdig openbaar in beeld en geluid is te volgen voor publiek langs elektronische weg;
b. ieder lid of plaatsvervangend lid dat de vergadering kan bijwonen, met uitzondering van leden die zijn uitgesloten van het bijwonen van de vergadering op grond van artikel 7.18, vijfde lid, van het Reglement, digitaal toegang heeft tot de elektronische omgeving;
c. de leden op zodanige wijze zichtbaar en hoorbaar zijn dat hun identiteit kan worden vastgesteld.
Artikel 7. Stemmingen over personen
Stemmingen over personen als bedoeld in artikel 7.20, derde lid, van het Reglement worden zoveel mogelijk uitgesteld totdat deze kunnen plaatsvinden in een vergadering die niet langs elektronische weg plaatsvindt. Indien uitstel niet mogelijk is, wordt in afwijking van die artikelen gestemd volgens een door het Presidium vast te stellen procedure waarbij zoveel mogelijk wordt voorkomen dat een stem herleidbaar is tot het lid dat de stem heeft uitgebracht.
Artikel 8. Besloten commissievergadering
1. Een besloten commissievergadering kan niet langs elektronische weg plaatsvinden, tenzij de Voorzitter daartoe krachtens artikel 7.19, vijfde lid, van het Reglement in bijzondere omstandigheden toestemming heeft gegeven.
2. De Voorzitter geeft slechts de toestemming, indien de minister voorafgaand heeft verzocht om de besloten commissievergadering langs elektronische weg en de bijzondere omstandigheden naar het oordeel van de Voorzitter nopen tot het houden van die vergadering.
3. De beslotenheid van de vergadering wordt steeds zo goed mogelijk gewaarborgd. Artikel 6, aanhef en onderdelen b en c, is van overeenkomstige toepassing.
4. Indien in een openbare commissievergadering langs elektronische weg een voorstel tot het houden van een besloten vergadering als bedoeld in artikel 7.19, derde lid, van het Reglement wordt gedaan, beslist de commissie daarover in afwijking van het vierde lid van dat artikel in die vergadering zonder voorafgaande beraadslaging.
Hoofdstuk 5. Slotbepalingen
Artikel 9. Nadere richtlijnen
Het Presidium kan nadere richtlijnen vaststellen ter uitvoering van deze regeling, en deelt deze onmiddellijk na vaststelling en bij iedere wijziging ervan aan de leden mee.
Artikel 10. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tijdelijke digitale vergadermogelijkheden.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking op een door de Kamer te bepalen tijdstip.
Toelichting
Algemeen
Algemeen
Met dit voorstel wordt een basis gelegd in de regelgeving van de Tweede Kamer voor het in buitengewone omstandigheden Âmogelijk maken van de toepassing van digitale vergadermogelijkheden. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de aanbevelingen uit het rapport van de werkgroep Effectief opereren in crisissituaties (hierna: de werkgroep).1
Het voorstel bevat een wijziging van het Reglement van Orde om daarin een grondslag op te nemen voor het in buitengewone omstandigheden kunnen openstellen van de mogelijkheid van een âdigitaal quorumâ en/of âdigitaal vergaderenâ (inclusief stemmen), en een afzonderlijke conceptregeling waarin deze instrumenten nader worden vormgegeven. Voor het voorstel is onder andere geput uit de ervaringen ten tijde van de coronacrisis,2 alsmede uit het thans bij de Kamer aanhangige wetsvoorstel voor een Wet digitaal vergaderen decentrale overheden.3 Het voorstel is techniekneutraal geformuleerd.
Terughoudendheid
Het Presidium is met de werkgroep van mening dat fysiek vergaderen vanuit het oogpunt van representativiteit, openbaarheid en zichtbaarheid, alsmede vanuit de onderlinge communicatiemogelijkheden van de deelnemers, altijd de uitdrukkelijke voorkeur heeft. Het fysieke bijeenkomen van de Kamer in openbaar toegankelijke vergaderingen biedt de beste mogelijkheden om zo vrij en controleerbaar mogelijk te beraadslagen en te besluiten, en vormt daarmee de sterkste waarborg voor het staatsrechtelijk goed functioneren van het Nederlandse parlement. Daarnaast heeft het bijeenkomen in het Kamergebouw een zeer belangrijke symbolische waarde.
Het Presidium onderschrijft dan ook dat de toepassing van digitale vergadermogelijkheden voor de Tweede Kamer slechts in beeld dient te komen in buitengewone omstandigheden waarin de continuering van de democratische besluitvorming door het houden van fysieke vergaderingen niet op een toereikende wijze kan worden gewaarborgd. Dit kan aan de orde komen tijdens ernstige crisissituaties, bijv. een pandemie, natuurramp, kernramp, aanslag, etc. De overwegingen in het rapport van de werkgroep bevatten hieromtrent een afwegingskader dat handvaten biedt om in een crisissituatie over de daadwerkelijke inzet van de voorgestelde digitale middelen te besluiten.4 Daarbij is terughoudendheid in het openstellen van de digitale vergadermogelijkheden dus leidend. Dit vormt derhalve ook het uitgangspunt van de in het voorstel uitgewerkte regeling, die aanknoopt bij de randvoorwaarden uit een eerdere voorlichting van de Afdeling van de Raad van State over dit onderwerp.5
Digitaal vergaderen
Indien de mogelijkheid van digitaal vergaderen wordt geopend, dienen deze vergaderingen een volwaardig alternatief voor de fysieke vergadering te bieden. Daarbij is het uitgangspunt dat de gebruikelijke procedures en werkwijze binnen de elektronische omgeving worden gevolgd, tenzij dat niet mogelijk is. Dat laatste doet zich voor bij besloten vergaderingen en bij het stemmen over personen.
Besloten vergaderingen
De regeling van het digitaal vergaderen is beperkt tot openbare vergaderingen, aangezien de geheimhouding van het gewisselde in een besloten vergadering niet volledig kan worden gewaarborgd als de vergadering digitaal plaatsvindt.6 Dergelijke vergaderingen kunnen op basis van het voorstel met die reden niet plenair digitaal plaatsvinden.7 Besloten commissievergaderingen vinden evenmin digitaal plaats, tenzij daarom in bijzondere omstandigheden uitdrukkelijk is verzocht door een bewindspersoon, en de Voorzitter daartoe op basis van een belangenafweging toestemming heeft verleend.
Stemmingen over personen
Op grond van het voorstel zullen tijdens de digitale vergaderingen de stemmingen over een zaak op de gebruikelijke wijze plaatsvinden, namelijk bij handopsteken of via hoofdelijke stemmingen waarbij de stemmende leden dan steeds in beeld dienen te worden gebracht. Een vergelijkbare werkwijze is bij de stemmingen over een persoon echter niet mogelijk, aangezien daarbij een anonieme stem in een fysieke stembus wordt geworpen, en een stembureau ter plekke de uitslag vaststelt; in een digitale vergadering kan niet op vergelijkbare wijze worden gewaarborgd dat de stemmen geheim en authentiek zijn. Derhalve wordt voorgesteld de schriftelijke stemmingen over personen â indien mogelijk â uit te stellen totdat weer fysiek kan worden vergaderd. Dit zal bij kortdurende noodsituaties doorgaans geen probleem opleveren. Daarnaast kan artikel 8.37 van het Reglement, dat de mogelijkheid biedt om bij unanimiteit voor een aantal beslissingen zonder schriftelijke stemming tot een besluit te komen, in veel situaties tussentijds uitkomst bieden.
In de situaties waarin de inzet van die bepaling en nader uitstel niet mogelijk is, zal moeten worden gestemd via een door het Presidium vast te stellen procedure waarin het stemgeheim zoveel mogelijk gewaarborgd is. Gedacht wordt hierbij aan een vorm van briefstemmen per post, zoals in onder andere gemeenten en provincies mogelijk was tijdens de coronacrisis,8 of aan een hiervoor ingestelde ICT-voorziening die bij de digitale vergadering kan worden ingezet, wanneer de stemauthenticiteit en het stemgeheim daarbij op gelijkwaardige wijze kan worden gegarandeerd.
Uitvoering
In het voorstel is aansluiting gezocht bij het door de Directie vastgestelde (en door het Presidium ondersteunde) integraal crisisplan van de Kamer, waarin de digitale vergadermogelijkheden uiteraard een plaats gaan krijgen. Opgemerkt moet worden dat het ten tijde van een crisissituatie ook mogelijk is om ervoor te kiezen om geen gebruik te maken van de digitale vergadermogelijkheden, maar uit te wijken naar een andere locatie. Afhankelijk van de aard van de crisis, kan worden gekozen voor de meest passende oplossing. Hoe deze maatregelen zich tot elkaar verhouden en wanneer welke maatregel wordt ingezet is onderdeel van Business Continuity Management en wordt vastgelegd in het integraal crisisplan.
Er wordt verondersteld dat er voor het houden van een digitale vergadering specifieke ondersteunende rollen nodig zijn. Naast specifieke ondersteuning van de technische werking, is er ook te denken aan ondersteuning van de Voorzitter op het vlak van âtechnisch modererenâ van de vergadering en procesbewaking om te zien of de digitale vergadering juist in beeld gebracht wordt. Ook voor deelnemers aan een digitale vergadering moet een adequate ondersteuning zijn ingericht. Om de werking van de digitale vergadervoorziening ten tijde van een crisis zo goed mogelijk te kunnen waarborgen is het belangrijk om de digitale vergadervoorziening regelmatig te testen. Dit houdt ook in dat er periodiek geoefend moet worden met het digitale quorum, beraadslagen en stemmen in de digitale vergadervoorziening.
Bij het inrichten van de digitale vergadervoorziening zal er ook aandacht zijn voor de digitale toegankelijkheid zodat deelnemers met een beperking goed gebruik kunnen maken van de digitale vergadervoorziening.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Dit onderdeel vormt een uitvloeisel van de overwegingen in de algemene toelichting onder âBesloten vergaderingenâ ten aanzien van besloten commissievergaderingen langs elektronische weg. Uitgangspunt in het betrokken artikel 7.19, vijfde lid, is onder andere dat alle leden in de vergaderzaal aanwezig dienen te zijn, tenzij de Voorzitter in bijzondere omstandigheden anders toestaat. Op grond van deze uitzonderingsmogelijkheid bestaat thans de mogelijkheid dat in bijzondere omstandigheden bij hoogste uitzondering een digitale besloten vergadering kan worden toegestaan. Gelet op de onmogelijkheid de beslotenheid hiervan volledig te waarborgen, kan dit slechts worden besloten op verzoek van een bewindspersoon. Om dit nader te reguleren, wordt aan het lid een volzin toegevoegd, op grond waarvan bij afzonderlijke regeling nadere regels over de uitzonderingsmogelijkheid kunnen worden vastgesteld. Deze zijn opgenomen in artikel 8 van de voorgestelde regeling (zie de toelichting bij artikel II).
Artikel I, onderdeel B
Met dit onderdeel wordt in het Reglement een paragraaf 15.7a opgenomen ten behoeve van het tijdelijk kunnen openstellen van de digitale openbare vergadermogelijkheden in buitengewone omstandigheden. Daarbij wordt voorgesteld de paragraaf in te voegen in hoofdstuk 15 (Openbaarheid, Vertrouwelijkheid en Integriteit), aangezien de inzet van de digitale vergadermogelijkheden gevolgen heeft voor de mate van openbaarheid.
In de voorgestelde paragraaf is artikel 15.23a opgenomen, dat de hoofdregels voor de besluitvorming over de inzet van de digitale vergadermogelijkheden en een grondslag voor het vaststellen van nadere regels bevat.
Op grond van het eerste lid kan de Tweede Kamer besluiten om in buitengewone omstandigheden tijdelijk de mogelijkheid open te stellen van een digitaal quorum (onderdeel a) en/of van digitaal vergaderen (onderdeel b). 9
Daarbij wordt op grond van de aanhef deze mogelijkheid slechts geopend indien buitengewone omstandigheden daartoe naar het oordeel van de Kamer nopen. Daarmee wordt benadrukt dat de inzet van deze plenaire digitale vergadermogelijkheden onder geen beding in normale situaties dient plaats te vinden, maar slechts in ernstige crisissituaties als ultimum remedium om de continuering van de democratische besluitvorming te kunnen waarborgen. Het gebruik van de term âbuitengewone omstandighedenâ benadrukt dit; gedacht moet echt worden aan situaties als bijv. een pandemie, ramp of aanslag, die het normale bijeenkomen van de Kamer verhinderen.10 Zie hierover ook het kopje âTerughoudendheidâ in het algemeen deel van deze toelichting.
Hoewel men in de bedoelde buitengewone omstandigheden bij uitstek niet op normale wijze zal kunnen bijeenkomen, is ervoor gekozen de beslisbevoegdheid tot de inzet van de digitale instrumenten toch in eerste instantie neer te leggen bij de Tweede Kamer (het plenum). Dit Kamerbesluit zal in buitengewone omstandigheden veelal onmogelijk kunnen zijn, in welk geval het Presidium beslissingsbevoegd wordt (zie het derde lid). Een beslissing van dit gewicht behoort echter zoveel mogelijk bij de Kamer zelf te liggen, en onder omstandigheden kan het ook mogelijk zijn dat de Kamer hierover zelf kan beslissen. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een situatie waarin duidelijk is dat zich op zeer korte termijn een buitengewone omstandigheid gaat voordoen, maar men op het moment van beslissen nog wel fysiek bijeen kan komen. Bijvoorbeeld bij de toenemende verspreiding van een pandemie, of bij naderend oorlogsgeweld. Daarnaast is ook voorstelbaar dat zich een situatie voordoet waarbij de Kamer slechts moet beslissen of een of meer commissies digitaal moeten kunnen vergaderen, bijvoorbeeld als gevolg van natuurgeweld dat slechts (een groot deel van) de betrokken commissieleden verhindert fysiek in een vergadering bijeen te komen.
Het besluit tot de openstelling van de digitale vergadermogelijkheden kan voor een periode van ten hoogste drie maanden worden genomen, en kan â als de buitengewone omstandigheden dit toelaten â dus ook voor een (aanmerkelijk) kortere periode worden vastgesteld. Door de geldingsduur van het besluit in tijd te beperken, wordt gewaarborgd dat periodiek moet worden afgewogen of voortzetting nog noodzakelijk is. Er bestaat wel een mogelijkheid om het besluit (meermaals) te verlengen, zie daarvoor het vierde lid.
In onderdeel a van het eerste lid wordt het eerste instrument genoemd dat kan worden ingezet, namelijk de mogelijkheid voor leden om zich op afstand langs elektronische weg (digitaal) aan te melden als bedoeld in artikel 8.2 van het Reglement ten behoeve van de vaststelling van de presentielijst. Hierbij kunnen de leden zich dus van buiten het Kamergebouw aanmelden, wat de mogelijkheid biedt om de vergadering ook te kunnen openen als geen meerderheid van de leden in het Kamergebouw aanwezig is, maar een meerderheid zich wel digitaal heeft aangemeld (digitaal quorum). Deze mogelijkheid is in eerste instantie bedoeld om de fysieke vergaderingen van de Kamer ook doorgang te kunnen laten vinden als het niet wenselijk of mogelijk is dat alle leden naar het Kamergebouw gaan, bijv. als gevolg van afstandsregels in een pandemie. Daarnaast zal het digitaal quorum in de praktijk ook altijd ingezet dienen te worden wanneer wordt besloten tot het openstellen van de mogelijkheid van digitaal plenair vergaderen, aangezien de leden zich dan uiteraard ook digitaal op afstand dienen te kunnen aanmelden. Zie voor de nadere vereisten aan de digitale aanmelding de toelichting bij het in artikel II voorgestelde artikel 2.
Onderdeel b bevat het tweede instrument, namelijk de mogelijkheid om te beslissen dat een of meer vergaderingen van de Kamer of van (een of meer) commissies langs elektronische weg gaan plaatsvinden (digitaal vergaderen, met inbegrip van stemmingen). Deze mogelijkheid is ingrijpender omdat de Kamer(commissie) hierbij niet fysiek bijeenkomt, de mogelijkheid voor de deelnemers van de vergadering om op elkaar te reageren technisch beperkter is, en publiek en pers hierbij ook sowieso niet fysiek aanwezig kunnen zijn.
Bij het besluit tot de inzet van digitale vergaderingen kan, voor zover de buitengewone omstandigheden dit toelaten, worden gedifferentieerd tussen de vergaderingen van de Kamer (het plenum) en de (afzonderlijke) commissies, indien de buitengewone omstandigheden daartoe de ruimte laten.
De inzet van het digitaal plenair vergaderen is beperkt tot openbare vergaderingen, aangezien de geheimhouding van het gewisselde tijdens plenaire vergaderingen met gesloten deuren naar het oordeel van het Presidium in een digitale vergadering niet kan worden gewaarborgd. Zie daarover het algemene deel van de toelichting onder âBesloten vergaderingenâ.
Binnen de regeling is het uitgangspunt dat de inzet van de instrumenten in de toepasselijke periode mogelijk is, en niet zozeer verplicht wordt. Denkbaar is dus dat in die periode, voor zover de buitengewone omstandigheden dit weer (tijdelijk) toelaten, alsnog fysieke vergaderingen van de Kamer of de commissies plaatsvinden. Voorstelbaar is echter ook dat zich situaties voordoen waarin het bijeenkomen ook echt centraal moet kunnen worden uitgesloten, zodat bijv. niet op commissieniveau kan worden afgeweken van een Kamerbesluit. Derhalve kan op grond van onderdeel b ook worden besloten dat vergaderingen slechts digitaal kunnen plaatsvinden.
Het tweede lid bevat enige essentiĂ«le randvoorwaarden voor de digitale openbare vergaderingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b. Daarbij is in de eerste zin vastgelegd dat de vergadering gelijktijdig in beeld en geluid is te volgen voor het publiek. De vergaderingen dienen hierbij live voor het publiek te zien en te horen zijn, waarmee de openbaarheid van de digitale vergaderingen zo goed mogelijk is gewaarborgd. In de tweede zin is vastgelegd dat aan een digitale vergadering door alle deelnemers (dus de leden, de Voorzitter, aan de vergadering deelnemende bewindspersonen, en eventuele overige deelnemers) langs elektronische weg wordt deelgenomen. Daarmee zijn hybride vergaderingen â waarin een deel van de deelnemers fysiek deelneemt, en een deel digitaal â binnen dit voorstel uitgesloten. Aanleiding daarvoor vormt dat in een hybride vergadering al gauw een ongelijk speelveld tussen enerzijds de ter plekke aanwezige en anderzijds de digitaal deelnemende deelnemers kan ontstaan, terwijl fysiek bijeenkomen van de Kamer(commissie) dan kennelijk toch al mogelijk is.11
Op grond van de eerste zin van het derde lid kan het Presidium een besluit tot de inzet van de digitale vergadermogelijkheden nemen, indien de buitengewone omstandigheden de Kamer naar het oordeel van het Presidium verhinderen een dergelijk besluit te nemen. Hiervan zal in de buitengewone omstandigheden al snel sprake kunnen zijn (zie hierover ook de toelichting bij het eerste lid), zodat de beslissing over het al dan niet inzetten van de digitale instrumenten in buitengewone omstandigheden veelal bij het Presidium zal liggen. Het Presidium heeft hierbij ook de mogelijkheid om in een digitale vergadering tot het besluit te komen; artikel 3.6 van het Reglement van Orde sluit dit niet uit. Mocht niettemin ook het Presidium door de buitengewone omstandigheden niet bij machte zijn om tot het besluit te komen, dan bevat de tweede zin van het artikellid de mogelijkheid voor de Voorzitter om het besluit te nemen.
Het vierde lid bevat de mogelijkheid voor de Kamer om te besluiten de periode waarin een besluit als bedoeld in het eerste lid van toepassing is, eerder te doen eindigen, of deze juist te verlengen. Op deze wijze heeft de Kamer steeds het eindwoord over de voortduring van die periode, waarmee zij dus kan besluiten om weer normaal fysiek te gaan vergaderen wanneer de omstandigheden daartoe naar haar oordeel aanleiding geven. Hiermee zou de Kamer dus ook direct een besluit van het Presidium (of de Voorzitter) op grond van het derde lid kunnen corrigeren, voor zover zij daartoe aanleiding ziet.
Het vijfde lid bevat een plicht voor het Presidium om ervoor zorg te dragen dat de elektronische omgeving waarin de digitale vergaderingen plaatsvinden voldoet aan enige algemene vereisten.12 Het gaat er daarbij allereerst om dat de elektronische omgeving betrouwbaar is: de betrokken software moet deugdzaam werken, waarbij de deelnemers ook over de juiste technische faciliteiten dienen te beschikken om te kunnen deelnemen. Verder dient de elektronische omgeving uiteraard veilig te zijn: het zich voordoen van schendingen van de functionaliteit of van de integriteit van de beraadslaging of besluitvorming (bijv. via hacks, deepfakes of andersoortige manipulatie) dient zoveel mogelijk te worden uitgesloten. Tot slot moeten de digitale vergaderingen een volwaardig alternatief voor reguliere vergaderingen kunnen vormen: daarbij moet uiteraard ordelijk en resultaatgericht kunnen worden vergaderd, maar het moet voor alle deelnemers ook mogelijk zijn om op volwaardige wijze hun inbreng en instrumenten te kunnen uitoefenen, en voor pers en publiek om de vergadering goed te kunnen volgen. In het kader van dat laatste moet ook aandacht voor de laagdrempelige toegang voor mensen met beperkte digitale vaardigheden of audiovisuele beperkingen. De zorgplicht wordt hiervoor bij het Presidium neergelegd, aangezien dat gremium in de praktijk de beslissingen over de software zal nemen.
Het zesde lid bevat de grondslag voor het kunnen vaststellen van nadere regels in een afzonderlijke regeling van de Kamer. Daarbij kan worden bepaald dat op in die regeling omschreven wijze kan worden afgeweken van bepalingen van het Reglement van Orde. Deze mogelijkheid is opgenomen om voor de bepalingen van het Reglement die specifiek betrekking hebben op het fysiek vergaderen voorzieningen te treffen om digitaal te kunnen vergaderen. Daarbij zijn de nadere regels in een afzonderlijke regeling opgenomen om hiervoor een integrale regeling te kunnen bieden, en om het uitzonderlijke karakter van deze bepalingen te benadrukken. Uiteraard beslist de Kamer daarbij zelf op grond van artikel 16.2 juncto 16.1 van het Reglement over de mate waarin zij eventuele afwijkingen van het Reglement van Orde mogelijk wil maken.
Artikel II
Via dit artikel wordt de afzonderlijke regeling, bedoeld in artikel 15.23a, zesde lid, voorgesteld. Daarnaast bevat de regeling een uitwerking van de via artikel I, onderdeel A, voorgestelde grondslag in artikel 7.19, vijfde lid van het Reglement.
Daarbij is in hoofdstuk 1 (Algemeen) artikel 1 met enige begripsbepalingen opgenomen.
Hoofdstuk 2 heeft betrekking op het digitaal quorum, waarover in artikel 2 de regel is opgenomen dat de leden die zich digitaal aanwezig melden in persoon moeten kunnen worden geĂŻdentificeerd. In lijn met de werkgroep heeft het Presidium daarbij voor ogen dat deze leden zich in beeld herkenbaar melden ten behoeve van het maken van de presentielijst.
Hoofdstuk 3 heeft betrekking op plenaire vergaderingen langs elektronische weg. Artikel 3 stelt daarbij enige belangrijke vereisten om de vergadering te kunnen openen. Op grond van onderdeel a dient daarvoor zeker te zijn dat de vergadering gelijktijdig openbaar in beeld en geluid is te volgen voor het publiek (vgl. het voorgestelde artikel 15.23a, tweede lid, van het Reglement), zodat bij aanvang de openbaarheid zoveel mogelijk is gewaarborgd. Verder dient ieder lid dat mag deelnemen aan de vergadering digitaal toegang te hebben tot de elektronische omgeving waarin deze plaatsvindt (onderdeel b),13 en zodanig hoorbaar en zichtbaar zijn dat diens identiteit kan worden vastgesteld (onderdeel d). Hiermee wordt gewaarborgd dat de leden deugdelijk kunnen deelnemen aan de digitale vergadering, alsmede dat er niet in hun plaats door andere personen wordt deelgenomen. Onderdeel c is voor de volledigheid opgenomen om te verduidelijken dat ook in een digitale vergadering het quorum geldt. Onderdeel e bevat vanuit artikel 67, vierde lid, van Grondwet, de eis dat elk lid bij stemmingen over een zaak (die ook digitaal kunnen plaatsvinden) steeds de mogelijkheid moet hebben om te verzoeken om een hoofdelijke stemming als bedoeld in artikel 8.26 van het Reglement.
Artikel 4 bevat enige voorzieningen om het Reglement van Orde, dat diverse verwijzingen bevat naar begrippen die een fysieke vergadering veronderstellen, te kunnen toepassen in een digitale vergadering (en daarmee voor zover nodig te âvertalenâ naar dienovereenkomstige begrippen in een digitale vergadering).
Daarbij wordt voor de toepassing in een digitale vergadering voor deze begrippen een ander digitaal begrip gelezen. Het gaat hierbij om de volgende begrippen in het Reglement:
- âvergaderzaalâ đĄȘ âelektronische omgevingâ
Het gaat hierbij om de elektronische omgeving waarin de vergadering plaatsvindt. Dit is van belang voor de artikelen 8.5 (zitplaatsen), 8.6 (staande spreken vanaf de spreekplaats), 8.21, eerste lid, onderdeel b, (overnemen moties nadat is vastgesteld dat geen in de zaal aanwezig lid zich verzet), 8.22, tweede en derde lid, (sluiten beraadslaging op voorstel in de vergaderzaal aanwezig lid) 8.30, tweede lid, (aantekening vragen tegenstem door in de vergaderzaal aanwezig lid), en 9.8, eerste lid, onderdeel b, (overnemen amendement nadat is vastgesteld dat geen in de vergaderzaal aanwezig lid zich verzet);
- âzitplaatsenâ đĄȘ âdigitale toegangâ
Dit is van belang voor artikel 8.5 (zitplaatsen)
- âstaande van de spreekplaatsâ đĄȘ âzichtbaar en hoorbaarâ;
Dit is van belang voor artikel 8.6 (staande spreken vanaf de spreekplaats);
- âligt in de vergaderzaal op de tafel van de Griffierâ đĄȘ âwordt beschikbaar gesteldâ
Dit is van belang voor artikel 8.7, eerste lid (lijst ingekomen stukken ligt in vergaderzaal op tafel van Griffier, deze wordt al digitaal beschikbaar gesteld);
- âin de vergaderzaal rondgedeeldâ đĄȘ âbeschikbaar gesteldâ
Dit is van belang voor artikel 9.5, derde lid (ronddelen amendementen in de vergaderzaal, deze worden al digitaal beschikbaar gesteld).
Artikel 5 heeft betrekking op de schriftelijke stemmingen over personen. Vanuit het belang van het behoud van de geheimhouding van de schriftelijke stemmingen wordt voorgesteld deze stemmingen, indien mogelijk uit te stellen totdat weer fysiek bijeen kan worden gekomen. Indien dat niet mogelijk is, en uitstel niet mogelijk is, zal moeten worden gestemd via een door het Presidium vast te stellen procedure waarin het stemgeheim zoveel mogelijk gewaarborgd is. Zie hierover het algemeen deel van de toelichting onder âStemmingen over personenâ. .
Met deze regeling kan, met een bijpassend ICT systeem dat de vergadering op gedegen wijze faciliteert, het digitaal vergaderen door de Kamer op een zodanige wijze worden georganiseerd dat dit zoveel mogelijk aansluit bij de gebruikelijke procedures in het Reglement van Orde.
Hoofdstuk 4 heeft betrekking op commissievergaderingen langs elektronische weg.
Daarbij bevat artikel 6 enige vereisten om een openbare commissievergadering te kunnen openen. De bepaling komt inhoudelijk overeen met artikel 2, waarbij de regel over het quorum (artikel 2, onderdeel c) uiteraard niet van toepassing is, aangezien bij commissievergaderingen geen quorum geldt.
Er is geen met artikel 3 vergelijkbare bepaling opgenomen, omdat er bij de huidige bepalingen over commissievergaderingen geen dergelijke vertaalslag nodig is.
Artikel 7 bevat een met artikel 4 inhoudelijk gelijke bepaling over het stemmen over personen in commissieverband.
Artikel 8 heeft betrekking op digitale besloten commissievergaderingen, waarvoor in artikel 7.19, vijfde lid, van het Reglement een grondslag is voorgesteld tot het stellen van nadere regels (zie de toelichting bij artikel I, onderdeel A). Dit is noodzakelijk omdat het regime van artikel 7.23a, slechts betrekking heeft op openbare digitale vergaderingen in buitengewone vergaderingen.
In het eerste lid wordt daarbij allereerst verduidelijkt dat een besloten commissievergadering in beginsel niet digitaal kan plaatsvinden (zie daarover de algemene toelichting onder âBesloten vergaderingenâ).
Hiervoor geldt één beperkte uitzondering, namelijk als de Voorzitter hiervoor in bijzondere omstandigheden toestemming heeft gegeven, wat krachtens het tweede lid, slechts mogelijk is indien een minister (of staatssecretaris) voorafgaand uitdrukkelijk heeft verzocht om een digitale besloten commissievergadering, en de Voorzitter van oordeel is dat de bijzondere omstandigheden daartoe inderdaad nopen. Dit biedt de mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden op uitdrukkelijk voorafgaand verzoek van de bewindspersoon toch digitaal besloten bijeen te kunnen komen, wat gelet op het daarbij niet uit te sluiten risico op schending van de vertrouwelijkheid slechts bij hoogste uitzondering aan de orde zal kunnen komen. De digitale besloten commissievergadering zal daarbij dus ook slechts kunnen doorgaan, indien de Voorzitter van oordeel is dat de bijzondere omstandigheden daartoe nopen (bijv. vanwege de urgentie van het onderwerp en de onmogelijkheid om op korte termijn een fysiek overleg te houden), en het belang van het door laten gaan van de vergadering naar diens oordeel dus opweegt tegen de daaraan verbonden risicoâs voor de vertrouwelijkheid. Op grond van het derde lid zal de beslotenheid van de vergadering uiteraard steeds zo goed mogelijk moeten worden gewaarborgd, en moet de vergadering ook voldoen aan de vereisten van artikel 6 (met uitzondering van openbaarheid).
Met het oog op de hoofdregel van geen digitale besloten commissievergaderingen wordt voorts in het vierde lid vastgelegd dat de commissie in een digitale openbare commissievergadering direct in die vergadering (dus zonder tussentijds de deuren te sluiten, en zonder nadere beraadslaging in verband met de mogelijk vertrouwelijke aard daarvan) over een voorstel tot het sluiten van de deuren besluit. Een besloten (deel) van een digitale commissievergadering is immers slechts mogelijk onder de voorwaarden van het eerste lid. Uiteraard is een tussentijdse schorsing daarbij wel mogelijk. Indien de commissie besluit dat het betrokken onderwerp in een besloten vergadering moet worden behandeld, zal daarmee moeten worden gewacht totdat dit weer kan plaatsvinden in een vergadering die niet langs elektronische weg plaatsvindt, of kan wanneer uitstel geen optie is en bijzondere omstandigheden daarom vragen, onder de voorwaarden van het eerste lid alsnog over de vergadering worden besloten.
Hoofdstuk 5 bevat een slotparagraaf, met daarin artikel 9, op grond waarvan het Presidium de mogelijkheid heeft om via richtlijnen nader invulling te geven aan de regeling, en artikel 10, dat de citeertitel van de regeling bevat.
Artikel III
Via dit artikel wordt geregeld dat de in dit voorstel opgenomen wijziging van het Reglement van Orde en voorgestelde regeling in werking treden op een afzonderlijk door de Kamer te bepalen tijdstip. Dit biedt de mogelijkheid de inwerkingtreding af te stemmen op de nadere implementatie.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
Martin Bosma
Gewezen wordt o.a. op de tijdelijke regelingen van de Eerste Kamer over een digitaal quorum, en de in het kader daarvan gegeven voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State. Zie Kamerstukken I, CXXXIX, E, H en I. Daarnaast kan worden gewezen op de inmiddels vervallen Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Stb. 2020,113).â©ïž
Zie daarvoor o.a. Kamerstukken CXXXIX, E, en 36062 nr. 17, p 10-11.â©ïž
Zie hierover ook de memorie van toelichting van het wetsvoorstel voor de Wet digitaal vergaderen decentrale overheden, onder Kamerstukken 36558 nr. 3, paragraaf 2.3.2, onder âBesloten vergaderingenâ.â©ïž
Indien tijdens een digitale plenaire vergadering over een onderwerp door een tiende van het aantal leden wordt verzocht om de deuren te sluiten als bedoeld in artikel 66, tweede lid, van de Grondwet, zal de behandeling over het onderwerp derhalve moeten worden geschorst, en zal deze dus niet kunnen worden voortgezet totdat in een fysieke vergadering met gesloten deuren over het voorstel is besloten als bedoeld in artikel 66, derde lid, van de Grondwet. Voor een verzoek van een lid tot een besloten commissievergadering als bedoeld in artikel 7.19, derde lid, van het Reglement, tijdens een commissievergadering is er overigens geen grondwettelijke regeling die het voortzetten van de beraadslaging verhinderd. Derhalve is daarvoor een regeling getroffen die de commissie ook de mogelijkheid biedt om te besluiten door te gaan met de beraadslaging. Zie daarvoor het via artikel II voorgestelde artikel 7, tweede lid.â©ïž
Op basis van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Stb. 2020,113)â©ïž
Daarnaast blijft het Presidium krachtens artikel 15.3 van het Reglement ook de mogelijkheid behouden om, als buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bezoekers gedurende een periode van ten hoogste drie maanden de toegang tot het Kamergebouw of de tribunes te ontzeggen, of die toegang te beperken.â©ïž
In het wetsvoorstel voor de Wet digitaal vergaderen decentrale overheden (Kamerstukken 36558) wordt de term âbijzondere omstandighedenâ gebruikt. Vanuit het rapport van de werkgroep en het huidige artikel 15.3 van het Reglement is voor het digitaal quorum en het openstellen van de mogelijkheid van digitale openbare vergaderingen de term âbuitengewone omstandighedenâ gekozen, waarin naar het oordeel van het Presidium voor de situatie van de Tweede Kamer het uitzonderlijke karakter van de bedoelde omstandigheden sterker besloten ligt.â©ïž
Zie in deze zin de werkgroep in Kamerstukken 36062 nr. 17, p. 8.â©ïž
Daarvoor is aangeknoopt bij de technisch-functionele en inhoudelijk-functionele eisen, geformuleerd in de discussienotitie âDigitale beraadslaging en besluitvorming gedachten over functionele eisenâ van het Rathenau Instituut. Zie daarvoor Kamerstukken 35434 nr. 17, bijlage.â©ïž
Daarnaast zal uiteraard de goede toegang moeten worden geregeld van de bewindspersonen (op grond van artikel 69, eerste lid, van de Grondwet), en van elke andere persoon die daartoe gerechtigd is (bijv. de gevolmachtigde ministers en daartoe afgevaardigde bijzondere gedelegeerden bij de behandeling van rijkswetsvoorstellen, door de minister aangewezen personen als bedoeld in artikel 69, vierde lid van de Grondwet, en door de Kamer uitgenodigde EuroparlementariĂ«rs op grond van artikel 13.2 van het Reglement van Orde).â©ïž