Voorhang ontwerpbesluit Implementatie richtlijn duurzaamheidsrapportering
Brief regering
Nummer: 2025D38979, datum: 2025-09-12, bijgewerkt: 2025-09-12 16:54, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.C.L. Rutte, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (Ooit VVD kamerlid)
- Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering
- Beslisnota bij Kamerbrief Voorhang ontwerpbesluit Implementatie richtlijn duurzaamheidsrapportering
Onderdeel van zaak 2025Z16808:
- Indiener: A.C.L. Rutte, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-09-25 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Bij brief van 12 juni 2024 (Kamerstukken I/II 2023/24, 26 485, nr. B/437) heeft de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer het ontwerpbesluit aangeboden houdende regels ter implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 537/2014, Richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EU, met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen (PbEU 2022, L322) (Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering). Deze aanbieding was in het kader van de voorhangprocedure van artikel 391a, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Uw Kamer en de Eerste Kamer hebben vragen gesteld en de Eerste Kamer heeft ook nadere vragen gesteld naar aanleiding van die aanbieding. Die vragen zijn beantwoord.1
Tijdens deze voorhangprocedure is de Richtlijn duurzaamheidsrapportering (hierna: CSRD) aangepast. De Europese Commissie heeft begin 2025 twee initiatieven gelanceerd in het zogenaamde Omnibus I-pakket, die tot doel hebben om onder andere de CSRD te vereenvoudigen en de rapporteringsverplichtingen te stroomlijnen. Onderdeel van het pakket was een voorstel voor de zogenoemde Stop-de-klok-richtlijn. Deze richtlijn stelt (voor zover hier relevant) de verplichting in de CSRD tot het opstellen van een duurzaamheidsrapportering met twee jaar uit voor ondernemingen die volgens de CSRD voor het eerst hadden moeten rapporteren over boekjaren die op of na 1 januari 2025 en op of na 1 januari 2026 aanvangen. De toepassing start nu op 1 januari 2027 respectievelijk 1 januari 2028. Deze richtlijn is op 14 april 2025 vastgesteld en is de dag erop in werking getreden. De implementatietermijn verstrijkt op 31 december 2025.2
Nu het ontwerpbesluit nog aanhangig is en de implementatietermijn van de Stop-de-klok-richtlijn kort is, moet bij dit ontwerpbesluit rekening worden gehouden met deze tussentijdse wijziging. Daarom zijn beide jaartallen in het ontwerpbesluit aangepast. Deze aanpassing is ook aangekondigd in het BNC-fiche bij de Omnibus I-voorstellen3 en in de toelichting bij de nota van wijziging waarbij dezelfde wijziging is opgenomen in het voorstel voor de Implementatiewet bij de CSRD4. Ik leg u bijgevoegd de gewijzigde versie van het ontwerpbesluit voor, in overeenstemming met de Minister van Financiën.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in het nu voorliggende, gewijzigde, ontwerp voor een implementatiebesluit enkele andere aanpassingen door te voeren. Deze aanpassingen zijn aangekondigd in de inleiding op de beantwoording van de vragen van uw Kamer naar aanleiding van de voorhang.5 Ze vloeien voort uit commentaar dat tijdens de voorhangprocedure is ontvangen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ). Verder heeft de Europese Commissie in augustus 2024 een FAQ gepubliceerd waarin zij nadere technische toelichting geeft op een aantal bepalingen uit de CSRD. Beide stukken hebben geleid tot enkele verhelderingen en redactionele en technische wijzigingen in het ontwerpbesluit en de nota van toelichting op dat besluit.
De belangrijkste wijzigingen in het ontwerpbesluit en de toelichting ten opzichte van de versie die uw Kamer op 12 juni 2024 is aangeboden6 zijn, naast de wijziging ten gevolge van de Stop-de-klok-richtlijn, in hoofdlijnen de volgende:
In artikel 1, eerste lid, is de definitie van moedermaatschappij aangepast, teneinde te bewerkstelligen dat dochtermaatschappijen gebruik kunnen maken van de vrijstelling van de verplichting om een eigen duurzaamheidsrapportering op te stellen, indien hun duurzaamheidsinformatie is meegenomen in de geconsolideerde duurzaamheidsrapportering van de moedermaatschappij die een coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij, commerciële stichting of commerciële vereniging is. Dit was eerder beperkt tot de situatie waarin de moedermaatschappij een NV of BV was.
De artikelen 5, eerste lid, onderdeel b, en 6, vijfde lid (vrijstelling van rapportering en van tussenconsolidatie) zijn beter in lijn gebracht met de richtlijntekst, overigens zonder dat dit inhoudelijke gevolgen heeft.
Artikel 5, tweede lid, onderdeel c, is aangepast aan de mogelijkheid dat een assurance-oordeel is opgesteld door een onafhankelijke verlener van assurancediensten uit een lidstaat die dergelijke verleners toestaat om de duurzaamheidsrapportering te onderzoeken.
Artikel 15 is uitgebreid met een derde en vierde lid naar aanleiding van de publicatie uit augustus 2024 door de Europese Commissie van een document met nadere toelichting op onderdelen van de richtlijn (Frequently Asked Questions).
De artikelen zijn, naar aanleiding van het schriftelijk overleg met uw Kamer in de voorhangprocedure, voorzien van een opschrift, teneinde het besluit inzichtelijker en overzichtelijker te maken.
De tekst en de toelichting van het ontwerpbesluit zijn op enkele onderdelen verduidelijkt, waaronder de toelichting bij de in de vorige punten genoemde, gewijzigde artikelen en mede naar aanleiding van de FAQ van de Europese Commissie en de brief van de RJ. Ook is verduidelijkt dat rapportageplichtige beheerders van beleggingsinstellingen en instellingen voor collectieve beleggingen in effecten (icbe’s) moeten rapporteren over de activiteiten van de beheerder. Deze verplichting geldt op entiteitniveau en niet op productniveau.
In paragraaf 4.4 van de nota van toelichting zijn de kosten voor ondernemingen verder gespecificeerd.
In de implementatietabel zijn de omschrijvingen van de beleidsruimte en de toelichting op de beleidskeuzes verhelderd.
Verder is de toelichting geactualiseerd naar aanleiding van ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan sinds de start van de voorhangprocedure, zoals op het punt van ontwikkelingen rond deze en andere EU-regelgeving (o.a. de voortgang van de CSDDD-richtlijn), door het kabinet getroffen maatregelen ter ondersteuning van ondernemingen (paragraaf 5.1 van het algemeen deel van de toelichting) en een door het kabinet uitgevoerd onderzoek (paragraaf 5.5).
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt nog enkele wetstechnische en redactionele onvolkomenheden te verbeteren in de tekst van het ontwerpbesluit en de toelichting op een enkele plaats te verhelderen.
Ik wil deze aanpassingen in het ontwerpbesluit niet doorvoeren zonder uw Kamer en de Eerste Kamer daarbij te betrekken. Daarom stuur ik u bijgevoegd een nieuwe versie van het ontwerpbesluit waarin bovenstaande wijzigingen zijn verwerkt. Ik stel u graag in de gelegenheid daarover eventuele nadere vragen te stellen. In overeenstemming met de voorhangprocedure ontvang ik die vragen van uw Kamer graag ten laatste op 13 oktober a.s.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
mr. A.C.L. Rutte
Kamerstukken II 2024/25, 26 485, nr. 447 en Kamerstukken I 2024/25, 26 485, C. De beantwoording van de nadere vragen van de Eerste Kamer is recent naar uw Kamer gestuurd.↩︎
Richtlijn (EU) 2025/794 van het Europees Parlement en de Raad van 14 april 2025 tot wijziging van de Richtlijnen (EU) 2022/2464 en (EU) 2024/1760 wat betreft de datums waarop lidstaten bepaalde vereisten inzake duurzaamheidsrapportering en passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven moeten toepassen.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 22 112, nr. 4012, p. 17-18.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 36 678, nr. 6.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 26 485, nr. 447, p. 8-9 en 33.↩︎
Kamerstukken I/II 26 485, B/nr. 437.↩︎