[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Fiche: ECHA-verordening

Brief regering

Nummer: 2025D39023, datum: 2025-09-12, bijgewerkt: 2025-09-12 18:23, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z16831:

Preview document (🔗 origineel)


Fiche 19: ECHA-verordening

  1. Algemene gegevens

  1. Titel voorstel
    Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the European Chemicals Agency and amending Regulations (EC) No 1907/2006, (EU) No 528/2012, (EU) No 649/2012 and (EU) 2019/1021 COM/2025/386 final

  2. Datum ontvangst Commissiedocument
    8 juli 2025

  3. Nr. Commissiedocument
    COM(2025) 386

  4. EUR-Lex
    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/ALL/?uri=CELEX:52025PC0386

  5. Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
    Niet van toepassing

  6. Behandelingstraject Raad
    Milieuraad

  7. Eerstverantwoordelijk ministerie
    Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

  8. Rechtsbasis
    Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

  9. Besluitvormingsprocedure Raad
    Gekwalificeerde meerderheid

  10. Rol Europees Parlement
    Medebeslissing

  1. Essentie voorstel

  1. Inhoud voorstel

    Het voorstel voor de verordening is de uitwerking van de Strategie voor duurzame chemische stoffen (CSS) 1 voor zover gericht op verbetering van effectiviteit, efficiëntie en consistentie van chemische veiligheidsbeoordelingen door versterking van het bestuur van het Europees Agentschap voor Chemische stoffen (ECHA) en het toekomstbestendig maken van de financiering van ECHA. Het voorstel legt de bestaande en geplande verdeling vast van (nieuw) wetenschappelijk en technisch werk tussen de EU-agentschappen. Daarnaast wordt de gemeenschappelijke aanpak ten aanzien van agentschappen2 toegepast, waarin onder meer de wijze van organisatie van het bestuur is opgenomen.

    Een groot deel van het voorstel gaat over de organisatie van ECHA en toedeling van taken, die momenteel zijn vastgelegd in verschillende wetgevingskaders. In de REACH-verordening is de oprichting van ECHA opgenomen alsook de organisatie van het bestuur en de onderliggende comités en de begroting van ECHA. De bronnen van de middelen voor de uitvoering van het chemische stoffenbeleid liggen tot dusver ook vast in de Verordening indeling, etikettering, en verpakking van stoffen en mengsels (CLP) 3, de Biocidenverordening4, de Verordening inzake voorafgaande geïnformeerde toestemming (PIC) 5 en de Verordening betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (POP) 6. De Commissie wil de organisatie en de financiering van ECHA met het voorstel op een plaats samenbrengen en stelt daarom voor relevante wettelijke bepalingen uit bovengenoemde verordeningen te verplaatsen naar de voorgestelde ECHA-verordening zodat één uniforme budgetcontributie vanuit de EU naar ECHA gaat.

    Sinds de oprichting in 2007 zijn nieuwe taken vanuit verschillende wetgevingskaders aan ECHA toebedeeld. Naast taken voortvloeiend uit hierboven genoemde wetgeving, zijn ook taken in het kader van de Drinkwaterrichtlijn, Verordening voor grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en de Richtlijn industriële emissies bijgekomen. Recent zijn in het kader van “één stof, één beoordeling”7 de taken van de verschillende EU-agentschappen herschikt met het oog op meer doelmatigheid. De wetenschappelijke comités van ECHA krijgen er taken bij op het gebied van onder andere de Richtlijn betreffende gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (RoHS) 8 en de verordeningen over medische hulpmiddelen9 en de nog niet gepubliceerde Speelgoedverordening. Eerder heeft ECHA de taak gekregen grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling (occupational exposure limits, OELs) vast te stellen, die met dit voorstel structureel wordt. In het voorstel wordt daarnaast het Wetenschappelijk Comité voor Consumentenveiligheid (Scientific Committee on Consumer Safety, SCCS), belast met wetenschappelijke risicobeoordelingen van cosmetische producten, ondergebracht bij ECHA. Het krijgt een vergelijkbare status als het Comité voor Risicobeoordeling (RAC), het Comité voor Sociaal-Economische Analyse (SEAC) en het Biocidencomité (BPC).

    De Commissie benoemt de volgende taken voor ECHA: de implementatie en borging van EU-wetgeving en -beleid gerelateerd aan de gevaren, risico’s en veilig gebruik van chemische stoffen, mengsels en voorwerpen en het verschaffen van wetenschappelijke opinies, advies en onafhankelijke informatie en communicatie daarover.

    Het voorstel bepaalt de samenstelling en taken van het Forum for Exchange of Information on Enforcement (FORUM), waarin handhavingsinstanties uit de lidstaten samenwerken, en aan welke voorwaarden de leden van RAC, SEAC en het Lidstatenexpertcomité (Member State Committee, MSC) moeten voldoen. Ook wordt er in het voorstel voorwaarden voor SCCS en BPC leden gesteld. Het voorstel introduceert de nieuwe verplichting voor elke lidstaat om minimaal twee kandidaten voor RAC en twee kandidaten voor SEAC te nomineren.

    In het voorstel wordt ECHA belast om eventuele verschillen tussen de opinies van verschillende agentschappen vast te stellen en een overleg te organiseren om tot een eensluidende opinie te komen. Wanneer een verschil van mening blijft bestaan, dient een gezamenlijk rapport te worden gemaakt waarin de relevante onzekerheden in de gegevens en de onderliggende redenen voor de uiteenlopende opinies, waaronder ook de methodologische verschillen, zijn opgenomen.

  2. Impact assessment Commissie

    In 2018 is op basis van een evaluatie door de Commissie vastgesteld dat ECHA alle toegewezen taken effectief uitvoert, maar dat de kosten lager en de processen sneller kunnen. In het kader van verschillende wetgevingsvoorstellen heeft de Commissie impact assessments uitgevoerd waarin ook is ingegaan op de organisatie en taken van ECHA, onder andere bij de herzieningen van de CLP-verordening en de Speelgoedverordening10. Ook is in de uitgebreide impact assessment van de voorstellen over “één stof, één beoordeling” gekeken naar de toedeling van taken aan de agentschappen. Er is daarom geen afzonderlijk impact assessment gemaakt specifiek ter voorbereiding op het onderhavige Commissievoorstel. Het kabinet is van mening dat de impact assessments die in het verleden zijn uitgevoerd genoeg informatie bevatten om de verordening op te baseren. Een afzonderlijk impact assessment, al dan niet op nationale schaal, acht het kabinet daarom niet noodzakelijk. Veel van de aanbevelingen uit deze evaluaties zijn al uitgevoerd, met name wat betreft het functioneren van de wetenschappelijke comités RAC en SEAC. De noodzakelijke wijzigingen in de structuur en capaciteit van deze comités, die in de evaluaties worden aanbevolen, kunnen echter alleen via het huidige voorstel worden doorgevoerd.

  1. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

  1. Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Het kabinet streeft naar een hoog beschermingsniveau van mens en milieu, en het goed functioneren van de interne markt. Het concurrentie- en innovatievermogen van de Nederlandse en Europese industrie speelt hierbij een belangrijke rol. De ontwikkeling van schone, duurzame en veilige stoffen en materialen wordt gestimuleerd zonder afbreuk te doen aan de veiligheid voor mens en milieu. Het kabinet investeert in deelname aan de comités en technische werkgroepen onder ECHA en andere agentschappen en vindt het belangrijk dat de veiligheid van chemische stoffen gedegen worden beoordeeld.

Het kabinet hecht sterk aan het terugdringen van producttekorten in de medische sector, van verschraling van het aanbod en aan het in de hand houden van de zorguitgaven. De voorgestelde regelgeving zal hier naar verwachting geen negatief effect op hebben. Mocht dit anders blijken, dan zet het kabinet in op een zorgvuldige afweging met de belangen van de patiënt en de zorg.

  1. Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet staat over het algemeen positief tegenover het voorstel voor een verordening betreffende ECHA. Het kabinet is voorstander van een duidelijke, rationele en doelmatige toedeling van taken aan de verschillende agentschappen van de Commissie aangezien dit bijdraagt aan zowel het verminderen van de administratieve lasten en bestuurskosten als het tempo en de kwaliteit van de beoordeling van chemische stoffen, en daarmee het veilig gebruik van chemische stoffen. Dit Commissievoorstel en de daarmee samenhangende reorganisatie van ECHA zullen bijdragen aan een efficiënte uitvoering en er mede voor zorgen dat de verschillende wetenschappelijke comités op juiste en consistente wijze opereren.

Het voorstel zorgt tevens voor een toekomstbestendige financieringsstructuur voor ECHA. Het kabinet acht die van groot belang om de adequate uitvoering van de EU-chemicaliënregelgeving te kunnen verzekeren. Het voorstel zorgt ervoor dat de organisatie en budgettering van ECHA op één centrale plek zijn vastgelegd, wat bijdraagt aan continuïteit en heldere verantwoording.
Het kabinet herkent de zorgen over de afdoende bemensing van de wetenschappelijke comités RAC en SEAC. De verplichting komt erop neer voor elk lidstaat minimaal twee kandidaten voor RAC en twee kandidaten voor SEAC te nomineren met de vrijwillige toevoeging van twee aanvullende experts per comité. Een uitbreiding van onafhankelijke experts zou de capaciteit verder op peil kunnen brengen. Het kabinet erkent dat de kennis en vaardigheden van de experts varieert. Het kabinet wil daarom met de Commissie en de lidstaten bezien hoe experts beter ondersteund kunnen worden voorafgaand aan en tijdens hun lidmaatschap van deze comités. In het voorstel kan de participatie van experts uit EFTA- en EEA-landen niet worden geregeld, maar het is van belang te zorgen dat deze landen een overeenkomstige bijdrage kunnen leveren aan de comités.

Het kabinet ondersteunt dat het RAC de formele taak krijgt om de wetenschappelijke beoordeling te gaan doen voor de Richtlijn chemische agentia (CAD),11 de Richtlijn carcinogene, mutagene of reprotoxische agentia (CMRD)12 en de Richtlijn Asbest op het werk.13

Het kabinet vindt het positief dat voorgesteld wordt om het SCCS onder te brengen bij ECHA, wat zal bijdragen aan geharmoniseerde veiligheidsbeoordelingen en waardevolle uitwisseling van kennis en expertise tussen de wetenschappelijke comités en werkgroepen. Het kabinet vindt dat de toegepaste risicobeoordelingsmethodes van SCCS en RAC op elkaar dienen te worden afgestemd, en zal zich ervoor inzetten dit vast te leggen in de verordening.

Het kabinet stelt voor om in aanvulling op het huidige voorstel de mogelijkheid op te nemen om het SEAC om advies te vragen voor de afweging in Artikel 15, tweede lid, onder b uit de Cosmeticaverordening.14 Dit criterium voor de toelating van kankerverwekkende, mutagene en reprotoxische stoffen (CMR) heeft veel raakvlak met de autorisatie criteria uit Annex XIV van REACH en de beoordeling van CMR-stoffen waar onder de Biocidenverordening een uitzondering voor wordt overwogen. Er is op dit moment geen autoriteit toegewezen om deze afweging te maken. Het zou gaan om een beperkt aantal beoordelingen, tot maximaal vijf per jaar. Dit is in lijn met het huidige voorstel om de mogelijkheid te creëren om SEAC om advies te vragen binnen de Biocidenverordening.

Het kabinet is van mening dat RAC- en SEAC-leden, die functioneren zonder last of ruggenspraak, niet kunnen worden belast met het coördineren van het werk van ECHA en competente autoriteiten. Daarom meent het kabinet dat het nuttig zou zijn de noodzakelijke competenties en de wijze van benoeming van leden van RAC, SEAC en MSC op te nemen.

In het kader van “één stof, één beoordeling” is van belang dat de agentschappen voor hetzelfde doel op dezelfde wijze beoordelen en daarvoor uniforme methodieken hanteren. Afwijking is slechts mogelijk indien er sprake is van factoren die dit rechtvaardigen. Het is daarom des te meer van belang dat mogelijke afwijkende opinies worden voorkomen. Het kabinet zal zich ervoor inzetten om dit te verduidelijken in het voorstel.

  1. Eerste inschatting van krachtenveld

De meningen van de lidstaten over dit voorstel zijn over het algemeen positief. Zij erkennen dat ECHA zich moet aanpassen aan de ontwikkelingen in het EU-chemicaliënbeleid en de doelstellingen van de CSS. Enkele lidstaten maken zich echter zorgen of zij in staat zijn genoeg te kunnen voldoen aan de gestelde noodzakelijke expertise. De positie van het Europees Parlement (hierna: EP) is vooralsnog niet bekend. Bespreking zal binnen het EP plaatsvinden in de Milieucommissie, met als rapporteur Dimitris Tsiodras (EPP, Griekenland).

  1. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

  1. Bevoegdheid

    Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 VWEU. Artikel 114 VWEU geeft de EU de bevoegdheid tot het vaststellen van maatregelen op het terrein van de instelling en de werking van de interne markt. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein van de interne markt is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten op grond van artikel 4, tweede lid, onder a, VWEU.

  2. Subsidiariteit

    Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het voorstel centraliseert de organisatie en financiering van ECHA met als doel de effectiviteit, efficiëntie en consistentie van chemische veiligheidsbeoordelingen te verbeteren en de financiering van ECHA toekomstbestendig te maken. Gezien het feit dat ECHA veiligheidsbeoordelingen uitvoert op EU-niveau, die voortvloeien uit diverse verordeningen en richtlijnen, kan dit niet door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt. Daarom is een EU-aanpak nodig. Daarnaast zijn de voorstellen gericht op verdere harmonisatie tussen de verschillende wetgevingskaders, en hiervoor acht de Commissie het noodzakelijk om bepaalde taken toe te delen aan ECHA. De herverdeling van taken van Europese agentschappen kan enkel op EU-niveau plaatsvinden. Om deze redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.

  3. Proportionaliteit

    Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet over de proportionaliteit is positief. De voorgestelde wetgeving heeft tot doel de effectiviteit, efficiëntie en consistentie van chemische veiligheidsbeoordelingen te verbeteren en de financiering van ECHA toekomstbestendig te maken. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstellingen te bereiken, omdat die reeds aan ECHA toebedeelde taken wettelijk vastleggen en de organisatie van het agentschap versterken. Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk, omdat het gaat om de invulling van de organisatie van ECHA en minimale deelname van lidstaten, en overige nationale werkzaamheden in het kader van chemische veiligheidsbeoordelingen aan de lidstaten wordt overgelaten.

  1. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

  1. Consequenties EU-begroting

Tot dusver waren de middelen afkomstig van drie gescheiden budgetten te weten REACH en CLP, de Biocidenverordening en de overige milieuwetgeving, waarover afzonderlijk verantwoording moet worden afgelegd. Dit belemmert een flexibele capaciteitsinzet en veroorzaakt veel rapportage-inspanningen. Met het voorstel worden deze budgetten samengebracht en opgehoogd met het bedrag dat nodig is voor de werkzaamheden van de SCCS en werkzaamheden in het kader van de Verordening inzake ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen (SCBHT). De financiële consequenties voor de EU-begroting bedragen daarmee naar verwachting € 577.000 over 2027 en € 2.956.000 vanaf 2028, waarin tevens inbegrepen een bijdrage van EFTA-landen. Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021-2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Ook wil het kabinet niet vooruitlopen op de integrale afweging van middelen na 2027.

  1. Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden

Het kabinet verwacht dat het Commissievoorstel geen consequenties heeft voor de Rijksoverheid en/of medeoverheden. Eventuele budgettaire gevolgen voor de Rijksoverheid worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.

  1. Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger

Verwacht wordt dat het voorstel leidt tot verhoogde efficiëntie, consistentie en transparantie voor het bedrijfsleven en de burger. Dat kan een positief effect hebben op de ervaren regeldruk. Bovendien kan het leiden tot kostenbesparingen bij het bedrijfsleven, omdat zij zich voor bepaalde chemicaliën niet meer tot verschillende organen/agentschappen hoeven te richten. Er kan geen inschatting worden gegeven van de ordegrootte van deze kostenbesparingen.

  1. Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

Het kabinet verwacht dat de efficiënte inrichting en financiering van ECHA tot gevolg zal hebben dat de hoeveelheid aan beoordeelde stoffen groter zal worden. Hierdoor krijgen bedrijven meer zekerheid zodat de aansprakelijkheidsrisico’s die voortvloeien uit import, productie en gebruik van deze stoffen sneller zullen verminderen. Dit is in enige mate gunstig voor de concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven, maar het effect is beperkt.

Over het algemeen zullen beoordelingen van stoffen het eerst plaatsvinden in de EU. Hierbij zal de EU over het algemeen vaak trendsettend zijn in de wereld. Overigens is dit effect sterker naarmate de EU een groter aandeel heeft in de wereldwijde productie. Het kabinet verwacht geen negatieve consequenties voor derde landen. Wel kunnen overheden overal ter wereld gebruik maken van de groeiende kennis die vanuit ECHA beschikbaar gesteld zal worden.

  1. Implicaties juridisch

  1. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Niet van toepassing.

  1. Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Het voorstel bevat een bevoegdheid voor de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen in artikel 29 lid 6. Dit betreft de bevoegdheid om de voorwaarden voor de financiële reserves zoals opgenomen in artikel 29 lid 5, aan te passen. Het toekennen van deze bevoegdheid is mogelijk, omdat het niet essentiële onderdelen van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk omdat delegatie de flexibiliteit geeft om de voorwaarden voor het aanhouden van financiële reserves te herzien als daar aanleiding toe is. Delegatie in plaats van uitvoering ligt hier voor de hand omdat het gaat om de wijziging van de verordening.

Artikel 46 bakent de gedelegeerde bevoegdheid procedureel af overeenkomstig de afspraken uit het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven. De gedelegeerde bevoegdheid geldt voor een periode van vijf jaar, met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging, waardoor de bevoegdheidsdelegatie naar behoren kan worden geëvalueerd.

Het voorstel bevat bevoegdheden voor de Commissie om uitvoeringshandelingen vast te stellen in artikelen 20 lid 5 en 25 lid 4. Artikel 20 lid 5 betreft de bevoegdheid de nodige kwalificaties voor leden van de Kamer van Beroep vast te stellen. Artikel 25 lid 4 betreft de bevoegdheid om de procedures van de Kamer van Beroep en haar register vast te stellen. Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk omdat het geen essentiële onderdelen van de verordening betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk omdat het de nodige flexibiliteit en snelheid biedt voor aanpassing aan ontwikkelingen. De keuze voor uitvoering in plaats van delegatie ligt hier voor de hand omdat het gaat om uitvoering van de verordening volgens eenvormige voorwaarden. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 5 van verordening 182/2011. Toepassing van deze procedure is volgens het kabinet op zijn plaats omdat het gaat om uitvoeringshandelingen van algemene strekking.

  1. Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De voorgestelde datum van inwerkingtreding is de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. De verordening wordt één jaar na inwerkingtreding van toepassing. Voor de artikelen 29, leden 5 en 6, 49, lid 3, 50 en 51 geldt dat die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2028. Het kabinet acht deze termijnen haalbaar.

  1. Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Het voorstel voorziet in een evaluatie twee jaar na inwerkingtreding van de verordening, en elk vijf jaar daaropvolgend, waarin de prestaties van ECHA worden geëvalueerd met betrekking tot haar doelstellingen, taken en bestuur. Het kabinet oordeelt positief over de (termijn van de) evaluatie.

  1. Constitutionele toets

Niet van toepassing.

  1. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Het kabinet verwacht in principe geen implicaties voor uitvoering en handhaving. Het gaat om bestaande taken die ofwel al zijn herverdeeld ofwel worden herverdeeld met het voorstel, zonder gevolgen voor uitvoering en handhaving. Het voorstel geeft wel de ruimte om de taken van het Forum uit te breiden onder sectorale wetgeving. Indien dat gebeurt, dan kan dat mogelijke implicaties voor de capaciteit van ILT, gericht op het Forum, hebben.

  1. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Niet van toepassing.


  1. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Strategie voor duurzame chemische stoffen, OM/2020/667 final, en het bijbehorende BNC-fiche Kamerstuk (vergaderjaar 2020-2021) 22 112 nr. 2981↩︎

  2. Zie Verslag van de commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitvoering van de gezamenlijke verklaring en gemeenschappelijke aanpak inzake de vestigingsplaatsen van gedecentraliseerde agentschappen: eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52019DC0187. Gedecentraliseerde agentschappen zijn agentschappen die niet in Brussel zijn gevestigd. De gedecentraliseerde EU-agentschappen voeren technische, wetenschappelijke en beheerstaken uit die de EU-instellingen helpen om beleid te maken en uit te voeren.↩︎

  3. Verordening EG 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels↩︎

  4. Verordening EU 528/2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden↩︎

  5. Verordening EU 649/2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen↩︎

  6. Verordening EU 2019/1012 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen↩︎

  7. Zie ook het BNC fiche: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2024/02/02/kamerbrief-inzake-informatievoorziening-over-nieuwe-commissievoorstellen↩︎

  8. Verordening EU 2019/1012 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen↩︎

  9. EU 2017/745 betreffende medische hulpmiddelen↩︎

  10. SWD(2023) 850 final en COM/2019/264 final↩︎

  11. Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk.↩︎

  12. Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene, mutagene of reprotoxische agentia op het werk.↩︎

  13. Richtlijn (EU) 2023/2668 van het Europees Parlement en de Raad van 22 november 2023 tot wijziging van Richtlijn 2009/148/EG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk.↩︎

  14. Verordening EG 1223/2009 betreffende cosmetische producten.↩︎