[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Ergin over het wetsvoorstel van het lid Ouwehand

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2025D39090, datum: 2025-09-15, bijgewerkt: 2025-09-16 10:53, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-3097).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z14397:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3097

Vragen van het lid Ergin (DENK) aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over het wetsvoorstel van het lid Ouwehand (ingezonden 8 juli 2025).

Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) (ontvangen 15 september 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2784.

Vraag 1

Bent u bekend met het wetsvoorstel van het lid Ouwehand (PvdD) tot wijziging van de Wet dieren en de Wet op de economische delicten (Kamerstuk 36 769), dat reeds is genotificeerd bij de Europese Commissie (EC) (2025/0319/NL)?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat er geen meerderheid in de Kamer is geweest die zich vóór dit voorstel heeft uitgesproken?

Antwoord 2

Zoals u weet, is dit een initiatiefvoorstel vanuit uw Kamer. Het proces van behandeling daarvan is uiteraard ook aan uw Kamer.

Vraag 3

Kunt u bevestigen dat een notificatie bij de EC geen politieke steun vanuit het kabinet impliceert en dat uw ministerie op dit moment niet achter dit voorstel staat?

Antwoord 3

Ja. Het gaat hier immers om een initiatiefwetsvoorstel. Eerst later in het proces zal de regering haar oordeel over het wetsvoorstel bepalen. Notificatie bij de Europese Commissie is een procedurele verplichting onder de Richtlijn (EU) 2015/1535.1 Die richtlijn schrijft voor dat lidstaten ontwerpen van technische voorschriften notificeren bij de Europese Commissie. Aangezien Nederland als lidstaat van de EU wordt vertegenwoordigd door de regering, kan de notificatie alleen door haar worden gedaan en dus niet door een Kamerlid of het parlement. Hetzelfde geldt overigens voor de in kennisstelling van de Europese Commissie van het initiatiefwetsvoorstel ter uitvoering van artikel 26, derde lid, van verordening 1099/2009.2 Die bepaling verplicht lidstaten daartoe als zij voornemens zijn maatregelen te nemen die strekken tot een uitgebreidere bescherming van dieren bij het doden met betrekking tot de in de verordening voorgeschreven bedwelmingsmethoden. Deze procedurele handelingen impliceren in dit geval dus in geen enkel opzicht politieke steun of inhoudelijke betrokkenheid van het kabinet.

Vraag 4

Heeft uw ministerie inspanningen verricht ten aanzien van de notificering? Zo ja, kunt u aangeven welke inspanningen u heeft verricht?

Antwoord 4

Ja, het doorgeleiden van het initiatiefwetsvoorstel naar de Europese Commissie via de gebruikelijke procedure. Zie ook het antwoord op vraag 3.

Vraag 5

Klopt het dat de Europese Verordening ((EG) 1099/2009) inzake de bescherming van dieren bij het doden ruimte laat voor religieuze slacht zonder voorafgaande bedwelming, mits dit onder strikte voorwaarden in slachthuizen plaatsvindt?

Antwoord 5

Ja. Artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1099/2009 stelt als uitgangspunt dat dieren alleen mogen worden gedood na een bedwelming. Echter, lid 4 van hetzelfde artikel bevat een uitzondering voor rituele slacht:

«De lidstaten kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1 ten aanzien van dieren die worden geslacht in het kader van religieuze riten, mits de slacht plaatsvindt in een slachthuis.»

Vraag 6

Erkent u dat het voorstel verder gaat dan de Europese minimumnormen en daarmee een nationale kop op Europees beleid vormt?

Antwoord 6

Het initiatiefwetsvoorstel bevat bepalingen die verder reiken dan de Europese minimumnormen. Niet voor niets is de Europese Commissie ter uitvoering van artikel 26, derde lid, van verordening 2009/1099 via de regering in kennis gesteld van het initiatiefwetsvoorstel (zie het antwoord op vraag 3).

In het algemeen geldt dat als Nederland verdergaande regelgeving toepast bij de uitvoering van Europese regelgeving dan strikt noodzakelijk is op basis van die Europese regelgeving, dat een «nationale kop» kan worden genoemd.

Vraag 7

Kunt u toelichten hoe dit voorstel zich verhoudt tot de herhaaldelijk uitgesproken wens van zowel de Kamer als het kabinet om te streven naar een gelijk Europees speelveld en het voorkomen van nationale koppen op EU-wetgeving?

Antwoord 7

Het streven naar een gelijk Europees speelveld en het voorkomen van nationale koppen is een algemeen kabinetsuitgangspunt. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 3 zal het kabinet later in het proces haar oordeel over dit wetsvoorstel bepalen.

Vraag 8

Deelt u de opvatting dat dit wetsvoorstel ingrijpt in de godsdienstvrijheid van moslims en joden in Nederland, en daarmee raakt aan de kern van artikel 6 van onze Grondwet?

Antwoord 8

De beoordeling of een wetsvoorstel in overeenstemming is met grondrechten, zoals de vrijheid van godsdienst (artikel 6 Grondwet), is nu onderdeel van de advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State en straks aan het parlement. In dit stadium is een inhoudelijk oordeel over het initiatiefwetsvoorstel van het kabinet niet aan de orde. Dat zal pas gebeuren bij de parlementaire behandeling.


  1. Richtlijn nr. 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU L 241).↩︎

  2. Verordening nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PbEU L 303).↩︎