Briefrapport en kennisnotitie van RIVM over laagfrequent geluid in Nederland
Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu
Brief regering
Nummer: 2025D40931, datum: 2025-09-22, bijgewerkt: 2025-10-02 14:38, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29383-440).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
- Inventarisatie van meldingen, meetmethoden en effecten van laagfrequent geluid (LFG) in Nederland
- Kennisnotitie Meldingen van Laagfrequent Geluid: samenwerking in de regio
- Beslisnota bij Briefrapport en kennisnotitie van RIVM over laagfrequent geluid in Nederland
Onderdeel van kamerstukdossier 29383 -440 Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu.
Onderdeel van zaak 2025Z17508:
- Indiener: A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-09-24 12:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-30 16:30: Leefomgeving en Externe veiligheid (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-10-01 16:00: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Preview document (đ origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2025-2026 |
29 383 Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu
Nr. 440 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22Â september 2025
Hierbij stuur ik u, mede namens de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, twee rapporten van het RIVM over laagfrequent geluid (LFG, ofwel geluid met lage tonen). Aanleiding om opdracht hiertoe te geven, was de eerder door het RIVM gesignaleerde toename in meldingen en hinder van LFG in Nederland1. Om meer grip te krijgen op deze complexe problematiek en de aanpak ervan heeft het RIVM twee verschillende inventarisaties uitgevoerd, resulterend in het briefrapport «Inventarisatie van meldingen, meetmethoden en effecten van laagfrequent geluid (LFG) in Nederland» en in de kennisnotitie «Meldingen van Laagfrequent Geluid: samenwerking in de regio». Ik informeer u hieronder eerst over de uitkomsten van de onderzoeken, waarna ik inga op het handelingsperspectief vanuit het Rijk.
Uitkomsten onderzoeken
Het briefrapport «Inventarisatie van meldingen, meetmethoden en effecten van problematiek van LFG in Nederland» bestaat uit drie onderdelen:
1. Een inventarisatie van de aard en het aantal meldingen van LFG.
2. Meting van LFG door omgevingsdiensten naar aanleiding van meldingen.
3. Een overzicht van recente literatuur over (gezondheids)effecten van LFG.
De inventarisatie van de meldingen (1) geeft een wisselend beeld: hoewel het aantal meldingen ten opzichte van het begin van de registratie is toegenomen, fluctueren de aantallen in de tijd voor de meeste onderzochte meldpunten en nemen deze de laatste jaren weer wat af. Ook landelijk fluctueert de beleving van LFG in de woonomgeving: het percentage van een doorsnede van de Nederlandse bevolking dat aangeeft ernstige hinder door LFG te ervaren varieert van 2016 tot 2023 tussen 2,2 tot 3,2Â procent, en het percentage dat aangeeft ernstige slaapverstoring door LFG te ervaren varieert tussen 1,9 en 2,5Â procent. Uit gegevens van de GGDâen blijkt dat ongeveer driekwart van de melders van LFG de hierdoor ervaren hinder benoemt als belangrijkste gezondheidseffect. Bij meldingen wordt lang niet altijd een bron vermeld en in veel gevallen blijkt de relatie met een specifieke bron niet te leggen. Bij GGDâen wordt slechts bij minder dan 10% van de meldingen een bron genoemd, met als meest genoemde bronnen binnenshuis buren/bewonersgedrag, ventilatiesystemen en elektrische apparaten, en buitenshuis bedrijf/industriegebied, transformatorhuisjes en windturbines.
De inventarisatie van meetmethoden (2) brengt de praktijk in kaart van LFG-metingen door omgevingsdiensten (ODâs) bij meldingen. Bij de meeste ODâs wordt in driekwart van de gevallen geen LFG vastgesteld wanneer er bij een melding wordt gemeten. Wanneer er wel LFG is vastgesteld, geldt dat het merendeel van de ODâs in minder dan een kwart van de gevallen een bron vindt. Uit de inventarisatie blijkt dat er zowel overeenkomsten als grote verschillen zijn tussen ODâs in de aanpak bij meldingen en dat er behoefte is aan een duidelijke methode.
In het overzicht van recente literatuur (3) zijn zes studies naar boven gekomen, die deel uitmaken van één overkoepelend onderzoeksproject naar de effecten van geluid van windturbines. Deze bieden elk onvoldoende bewijs om te concluderen of LFG wel of geen effect heeft op de onderzochte gezondheidsuitkomsten. Dit is in lijn met de eerdere stand van zaken van de kennis over de samenhang tussen LFG en gezondheidseffecten, zoals beschreven in de Kamerbrief van 20212.
Ten behoeve van de kennisnotitie «Meldingen van Laagfrequent Geluid: samenwerking in de regio» heeft het RIVM diverse ODâs, GGDâen, audiologen en een gemeente gesproken over hoe zij samenwerken om mensen die hinder ervaren van LFG te helpen. Hierbij onderscheiden zich drie situaties:
âą Er is meetbaar LFG in de leefomgeving aanwezig en een bron aan te wijzen. In dit geval kan getracht worden het LFG te elimineren of te verminderen.
âą Er is meetbaar LFG in de leefomgeving, maar een bron is niet te lokaliseren.
âą Er is geen LFG meetbaar in de leefomgeving. De melder wordt geadviseerd om andere oorzaken uit te sluiten.
Bij elk van deze situaties is het belangrijk dat partijen goed samenwerken om te zorgen dat gehinderden zo goed mogelijk worden geholpen bij het omgaan met klachten. Uit het onderzoek van het RIVM blijkt dat er grote verschillen zijn tussen regioâs in hoe de samenwerking is ingericht en ook in de mate waarin concrete afspraken bestaan tussen de partijen. In sommige regioâs is de samenwerking nauwelijks uitgewerkt, en in meerdere regioâs vormt financiering een knelpunt.
Handelingsperspectief
Het beperken van hinderlijk geluid is van belang voor een gezonde leefomgeving. Het briefrapport van het RIVM laat zien dat mensen ernstige hinder van LFG ervaren. Het rapport geeft meer inzicht in de aard en omvang van de problematiek van LFG en de fluctuerende ontwikkeling hiervan in de tijd. Het laat ook zien dat bij metingen vaak geen LFG wordt vastgesteld en dat waar dit wel het geval is de metingen veelal niet gekoppeld kunnen worden aan een specifieke bron. Dat maakt het probleem niet minder, maar maakt een aanpak ervan wel ingewikkeld.
Regelgeving in de vorm van een aparte beoordeling van LFG is daarbij geen voor de hand liggende optie. Voor geluidbronnen waarbij LFG onderdeel uitmaakt van het totale geluid biedt de bestaande geluidregelgeving over het algemeen al voldoende bescherming tegen hinder en slaapverstoring. Er is daarnaast vanuit gezondheidskundig oogpunt geen onderbouwing voor een aparte normering van LFG. Wanneer het geluid tonaal van aard is, zoals bij een bromtoon, geldt meestal al een toeslag op het verwachte of gemeten geluidniveau om rekening te houden met extra hinderlijkheid. Gemeenten hebben daarnaast mogelijkheden om lokaal aanvullende eisen te stellen aan LFG vanuit specifieke bronnen. Handhaving is echter in het merendeel van de gevallen niet mogelijk, omdat er vaak geen meetbaar LFG of specifieke bron wordt aangetroffen.
We zetten daarom nu in op een verbeterde aanpak bij meldingen en een harmonisatieslag op het gebied van registreren en meten. Met een vergelijkbare registratie van meldingen over LFG kunnen we beter trends evalueren om een goed beeld op te bouwen van het probleem en van vaak voorkomende bronnen. Ook willen we een vinger aan de pols houden door hinder en slaapverstoring vanwege LFG te blijven monitoren in landelijk onderzoek naar de beleving van de woonomgeving. Daarnaast richten we ons op harmonisatie van de aanpak bij meldingen door kennisuitwisseling en samenwerking tussen partijen te faciliteren.
In de kennisnotitie doet het RIVM een aantal aanbevelingen om de samenwerking in de regio te verbeteren, waarvan enkele op landelijk niveau opgepakt kunnen worden. Een aantal van deze aanbevelingen is al belegd binnen bestaande opdrachten aan het RIVM, namelijk de aanbevelingen die zien op een landelijke website en de partijen betrokken bij de scholing van GGDâen. Kleinschalig onderhoud van de site Laagfrequent geluid en bromtonen3 is voorzien binnen de bestaande programmering. Ook ziet het RIVM mogelijkheden om andere partijen te betrekken bij de scholing die zij op het gebied van LFG aanbieden aan GGDâen.
Aanvullend hierop adviseert het RIVM om kennisuitwisseling te faciliteren met landelijke kennisbijeenkomsten. Hierbij kan onder andere door partijen worden gewerkt aan een blauwdruk voor regionale samenwerking tussen GGDâen, audiologische centra, ODâs en gemeenten. Deze blauwdruk zou onder andere aandacht moeten besteden aan werkwijze, (de onderlinge samenhang van) mogelijkheden en verantwoordelijkheden die partijen hebben bij het helpen van gehinderden en de nazorg van meldingen. Het RIVM schetst een mogelijke rol voor de landelijke overheid in het faciliteren van dit proces, waarbij de definitieve invulling en afspraken regionaal moeten worden gemaakt.
Wij sluiten ons aan bij de stelling van het RIVM dat het aan de regioâs zelf is om onderlinge samenwerkingsafspraken te maken. Een blauwdruk kan hierin ondersteunen, maar regionaal maatwerk moet daarbij mogelijk blijven. Nog dit jaar zal het RIVM partijen bij elkaar brengen in een landelijke bijeenkomst met als doel kennis uit te wisselen en elementen van een blauwdruk met elkaar te verkennen.
Daarnaast zijn wij verheugd met de wijze waarop het RIVM licht werpt op de problematiek rond LFG en met de goede voorbeelden die bij dit onderzoek ook naar voren zijn gekomen, onder andere uit de regio Limburg. Wij zullen de aanbevelingen die het RIVM doet actief onder de aandacht brengen van lokale en provinciale bestuurders en willen partijen in de regioâs waar nog geen solide samenwerkingsrelaties zijn, aanmoedigen met elkaar hieraan te gaan werken. Gemeenten hebben hierbij een belangrijke rol om te zorgen dat hun GGD en OD adequate financiering ontvangen om goed samen te kunnen werken bij het bijstaan van gehinderden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
A.A. Aartsen