Uitvoering van het amendement van het lid Kostic c.s. over middelen voor het verminderen van apenproeven (Kamerstuk 36725-VIII-11)
Dierproeven
Brief regering
Nummer: 2025D41899, datum: 2025-09-26, bijgewerkt: 2025-09-30 12:07, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Brief aan de Eerste Kamer over Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
- Beslisnota bij Kamerbrief Uitvoering van het amendement van het lid Kostic c.s. over middelen voor het verminderen van apenproeven (Kamerstuk 36725-VIII-11)
Onderdeel van kamerstukdossier 32336 -168 Dierproeven.
Onderdeel van zaak 2025Z17965:
- Indiener: G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-09-30 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-11-20 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
32 336 Dierproeven
Nr. 168 Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 september 2025
Op donderdag 18 september 2025 is tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen met uw Kamer gesproken over het amendement Kostić c.s.1 Er is toegezegd dat uw Kamer binnen een week een brief ontvangt over de uitvoering van dat amendement. Deze brief is mede namens de minister van VWS en de staatssecretaris van LVVN.
Ik realiseer me dat uw Kamer de brief van 2 juli 2025 van mijn voorganger op 23 september 2025 controversieel heeft verklaard.2 Deze brief bevat de antwoorden op vragen van uw commissie over de kabinetsreactie op het onderzoek naar de mogelijkheid tot verlaging van het aantal proeven met niet-humane primaten.
Het kabinet is, net als uw Kamer, ervan overtuigd dat de toekomst proefdiervrij moet zijn en ook ik wil het aantal proeven met niet-humane primaten (NHP) zo snel mogelijk, en veilig, afbouwen. Ik zal in deze brief ingaan op de volgende onderwerpen:
De informatievoorziening aan uw Kamer betreffende de opvolging van het amendement Kostić c.s.
Inhoudelijke reactie op het amendement Kostić c.s.
Onderbouwing waarom het amendement Kostić c.s. juridisch de werking van een motie heeft.
Informatievoorziening
Achteraf gezien was het gepast geweest om uw Kamer een afschrift te sturen van de nota naar aanleiding van het verslag aan de Eerste Kamer inzake de wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota). In deze nota is mijn ambtsvoorganger namelijk ingegaan op de formele status van het amendement Kostić c.s., de politieke wens die is uitgesproken in de toelichting van het amendement en het voorstel om hierover inhoudelijk in gesprek te gaan met uw Kamer. Voor de volledigheid treft u als bijlage bij deze brief alsnog de antwoorden aan de Eerste Kamer aan.
Het amendement Kostić c.s.
De toelichting van het amendement vraagt “om te kiezen voor scenario 2 uit het rapport van de Commissie Bijker3 en alsnog uitvoering te geven aan de wens van de Tweede Kamer om het aantal proeven op NHP zo snel mogelijk, en veilig, af te bouwen.”
Daarnaast vraagt de toelichting van het amendement om binnen de subsidie aan het Biomedical Primate Research Centre (BPRC), stapsgewijs een steeds groter bedrag te oormerken voor proefdiervrije onderzoeks- en testmethoden en de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven, totdat de subsidie in 2030 in zijn geheel wordt gebruikt voor proefdiervrije onderzoeks- en testmethoden en de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven. Deze oormerking wordt volgens het amendement budgetneutraal vormgegeven.
Vervolgens stelt de toelichting van het amendement: “Proefdieronderzoek met apen wordt hiermee niet volledig beëindigd. Het onderzoek dat nodig is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen bij het BPRC kunnen tot 2030 met het niet-geoormerkte belastinggeld worden gefinancierd. Ná 2030 kan het BPRC dit onderzoek, indien het dan nog steeds noodzakelijk is om hiervoor apen te gebruiken, nog steeds blijven uitvoeren, maar dan met alternatieve financiering (financiering vanuit opdrachtgevers of een alternatieve subsidieregeling).”
Inhoudelijke reactie op het amendement Kostić c.s.
Naar aanleiding van het amendement Kostić c.s. hebben patiëntenorganisaties, bedrijven, en individuele wetenschappers uit binnen- en buitenland, en het BPRC hun zorgen geuit over de mogelijke impact van het amendement. Deze zorgen licht ik hier toe. Onderzoek met NHP is van essentieel belang voor medische vooruitgang. Dit amendement zal daarmee grote gevolgen hebben voor de vele patiënten die hun hoop op de resultaten van dit onderzoek hebben gesteld. Daarnaast dreigt strategische afhankelijkheid van landen als China en de VS. Voor nieuwe geneesmiddelen en medische technologie zijn we als Europa niet meer autonoom en onafhankelijk. Zo wil Nederland wereldwijd tot de kopgroep behoren in biotechnologisch onderzoek, ontwikkeling en toepassing die bijdragen aan de maatschappelijke doelstellingen die we hebben op onder andere het terrein van gezondheid.4 Het is daarom van belang dat Nederlandse onderzoekers en bedrijven een bijdrage blijven leveren aan gezondheidsonderzoek en innovatie. Het onderzoek met apen verhuist naar landen met minder transparante regelgeving en lagere dierenwelzijnsnormen. Ook de onafhankelijke Commissie ‘onderzoek NHP’ heeft deze gevolgen in haar rapport benoemd bij de vier geschetste beleidsscenario’s.
Ik deel deze zorgen, en tegelijkertijd de ambitie van uw Kamer richting een proefdiervrije toekomst. Zoals toegelicht in de reactie op het onderzoek van de onafhankelijke Commissie ‘onderzoek NHP’ investeert het kabinet volop in validatie van proefdiervrije methoden. Ik noem hier bijvoorbeeld de investering van € 124,5 miljoen uit het Nationaal Groeifonds in Ombion, waarmee een centrum wordt opgezet voor het ontwikkelen, valideren en vermarkten van proefdiervrije technieken voor geneesmiddelontwikkeling. Ook treden we samen met de Europese Commissie op als trekker van een project binnen de European Research Area, om samen met andere lidstaten proefdiervrije innovaties binnen geneesmiddelontwikkeling verder te brengen. Ik ga mij in Europa inzetten voor een reductie van het totale aantal NHP-experimenten door een Europese verkenning uit te voeren naar de haalbaarheid en wenselijkheid van meer samenwerking, specialisatie/profilering van de verschillende primatencentra en eventuele bundeling van NHP-onderzoek op enkele locaties in Europa.
De verschillende wensen in de toelichting van het amendement Kostić c.s. staan op gespannen voet met elkaar. Ik licht dit hier toe. Net als bij andere onderzoeksfaciliteiten, dekt een exploitatiesubsidie vooral de vaste kosten, terwijl de inkomsten uit individuele opdrachten en onderzoeksprojecten vooral de variabele kosten dekken. Als een jaarlijks toenemend deel van de exploitatiesubsidie wordt geoormerkt voor proefdiervrije onderzoeks- en testmethoden, op de manier zoals in de toelichting van het amendement beschreven, betekent het dat er na een paar jaar geen OCW-subsidie meer over is voor het beheer van een minimale fokkolonie, huisvesting en verzorging van de kolonie volgens de hoogste dierenwelzijnstandaarden,5 en het in stand houden van een actieve onderzoekscapaciteit met bijbehorende voorzieningen, om voorbereid te zijn op de bestrijding van ernstige (infectie)ziekten. Het BPRC kan dan niet voortbestaan, ook niet om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en toepassing van proefdiervrije onderzoeks- en testmethoden.
Dit knelt met “de veilige afbouw van het aantal proeven op NHP” waar het amendement Kostić c.s. en verschillende moties om vragen (motie Tielen6, motie Van Dekken/Heerma7 en motie Wassenberg8). Deze moties hanteren de voorwaarden dat de afbouw van het aantal proeven met NHP zorgvuldig gebeurt en niet mag leiden tot het in gevaar komen van de bestrijding van levensbedreigende ziekten en infectieziekten die de volksgezondheid in gevaar brengen. Het amendement Kostić c.s. stelt daarnaast dat het niet als doel heeft om het onderzoek met NHP volledig te beëindigen. De voorwaarden en overwegingen uit de genoemde moties en het amendement staan naar mijn mening op gespannen voet met het voorstel in het amendement om stapsgewijs een steeds groter bedrag te oormerken voor onderzoek naar proefdiervrije onderzoeks- en testmethoden en de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven. Het pad naar een proefdiervrije toekomst moet veilig zijn en zorgvuldig worden bewandeld. Die zorgvuldigheid betekent dat we op dit moment het onderzoek met NHP niet kunnen afbouwen, zonder dat dit gevolgen heeft voor het onderzoek dat strikt noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen. Dit kabinetsstandpunt is toegelicht in de brief van 11 april jongstleden en vormt voor mij het startpunt van het gesprek met uw Kamer.
Juridische betekenis van het amendement Kostić c.s.
Het amendement Kostić c.s. vraagt om in de memorie van toelichting van de begrotingswet een voorwaarde (een “oormerk”) toe te voegen in de subsidiebeschikking aan het Biomedical Primate Research Center (BPRC). In de nota naar aanleiding van het verslag bij de 1e suppletoire begroting van OCW aan de Eerste Kamer schreef mijn ambtsvoorganger dat het amendement Kostić c.s. in feite de werking van een motie heeft. Dit riep tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen vragen op. Ik zal daarom hierna toelichten waarop dat standpunt is gebaseerd.
Met een amendement kan de Tweede Kamer de bedragen uit de begrotingswet wijzigen. Het betreffende amendement beoogt echter niet het totaalbedrag voor onderzoeks- en wetenschapsbeleid te wijzigen, maar een voorwaarde toe te voegen aan een specifieke subsidiebeschikking. Daarmee heeft het amendement de status van een motie, die in tegenstelling tot een amendement niet in de begrotingswet doorwerkt. Het voorstel in het amendement Kostić c.s. gaat niet over de wettekst, maar over de memorie van toelichting.
Tevens attendeer ik uw Kamer erop dat de eerste suppletoire begroting van OCW, inclusief het amendement Kostić c.s., nog niet is aangenomen in de Eerste Kamer. Het voorgaande laat evenwel onverlet dat ik de politieke wensen in het amendement Kostić c.s. serieus neem, ondanks de spanning met het kabinetsstandpunt zoals geformuleerd in de brief van 11 april 2025.9
Tot slot
Graag ga ik met uw Kamer in gesprek over de verschillende wensen die in het amendement Kostić c.s. worden geuit, gelet op het feit dat ze niet allemaal tegelijkertijd en budgetneutraal kunnen worden uitgevoerd.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Moes
Kamerstukken II, vergaderjaar 2024/2025, 36 725 VIII nr. 11↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2024/2025, 32 336 VIII nr. 164↩︎
Kamerstuk II, 2024/2025, 2025D16495↩︎
Kamerstuk II, 2024/2025, 27428, Nr. 410.↩︎
De Europese welzijnsstandaarden en aan de richtlijnen van het Britse 3R Centre↩︎
Kamerstuk II, 2017/2018, 32 336, Nr. 83↩︎
Kamerstuk II, 2016/2017, 32 336 Nr. 57↩︎
Kamerstuk II, 36 200 VIII Nr. 113↩︎
Kamerstukken II, 2024/25, 32 336, nr. 164↩︎