[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kabinetsreactie en aanbieding onderzoeksrapport 'Effecten van het terugvorderingsbeleid'

Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

Brief regering

Nummer: 2025D42126, datum: 2025-09-29, bijgewerkt: 2025-09-29 14:12, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 17050 -612 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies.

Onderdeel van zaak 2025Z18038:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Een goed functionerend socialezekerheidsstelsel is gebaseerd op het uitgangspunt dat mensen krijgen waar ze recht op hebben. Onderdeel hiervan is dat onterecht verstrekt gemeenschapsgeld op een correcte en transparante wijze kan worden teruggevorderd om de rechtmatige situatie te herstellen. Dit is niet alleen belangrijk voor het maatschappelijk draagvlak voor de sociale zekerheid1, maar ook voor de houdbaarheid en betaalbaarheid van het stelsel. De terugvordering dient daarmee een eigen doel. Bij het terugvorderen is het van belang expliciet oog te hebben voor de mensen die het aangaat, net als voor het vaststellen van de oorzaken en de mate van verwijtbaarheid die ten grondslag liggen aan het onterecht verstrekte gemeenschapsgeld.2

In de derde voortgangsbrief herijking handhavingsinstrumentarium is een verdieping naar de effecten van terugvorderingen aangekondigd.3 Het door Ipsos I&O opgeleverde rapport Effecten van het terugvorderingsbeleid bieden wij u hierbij aan. Met deze brief wordt uw Kamer over dit onderzoek geïnformeerd en op welke wijze opvolging gegeven wordt aan de aanbevelingen. Ook gaan we in op het vervolgproces.

Vorderingenbeleid

Indien een uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt, herziet de uitvoeringsorganisatie het besluit waarmee de uitkering is toegekend. Het bedrag aan of het recht op uitkering wordt opnieuw vastgesteld. Na de herziening besluit de uitvoeringsorganisatie of het ten onrechte of te veel uitgekeerde bedrag teruggevorderd moet worden. Als het besluit tot terugvordering is genomen en een terugbetalingstermijn is vastgesteld, start de invordering. Invordering betreft het daadwerkelijk innen van de schulden van de betrokken persoon. Dit heeft directe (financiële) gevolgen voor betrokkene. Na verloop van tijd komen mensen, onder voorwaarden, in aanmerking voor kwijtschelding van de resterende schuld. Als hiertoe besloten wordt kan de uitvoeringsorganisatie geen invorderingshandelingen meer instellen.

Het huidige vorderingenbeleid gaat uit van de lijn die in 1994 met de Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid (Wet BMTI)4 is ingezet: gemeenschapsgeld dat onterecht is verstrekt, moet worden teruggevorderd. Met de Fraudewet I5 (2012) werd het ook bij bijstandsuitkeringen verplicht terug te vorderen bij schending van de inlichtingenplicht. Waar destijds de nadruk lag op strikte (verplichte) vordering, is er nu meer ruimte voor nuance, met expliciete aandacht voor inachtneming voor de mensen die het aangaat. Het onderzoek van Ipsos I&O ziet op de wijze waarop het beleid in de praktijk wordt gebracht.

Reactie op het onderzoek ‘Effecten van het terugvorderingsbeleid’

Het vorderingenbeleid draagt bij aan de rechtmatige verstrekking van overheidsgeld. Mensen hebben een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van hun inkomsten, en als iemand onrechtmatig een uitkering ontvangt, wordt dit teruggevorderd. Hiermee wordt het maatschappelijk draagvlak voor de sociale zekerheid behouden. Bovendien is het positief dat mensen die met een terugvordering te maken hebben gehad, in de toekomst vaker relevante informatie aan de uitvoeringsorganisatie doorgeven en beter letten op wijzigingen in wet- en regelgeving. Hieruit concluderen wij dat het vorderingenbeleid naleving op lange termijn bevordert.

De conclusie van Ipsos I&O dat 25% van de betrokkenen in het onderzoek ernstige negatieve effecten ondervindt van een terugvordering is verontrustend. Bijzonder zorgwekkend is ook de bevinding dat een terugvordering voor 5% van de mensen tot problematische schulden leidt als de invordering plaatsvindt. Dit zou niet moeten mogen en het huidige vorderingenbeleid biedt ook waarborgen om dit te voorkomen. Terugvordering is een verplichting, maar er is recent meer ruimte ontstaan om in bepaalde situaties geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien6. Daarnaast is er bijvoorbeeld de verplichting tot inachtneming van de beslagvrije voet. Wij gaan met UWV, de SVB en VNG verder in gesprek in hoeverre de huidige waarborgen volstaan. Van belang in dit kader is dat vorderingen in de sociale zekerheid vaak niet op zichzelf staan. Veel mensen hebben niet alleen vorderingen bij UWV, de SVB of de gemeente, maar ook bij andere overheidsinstanties en/of private partijen.7 Het probleem van samenloop van invorderingen is daarom breder dan enkel het terugvorderingsbeleid in de sociale zekerheid. Er is reeds aandacht voor deze samenloop van schulden, onder andere in het Nationaal Programma Armoede en Schulden.8

Het onderzoek maakt duidelijk dat er knelpunten bestaan in het huidige beleid die moeten worden opgelost. Dit vormt aanleiding om het vorderingenbeleid te moderniseren. Tegelijkertijd bereikt het vorderingenbeleid op andere vlakken de beoogde effecten. Tot slot maakt het onderzoek duidelijk dat wij samen met UWV, de SVB en gemeenten stappen te zetten hebben om de wetgeving en de dienstverlening te verbeteren. Hierna zal nader worden ingegaan op verbeteringen in de wetgeving, zoals de aanbevelingen rond vereenvoudiging. De rapportcijfers van UWV en gemeenten geven reden tot zorg. De communicatie en het contact met mensen moeten aanzienlijk verbeteren.

Knelpunten en aanbevelingen onderzoek

Ipsos I&O ziet knelpunten en aanbevelingen op vier niveaus. Het eerste niveau heeft betrekking op het socialezekerheidsstelsel, dat als ingewikkeld en ontoegankelijk wordt ervaren. Het tweede niveau betreft de preventieve aanpak. Hierbij dienen gegevensdeling en communicatie tussen uitvoeringsorganisaties en andere (overheids)organisaties te worden verbeterd, zodat burgers tijdig en correct geholpen kunnen worden. Het derde niveau betreft de communicatie richting de uitkeringsgerechtigden. Het vierde niveau ziet op terugbetaalopties, deze zijn bij mensen onvoldoende bekend. Deze punten worden met de volgende maatregelen aangepakt en opgevolgd.

Stelselingrepen

Vereenvoudiging socialezekerheidsstelsel

Vereenvoudiging van het socialezekerheidsstelsel staat in diverse reeds ingezette trajecten centraal. Deze trajecten zijn beschreven in de Hervormingsagenda inkomensondersteuning.9 De Hervormingsagenda richt zich enerzijds op het vereenvoudigen van het stelsel als geheel door minder regelingen met minder voorwaarden. Dit voorkomt fouten van zowel mensen als uitvoeringsorganisaties, waardoor ook het aantal terugvorderingen afneemt. Anderzijds worden, zoals eveneens aanbevolen door Ipsos I&O, voorstellen gedaan om binnen het stelsel via gegevensdeling en preventie uitkeringen zo snel mogelijk correct vast te stellen. Mocht een terugvordering of nabetaling toch nodig zijn, dan gebeurt dit op een manier die geen verwarring of problemen veroorzaakt.

Wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid

Daarnaast wordt met het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid een aantal wijzigingen doorgevoerd die terugvorderingen beperken en daarmee bijdragen aan het opvolgen van de aanbevelingen van Ipsos I&O.10 Allereerst wordt bij fouten van de overheid het uitgangspunt bij terugvordering omgedraaid: terugvordering vindt niet plaats, tenzij iemand redelijkerwijs had kunnen weten dat de uitkering te hoog of onterecht was. Daarnaast wordt een bescherming tegen traag handelen door de overheid ingevoerd. Een uitvoeringsorganisatie moet binnen zes maanden reageren op een signaal van de betrokken persoon of uit een direct toegankelijk systeem, waaruit blijkt dat de uitkering te hoog is vastgesteld. Doet de uitvoeringsorganisatie dit niet, dan verspeelt zij de bevoegdheid tot terugvordering over de periode na afloop van de eerste zes maanden na ontvangst van het signaal. Verder introduceert het wetsvoorstel een maximale terugkijktermijn: een uitvoeringsorganisatie mag tot maximaal vijf jaar aan onterecht verstrekte gelden terugvorderen. In geval van misbruik is deze terugkijktermijn tien jaar.11 Tot slot codificeert het wetsvoorstel de uitspraak van de CRvB van 18 april 2024 inzake de toepassing van de dringende redenen.12 Hierdoor moet de uitvoeringsorganisatie bij de toets of dringende redenen aanwezig zijn een integrale belangenafweging maken tussen het belang van het stelsel en het belang van het individu. Daarbij worden alle relevante omstandigheden meegenomen, zoals de oorzaak van de herziening, terugvordering of sanctieoplegging en de gevolgen hiervan.

Modernisering van het vorderingenbeleid

Aanvullend op deze lopende beleidstrajecten worden verschillende onderwerpen binnen het vorderingenbeleid onderzocht, met als doel dit beleid te moderniseren. Zo wordt een nabetalingsverplichting onderzocht. De socialezekerheidswetten gaan niet in op eventuele nabetaling van te laag vastgestelde uitkeringen, hiervoor is geen expliciete bevoegdheid opgenomen.

Wie in het verleden te weinig ontving, krijgt dit bedrag dus op grond van de huidige wet- en regelgeving niet ambtshalve alsnog uitgekeerd. Een wettelijke nabetalingsplicht zou garanderen dat mensen altijd ontvangen waar zij recht op hebben, zowel bij te hoge als te lage vaststellingen. Tegelijkertijd vraagt dit om zorgvuldige afweging, omdat een nabetaling ook bijvoorbeeld onbedoelde negatieve keteneffecten kan veroorzaken. Daarnaast wordt de Regeling geringe bedragen13 geëvalueerd.

Bij het vorderingenbeleid speelt het volgende spanningsveld:

Een rechtmatige besteding van gemeenschapsgeld versus het toepassen van de menselijke maat.

Afzien van (een deel van) de terugvordering kan in een individueel geval gewenst zijn met het oog op de menselijke maat. Hierdoor komt er immers een minder zware financiële last bij deze betrokkene te liggen. Dit gaat echter ten koste van een rechtmatige besteding van overheidsgeld. De betrokkene had geen recht op de onterecht verstrekte uitkering. Beide perspectieven zijn van belang, maar gaan niet steeds samen.

Met de modernisering van het vorderingenbeleid wordt getracht een balans te vinden tussen beide belangen. Het uitgangspunt blijft dat een te veel betaalde uitkering wordt teruggevorderd. Binnen dit uitgangspunt worden wijzigingen overwogen om in hogere mate rekening te houden met maatwerk. In 2026 wordt uw Kamer nader geïnformeerd over de uitwerking van de onderwerpen ter modernisering van het vorderingenbeleid.

Daarbij is het belangrijk om te benadrukken dat terugvordering niet alleen plaatsvindt naar aanleiding van regelovertreding of een fout van het bestuursorgaan, maar ook kan voortvloeien uit de werking van het stelsel. Mensen hebben soms inkomsten die niet direct in de uitkering verwerkt kunnen worden. De betrokken persoon werkt bijvoorbeeld een wisselend aantal uren of is zelfstandige. Het is aan de betrokkene zelf om informatie hierover zo snel mogelijk door te geven aan de uitvoeringsorganisatie. De uitvoeringsorganisatie keert een voorschot uit. Als de uitkering definitief wordt vastgesteld op een lager bedrag dan iemand aan voorschot ontvangen heeft, volgt een terugvordering. Op het moment dat de uitkering op een hoger bedrag wordt vastgesteld dan het voorschot dat iemand ontvangen heeft ontvangt de betrokkene een nabetaling.

Bruto terugvorderingen

Een knelpunt binnen het vorderingenbeleid is de bruto-netto problematiek. UWV heeft dit knelpunt genoemd in haar knelpuntenbrief14 en er is een motie15 aangenomen om uitkeringen alleen netto – dat wil zeggen, het bedrag dat iemand daadwerkelijk op diens rekening ontvangen heeft – terug te laten betalen. In het regeerakkoord16 is daarom het voornemen uitgesproken om bij mensen ter hoogte van netto terug te vorderen.

Het knelpunt bestaat eruit dat uitkeringen na inhouding van loonheffing netto worden uitbetaald aan de burger. Als er te veel is uitgekeerd, wordt bruto teruggevorderd. In de meeste gevallen wordt de invordering van de loonheffing door dienstverlening ondervangen. Zo zijn terugvorderingen vanuit de Participatiewet altijd netto binnen het jaar van ontstaan. UWV verrekent binnen het jaar van ontstaan de terug te betalen loonheffing met reeds afgedragen loonheffing. Ook na de jaargrens wordt bij verrekening met een lopende uitkering de af te dragen loonheffing direct verminderd, waardoor geen problemen ontstaan. In zo’n 60.000 gevallen, waarvan veruit het grootste deel bij UWV, moeten mensen de afgedragen loonheffing zelf terugbetalen.

Dit is fiscaal te verklaren. Afgedragen loonheffing is onderdeel van het teveel ontvangen inkomen. De meeste mensen krijgen dit verschil ook terug doordat terugbetalingen als negatief inkomen gelden bij de aangifte inkomstenbelasting. Toch blijkt deze systematiek moeilijk te begrijpen voor mensen. Dit wordt bevestigd in het onderzoek van Ipsos I&O. Daarnaast kan het lang duren voordat mensen een vergelijkbaar bedrag terugkrijgen. Dit gebeurt immers pas na verwerking van de aangifte Inkomstenbelasting. Bovendien krijgt niet iedereen een even hoog bedrag terug als het bedrag aan loonheffing. Bijvoorbeeld in gevallen waarin men te weinig belasting heeft betaald om iets terug te krijgen. Ook verschillen belastingtarieven per situatie en per jaar.

De bruto-netto problematiek ontstaat doordat inkomen fiscaal is vastgesteld, maar in de sociale zekerheid achteraf kan wijzigen. Welke oplossingsrichting structureel het beste resultaat sorteert met zo min mogelijk negatieve effecten is vooralsnog niet duidelijk. Omdat het invorderen van afgedragen loonheffing veruit het meest voorkomt bij UWV17, verkennen wij samen met UWV een tijdelijke oplossingsrichting in de vorm van een pilot. UWV zal op korte termijn categoraal bruto vorderingen matigen met een bedrag ter hoogte van de loonheffing. Voorwaarden bij de categorale matiging zijn dat vorderingen niet binnen de jaargrens worden ingevorderd en niet worden verrekend. Enkel in andere situaties ontstaan problemen rond begrijpelijkheid en liquiditeit. Voor deze werkwijze is momenteel geen wettelijke grondslag. Daarom krijgt UWV hierbij toestemming om per 2026 buitenwettelijk begunstigend beleid toe te passen. De kennis die wordt opgedaan met deze pilot wordt benut voor het uitwerken van een structurele oplossing.18

De matiging van bruto vorderingen kent ook nadelen. Vorderingen gelden nog steeds als negatief inkomen, waardoor een financieel voordeel ontstaat. Dit is onwenselijk, maar vanuit burgerperspectief is dit voor de korte termijn wenselijker dan voortbestaan van de huidige bruto-netto problematiek. Dit financieel voordeel en het gebrek aan een wettelijke grondslag zijn redenen om de matiging van vorderingen tijdelijk te hanteren tot een structurele oplossing is gevonden. Planning is om in Q4 2025 een uitvoeringstoets uit te voeren voor de pilot en in Q3 2026 te starten met de matiging. De pilot duurt tot en met 2028. Voor de periode erna worden structurele oplossingen verkend. In 2026 wordt uw Kamer over de stand van zaken van de pilot en de uitwerking van de structurele oplossing geïnformeerd.

Keteneffecten bij nabetalingen

Mensen ontvangen geregeld een nabetaling van een (overheids)organisatie, bijvoorbeeld door een fout van de overheid, een beslissing na een beroepsprocedure of ten gevolge van de herberekening van een voorschot. Deze nabetaling veroorzaakt een eenmalige piek in het inkomen in het jaar van de nabetaling. Dit kan voor mensen doorwerking hebben in allerlei inkomensondersteunende regelingen en andere ondersteuningsvormen waar iemand gebruik van maakt (ook wel ‘keteneffecten’ genoemd). Mensen ondervinden financiële gevolgen, (financiële) onzekerheid en administratieve lasten door deze keteneffecten. Soms zijn de negatieve financiële gevolgen van de keteneffecten zelfs groter dan de nabetaling zelf.

De voorgestelde oplossingsrichting is dat de nabetaling wordt uitgezonderd van het toetsingsinkomen van inkomensafhankelijke regelingen. Daarmee wordt een belangrijk deel van de keteneffecten voorkomen. Wel wordt er belasting betaald over de nabetaling. Deze oplossingsrichting wordt verder onderzocht.

Actualisering van vorderingenbeleid UWV, SVB en gemeenten

Tot slot werken UWV, de SVB en gemeenten aan een actualisering van hun vorderingenbeleid. De SVB heeft binnen de huidige wet- en regelgeving onder meer versoepeling in haar beleidsregels over herziening, terugvordering en kwijtschelding aangebracht. Ook UWV werkt in navolging van deze recente jurisprudentie aan een actualisering van zijn beleidsregels. Gezamenlijk met UWV, de SVB, gemeenten en de VNG onderzoeken wij bovendien welke wijzigingen in hun beleidsregels nodig zijn voor implementatie van de wijzigingen in het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid.

Preventie

In het kader van de aanbevelingen van Ipsos I&O op het gebied van preventie speelt het volgende dilemma:

Gegevensuitwisseling versus privacy van betrokkenen.

Terugvorderingen kunnen voorkomen worden door sneller en vaker informatie uit te wisselen tussen overheidsorganisaties. Met gegevensuitwisseling kan echter de privacy van mensen in het geding komen. De werkagenda SUWI richt zich op zorgvuldige gegevensuitwisseling. Dit dilemma speelt hierbij een prominente rol.

Met de derde voortgangsbrief herijking handhavingsinstrumentarium is uw Kamer geïnformeerd over het eindadvies van Team Preventie, een multidisciplinair team dat onderzocht heeft hoe fouten in de sociale zekerheid voorkomen kunnen worden.19 Voor de implementatie van de aanbevelingen van Team Preventie hebben VNG, de SVB, UWV en SZW inhoudelijke thema’s gekozen die in de praktijk vaak tot regelovertreding leiden. Deze thema’s worden verder verkend. Onderwerpen zijn onder andere het niet of te laat doorgeven van vakantie of verblijf in het buitenland en fouten door betrokkenheid van tussenpersonen. Het doel is om praktische en/of wettelijke oplossingen te verkennen die regelovertreding en daarmee terugvorderingen voorkomen of verminderen.

Op het niveau van preventie doet Ipsos I&O tot slot de aanbeveling om uitkeringen met terugwerkende kracht uit te keren. Dit zou voorkomen dat er gewerkt moet worden met voorschotten. Het is niet mogelijk deze aanbeveling over te nemen. In bepaalde gevallen kan het aanvullende inkomen naast de uitkering namelijk niet met zekerheid worden vastgesteld, bijvoorbeeld wanneer iemand als zelfstandige werkt of wisselende inkomsten heeft. Het is daardoor niet uitvoerbaar om uitkeringen met terugwerkende kracht toe te kennen, omdat het vaak geruime tijd duurt voordat de inkomsten van deze groep definitief zijn vastgesteld. Al deze tijd zitten mensen dan zonder voldoende inkomen. Binnen het huidige stelsel zijn voorschotten daarom onmisbaar om te waarborgen dat mensen tijdig in hun levensonderhoud kunnen voorzien.

Wel is het van groot belang dat mensen begrijpen dat sprake is van een voorschot, hoe het voorschot tot stand komt en dat zij zich ervan bewust zijn dat een voorschot later kan leiden tot een terugvordering of nabetaling. Dit vraagt om duidelijke en transparante communicatie, waarbij inzichtelijk wordt gemaakt hoe het maandinkomen wordt vastgesteld en welke gevolgen dit kan hebben voor de hoogte van de uiteindelijke uitkering.

Communicatie

UWV heeft in het kader van het verbeteren van de dienstverlening inclusief communicatie verschillende initiatieven ontplooid. In een ‘Brievenchallenge’ zijn onder andere de vorderingsbrieven geanalyseerd, waarbij de ervaren knelpunten van uitkeringsgerechtigden zijn aangepakt en de brieven beter begrijpelijk en leesbaar zijn geworden. De Online Dienstverlening Invorderen is uitgebreid, waardoor mensen met een UWV-uitkering hun vorderingen via MijnUWV kunnen inzien. Naast deze digitale uitbreiding blijft het mogelijk om via klantadviseurs van Team Geldzorgen een betalingsregeling te treffen bij vorderingen. Via de Menselijke Maat Monitor brengt UWV in beeld hoe mensen de dienstverlening ervaren en waar verbeteringen nodig zijn, ook op vlak van terugvorderingen. Tevens zijn er integrale klantreizen opgestart om samenhang aan te brengen in contacten voor mensen die in aanraking komen met UWV en knelpunten vanuit dat perspectief aan te pakken. Verder is onderzoek gedaan naar de doenlijkheid van het invorderingsproces, naar aanleiding daarvan worden verbeteringen ingezet. Deze lopende initiatieven zal UWV aanscherpen en nader uitwerken met de uitkomsten en aanbevelingen uit het onderzoek van Ipsos I&O.

Voor VNG bevestigen de uitkomsten van het onderzoek dat gezamenlijk stappen gezet moeten worden om de communicatie met mensen te verbeteren. Het rapport van Ipsos I&O toont aan dat veel inwoners de reden voor en berekening van de terugvordering onvoldoende begrijpen en zich daardoor vaak overvallen voelen. VNG acht heldere en toegankelijke communicatie essentieel om dit te voorkomen. In het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid zijn hiervoor voorstellen opgenomen. Het gaat daarbij onder meer om het tijdig en begrijpelijk informeren van mensen om terugvorderingen te voorkomen en het aanbieden van duidelijke informatievoorziening die helpt vergissingen zoveel mogelijk te vermijden. Passend informeren maakt het daarnaast mogelijk om de reden van een terugvordering helder toe te lichten en mensen handvatten te geven om herhaling te voorkomen. De verplichting tot passend informeren biedt hiermee kansen om de aanbevelingen van Ipsos I&O op het gebied van communicatie concreet in te vullen.

De dienstverlening omtrent terugvorderingen van de SVB wordt als voldoende beoordeeld. De SVB besteedt veel aandacht aan de communicatie naar burgers. Mensen kunnen de SVB bellen met vragen en krijgen dan een medewerker met kennis van zaken aan de lijn die hen kan helpen. De correspondentie die de SVB verstuurt, wordt met enige regelmaat voorgelegd aan een klantenpanel om de inhoud van brieven nog beter af te stemmen op hun behoeften. De correspondentie die betrekking heeft op terug- en invorderen maakt daar deel van uit. Voorts nemen de medewerkers van de SVB proactief contact op met de burger bij grote terugvorderingen en nabetalingen om extra toelichting te geven, eventuele vragen te beantwoorden en om afspraken te maken over de wijze van terugbetalen bij terugvorderingen.

Betalingsregelingen

Tot slot worden enkele aanbevelingen gedaan ten aanzien van ervaringen rond betalingsregelingen. Het invorderings- en kwijtscheldingsbeleid draait om het leveren van maatwerk, waarbij een balans gevonden wordt tussen het belang van de individuele schuldenaar en het maatschappelijk belang dat gediend wordt met de invordering. De schuldenaar heeft baat bij mogelijkheden om betaalafspraken te maken en, op lange termijn, perspectief op financiële verlichting door het kwijtschelden van de (rest)schuld. In dit kader is ook de maatschappelijke impact van problematische schulden van belang. De maatschappij heeft baat bij een rechtmatige besteding van overheidsgelden, waar terugvorderingen aan bijdragen. Geld dat onrechtmatig besteed is, kan uiteindelijk niet verstrekt worden aan een ander die daar recht op heeft. De betrokkene moet hiertoe de schuld zoveel mogelijk aflossen en de uitvoeringsorganisatie moet kwijtschelding van de schuld niet te snel toepassen.

Het invorderingsbeleid is voor UWV en de SVB geregeld in de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen (hierna: Regeling). Deze Regeling is recent gemoderniseerd20. Doel van de modernisering was om uitvoeringsorganisaties meer ruimte te geven om betalingsregelingen af te sluiten. Concreet hebben UWV en de SVB nu meer mogelijkheden om langere betalingsregelingen af te sluiten en om akkoord te gaan met voorstellen voor betalingsregelingen van de betrokkene. Medio 2026 voeren UWV en de SVB een invoeringstoets uit op de vernieuwde Regeling. Gemeenten maken eigen invorderingsbeleid.

De termijnen waarna UWV, de SVB of de gemeente een schuld kunnen kwijtschelden zijn geregeld in de socialezekerheidswetten. Met het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid worden de kwijtscheldingstermijnen bij vorderingen ontstaan door een schending van de inlichtingenplicht21 in lijn gebracht met de termijnen bij vorderingen die wegens andere redenen worden ingesteld. Bij de modernisering van het vorderingenbeleid wordt bezien of deze wijziging het beoogde effect heeft.

Passende betalingsregelingen zijn noodzakelijk om te borgen dat mensen met schulden voldoende overhouden om rond te komen. UWV is sinds 1 juli 2024 aangesloten bij de Betalingsregeling Rijk. Het doel van de Betalingsregeling Rijk is dat mensen op één plek één betalingsregeling kunnen afspreken voor al hun vorderingen bij de Rijksoverheid.

Het is tevens van belang dat een inwoner structureel uit de schulden kan blijven. Indien er sprake is van problematische schulden kan de inwoner zich wenden tot de gemeente voor ondersteuning in de vorm van schuldhulpverlening. Binnen het Nationaal Programma Armoede en schulden wordt ingezet op de ‘Basisdienstverlening schuldhulpverlening’ die onder andere invulling geeft aan het bieden van financiële begeleiding en nazorg aan de inwoner.22

Afsluitend

De uitkomsten van het onderzoek Effecten van het terugvorderingsbeleid onderstrepen het belang van een modernisering van het vorderingenbeleid. Hierbij streven wij naar een evenredig vorderingenbeleid, dat recht doet aan de verschillende belangen en effecten van dit beleid. Hierover blijven wij met uw Kamer en met de maatschappelijke partners in gesprek. In 2026 doen wij uw Kamer de uitwerking van de onderwerpen binnen de modernisering van het vorderingenbeleid, gezamenlijk met een beleidsvoorstel, toekomen.

De Minister van Sociale Zaken De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en Werkgelegenheid,

Mariëlle Paul J.N.J. Nobel


  1. Motivaction (2023). Het burgerperspectief op de herijking van het handhavingsbeleid in de sociale zekerheid. Het burgerperspectief op de herijking van het handhavingsbeleid in de sociale zekerheid | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎

  2. In dit verband is ook de Rijksincassovisie relevant. Ook hierin wordt een balans gezocht tussen verschillende waarden. De overheid heeft enerzijds een rol bij het voorkomen en oplossen van problematische (overheids)schulden. Anderzijds heeft de overheid een inningstaak. Zie Kamerstukken II 2023/24, 24 515, nr. 724.↩︎

  3. Kamerstukken II 2024/25, 17050, nr. 609.↩︎

  4. Kamerstukken II 1994/95, 23909, nr. 2.: Met de Wet BMTI werd een volledige terugvorderingsverplichting op het terrein van werknemers- en volksverzekeringen geïntroduceerd.↩︎

  5. Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Kamerstukken II 2011/12, 33207, nr. 3).↩︎

  6. ECLI:NL:CRVB:2024:726.↩︎

  7. Uit onderzoek van Divosa blijkt bijvoorbeeld dat 42% van de betrokkenen met bijstandsschulden ook andere schulden heeft. Bijstand veelvoorkomende bron van schulden | Divosa↩︎

  8. Kamerstukken II 2024/25, 24515, nr. 799.↩︎

  9. Kamerstukken II 2024/25, 26448, nr. 849.↩︎

  10. Kamerstukken II 2024/25, 36785.↩︎

  11. Kamerstukken II 2024/25, 17050, nr. 609.↩︎

  12. ECLI:NL:CRVB:2024:726. Dit gebeurt naar aanleiding van amendement van het lid Ceder op de Participatiewet in balans, Kamerstukken II 2024/25, 36582, nr. 25.↩︎

  13. Regeling terugvordering geringe bedragen, Ministeriële regeling, geldend van 01-01-2015 t/m heden.↩︎

  14. UWV (2022). Knelpuntenbrief 2022↩︎

  15. Kamerstukken II 2021/22, 35925 XV, nr. 91↩︎

  16. Regeerprogramma, p. 15↩︎

  17. Bij SVB wordt door de langdurige aard van uitkeringen 65% van de gevallen verrekend, waardoor er geen problemen met bruto terugbetalingen ontstaan. Van de vorderingen was 50% onder de 300 euro met ook lagere bedragen aan loonheffing. In de Participatiewet zijn vorderingen binnen het jaar altijd netto. Na de jaargrens matigen gemeenten vorderingen tot netto indien de schuld niet door de inwoner is ontstaan. Ook hier is de loonheffing laag en leidt lage terugbetaalcapaciteit tot veel kwijtscheldingen.↩︎

  18. Zie voor een meer specifieke uitwerking van deze pilot bijlage 2.↩︎

  19. Team Preventie (2024). Preventie – Een kwestie van doen! Eindadvies Team Preventie: Preventie - Een kwestie van doen! | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎

  20. Op 1 januari 2025 is de ‘Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen’ in werking getreden.↩︎

  21. De inlichtingenplicht houdt kortgezegd in dat een betrokkene alle informatie moet verschaffen die relevant is voor de hoogte, duur of rechtmatigheid van de uitkering.↩︎

  22. Kamerstukken II, 2024/25, 24515, nr. 799.↩︎