Afsprakenlijst van het Interparlementair Koninkrijksoverleg (IPKO) september 2025
Interparlementair Koninkrijksoverleg
Verslag van een bijeenkomst
Nummer: 2025D42742, datum: 2025-09-30, bijgewerkt: 2025-10-01 12:40, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Indiener/ondertekenaar n.v.t., Functie n.v.t.
Onderdeel van kamerstukdossier 33845 -56 Interparlementair Koninkrijksoverleg.
Onderdeel van zaak 2025Z18314:
- Indiener: Indiener/ondertekenaar n.v.t., Functie n.v.t.
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- 2025-10-01 13:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
Preview document (🔗 origineel)
33 845 Interparlementair Koninkrijksoverleg
Nr. AFSPRAKENLIJST INTERPARLEMENTAIR KONINKRIJKSOVERLEG (IPKO) SEPTEMBER 2025
Den Haag, Nederland 26 – 29 september 2025
In het Presidiumoverleg van 29 september 2025 zijn de onderstaande afspraken herbevestigd, dan wel gemaakt:
dat het Presidium bestaat uit de voorzitters van de parlementen (behalve van Nederland), de voorzitters van de commissies en de griffiers;
dat de Statenvoorzitters van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de commissievoorzitters van Nederland de delegatieleiders zijn en de afsprakenlijst ondertekenen;
dat de commissievoorzitters woordvoerders van de delegaties zijn, maar tijdens discussies meerdere leden van de delegaties het woord kunnen voeren;
dat de commissievoorzitters en de Statenvoorzitters deelnemen aan de persconferentie;
dat indien een delegatie een afwijkend standpunt heeft, dit vermeld wordt in de afsprakenlijst. Daarbij wordt verwezen naar de toelichting op dit standpunt, die wordt opgenomen in een bijlage die formeel geen onderdeel uitmaakt van de afsprakenlijst. Afwijkende standpunten worden voorafgaand aan de persconferentie schriftelijk gedeeld met de andere delegaties. Van een afwijkend standpunt van een deel van een delegatie wordt geen aantekening opgenomen;
dat alle delegaties kunnen deelnemen aan een werkgroep. Nederland is trekker van een werkgroep indien het een specifiek onderwerp met betrekking tot Caribisch Nederland (BES-eilanden) betreft;
dat de delegaties maximaal 15 minuten de tijd krijgen om intern beraad te plegen;
dat het Reglement van Orde van het gastland geldt, bijvoorbeeld met betrekking tot interruptie van sprekers en persoonlijke feiten;
dat de Voorzitter van het IPKO de tijd in de gaten houdt, opdat elke delegatie evenveel tijd krijgt om haar standpunten naar voren te brengen;
dat het organiserende land de werkbezoeken in het IPKO vaststelt en regelt, waarbij de gastdelegaties tijdig gevraagd wordt suggesties te doen;
dat schriftelijke standpunten van individuele leden en/of fracties niet formeel tijdens het IPKO zullen worden ingebracht;
dat de beraadslagingen van het IPKO in beginsel openbaar zijn en dat wordt gezorgd voor een uitzending via internet. De werkbezoeken en de Presidiumvergaderingen zijn in beginsel besloten;
dat het programma van het IPKO wordt vastgesteld door het Presidium. Wijzigingen in of aanvullingen op het programma dienen eerst te worden goedgekeurd door het Presidium;
dat de voertaal van het IPKO Nederlands is, waarbij iedere delegatie indien noodzakelijk zelf zorgdraagt voor de vertaling, zonder dat dit een levendige gedachtewisseling in de weg staat;
dat als vast agendapunt, na de presentaties per land, de follow up van de afsprakenlijst van het vorige IPKO wordt besproken;
dat in het programma van het IPKO ruimte wordt geboden voor korte slotopmerkingen door de delegatieleiders.
Openingsspeeches en presentatie recente ontwikkelingen per land
De voorzitter van het IPKO, tevens voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer, de heer Van Dijk, opent het IPKO in Den Haag en heet alle deelnemers van harte welkom in de plenaire zaal van de Eerste Kamer.
De delegaties nemen met belangstelling kennis van de openingsspeeches en presentaties van actuele ontwikkelingen per land. Namens de Staten van Curaçao speecht de heer Brownbill, Voorzitter van de Staten van Curaçao, waarna de voorzitter van de commissie Rijksaangelegenheden, Interparlementaire Relaties en Buitenlandse Betrekkingen van de Staten van Curaçao, de heer Seferina, van de actuele ontwikkelingen presenteert. Namens de Staten van Aruba speecht de heer Sneek, Voorzitter van de Staten van Aruba, waarna de voorzitter van de commissie Koninkrijks Aangelegenheden en Buitenlandse Betrekkingen van de Staten van Aruba, mevrouw Arends-Reyes, de actuele ontwikkelingen toelicht. Namens de Staten van Sint Maarten speecht mevrouw Wescot-Williams, Voorzitter van de Staten van Sint Maarten, waarna de vicevoorzitter van de commissie voor Koninkrijks Aangelegenheden en Interparlementaire Relaties van de Staten van Sint Maarten, de heer Meyers, de presentatie verzorgt over de actuele ontwikkelingen. Tot slot presenteert de heer Recourt, lid van de commissie Koninkrijksrelaties van de Eerste Kamer, namens de Staten-Generaaldelegatie de actuele ontwikkelingen in Bonaire, Sint Eustatius, Saba en Europees Nederland.
Werkbezoek Haagse Hogeschool
Op vrijdagmiddag leggen de vier delegaties een werkbezoek af aan de Haagse Hogeschool. Hierbij staat het thema ‘Onderwijs binnen het Koninkrijk’ centraal.
De delegaties worden ontvangen door mevrouw Minnemann, voorzitter van het College van Bestuur van de Haagse Hogeschool, de heer Van Nieuwkerk, directeur van de faculteit Bestuur, Recht & Veiligheid, en de heer Daniëls, lector Koninkrijkszaken bij de Haagse Hogeschool.
De delegaties ontvangen van de heer Daniëls een toelichting op de minor Koninkrijkszaken en de postacademische leergang Koninkrijkszaken. Deze opleidingen zijn opgericht vanwege een gebrek aan kennis bij studenten en ambtenaren over Koninkrijkszaken. Hierbij wordt de samenwerking gezocht met de Universiteiten van Aruba, Curaçao en Utrecht. Ook wordt door de Haagse Hogeschool in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een cursus over Koninkrijkszaken voor Rijksambtenaren gegeven om de kennis en het begrip over het Caribisch deel van het Koninkrijk te vergroten. Tevens bestaat er een modulaire opleiding en wordt er naast hoger onderwijs ook ingezet op duurzaam praktisch beroepsonderwijs. De opleidingen kunnen op veel belangstelling rekenen.
Vervolgens wordt overgegaan op het thema ‘Studentsucces Caribische studenten’. De delegaties worden bijgepraat door mevrouw Tijhuis, Saxion en voorzitter Samenwerking HBO Studentsucces Caribische studenten, mevrouw De Jong, Haagse Hogeschool en lid Samenwerking HBO Studentsucces Caribische studenten, mevrouw Holleman, Fontys en lid Samenwerking HBO Studentsucces Caribische studenten en de heer Shane Lobato de Mesquita, student Fontys en lid studentenraad SEA.
Studentsucces gaat niet alleen over studiesucces maar ook over het welzijn van studenten. Er wordt een focus gelegd op verschillende fasen in de studieloopbaan, van oriëntatie via studiekeuze, tot alumni. Daarom is het ‘Study Choice program’ op alle eilanden opgezet, dat middelbare scholieren moet helpen in hun studiekeuze. Vervolgens moet het pre-departure program de studenten begeleiden in hun reis naar Nederland. Dit programma biedt nadere informatie over studeren, wonen en leven in Nederland, over de taal en een ondersteuningsnetwerk om aankomende studenten realistische verwachtingen te geven. Tijdens hun opleiding wordt de vinger aan de pols gehouden. De eerste 100 dagen zijn cruciaal. Daarom wordt geprobeerd te zorgen voor een ‘zachte landing’. Na afloop van de studie is het mogelijk aan te sluiten bij de Alumnivereniging.
Tot slot vertelt mevrouw Werleman, student aan de Haagse Hogeschool, over haar ervaringen. Zij heeft ook een essay geschreven over de gevolgen van de keuze van Aruba voor Papiamento als instructietaal dat in de publieke belangstelling is komen te staan.
Het volgende thema dat wordt behandeld is ‘Papiaments als instructietaal in het onderwijs: kansen, uitdagingen en praktijkervaringen’. Voor dit thema zijn drie onderzoekers uitgenodigd om hun visies te presenteren; mevrouw Kibbelaar, Onderzoeker, onderwijsadviseur/trainer gespecialiseerd in de onderwijsproblematiek van de ABC-eilanden, mevrouw Croes, Onderwijskundige en onderzoeker meertaligheid, coördinator Onderzoeksafdeling Centro Investigacion y Desaroyo den Ensenansa (CIDE) en mevrouw Mercelina, Doctoraat in vroege tweetalige leesontwikkeling bij leerlingen op de Caribische delen van Nederland.
Mevrouw Kibbelaar geeft aan het voordeel van het Nederlands als instructietaal vanwege de hoeveelheid beschikbare bronnen en daarmee een grotere kennis te kunnen opbouwen. Papiaments hoort volgens haar wel in het onderwijs thuis, maar niet als instructietaal.
Mevrouw Croes pleit er juist voor het Papiaments te blijven gebruiken in instructies voor het op een toegankelijke wijze overdragen en uitleggen van kennis. Zij is van mening dat Nederlands als instructietaal leidt tot ongelijke kansen, zoals volgens haar ook Blooms Taxonomy aantoont.
Mevrouw Mercelina meent dat onderwijs in het Nederlands alleen, niet leidt tot een beter begrip. Zij pleit ervoor Papiaments te gebruiken in het onderwijs, maar het Nederlands wel al vroeg aan te bieden. Instructie in het Papiaments heeft een positief effect op het leren, sluit aan bij de eigen taalvaardigheden en ondersteunt tegelijkertijd het leren van een tweede taal.
De drie verschillende verhalen leiden tot vragen over waar zij elkaar kunnen vinden. De sprekers komen tot de conclusie dat met alleen Papiaments het niet lukt, maar dat moet worden gekeken naar realistische doelstellingen.
Vanuit de delegaties wordt opgemerkt dat Sint Maarten al een tijd geleden is overgegaan naar de moedertaal (in dit geval Engels) als instructietaal in het basisonderwijs. In reactie daarop wordt aangegeven dat het probleem voor kennisvergaring daar minder speelt. Het Engels heeft in tegenstelling tot het Papiaments een veel grotere hoeveelheid kennisbronnen.
Geopolitieke ontwikkelingen
Het IPKO ontvangt een presentatie over de huidige geopolitieke ontwikkelingen en hun invloed op het Koninkrijk. De heren Verbossen, Senior Research Fellow – Security Unit – van het Clingendael Instituut en Oostindie, Senior Onderzoek/Emiratus hoogleraar koloniale en post koloniale geschiedenis van de Universiteit Leiden, lichten het onderwerp toe door een algemeen beeld te schetsen van de situatie en de afhankelijkheid van de Caribische delen van het Koninkrijk van de ontwikkelingen elders in de wereld.
De heer Verbossen wijst allereerst op een multi polariserend systeem waarin machtscentra zich actiever opstellen en waar de liberale rechtsorde aan zijn einde is gekomen. Dit maakt mogelijk het ontstaan van een plurilaterale gemeenschap waarin ad hoc bondgenootschappen gesloten worden die uiteindelijk een gevaar gaan vormen voor soevereine staten door het vervagen van traditionele scheidslijnen die de internationale rechtsorde aantasten. De gevestigde machtsbalans loopt daarnaast gevaar doordat Big Tech en criminele netwerken de kans krijgen om de wereldgemeenschap te destabiliseren waardoor zij de geopolitiek kunnen beïnvloeden en landen in een afhankelijke positie blootstellen aan veiligheidsrisico’s.
Binnen voornoemde multi polariserende systeem waarin machten zoals de Verenigde Staten en China maar ook middenmachten zoals India, Brazilië en Indonesië de geopolitiek bepalen, licht de heer Oostindie de positie van de Caribische Koninkrijksdelen verder toe.
Hij neemt als uitgangspunt dat de Caribische delen van het Koninkrijk afhankelijk zijn van hetgeen in de wereld gebeurt. Deze afhankelijkheid is een uitdaging voor hen omdat zij juist economische stabiliteit nodig hebben voor hun bestaan. Hun primaire inkomstenbron, het toerisme, staat onder druk van factoren als economische ontwikkelingen, migratie, klimaatverandering en de verhouding tussen oude en nieuwe geopolitieke actoren zoals de Verenigde Staten en de Europese Unie. Laatstgenoemde actor heeft aan invloed moeten inboeten door een verminderde samenwerking tussen voormalige bondgenoten door bijvoorbeeld de Brexit. De buitenlandse politiek van de Verenigde Staten is minder voorspelbaar dan voorheen. De zorgwekkende situatie tussen de Verenigde Staten en Venezuela is daar een voorbeeld van. Een zorgelijke situatie die versterkt wordt door het uitblijven van cruciale informatie-uitwisseling met de Verenigde Staten.
Voor de Caribische delen van het Koninkrijk baren deze ontwikkelingen grote zorgen omdat zij deze op eigen kracht het hoofd niet kunnen bieden. Daarbij zijn er ook nog zorgen met betrekking tot de aanhoudende migratiestroom naar de landen. De redenen verschillen, maar de stroom gaat gepaard met mensensmokkel, uitbuiting van migranten en drugshandel. Voor landen die afhankelijk zijn van het toerisme als belangrijkste bron van inkomsten zijn dit geen gewenste ontwikkelingen daar deze hun bekendheid als baken van rust en veiligheid aantasten.
De heer Oostindie concludeert dat het Koninkrijk de belangen van de Caribische landen niet uit het oog moet verliezen en adviseert de Caribische landen de zaken goed op orde te hebben.
In beslotenheid spreken de vier delegaties onderling en met de inleiders over de geopolitieke situatie en in het bijzonder over de veiligheidssituatie van de zes eilanden in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Daarover bestaan bij de vier delegaties grote zorgen, mede gelet op het feit dat de geopolitieke ontwikkelingen vandaag de dag tot grotere onzekerheid leiden dan in het verleden.
De Staten-Generaaldelegatie bevestigt haar blijvende betrokkenheid, steun en aandacht bij het onderwerp en zegt toe de Koninkrijksregering in beide Kamers hierop te blijven bevragen. De territoriale integriteit van de zes eilanden staat voor alle vier de parlementaire delegaties buiten kijf.
De delegaties spreken af zoveel mogelijk gezamenlijk op te trekken in dit dossier. Zij spreken ook af elkaar hier tussentijds intensiever over te informeren, wanneer zich nieuwe ontwikkelingen mochten voordoen die bedreigend kunnen zijn voor de situatie van de eilanden in het Caribisch gebied, alsmede voor die ontwikkelingen elders in de wereld (bijvoorbeeld in Europa) die hierop van invloed kunnen zijn.
Zij besluiten het onderwerp op de agenda van het IPKO te houden, en bij het volgende IPKO opnieuw te agenderen ter bespreking. Ze ontvangen bij die gelegenheid graag namens de Koninkrijksregering een technische briefing over de actuele veiligheidssituatie in het Caribisch gebied en de wijze waarop het Koninkrijk hiermee rekening houdt en hierop anticipeert. De delegaties van het IPKO gaan ervan uit dat de landen onderling en met de Koninkrijksregeing optimaal communiceren over het veiligheidsvraagstuk. Zij verzoeken de Koninkrijksregering de parlementen zoveel als noodzakelijk en mogelijk is te informeren over de actuele dreiging(en). Het staat de delegaties van de landen vrij hiervoor een extra Presidiumoverleg te initiëren.
Ook vragen zij de Koninkrijksregering de landen zoveel als noodzakelijk en mogelijk is te informeren over actuele dreigingen en mogelijke antwoorden daarop.
Beroepsonderwijs in het Koninkrijk
Het IPKO ontvangt een interactieve presentatie van mevrouw Stam, Senior raadsadviseur en projectleider Caribisch Nederland bij de Onderwijsraad, over de kracht van het beroepsonderwijs. De Onderwijsraad is een Nederlands adviesorgaan dat gevraagd en ongevraagd advies geeft aan de overheid en het parlement over alles wat te maken heeft met onderwijs. Op verzoek van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap houdt de Onderwijsraad zich nu bezig met een advies inzake de stand van het onderwijs in Caribisch Nederland, en meer specifiek de werking van het Nederlandse onderwijssysteem in de praktijk in Caribisch Nederland.
Mevrouw Stam geeft aan dat beroepsonderwijs een unieke vorm van het onderwijs is waarin de onderwijsinstelling samenwerkt met de beroepspraktijk. Binnen het beroepsonderwijs zijn er twee vormen, namelijk de schoolgeoriënteerde route en de werkgeoriënteerde route. De schoolgeoriënteerde route in Europees Nederland is ongeveer 70% van het totaal, terwijl dit in de Caribische delen van het Koninkrijk 97%, tegenover slechts 3% voor de werkgeoriënteerde route. Dit betekent dat in de Caribische delen van het Koninkrijk enorme groeimogelijkheden zijn om meer studenten in het werkgeoriënteerde beroepsonderwijs te krijgen.
Beroepsonderwijs is krachtig omdat het een brede opdracht heeft, met een goede aansluiting op de arbeidsmarkt. Studenten leren beroepsmatige vaardigheden beheersen en zij ontwikkelen ook normatieve professionaliteit, bouwen een beroepsidentiteit op en worden voorbereid op hun rol in de samenleving.
Samen met mevrouw Stam identificeren de delegaties verschillende kansen van het beroepsonderwijs, zoals motor van de samenleving, sleutel tot perspectief, samenwerken met de samenleving en het bedrijfsleven, Leven Lang Ontwikkelen, talentontwikkeling, waardering van vakmanschap, en armoedebestrijding.
Zij identificeren ook de uitdagingen voor het beroepsonderwijs, zoals het imago van het onderwijs en gerelateerde beroepen, studentenwelzijn, voldoende gekwalificeerde docenten, studentenaantallen gezien de kosten van het onderwijs, druk op de kwaliteit van het beroepsonderwijs door arbeidsmarkttekorten, stageplekken, financiële compensatie voor stagiaires, bereidwilligheid van werkgevers, en technologische ontwikkelingen.
Vervolgens geven mevrouw Spellen, programmamanager Strategic Education Alliance (SEA), en de heer Van der Linden, Projectleider inrichting positioneel en modulair onderwijs Caribisch gebied, een presentatie over de Strategic Education Alliance, die gepositioneerd is onder het Vierlandenoverleg Onderwijs. SEA voert projecten uit voor Caribische studenten, gericht op het verhogen van hun studentsucces.
Na het behandelen van vijf stellingen over onderwijs en de arbeidsmarkt, presenteren de sprekers een tijdlijn van het proces, gebaseerd op de gedachte dat studenten onvoldoende presteren, dat er stappen nodig zijn om het studiesucces te verhogen, en dat de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt beter dient te worden binnen het Koninkrijk. Er is gekeken naar de behoefte, de prioriteiten, het starten van diverse projecten en initiatieven die aansluiten op de behoeften, het leren van ervaringen en het delen van wat wel en niet werkt, alsook de duurzame borging van alles wat werkt.
De presentatoren geven vervolgens de delegaties voorbeelden van behaalde resultaten om trots op te zijn, namelijk:
De Koninkrijksbeurs;
Caribbean Academic Foundation Year; voor Sint Eustatius en Saba is beroepsonderwijs belangrijk en dit wordt nu via National Institution for Professional Advancement (NIPA) op Sint Maarten aangeboden aan leerlingen van Sint Eustatius en Saba;
Study Choice Program;
Pre-departure Program voor studenten die in Nederland gaan studeren;
Strategic Education Alliance (SEA) (Koninkrijksbreed) Studentenraad;
E-learning voor Caribische studenten t.b.v. praktische zaken rondom studeren in Nederland;
Het Caribisch decanen netwerk;
Arbeidsmarktanalyse;
Invoering van een kwalificatiedossierstructuur in het sbo/mbo;
Koninkrijksbrede opleidingen tot doktersassistent en apothekersassistent;
Leven Lang Ontwikkelen in het mbo;
Leven Lang Ontwikkelen in het hbo en wo;
Leerhotel Parasasa op Curaçao;
Ruimte in de wetgeving: mbo-opleidingen in het Papiaments en
Kibrahacha, een samenwerkingsverband dat zich richt op de leraar van de 21e eeuw.
De delegaties spreken hun waardering uit voor de goede samenwerking tussen instellingen in het Koninkrijk op het gebied van onderwijs en voor de projecten die hieruit voortvloeien.
Spontaan advies Raad van State over 70 jaar Statuut voor het Koninkrijk
Op 15 december 2024 bestond het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden 70 jaar. Dit was voor de Raad van State aanleiding om met een spontaan advies te komen over de relevantie van het Statuut en de mogelijkheden tot verbetering van de samenwerking in het Koninkrijk. De heer Comenencia, Staatsraad van het Koninkrijk, presenteert het advies aan de vier parlementaire delegaties. Volgens de Raad is wijziging van het Statuut niet nodig, wel kan het beter worden benut zodat beter wordt samengewerkt om maatschappelijke problemen in de landen van het Koninkrijk op te lossen. De Raad merkt daarbij op dat Caribische landen sommige problemen niet op eigen kracht kunnen oplossen, vanwege hun kleinschaligheid met een beperkt bestuurlijk vermogen en een beperkte uitvoeringskracht (kennis, personeel en geld).
In zijn advies formuleert de Raad twee uitgangspunten voor de toekomst van ons Koninkrijk:
‘constructieve samenwerking en onderlinge bijstand’ en
‘bijdragen aan evenwichtiger verhoudingen en wederzijds begrip’.
Met betrekking tot het intensiveren van de samenwerking doet de Raad de volgende aanbevelingen:
1. Ga bij samenwerking uit van lokale behoeften en wensen, grijp autonomie niet aan als reden om samenwerking af te wijzen.
2. Versterk de deugdelijkheid van het bestuur in de Caribische landen van het Koninkrijk volgens de criteria die zijn afgesproken in 2006 in aanloop naar de opheffing van de Nederlandse Antillen, en conform de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het internationale concept ‘good governance’.
3. Intensiveer de bestuurlijke samenwerking tussen de landen, zodat het Koninkrijk alleen nog in uitzonderlijke gevallen eenzijdig hoeft in te grijpen. Leg prioriteit bij onderwijs en armoedebestrijding.
4. Onderzoek de mogelijkheden van bestuurlijke samenwerking tussen de Caribische landen van het Koninkrijk onderling om hun bestuurs- en uitvoeringskracht te vergroten.
5. Consensusrijkswetten (die volgens de procedure voor rijkswetten door het Nederlandse parlement moeten worden goedgekeurd) zijn een goede basis voor samenwerking. Om belemmeringen die worden ervaren bij de inzet van dit instrument weg te nemen, adviseert de Raad om afspraken te maken over de totstandkoming en de opzegging van consensusrijkswetten. De rijkswetprocedure moet zo worden toegepast dat over autonome aangelegenheden geen rijkswetten tot stand gebracht kunnen worden waar de landsregeringen en de Staten niet uitdrukkelijk mee hebben ingestemd. Ook moet in de consensusrijkswetten expliciet geregeld worden of die eenzijdig opgezegd kunnen worden en – zo ja – onder welke voorwaarden.
Om meer gelijkwaardigheid tussen de landen en de burgers van het Koninkrijk tot stand te brengen, doet hij de volgende aanbevelingen:
6. Bevorder dat de rechten van de mens en fundamentele vrijheden zoveel mogelijk in alle delen van het Koninkrijk en voor alle burgers gelden.
7. Geef Nederlanders die wonen in Aruba, Curaçao en Sint Maarten op dezelfde wijze invloed als andere Nederlanders op de samenstelling van de Tweede en Eerste Kamer (actief kiesrecht). Het Nederlandse parlement stelt immers Koninkrijkswetten (= (consensus)rijkswetten) vast en controleert de Koninkrijksregering, bij het ontbreken van een formeel Koninkrijksparlement.
8. Verstevig, ervan uitgaande dat personen met voor deze zware functie passende eigenschappen worden benoemd, de rol en positie van de Gevolmachtigde Ministers in de Rijksministerraad. Overweeg of zij kunnen aanblijven na een regeringswisseling zodat zij de tijd krijgen om zich in te werken en een netwerk op te bouwen.
9. Voorzie in een regeling waarmee geschillen tussen het Koninkrijk en de landen van het Koninkrijk kunnen worden beslecht. Wijs een bestaand orgaan aan als geschilleninstantie en zorg ervoor dat die een bindend oordeel kan vellen over de juridische aspecten van een geschil in het kader van de uitoefening van toezichtsbevoegdheden van het Koninkrijk en over de interpretatie van het Statuut.1
Aansluitend op de presentatie volgt een vragen- en antwoordenronde met de zaal. In antwoord op vragen betoogt de heer Comenencia dat kennis van het Statuut en het onderwijzen van het koloniale en postkoloniale verleden van de landen in het Koninkrijk van groot belang is voor een goed begrip en betere onderlinge relaties. Het oplossen van het democratisch tekort moet hoog op de IPKO-agenda staan, er moet in de vier parlementen onophoudelijk aandacht voor zijn, en ook de Gevolmachtigd Ministers moeten er werk van maken in de Rijksministerraad.
De delegaties vragen hun regeringen en de Koninkrijksregering, voor zover dat nog niet is gebeurd, zo spoedig mogelijk een reactie te geven op het spontaan advies van de Raad van State.
Aansluitend gaan de vier parlementaire delegaties uiteen in besloten deelgroepen om met elkaar van gedachten te wisselen over vier stellingen/vragen, die als volgt luiden (en die elk waren voorzien van een bondige toelichting):
Consensusrijkswetten: instrument of obstakel?
Autonomie en afhankelijkheid: a catch-22?
Wie binnen het Koninkrijk betaalt, bepaalt?
Democratische vernieuwing: meer gelijkwaardigheid of doekje voor het bloeden?
Plenair wordt de discussie in de deelgroepen over elk van deze stellingen/vragen kort samengevat en teruggekoppeld.
Consensusrijkswetten: instrument of obstakel?
Consensusrijkswetten kunnen een noodzakelijk en nuttig instrument zijn voor samenwerking, maar dan moeten ze ook gebaseerd zijn op echte consensus. Het voorstel voor een Rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling werd door de deelgroep als voorbeeld uit het verleden genoemd waarbij het instrument juist niet goed is toegepast. In dat geval ontbrak de consensus, en leek het meer het karakter van een machtsmiddel te krijgen. De Raad van State heeft in bovengenoemd advies heldere criteria opgesomd voor de totstandkoming en de opzegging van consensusrijkswetten. Reeds eerder tijdens twee IPKO’s in 2022 in Sint Maarten en Den Haag2, hebben de vier delegaties de haken en ogen van het onjuiste gebruik van dit instrument (gebaseerd op artikel 38 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden) geadresseerd en nagedacht over verbeteringen. De delegaties hebben hieraan onvoldoende vervolg gegeven.
Autonomie en afhankelijkheid: a catch-22?
In deze deelgroep stonden de onderlinge banden tussen de landen in het Koninkrijk en de onderlinge hulp en bijstand (solidariteit) centraal. Onmiskenbaar is er sprake van afhankelijkheden tussen de Caribische eilanden onderling en met Nederland. Deels zijn die te herleiden tot verschillen in bijvoorbeeld schaalgrootte (bevolking, economie, financiën e.d.). Daarnaast kan sprake zijn van een gevoel van afhankelijkheid en ongelijkwaardigheid. Dit gevoel van afhankelijkheid en ongelijkwaardigheid wordt versterkt als het Nederlandse deel van het Koninkrijk in het kader van de samenwerking op een wijze handelt die door een land wordt ervaren als weinig respectvol. Hoeveel ruimte bestaat er voor elk land om inbreng te leveren? Er moet gestreefd worden naar de juiste balans tussen zelfstandigheid en autonomie enerzijds en afhankelijkheid anderzijds. Van structurele afhankelijkheid zou geen sprake moeten zijn. De kern van het Koninkrijksverband zou eruit moeten bestaan dat de landen elkaar hulp en bijstand bieden wanneer de nood daarom vraagt, zonder dat het de gelijkwaardigheid aantast.
Wie binnen het Koninkrijk betaalt, bepaalt?
Uit de deelgroep wordt teruggekoppeld dat de stelling op het eerste gezicht redelijk klinkt, maar dat er bij nadere beschouwing het nodige op af is te dingen. Zo wordt naar voren gebracht dat aan de leningen weliswaar voorwaarden mogen worden gesteld die zien op de looptijd, het rentepercentage en de terugbetaling van de geleende gelden, maar dat aanvullende voorwaarden die hiermee niet direct verband lijken te houden niet op zijn plaats zijn. Ook werd in de deelgroep bezwaar geuit dat er gedifferentieerd werd en wordt tussen de landen als het gaat om deze voorwaarden. Moet niet eerder het adagium gelden ‘gelijke monniken, gelijke kappen’? Dit geldt ook voor financieel toezicht. Op zich kan een vorm van toezicht redelijk zijn, maar waarom verschillende regimes tussen de landen? Tot slot is de steun en bijstand vanuit Nederland tijdens de COVID-pandemie zeer gewaardeerd, maar er is wel pijn gevoeld toen werd gezien hoe in Nederland zelf ruimhartig vorm werd gegeven aan de steunmaatregelen aan het bedrijfsleven in de vorm van giften in plaats van leningen.
Democratische vernieuwing: meer gelijkwaardigheid of doekje voor het bloeden?
De boodschap van deze deelgroep luidde dat democratische vernieuwing geen doekje voor het bloeden mag zijn. Ieder voorstel voor democratische vernieuwing moet een bijdrage leveren aan meer gelijkwaardigheid, aan een echte dialoog, waarin de zorgen van alle betrokken partijen worden gehoord en gerespecteerd. In de gedachtewisseling in deze deelgroep werd verder stilgestaan bij het al dan niet toekennen van actief kiesrecht aan Nederlanders die wonen in Aruba, Curaçao en Sint Maarten op de samenstelling van de Tweede en Eerste Kamer versus een echt Koninkrijksparlement met gedelegeerden vanuit de Caribische landen met volle bevoegdheden. In deze deelgroep wordt gepleit voor een versterkte rol van de gevolmachtigde ministers.
Vergrijzende samenlevingen in de landen van het Koninkrijk der Nederlanden: uitdagingen en handelingsperspectieven
De heer Van Zwol geeft een uiteenzetting over de demografische
ontwikkelingen in de landen van het Koninkrijk met nadruk op het
subthema ‘vergrijzing’.
Bij demografie gaat het in de kern om de vraag hoe het volk zich in de
(nabije) toekomst gaat ontwikkelen. De subthema’s migratie en
vergrijzing hebben daarop een directe impact. Koninkrijksbreed is waar
te nemen dat er sprake is van toenemende vergrijzing. In Nederland is
dat beïnvloed door een sterke daling van het aantal geboorten sinds de
jaren 70. Tevens is sprake van stijgende migratie. De stijgende lijn van
vergrijzing zal zich, zoals het in voorspellingen laat zien, de komende
jaren doortrekken. Overigens is het voorspellen van demografische
ontwikkelingen zeer moeilijk, omdat voor een deel daarbij determinante
factoren (zoals migratietype) een rol spelen die moeilijk vooraf zijn te
overzien. Als voorbeelden van verschillende typen migratie wordt
verwezen naar gezinshereniging, studie- en arbeidsmigratie en asiel. Het
is daarom beter uit te gaan en te denken in termen van diverse
scenario’s.
Factoren als de stand van de economie en familie zijn belangrijke factoren die direct invloed hebben op de aantrekking van migratie. In tegenstelling tot wat men doorgaans denkt, heeft regelgeving weinig invloed op de keuze om te migreren. In die zin zal regelgeving minder effectief zijn om migratie tegen te gaan.
In tegenstelling tot migratie, is vergrijzing beter te voorspellen; het gaat bij het laatste immers om de bestaande bevolking. Koninkrijksbreed wordt vooralsnog uitgegaan van een toename van de vergrijzing voor de komende jaren, waarna er een zekere mate van stabiliteit zal zijn. Hierbij kan worden opgemerkt dat de invloed van migratie op dit beeld te verwaarlozen is.
Bij iedere vorm van bevolkingsgroei gaat een directe impact uit op de mate waarop beroep wordt gedaan op de schaarse publieke voorzieningen. Dit is een factor die de kijk op bevolkingsgroei wellicht negatief beïnvloed. Aan de andere kant dient men zich te realiseren dat bevolkingsgroei in directe relatie staat met de economische groei. Oftewel, de economische groei wordt voor een deel bepaald door het aanbod van arbeid en productiviteit. In die zin kan gematigde bevolkingsgroei ook een positieve betekenis hebben voor de maatschappij.
Vanuit beleid zijn er interventies die migratiestromen kunnen
beïnvloeden. Te denken valt aan de opvang (‘onboarding’) van migranten,
huisvesting en infrastructuur.
Zo zijn er ook interventies mogelijk die de toenemende vergrijzing
tegemoet kunnen komen, zoals het verbeteren van het zorgsysteem en
-capaciteit, zorgen voor werk op hogere leeftijd en rekening houden met
arbeidsomstandigheden voor degenen die langer doorwerken, waarbij zoveel
mogelijk belemmeringen om door te werken kunnen worden weggenomen. Voor
een groot deel vergen deze interventies een andere houding.
Binnen het Koninkrijksverband kunnen de landen denken aan het bevorderen
van remigratie van (ei)landsbewoners en de samenwerking op het gebied
van bijvoorbeeld de gezondheidszorg. De delegaties bepleiten het belang
van systematische dataverzameling en trendanalyses en het actief
benutten van samenwerkingsmogelijkheden op dit terrein, vooral als het
gaat om preventieve zorg voor zover dit nog niet gebeurt.
Deskundigengroep ‘Democratisch tekort Koninkrijk’
De delegaties herbevestigen de gemaakte afspraken over de deskundigengroep ‘Democratisch tekort in het Koninkrijk’ en streven ernaar dat deze groep op korte termijn haar werkzaamheden kan starten.
Ontvangst door Zijne Majesteit de Koning
Kort voor aanvang van dit IPKO viel de leden van de vier delegaties de eer te beurt dat Zijne Majesteit de Koning hen uitnodigde voor een ontvangst op Paleis Noordeinde op maandag 29 september 2025. De Koning ging tijdens deze ontmoeting in gesprek met de leden van de Staten van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de Staten-Generaal over thema's die de landen van het Koninkrijk gezamenlijk raken. Ook was er een gezamenlijk fotomoment met de Koning. De delegaties hebben deze belangstelling van de zijde van de Koning ervaren als een belangrijke stimulans en impuls om de onderlinge contacten tussen de parlementen in het Koninkrijk te versterken in het belang van de bevolkingen in de landen die er deel van uitmaken.
Agendapunten volgend IPKO
Follow-up IPKO-afsprakenlijst september 2025 Den Haag
Technische briefing geopolitieke situatie Koninkrijk
Financiële verhoudingen in het Koninkrijk
Het Presidium beraadt zich op eventuele aanvullende agendapunten. In een videoconferentie ter voorbereiding op het komende IPKO wordt definitief over de agenda besloten. Het volgende IPKO zal plaatsvinden op 19, 20 en 21 februari 2026 in Aruba.
Den Haag, 29 september 2025
Alfred M. Sneek
(Voorzitter Staten van Aruba)
Fergino Brownbill
(Voorzitter Staten van Curaçao)
Sarah Wescot-Williams
(Voorzitter Staten van Sint Maarten)
Paul Rosenmöller
(Staten-Generaal Nederland)
Bijlage I
Leden van de delegaties
DELEGATIE STATEN VAN ARUBA
A.M. Sneek (delegatieleider)
J.J. Arends-Reyes
S.D. Sevinger
J.P. Hart
C.A. Bermudez
R.V. Lindor
S.M. Tromp-Lee
E.J.H. Croes
E.G.A. Vrolijk
R.G.C. Tjon
H.C.J. Hek (griffier)
DELEGATIE STATEN VAN CURACAO
F.H.E. Brownbill (delegatieleider)
D.J. Seferina
R.A. Yung
F.A. Lourens
M.C.H.C.R. Nita
R.D. Larmonie-Cecilia
Q.C.O. Girigorie
G.M. Mc William
S.R. Cijntje (griffier)
DELEGATIE STATEN VAN SINT MAARTEN
S.A. Wescot-Williams (delegatieleider)
F.A. Meyers
E.J. Doran
V.C. Jansen-Webster
V.V. Kotai
L.C.J. Lewis
O.E.C. Ottley
R.A. Peterson
G.J. Richardson (griffier)
STATEN-GENERAAL DELEGATIE
Tweede Kamer
O.C. van Dijk (voorzitter IPKO)
J.P. van Haasen
R.J. White
E. van der Burg
F.H. Bruyning
P. Bamenga
D.G.M. Ceder
A.E.A.J. Hessing-Puts (griffier)
Eerste Kamer
P. Rosenmöller (delegatieleider)
P. Nicolaï
J. Recourt
T. Panman
R. Lievense
H.W. Vogels
Th. W. Rietkerk
B.O. Dittrich
A.W.J.A. van Hattem
K. van Bijsterveld
E.B. van Apeldoorn
F.W.J. Holterhues
M.J. van Rooijen
F.J. Bergman (griffier)
Bijlage II PROGRAMMA INTERPARLEMENTAIR KONINKRIJKSOVERLEG 26 SEPTEMBER – 29 SEPTEMBER 2025, DEN HAAG
VRIJDAG 26 SEPTEMBER 2025
09.00 – 09.30 Presidium
09.30 – 11.30 Opening IPKO, speeches delegatieleiders, presentaties
recente
ontwikkelingen per land
13.00 – 17.00 Werkbezoek Haagse Hogeschool
ZATERDAG 27 SEPTEMBER 2025
09.30 – 11.00 Geopolitieke ontwikkelingen
11.00 – 12.30 Beroepsonderwijs in het Koninkrijk
14.00 – 15.30 Spontaan advies Raad van State over 70 jaar Statuut
voor het Koninkrijk
16.00 – 17.30 Vergrijzende samenlevingen in de landen van het Koninkrijk
der
Nederlanden: uitdagingen en handelingsperspectieven
MAANDAG 29 SEPTEMBER 2025
08.45 – 09.30 Delegatieoverleggen
09.30 – 10.15 Presidium
10.30 – 11.00 Vaststellen IPKO-afsprakenlijst plenair (I)
11.45 – 14.00 Ontvangst door Zijne Majesteit de Koning
14.30 – 15.30 Vaststellen IPKO-afsprakenlijst plenair (II)
16.00 – 17.00 Ondertekening afsprakenlijst en persconferentie
Inmiddels is er een Voorstel van rijkswet van de Gevolmachtigde Minister van Aruba houdende voorzieningen voor de behandeling van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen (Rijkswet Koninkrijksgeschillen) (Kamerstuk 36 809 (R2210)).↩︎
Kamerstuk 33 845, AG/nr. 44, p. 10-11 en Kamerstuk 33 845, AI/nr. 47, p. 3-4.↩︎