Innovaties en vooruitgang in diervoeder
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2026
Brief regering
Nummer: 2025D43293, datum: 2025-10-02, bijgewerkt: 2025-10-03 07:38, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Beslisnota bij Innovaties en vooruitgang in diervoeder
- Ex ante evaluatie van duurzaamheidsdoelen en -prestaties van de Nederlandse diervoederindustrie
- Advies van de directeur bureau Risicobeoordeling & onderzoek over risico’s van bromoform door het toevoegen van zeewier van het geslacht Asparagopsis aan diervoeder voor herkauwers.
Onderdeel van kamerstukdossier 36800 XIV-7 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2026.
Onderdeel van zaak 2025Z18647:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-11-19 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
Op 23 januari 2024 is uw Kamer geïnformeerd over het belang van een veerkrachtige en duurzame productie van diervoeder zodat voldoende, veilig en duurzaam (dierlijk) voedsel wordt geproduceerd (Kamerstuk 36410 nr. 20). De inzet toen was om meer verschillende bronnen van diervoedergrondstoffen aan te boren, zoals eiwitrijke gewassen uit Europa en reststromen. Zo wordt de EU niet alleen minder afhankelijk van grondstoffen van buitenlandse leveranciers, maar wordt de diervoederproductie ook veerkrachtiger en toekomstbestendiger. Hier zet ik nog steeds op in, evenals de sector. In deze brief wil ik u informeren over de voortgang van het project Duurzaam Diervoeder van Nevedi. Daarnaast praat ik u graag bij over de rol van diervoeder in het reduceren van methaanemissie. Hier is nationaal, Europees en internationaal steeds meer aandacht voor.
Diervoedersector loopt voorop in Europa
De Nederlandse mengvoederindustrie (Nevedi) heeft in mei 2022 een plan gepresenteerd voor het project Duurzaam Diervoeder 2030, dat uiteindelijk in juli 2024 heeft geresulteerd in een Monitor Duurzaam Diervoeder én doelen per dierlijke keten op een set van indicatoren die betrekking hebben op:
- klimaat (carbon footprint),
- biodiversiteit (conversie vrije soja en palmolie),
- circulariteit (aandeel rest- en bijproducten en voormalig levensmiddelen in diervoeder), en
- Europese herkomst (aandeel grondstoffen afkomstig uit Europa)
Ik heb Wageningen Social & Economic Research (WSER, voorheen WECR) gevraagd de haalbaarheid en het ambitieniveau van de doelen van Nevedi te evalueren. Deze concludeert dat de doelen in de Duurzaam Diervoeder Monitor grotendeels haalbaar te noemen zijn. Bij een aantal sectoren en indicatoren zijn wel extra inspanningen nodig om de doelen te bereiken. Zo vraagt het realiseren van de doelen met betrekking tot het percentage rest- en bijproducten en voormalig levensmiddelen aanvullende acties met andere partijen in de dierlijke productieketens. De beschikbaarheid van deze stromen én concurrentie met energie- en meststoffensectoren om deze grondstoffen spelen daarbij een belangrijke rol.
Ook is een vergelijking gedaan met andere Europese landen. Daarover concludeert WSER dat Nevedi binnen Europa voorop loopt in het formuleren van kwantitatieve, meetbare duurzaamheidsdoelen met KPI’s per deelsector en in het meten van prestaties van die KPI’s. WSER raadt dan ook aan om de ervaringen te delen met andere Europese landen. Dit is een mooi compliment voor de Nederlandse mengvoederindustrie.
De ambities die de mengvoederindustrie stelt komen overeen met de ambities van mijn ministerie, zoals ook beschreven in mijn brief van 23 januari 2024 (Kamerstuk 36410 nr. 20). De doelen van Nevedi en die van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) voor het gebruik van rest- en bijproducten en voormalig levensmiddelen zijn echter niet vergelijkbaar. Dit komt omdat er uiteenlopende definities zijn gehanteerd. Bij het opstellen van de doelen van LVVN zijn in deze categorie ook grondstoffen meegenomen die niet geschikt zijn of worden gebruikt voor voedsel. Nevedi heeft reststromen gedefinieerd op basis van economische allocatie, waarbij gekeken wordt naar de economische drijfveer om iets te produceren. Hierdoor verandert in de tijd welke producten gezien worden als reststroom. Deze definitie en de eerder genoemde schaarste en concurrentie op reststromen, zorgen ervoor dat een doelstelling van 38% als ambitieus mag worden beschouwd. Dit zijn de sectortotaal doelen uit het rapport van WSER naast die van LVVN:
Indicator | Doelen Nevedi voor 2030 | Doelen LVVN voor 2030 |
---|---|---|
Kg CO₂-eq/ton diervoeder | -34% | -30% |
% conversie-vrije soja en palmolie | 100% | 100% |
% rest- en bijproducten en voormalige voedingsmiddelen | 38% | 70% |
% grondstoffen uit geografisch Europa | 78% | 80% |
Ik kijk tevreden naar de inspanningen van Nevedi en zal met interesse de vorderingen rondom het behalen van de doelen volgen. Tegelijkertijd spoor ik de sector aan hun verantwoordelijkheid te blijven nemen om de doelen ook daadwerkelijk te gaan halen en daar waar mogelijk ambities aan te scherpen. Ook blijf ik graag in gesprek met de sector om te onderzoeken of en hoe ik vanuit mijn rol kan ondersteunen in het behalen van de doelen.
Kansen voor methaanreducerende voeraanpassingen
Methaanreducerende voeraanpassingen verlagen de uitstoot van methaan (CH4), een krachtig broeikasgas, en dragen bij aan een duurzamere veehouderij. In Europa wordt het gebruik hiervan in verschillende lidstaten al gestimuleerd1. In de Kamerbrief Vervolgpakket ‘Nederland van het slot’ (Kamerstuk 35334 nr 413) heb ik aangegeven extra te willen investeren in onder andere doelsturing op het boerenerf en om vooruitlopend op bedrijfsemissienormen ammoniak- en broeikasgasemissies stapsgewijs verder te verlagen. Ik denk daarbij ook aan onderzoek, (door)ontwikkeling en toepassing van voer- en managementmaatregelen. Het totale pakket moet de komende tijd nog verder worden uitgewerkt, maar ik zou graag het gebruik van methaanreducerende voeraanpassingen willen stimuleren én kennis opdoen die benut kan worden in de uitwerking van doelsturing.
Er zijn al diverse private initiatieven en pilots rondom het gebruik van deze toevoegingen aan veevoer. Zo heeft FrieslandCampina met DSM en Agrifirm in 2022 een pilot gedraaid met 158 melkveebedrijven met in totaal 20.000 koeien. De proef verlaagde de uitstoot met ongeveer 10.000 ton CO₂-eq. en liet zien dat het additief zonder merkbare effecten op diergezondheid, melkproductie of melksamenstelling inpasbaar is.
Ongeveer 75-80% van de methaanuitstoot in de veehouderij is afkomstig van enterisch methaan. Dit methaan komt voornamelijk vrij bij de vertering van voer in de pens van melkvee en dat wordt uitgescheiden via de ademhaling of door boeren van de koe. Mondiaal is al veel aandacht voor reductie van dit broeikasgas via innovatieve toevoegingen aan het rantsoen van melkkoeien. Zo is er bijvoorbeeld methaanreductie te behalen via het toepassen van 3-nitrooxypropanol, nitraat, vetten en rood zeewier.
Het is belangrijk om in Nederland verdere kennis en ervaring op te doen van deze innovaties, om onze sterke positie te behouden en om te kunnen benutten in bedrijfsgerichte doelsturing. Want hoewel deze voeraanpassingen bewezen effectief zijn, is er geen vaststaand percentage methaanemissiereductie te garanderen omdat het effect afhankelijk is van verschillende factoren, zoals de mate van weidegang en het aandeel snijmais in het rantsoen. Daarnaast laat de praktijk ook zien dat methaanreducerende voeraanpassingen minimaal worden ingezet binnen de sector omdat de kosten niet (volledig) worden gefinancierd in de markt.
Door meer grootschalige praktijkervaring op te doen, wordt kennis en ervaring opgedaan over doelbereik, hoe kosten kunnen worden gedragen en over de acceptatie van het gebruik van methaanreducerende voeraanpassingen. Dit ook in samenhang met andere landen waar veel aandacht is voor de potentie van methaanreductie via veevoer.
Methaanreductie via het voeren van zeewier
Rood zeewier, met name de soort Asparagopsis taxiformis, kan de methaanuitstoot van vee drastisch verminderen. Asparagopsis taxiformis bevat namelijk de stof bromoform. Uit diverse studies blijkt dat bromoform de vorming van methaan in de pens van koeien kan remmen. Omdat veel van deze studies gericht zijn op het reductiepotentieel, en minder op de gevolgen voor het dier én de consument van de melk van deze koeien, heb ik BuRO gevraagd een wetenschappelijk onderbouwd advies uit te brengen over de gezondheidseffecten op mens en dier wanneer dit zeewier toegevoegd wordt aan het rantsoen van melkvee. Methaanreducerende voeraanpassingen moeten namelijk voldoen aan de wettelijke eisen die gelden voor diervoeder: voer moet veilig zijn, en geen nadelige effecten hebben voor milieu en dierwelzijn. Dat betekent dat niet alleen voedselveiligheid, maar ook diergezondheid en -welzijn een basisvoorwaarde zijn waar diervoeder aan moet voldoen zoals ook vastgelegd in de Europese wetgeving (Vo. 767/2009).
Het BuRO-rapport concludeert dat het onwaarschijnlijk is dat het toevoegen van zeewier aan het voer van koeien zal leiden tot bromoformgehalten in koemelk die risico’s opleveren voor de gezondheid van de mens. De stof bromoform komt wel in de melk terecht, maar de hoeveelheid die schadelijk is voor de mens ligt ruim 7x boven de gehaltes die in de literatuur worden gerapporteerd. De gerapporteerde gehaltes komen o.a. uit studies waar de dieren een hoeveelheid zeewier kregen waarbij de methaanemissie verminderde. Daarnaast komt bromoform niet meetbaar terecht in het vlees schapen en koeien; bij geiten is hier geen onderzoek over gevonden.
Wel concluderen de onderzoekers dat er een risico bestaat voor de veiligheid van koeien en schapen bij het gebruik van zeewier, omdat onderzoeken aantonen dat bromoform in de effectieve concentraties de pens al binnen enkele weken kan beschadigen. BuRO laat echter ook weten dat onvoldoende informatie beschikbaar is om de precieze risico’s op maagbeschadiging te bepalen. Zo is het namelijk nog niet mogelijk om te berekenen vanaf welke hoeveelheden zeewier in het voer er negatieve effecten zijn te verwachten op de gezondheid van het dier. Met andere woorden: er kan nog geen maximale dosering worden vastgesteld. Ook over de lange termijn gevolgen van langdurig gebruik van zeewier is onvoldoende bekend. BuRO adviseert dan ook meer onderzoek te doen. Tot slot adviseert BuRO om dierwelzijn, diergezondheid en volksgezondheid altijd te betrekken bij diervoederinnovaties gericht op het behalen van klimaatdoelen. En om de diervoederwetgeving te herzien, zodat diervoedergrondstoffen die een actieve stof bevatten, en specifiek om die reden aan dieren worden gevoederd, een volledige veiligheidsbeoordeling ondergaan voordat ze gebruikt worden.
Ik heb met interesse kennisgenomen van het rapport, de conclusies en de aanbevelingen. Ik onderschrijf het belang van volksgezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn bij de ontwikkeling van dit soort innovaties zoals vastgelegd in de Europese wetgeving (Vo. 767/2009). Er ligt dus een verantwoordelijkheid bij diervoederbedrijven om aan te kunnen tonen dat voeders die Asparagopsis zeewier bevatten aan deze wettelijke eisen voldoen. Ik roep de bedrijven die dit zeewier produceren en verwerken in diervoeder dan ook op om verder onderzoek te doen naar de veiligheid voor het dier. Daarnaast raad ik veehouders die dit zeewier toepassen aan dat zij de gezondheid van hun dieren extra monitoren tijdens en na het gebruik. Ik zal op mijn beurt de aanbevelingen van BuRO meenemen in de gesprekken die ik voer met onze partners in Europa. Samen met de andere lidstaten bepaal ik wat de eventuele vervolgstappen zijn en hoe Nederland hieraan kan bijdragen.
Samen zetten we grote uitdagingen om in nieuwe kansen
De diervoedersector heeft een onmisbare rol in het produceren van veilig en voldoende dierlijk voedsel. De uitdagingen waar we voor staan zijn groot. Het is nog nooit belangrijker geweest dat wij hier in ons land én in Europa zorgen voor onze onafhankelijkheid en weerbaarheid. Dat we schaarse grondstoffen zo hoogwaardig mogelijk benutten. Dat we binnen de grenzen van het klimaat en de natuur diervoeder produceren en dat het óók nog gezond, betaalbaar en veilig is. Dat vereist een ambitieuze inzet. Het vraagt om innoveren, slim omgaan met grondstoffen en reststromen en nieuwe kansen pakken. Waarbij een goede samenwerking van groot belang is om de nieuwe kansen te verzilveren. Een mooi voorbeeld hiervan is de sectoraanpak gericht op het verlagen van ruw eiwit in het melkveerantsoen. Een gezamenlijk initiatief dat ervoor zorgt dat koeien minder ammoniak uitstoten en daarmee een belangrijk onderdeel zijn van zowel de aanpak mestmarkt als de stikstofaanpak. Dat is de ondernemersgeest waar ons land, en zeker ook onze landbouw sector, groot mee is geworden en waarom ze nog steeds tot de mondiale top behoort. Als minister kijk ik met tevredenheid terug op wat is bereikt en zal ik daar waar mogelijk de sector steunen in haar verdere inzet voor een toekomstbestendig en robuust voedselsysteem.
Hoogachtend,
Femke Marije Wiersma
Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Onder andere in België en Denemarken wordt het gebruik van deze methaanreducerende voeraanpassingen vanuit de overheid gestimuleerd.↩︎